1.3 Relatie met het s-RSA

 

Het strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen, het s-RSA, werd definitief goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 22 december 2006.

 

In het s-RSA worden twee ruimtelijke strategieën vastgelegd om het structuurplan uit te werken: het generiek beleid en het actief beleid. Het generiek beleid beschrijft een aantal beelden (of thema’s) van de stad die een richtinggevend kader aanreiken. Door te focussen op één hoofdthema geeft elk beeld tegelijkertijd de mogelijkheid om de realiteit te kaderen. Elk beeld is een manier om het beleid van de toekomst van de stad te definiëren. Het actief beleid is een projectmatige benadering van een aantal welomschreven ruimten, die op hun beurt strategische programma’s en projecten bepalen.

 

De visie voor de ‘Waterstad’ omhelst een algemeen herstel van het waternetwerk. Een doelstelling is om de oorspronkelijke structuur van het waternetwerk te verbeteren en zichtbaar te maken daar waar mogelijk is. Het kleinschalig netwerk moet daarbij beschouwd worden als een belangrijke ruimtelijke kwaliteit van de stad. Watergevoelige plekken vragen een specifieke inrichting en specifieke regels.

 

Binnen het beeld van de 'Spoorstad' worden enkele territoriale boulevards geselecteerd. Deze boulevards, geconcipieerd met tramverbinding, zijn wegen die het centrum van Antwerpen verbinden met andere centra in de regio (vaak oude steenwegen).

 

Eén van de geselecteerde territoriale boulevards is de radiaal Bredabaan – Kapelsesteenweg: deze reikt naar Breda en Noord-Brabant en komt de stad binnen via de Theunisbrug. De basisdoelstelling van deze boulevards is hun variatie (driedeling) te verbeteren en ze te beschouwen als een mogelijke manier om het probleem van reorganisatie van de verkeersstromen op te lossen. Verder worden 'stedelijke boulevards' geselecteerd, met onder andere de Veltwijcklaan. Deze doorkruist Ekeren, van de Kapelsesteenweg tot de A12 en de haven. De stedelijke boulevards verdelen het verkeer tussen de verschillende stadsdelen (districten).

 

Het beeld van de 'Poreuze stad' heeft betrekking op de morfologie van de stad. Als doelstellingen voor de morfologie gelden:

  • het in gebruik nemen van 'holtes'. Het doel is het in gebruik nemen van leegstaande gebouwen voor residentiële of economische activiteiten, eventueel gekoppeld aan de vernieuwing van het materiële weefsel en de open ruimte.

  • verbeteren van de leefkwaliteit. Het garanderen van de kwaliteit van wonen en werken , het verhogen van het welzijn is hierbij het doel.

  • Werken aan identiteit. De verschillende leefomgevingen binnen de globale atmosfeer van de stad moeten in hun eigenheid behouden en gedifferentieerd blijven. De identiteit van de verschillende wijken en buurten kan pas versterkt worden indien zorg gedragen wordt voor het cultureel erfgoed.

  • De straat als voorkeurslocatie. In het algemeen moet de straat als ontmoetingsruimte opnieuw ontdekt worden en kan bij de ontwikkeling van panden en gevels gestreefd worden om de relatie met de straat terug op te nemen. Vormen van 'gated communities' of projecten waarbij de rol van de straat, als ontmoetingsruimte, ernstig benadeeld wordt, moeten worden vermeden.

 

Het beeld 'Dorpen en de metropool' geeft de visie van Antwerpen als polycentrische stad weer. Dit houdt in dat het imago van de stad als metropool opgewaardeerd moet worden. Anderzijds moet de stad ervaren worden als een verzameling van wijken die hun herkenbaarheid, leefbaarheid en zelfstandigheid - tot op een bepaald niveau - kunnen behouden. Dit betekent dat handel, diensten en werkgelegenheid verdeeld moeten worden tussen deze kernen. Voor de dorpen is het studiegebied van dit RUP geselecteerd. De doelstellingen voor de dorpen is tweeledig, enerzijds het 'verbeteren van identiteit' en anderzijds het 'versterken van het centrum'. Binnen het beeld van 'Dorpen en metropool' zijn thematisch enkele maatregelen en acties voor wonen, werken en recreëren opgenomen.

 

Voor 'wonen' geldt dat het studiegebied is aangeduid als een 'gebied onder breed management'. Een dergelijk gebied is aangeduid met een contour waarbinnen zich verschillende onbebouwde of te herstructureren percelen bevinden uit de woningprogrammatie. De gebieden zijn elk afzonderlijk gekenmerkt door een gemeenschappelijke problematiek. Voor het gebied langs de Kapelsesteenweg is dit:

 

'Langsheen de Kapelsesteenweg te Ekeren is er een commercialiseringsdruk. Uitbreiding van kleinhandelszaken verdringen er de woonfunctie. De resterende binnengebieden moeten gevrijwaard blijven voor residentiële of publieke ontwikkelingen.'

 

Voor 'werken' wordt naast het model van de cluster, het model van menging voorgesteld. Het doel van het laatste model is om 'diffuse' groei te promoten. Dit betekent het toelaten van allerlei kleinschalige ontwikkelingen over het ganse grondgebied, die verweefbaar zijn met de andere functies. Tenslotte moet de mogelijkheid om een aantal concentraties te creëren geëvalueerd worden, dit in functie van het benutten van een aantal goede voorwaarden (hoofdzakelijk rond bereikbaarheid) of om een aantal bestaande hoogherkenbare omgevingen te versterken. Bovenstaand model impliceert dat men het bereiken van een gezonde verweving opnieuw moet bekijken en overwegen.

 

Binnen het richtinggevend deel van het s-RSA wordt naast het generiek beleid ook een actief beleid ontwikkeld. Vanuit een projectmatige benadering wordt hier een strategisch beleid vooropgesteld, gestructureerd volgens een aantal welomschreven en gelimiteerde ruimten, die op hun beurt strategische programma's en projecten bepalen.

 

Een strategische ruimte is het 'lager netwerk en stedelijke centra'. Voor Ekeren geldt dat de oost-westverbinding zal moeten worden verbeterd.

 

Tot slot is er, zoals reeds vermeld, in de bindende bepalingen van het s-RSA opgenomen dat een gemeentelijk RUP zal worden opgemaakt voor Mariaburg.

 

Besluit: De opmaak van dit RUP Mariaburg is conform de bindende bepalingen van het ruimtelijk structuurplan. Naast de doelstelling om het cultuurhistorisch erfgoed en zijn architectuurkenmerken en het groene karakter te bestendigen, zijn volgende aandachtspunten van belang:

  • Vanuit de doelstelling van de ‘Waterstad’ zal voor de Donkse beek en de Kaartse beek voldoende ruimte geboden worden om het kleinschalig waternetwerk te verbeteren. Daarnaast zijn voor de twee overstromingsgevoelige zones binnen het plangebied specifieke voorschriften nodig.

  • Vanuit de doelstellingen van de ‘Poreuze stad’ is het behoud van de leefkwaliteit en de identiteit van de wijk van belang. Daarbij staat de woonfunctie voorop. Een van de mogelijkheden die hiervoor worden benut is het behoud van cultureel erfgoed. De aanwezige binnengebieden hebben potentieel om de open ruimte te opwaarderen en/of nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Voor deze nieuwe ontwikkelingen geldt dat een interactie met de straat nodig is en dat projecten die louter op zichzelf gericht zijn worden vermeden. Aandacht moet gaan naar die delen van het plangebied waar bijkomend groen kan ontwikkeld worden.

  • Tot de doelstelling voor ‘Dorpen en Metropool’ behoort eveneens het werken aan de identiteit van de wijk. Het behoud van cultureel erfgoed is een mogelijke strategie om dit te verwezenlijken. Om de versterking van het centrum te realiseren wordt een gebied langs de Kapelsesteenweg afgebakend waar commerciële functies zich kunnen vestigen om zo verlinting tegen te gaan. Tegelijk wordt in de woonstraten de mogelijkheid geboden om woonondersteunende functies in te planten zoals gemeenschapsfuncties (onderwijs, jeugd, sport, cultuur, …), alsook, met een maximum van 200m² vloeroppervlakte, handel, vrije beroepen en lokale ondersteunende voorzieningen.