7.6 Decreet Integraal Waterbeleid – Watertoets

 

Het decreet Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003, gewijzigd door het wijzigingsdecreet Integraal Waterbeleid van 19 juli 2013, vormt het juridisch kader voor het integraal waterbeleid in Vlaanderen. Het decreet Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003 (artikel 8) legt op dat elk ruimtelijk plan onderworpen moet worden aan een ‘watertoets’. Als uit de watertoets blijkt dat het ruimtelijk plan schade aan het watersysteem kan veroorzaken, moet de verantwoordelijke overheid maatregelen opnemen om die schade te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren.

 

Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten worden voor het plangebied volgende vaststellingen gemaakt.

 

Het plangebied bevindt zich in het bekken van de Benedenschelde, meer bepaald in het deelbekken van de Benedenschijn. Nagenoeg op de grens van het plangebied zijn 2 waterlopen gelegen, met name de Kaartse beek (of Schoon Schijn) in het noorden en de Donkse beek in het zuiden, beide van 2de categorie.

 

De Kaartse beek is de noordelijke grens van het plangebied en vormt de administratieve scheiding met de gemeente Kapellen. Aan de zijde van de Kapelsesteenweg is de waterloop ingebuisd onder het terrein van de aanwezige supermarkt. Hier zijn plannen om de waterloop te herwaarderen en terug in open bedding te brengen. Verder westwaarts is de waterloop open en grenst ze langs de zijde van Ekeren aan de tuinen van private percelen. Op het overgrote deel van de tuinen is er geen bebouwing of verharding in de onmiddellijke omgeving van de waterloop. Op enkele percelen zijn tuinhuizen opgericht. Voor een vijftal percelen is er bebouwing of verharding tot aan de waterloop. Op het eind van de jaren ’90 werd de zone rond de Kaartse beek getroffen door overstromingen. De watertoetskaart geeft aan dat het gebied langs de waterloop voor een groot deel effectief overstromingsgevoelig is. Dit geldt zowel voor de percelen direct grenzend aan de waterloop als voor de vier bouwblokken ten zuiden ervan.

De Donkse beek stroomt door twee bouwblokken in het zuiden van het plangebied. Het overgrote deel van de waterloop is ingebuisd. De zone rond de Donkse beek is tevens door overstromingen getroffen eind jaren ’90. Op de watertoetskaart is een zone aangeduid die mogelijks overstromingsgevoelig is.

 

Verder zijn in de omgeving van het studiegebied enkele kleinere fragmenten in het woonpark van Brasschaat effectief overstromingsgevoelig. Hetzelfde geldt voor de open ruimte van de Puihoek op de grens met Kapellen. Ook een deel van het park Hof De Bist wordt als mogelijks overstromingsgevoelig aangeduid.

 

 [image][image]

 

 [image]

Waterlopen + Watertoets – overstromingsgevoelige gebieden (2014)

 

Op basis van de watertoetskaarten (www.geopunt.be) kunnen voor het plangebied volgende vaststellingen worden gemaakt:

  • Het plangebied is hoofdzakelijk matig grondwaterstromingsgevoelig, vier zones worden aangeduid als zeer gevoelig voor grondwaterstroming;

  • Delen van het plangebied worden als effectief overstromingsgevoelig aangeduid in de omgeving van de Kaartse beek. In de omgeving van de Isabellalei en de Marcel De Backerstraat en ter hoogte van de Donkse beek in het zuiden van het plangebied worden delen als mogelijk overstromingsgevoelig aangeduid;

  • Het plangebied is hoofdzakelijk gelegen in infiltratiegevoelig gebied met uitzondering van 4 zones die als niet-infiltratiegevoelig worden aangeduid;

  • Het plangebied is niet erosiegevoelig.

 

[image]Watertoets - erosiegevoelige gebieden + infiltratiegevoelige bodems

 

Mogelijke effecten

 

De invulling van het plangebied voorziet slechts beperkt de mogelijkheid van bijkomende gebouwen en/of verharde oppervlakten. Toch kunnen er effecten op het lokale afwateringssysteem zijn. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen dient in overeenstemming met deze verordening opgevangen te worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding.

 

Het RUP legt bovendien op dat verharde oppervlakten in de tuinen maximaal in waterdoorlatende materialen moeten voorzien worden. Voor opvang van hemelwater worden volgende principes gehanteerd: recuperatie van hemelwater op private gebruik voor toilet- en spoelvoorzieningen hebben de hoogste prioriteit, gevolgd door infiltratie, buffering en vertraagd lozen.

 

Ter hoogte van de waterlopen worden verhardingen niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige openbare nutsvoorzieningen en afsluitingen. Er wordt aangeraden in alle effectief en mogelijk overstromingsgevoelige zones voldoende ruimte te voorzien voor waterbuffering (en infiltratie indien mogelijk). Voor de inbreidingsgebieden wordt voorzien dat het hemelwater dient te worden gebufferd in een open systeem met maximale infiltratie in het binnengebied zelf.

 

Voor de waterlopen staat het verbeteren van de ecologische waarde en de ruimtelijke en landschappelijke betekenis voorop. Er wordt ruimte geboden aan de waterlopen zodat de natuurlijke functie plaatselijk kan herstellen. De zone ter hoogte van de Kaartse en Donkse beek herbergt centraal een (te herwaarderen) waterloop met aan weerszijden een reservatiestrook (5m) die bouwvrij en obstakelvrij wordt gehouden. Deze strook wordt ook gebruikt voor beheer en onderhoud. Enkel bouwwerken in functie van waterbeheer en toegankelijkheid, zoals oeverbeschoeiingen en oversteken in functie van de toegankelijkheid van percelen, mogen gebouwd worden. Overwelvingen of inbuizingen worden enkel toegestaan indien het voor de aanleg van een openbare weg noodzakelijk is of het de enige toegang tot een kadastraal perceel betreft. Bovendien wordt slechts één overwelving of inbuizing per kadastraal perceel toegestaan. Deze overwelvingen dienen uitgevoerd te worden als ‘dek op oever’. Afwijkingen kunnen enkel na omstandige motivatie worden toegestaan. Hierdoor wordt geoordeeld dat aan de waterlopen binnen het plangebied voldoende ruimte wordt gegeven en er geen significant negatieve effecten worden verwacht voor de waterlopen en hun structuurkwaliteit door uitvoering van het RUP.