Hoofdstuk 1 Algemeen

Aan een historische stad als Antwerpen wordt al heel lang gebouwd. Door de eeuwen heen ontstond een structuur van gebouwen en openbare ruimte die samen een geheel vormen. Elke toevoeging aan het stedelijke weefsel, of verbouwing ervan moet dus rekening houden met de bestaande structuur van de bebouwing en met de waardevolle gebouwen in het bijzonder. Elke toevoeging of verbouwing heeft immers een grote impact op de beeldkwaliteit van straten, buurten en wijken in de toekomst.

 

Artikel 5 Cultuurhistorisch erfgoed

  1. In CHE-gebied, voor gebouwen opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed en/of voor gebouwen in beschermde landschappen wordt de wijziging van de bestaande toestand van elk gebouw of constructie onderworpen aan de wenselijkheid van het behoud. Het behoud van de elementen met historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarde primeert boven de andere voorschriften. Dit geldt zowel voor het exterieur, als het interieur.

  2. Bij elke verbouwing in CHE-gebied, voor gebouwen opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed, voor gebouwen in beschermde stads- en dorpszichten en/of voor gebouwen in beschermde landschappen worden de historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarden van alle aanwezige elementen afgetoetst. De vergunningsaanvraag dient in de beschrijvende nota voldoende informatie te bevatten over het cultuurhistorisch profiel van de aanwezige elementen zodat de vergunningverlenende overheid deze kan afwegen.

In de stad bevinden zich verschillende concentraties van waardevolle gebouwen, waarvan slechts een klein deel beschermd is. Het gewestplan, bestemmingsplannen of ruimtelijke uitvoeringsplannen duiden deze gebieden met een belangrijke historische samenhang aan als woongebied met culturele, historische en esthetische waarde (CHE-gebied). Al de gebouwen binnen deze zone dienen a priori bewaard te blijven. Daarnaast zijn er ook heel wat gebouwen verspreid over de stad als waardevol geklasseerd zonder dat ze als monument beschermd zijn. Deze gebouwen zijn opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed die raadpleegbaar is via de website www.inventaris.onroerenderfgoed.be.

Deze gebouwen behoren tot de waardevolste gebouwen van de stad. Ze zijn de getuigen van het verleden van Antwerpen en vaak vormen ze een landmerk in de buurt. Ze hebben niet alleen een belangrijke waarde voor de eigenaars, maar ook voor de stad in haar geheel. Dit brengt bepaalde verantwoordelijkheden met zich mee. Aan deze gebouwen zijn werken mogelijk maar ze dienen wel steeds rekening te houden met de historische waarde van het gebouw. Bij de vergunningsaanvraag moet daarom aangetoond worden waarom een gebouw of een gedeelte van een gebouw gewijzigd wordt, rekening houdend met de waarde van het gebouw. Het uitgangspunt is dat al deze gebouwen bewaard dienen te blijven. Tijdens de vergunningsaanvraag moet aangetoond worden waarom een gebouw of een gedeelte van een gebouw niet bewaard moet blijven. De beoordeling wordt gebaseerd op een beschrijving van het cultuurhistorisch profiel van de aanwezige elementen. Dit profiel kan onder andere volgende onderdelen bevatten: een bouwhistorisch onderzoek van het gebouw, een beschrijving met bijhorende fotoreportage van het exterieur en het interieur, een bouwfysische analyse en de elementen van culturele, historische of esthetische waarde aanwezig in het gebouw. Het cultuurhistorisch profiel dient te blijken uit de beschrijvende nota die duidelijk maakt welke delen cultuurhistorische waarde en welke delen geen cultuurhistorische waarde hebben. Vervolgens kan bij elke vergunningsaanvraag bepaald worden wat niet waardevol is en dus afgebroken of veranderd mag worden en wat behouden moet blijven. Als dit niet voldoende aangetoond wordt in de bouwaanvraag, geldt het volledige behoud van het gebouw.

 

  1. Voor gebouwen, die opgenomen zijn in CHE-gebied, in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, gebouwen in beschermde stads- en dorpszichten en/of gebouwen in beschermde landschappen, is het veranderen van het schrijnwerk en het wijzigen van de zij- en achtergevel, in het bijzonder het afkappen van de gevelafwerking, meldingsplichtig voor zover deze handelingen geen stabiliteitswerken, wijziging van het fysieke bouwvolume en/of andere vergunningsplichtige werken inhouden.

Om het schrijnwerk en de gevelafwerking van historisch waardevolle gebouwen te beschermen, legt de bouwcode een meldingsplicht op voor de werken aan de zij- en achtergevel die op basis van het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, voorheen volledig vrijgesteld waren van vergunning voor zover deze niet in combinatie met stabiliteitswerken en wijziging van het fysieke bouwvolume werden uitgevoerd. Gelijkaardige werken aan de voorgevel zijn steeds vergunningsplichtig.

Artikel 6 Harmonie en draagkracht

  1. Dit artikel is van toepassing voor alle delen van de constructie. Zowel het hoofdgebouw als de uitsprongen (erkers, zonneweringen, …) en aanbouwen dienen qua vorm, grootte, materiaalkeuze, plaatsing en kleur afgestemd te zijn op de architectuur van de totale constructie als op de omgeving.

  2. In een omgeving waar de bestaande bebouwing homogene kenmerken vertoont, moeten de op te richten of de te verbouwen gebouwen zodanig worden ontworpen dat ze in harmonie zijn met de kenmerken van de omgeving. De kenmerken van de omgeving worden bepaald door het referentiebeeld. Het referentiebeeld wordt gevormd door de gebouwde omgeving die de begrenzing vormt met de buitenruimte en bestaat uit de gebouwen welke inzake harmonische samenhang het talrijkste zijn en dus kenmerkend voor de betreffende omgeving kunnen genoemd worden.

Harmonie met de omgeving begint met voldoende kennis van de ruimtelijke kenmerken van de omgeving. Deze kennis dient ingezet te worden opdat het op te richten of te verbouwen gebouw op doelbewuste en gemotiveerde wijze een relatie aangaat met de omgeving. Ongeacht of de gebouwen op zich al dan niet een bijzondere beeldwaarde hebben vormen ze samen een eenheid, een straatbeeld, een bouwblok of een typische wijk. Het is daarom essentieel om bij toevoegingen of wijzigingen aan bestaande gebouwen of bij nieuwbouw steeds de ruimere context van de werken te bekijken en de voorgestelde werken uit te voeren “in harmonie met de omgeving”. Met “harmonie met de omgeving” wordt bedoeld het samengaan van het gebouw met zijn omgeving. In gebieden waar de bebouwing een sterke samenhang vertoont, zal het over het algemeen wenselijk zijn om de schaal en de geleding van de bestaande bebouwing te volgen. Dat wil nog niet zeggen dat alle uiterlijke kenmerken zomaar gekopieerd moeten worden. Het gebouw moet dus niet uniform of eenvormig zijn met zijn omgeving maar wel een bewuste relatie aangaan met zijn omgeving. In sommige gevallen is het denkbaar dat ook een contrast of een interpretatie kan zorgen voor het goed samengaan van het gebouw met de omgeving, zeker wanneer dit de kwaliteit van de omgeving ten goede komt. Daarom is het aangewezen om het gebouw in een ruimer gebied te zien omdat op die schaal de harmonie duidelijker merkbaar is. Dit ruimer gebied is het referentiebeeld om de harmonie aan te toetsen. Soms is het referentiebeeld een bouwblok of een wijk, andere keren is de straat zelf een uitstekend referentiebeeld om de harmonie te bepalen, maar meestal kijkt men naar de gebouwen langs dezelfde zijde van de straat als het gebouw waarvoor de vergunningsaanvraag wordt ingediend en dit van straathoek tot straathoek. Het gebouw wordt steeds bekeken vanuit een logisch geheel in de omgeving waar een harmonische samenhang merkbaar is.

Harmonie is niet eenduidig of kwantitatief te definiëren. Elke aanvraag zal daarom apart beschouwd moeten worden, waarbij ook rekening kan gehouden worden met toekomstige ontwikkelingen. In de ontwikkeling van de stad tekenen zich vaak tendensen af voor een nakende transformatie. Het bestaande referentiekader hoeft daarom niet zomaar bevroren te worden. Het kan morgen al voorbijgestreefd zijn. Daarom is het mogelijk om op basis van artikel 3 gemotiveerd af te wijken op deze harmonieregel waarbij men moet aantonen dat een afwijking op het huidige referentiebeeld noodzakelijk is om kwaliteitsvolle evoluties te faciliteren en zo de stedelijke omgeving te verbeteren. De harmonieregel staat dan ook open voor voortschrijdend inzicht bij kwaliteitsvolle feitelijke of lopende ontwikkelingen. Deze regel werkt graduele evoluties niet tegen en laat toe het referentiebeeld ten goede te veranderen.

 

  1. De aard en grootte van de functie, de typologie en schaal van een project worden afgetoetst aan de draagkracht van de omgeving en dit voor alle delen van de constructie.

Verwevenheid van functies is een essentieel kenmerk van een binnenstedelijk gebied. Maar een te grote mix van verschillende functies of een te grote concentratie van één bepaalde functie kan tevens voor conflicten en overlast zorgen. Voorbeelden van overlast hierbij zijn geluidsproductie, parkeerdruk, mobiliteitsgeneratie, laden en lossen, dag- of nachtactiviteiten. Ook is er een verschil tussen typologieën die niet via de functiebeperkingen kunnen opgevangen worden. De impact van een groot appartementsgebouw is bijvoorbeeld heel anders dan dat van een rijhuis voor één gezin. De typologie en schaal kunnen overlast genereren door middel van concentraties.

Daarom wordt de draagkracht van de omgeving getoetst bij elk voorstel van functie, typologie en schaal.

Artikel 7 Welstandsadvies

  1. Binnen de algemene opdracht van het college van burgemeester en schepenen als vergunningverlenende of adviserende overheid worden bijzondere beeldbepalende stedenbouwkundige vergunningsaanvragen onderworpen aan een welstandsadvies, dat wordt opgemaakt en begeleid door de stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie. Het verslag van de commissie kan ook de minderheidsstandpunten inhouden. Het welstandsadvies wordt opgenomen in de beslissing van het college omtrent de stedenbouwkundige vergunningsaanvraag.

Het bijzonder beeldbepalend karakter van de aanvraag en/of het project wordt bepaald door uiteenlopende aspecten zoals de omvang en schaal van het project of projectgebied, de mate waarin het afwijkt van de harmoniekenmerken van het bestaande of toekomstige referentiebeeld, de specifieke ligging in contextgevoelige en waardevolle zones of door de symbool- of accentwaarde.

  1. Vanaf de ontwerpfase, of indien mogelijk vanaf de voorontwerpfase, kan het ontwerp met een bijzonder beeldbepalend karakter op basis van architecturale en stedenbouwkundige, inhoudelijke en kwalitatieve criteria op de beeldkwaliteit afgetoetst worden via dit welstandsadvies.

Om de beeldkwaliteit van een project te beoordelen kan aan de stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie een welstandsadvies worden gevraagd. Het stadsbestuur wil daarin zelf het goede voorbeeld geven en alle eigen bijzonder beeldbepalende projecten van de stad Antwerpen en haar dochters steeds ter advisering voorleggen aan de stadsbouwmeester en/of de welstandscommissie. Tegelijk wil het stadsbestuur ook voor alle andere projecten met bijzonder beeldbepalend karakter systematisch een welstandsadvies vragen. Het beeldbepalend karakter kan volgens de omvang van het project, de harmonie met het referentiebeeld, de ruimtelijke context, en andere bestaande kaders voor het afwegen van beeldkwaliteit.

De maat en omvang van een project leiden tot een belangrijke impact op de beeldkwaliteit van de omgeving. Grote projecten dienen daarom steeds ter advisering voorgelegd te worden. Grote projecten zijn bijvoorbeeld die met een bruto-vloeroppervlakte van meer dan 2500m², een project met meer dan 15 woningen, een project waarvan de korrelmaat enkele malen groter is dan die van zijn omgeving of opmerkelijk hoge(re) gebouwen in samenhang met omgevingen met een uitgesproken beeldkwaliteit, zoals het CHE-gebied, beschermde stads- en dorpsgezichten maar ook op plekken die op een prominente zichtlocatie liggen. Dat geldt tevens voor projecten die in het kader van de harmonie een uitdrukkelijk contrast met hun omgeving beogen en daardoor sterk afwijken van het referentiebeeld. Op plekken waar een beoordelingskader werd opgemaakt, bijvoorbeeld bij een beeldkwaliteitplan of een BPA of RUP dat zich uitdrukkelijk uitspreekt over beeldkwaliteit, is een welstandsadvies ook aangewezen

Projecten waarin de stad (of haar dochters) opdrachtgever, bouwheer, eindgebruiker of hoofdfinancier is of belangrijke projecten van burgerlijke bouwkunde vormen uiteraard ook een kerntaak van de stadsbouwmeester. (als voorbeeldgedrag voor de goede huisvader).

 

Artikel 8 Gebouwen hoger dan 50 meter

  1. Elke aanvraag tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning voor de realisatie van een gebouw hoger dan 50 meter is vooraf voor advies voorgelegd aan de Gecoro en de welstandscommissie.

  2. Specifiek voor de mogelijke impact die deze gebouwen hebben door hun hoogte, worden deze beoordeeld en afgewogen op basis van:

    1. Criteria voor de locatiegeschiktheid zoals: de impact op het stedelijk functioneren, het stadsbeeld, mobiliteit en milieueffecten (zoals wind, lucht en geluid, licht- en zonnetoetreding, energie, biodiversiteit)

    2. Criteria voor de architecturale geschiktheid zoals: de beeldkwaliteit, de verblijfskwaliteit, keuze-architectuur en modal-split, duurzaamheid.

Hoogbouw is een bijzondere bouwvorm omdat het zich duidelijk van het gemiddelde onderscheidt door zijn hoogte. Hoogbouw is daarom ook contextueel. Wat voor de ene buurt als hoog wordt bestempeld is voor een andere buurt misschien gemiddeld en normaal. Daarom moet men de drempelhoogte van 50 meter eerder als richtinggevend beschouwen en kunnen lagere hoogten ook aan een dergelijke hoogte-effecten-rapportering onderworpen worden. Puntvormige objecten, zoals windturbines, flares, HS-masten, e.d. zijn geen gebouwen, maar constructies en hoeven niet steeds voor advies aan de Gecoro of de welstandscommissie worden voorgelegd.

De criteria die in dit artikel worden opgesomd worden uiteraard ook afgewogen bij “gewone” projecten maar ze krijgen een specifieke invulling indien het betrekking heeft tot hoogbouw. Hoogbouw telt ruim wat voordelen zoals het uitzicht, de beperkte grondinname, de compacte bouwvorm, de energetische uitdagingen, maar hoogbouw wordt ook getypeerd door knelpunten zoals windval op het maaiveld, de vermindering van licht- en zontoetreding in de omgeving, het gebrek aan integratie in de omgeving. Daarnaast bepaalt hoogbouw de skyline. Daarom gaat er bijzondere aandacht naar het stadsbeeld. Hoogbouw is atypisch in een klassieke wijk, buurt of straatomgeving wat betekent dat de beeldkwaliteit naast een architecturale, tevens een globale sectorale afweging vereist.

Op basis van de rapportering van de effecten wordt er afgewogen en beoordeeld. De beoordelingscriteria, de werkwijze evenals de selectie van gebieden zijn conform de visie over hoogbouw in de stad.

Artikel 9 Goed huisvaderschap

Geschrapt