GEWESTPLAN ANTWERPEN - ALGEMENE EN AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN

 

gecoördineerde tekst van het Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen

 

gewijzigd bij :

    • K.B. 13.12.1978 - art. 1 - B.S. 13.1.1979

    • B.VL. 3.10.1984 - art. 1 - B.S. 30.11.1984

    • B. Vl. 15.9.1993 - art. 1 - B.S. 27.1.1994

    • B. Vl. 29.9.1993 - art. 4 - B.S. 27.1.1994

    • B.Vl. 3.10.1984 - art. 1 - B.S. 30.11.1984

 

HOOFDSTUK I. - TOEPASSINGSGEBIED

 

Artikel 1

 

§ 1. Dit besluit bepaalt voor het Vlaamse gewest de algemene regelen voor de opmaak en tenuitvoerlegging van de door de Minister voorlopig vastgestelde ontwerp-gewestplannen en van de door de Koning vastgestelde gewestplannen.

 

De ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen omschrijven de bestemmingsgebieden en geven aanwijzingen omtrent de verkeerswegen, met aanwending van de in hoofdstuk II bepaalde nomenclatuur en van de in de bijlage bij dit besluit opgenomen conventionele tekens.

 

De hoofdstukken II en III zijn, voor de in een ontwerp-gewestplan of een gewestplan begrepen grond van toepassing vanaf de dag waarop dat plan van kracht wordt.

 

§ 2. In de ontwerp-gewestplannen en in de gewestplannen kunnen aanvullende stedenbouwkundige voorschriften worden opgenomen, ook al strekken zij tot regeling van toestanden die niet eigen zijn aan een of meer gewesten.

(K.B. 13.12.1978 - art. 1 - B.S. 13.1.1979)

 

 

HOOFDSTUK II. - BESTEMMING EN GEBRUIK VAN DE GROND

 

Artikel 2 - Indeling in gebieden

 

De in artikel 1 bedoelde grond wordt ingedeeld in :

  1. woongebieden,

  2. industriegebieden,

  3. dienstverleningsgebieden,

  4. landelijke gebieden,

  5. recreatiegebieden,

  6. gebieden bestemd voor ander grondgebruik.

 

de woongebieden kunnen worden onderverdeeld in :

1.0. Woongebieden

1.1. Woonuitbreidingsgebieden

1.2. Bovendien kan het plan, in overdruk over voornoemde gebieden de volgende nadere aanwijzingen bevatten :

1.2.1. de dichtheid, waarbij kunnen worden onderscheiden :

1.2.1.1. gebieden met grote dichtheid

1.2.1.2. gebieden met middelgrote dichtheid

1.2.1.3. gebieden met geringe dichtheid

1.2.1.4. woonparken

1.2.2. woongebieden met een landelijk karakter

1.2.3. de culturele, historische en/of esthetische waarde van het gebied

2.0. De industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzingen bevatten ter onderscheiding van :

2.1. gebieden voor vervuilende industrieën

2.2. gebieden voor milieubelastende industrieën

2.3. gebieden voor ambachtelijke bedrijven of gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen

3.0. De dienstverleningsgebieden kunnen worden onderverdeeld in :

3.1. gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven.

4.0. Het landelijk gebied kan worden onderverdeeld in :

4.1. agrarische gebieden

4.2. bosgebieden

4.3. groengebieden, waaronder kunnen onderscheiden worden :

4.3.1. Natuurgebieden

4.3.2. Natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten

4.4. parkgebieden

4.5. bufferzones

4.6. bovendien kan het plan, in overdruk, over het landelijk gebied de volgende nadere aanwijzingen bevatten:

4.6.1. landschappelijk waardevolle gebieden

4.6.2. landelijke gebieden met toeristische waarde

5.0. De recreatiegebieden kunnen worden onderverdeeld in :

5.1. gebieden voor dagrecreatie

5.2. gebieden voor verblijfsrecreatie

6.0. De gebieden bestemd voor ander grondgebruik, kunnen worden ingedeeld in :

6.1. militaire domeinen

6.2. gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen

6.3. ontginningsgebieden

6.4. andere gebieden

 

Artikel 3

7.0. Het plan kan, in overdruk over voormelde gebieden, nadere aanwijzingen bevatten voor :

7.1. uitbreidingen van ontginningsgebieden

7.2. waterwinningsgebieden

7.3. reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden

7.4. renovatiegebieden

7.5. overstromingsgebieden

7.6. andere gebieden

Artikel 4

Het plan geeft ook de hoofdverkeersvoorzieningen aan, namelijk :

8.0. de landwegen

8.1. de autosnelwegen

8.1.1. de bestaande autosnelwegen

8.1.2. de aan te leggen autosnelwegen

8.2. de snelverkeerswegen

8.2.1. de bestaande snelverkeerswegen

8.2.2. de aan te leggen snelverkeerswegen

8.3. de hoofdverkeerswegen

8.3.1. de bestaande hoofdverkeerswegen

8.3.2. de aan te leggen hoofdverkeerswegen

9.0. de spoorwegen

9.1. de bestaande lijnen

9.2. de aan te leggen lijnen

10.0. De luchtvaartterreinen

10.1. de bestaande luchtvaartterreinen

10.2. de aan te leggen luchtvaartterreinen

11.0. De waterwegen

11.1. de bestaande waterwegen

11.2. de aan te leggen waterwegen

12.0. de transportleidingen

12.1. de bestaande afzonderlijke leidingen

12.2. de aan te leggen afzonderlijke leidingen

12.3. de bestaande leidingstraten

12.4. de aan te leggen leidingstraten

13.0. De hoogspanningsleidingen

13.1. de bestaande hoogspanningsleidingen

13.2. de aan te leggen hoogspanningsleidingen

 

Artikel 5

 

1. De woongebieden

 

1.0. woongebieden (code 0100)

 

 [image]

 

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

 

In woongebieden van het gewest wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:

  • de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;

  • de eigen aard van de hierboven vermelde gebieden;

  • de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein. 

Het aantal bouwlagen zal evenwel nooit meer dan drie bedragen. Voor openbare gebouwen en gebouwen voor openbaar nut bedraagt het aantal bouwlagen echter maximaal vier. 

Van deze regel kan worden afgeweken door een door de Vlaamse regering goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg. 

De regel is niet van toepassing voor terreinen gelegen in een straat met rijbebouwing, waarin gebouwen werden opgetrokken waarvan het aantal bouwlagen groter is dan drie.

In dat geval is het maximum aantal bouwlagen gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van het aantal bouwlagen van de omringende gebouwen aan dezelfde kant van de straat, in voorkomend geval afgerond tot de eenheid naar boven of naar onder naargelang de breuk meer of minder bedraagt dan de helft. 

Als bouwlaag wordt beschouwd elke bovengrondse laag, met een bruikbare hoogte van minstens twee meter, waarin een gebouw door horizontale scheidingsvlakken verdeeld wordt.

 

1.1. woonuitbreidingsgebieden (code 0105)

 

 [image]

 

De woonuitbreidingsgebieden zijn uitsluitend bestemd voor groepswoningbouw zolang de bevoegde overheid over de ordening van het gebied niet heeft beslist, en zolang, volgens het geval, ofwel die overheid geen besluit tot vastlegging van de uitgaven voor de voorzieningen heeft genomen, ofwel omtrent deze voorzieningen geen met waarborgen omklede verbintenis is aangegaan door de promotor.

 

Artikel 6

 

1.2. Aangaande de woongebieden kunnen volgende nadere aanwijzingen worden gegeven

 

1.2.1. de woningdichtheid : onder woningdichtheid van een op het plan begrensd gebied wordt het aantal woningen per hectare verstaan

 

1.2.1.1. gebieden met grote dichtheid

 

 [image]

 

De gebieden met grote dichtheid zijn die waar de gemiddelde dichtheid tenminste 25 woningen per hectare bedraagt.

Onder woningdichtheid van een op het plan begrensd gebied wordt het aantal woningen per hectare verstaan.

 

1.2.1.2. Gebieden met middelgrote dichtheid

 

 [image]

 

De gebieden met middelgrote dichtheid zijn die waar de gemiddelde dichtheid begrepen is tussen 15 en 25 woningen per hectare.

Onder woningdichtheid van een op het plan begrensd gebied wordt het aantal woningen per hectare verstaan.

 

1.2.1.3. Gebieden met geringe dichtheid

 

 [image]

 

De gebieden met geringe dichtheid zijn die waar de gemiddelde dichtheid 15 woningen per hectare niet overschrijdt.

Onder woningdichtheid van een op het plan begrensd gebied wordt het aantal woningen per hectare verstaan.

 

1.2.1.4. woonparken (code 0104)

 

 [image]

 

De woonparken zijn gebieden waarin de gemiddelde woningdichtheid gering is en de groene ruimten een verhoudingsgewijs grote oppervlakte beslaan.

Onder woningdichtheid van een op het plan begrensd gebied wordt het aantal woningen per hectare verstaan.

 

1.2.2. woongebieden met landelijk karakter (code 0102)

 

 [image]

 

De woongebieden met een landelijk karakter zijn bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven.

 

1.2.3. Woongebieden met een culturele, historische en / of esthetische waarde (code 0101)

 

 [image]

 

De gebieden en plaatsen van culturele, historische en/of esthetische waarde. In deze gebieden wordt de wijziging van de bestaande toestand onderworpen aan bijzondere voorwaarden, gegrond op de wenselijkheid van het behoud.

 

Artikel 7

 

2. De industriegebieden

 

2.0. industriegebieden (code 1000)

 

 [image]

 

Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten.

Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de ander industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

 

Artikel 8

 

2.1. Voor de industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzingen worden gegeven :

 

2.1.1. gebieden voor vervuilende industrieën (code 1001)

 

 [image]

 

Deze zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven die ter bescherming van het leefmilieu moeten worden afgezonderd.

 

2.1.2. gebieden voor milieubelastende industrieën (code 1002)

 

 [image]

 

Deze zijn bestemd voor bedrijven die om economische of sociale redenen moeten worden afgezonderd.

 

2.1.3. Gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen (code 1100)

 

 [image]

 

de gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard.

 

Artikel 9

 

3. De dienstverleningsgebieden

 

3.0. dienstverleningsgebieden (code 0300)

 

 [image]

 

Deze zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven of inrichtingen waarvan de functie verder reikt dan de verzorging van de buurt. Voor zover de veiligheid en de goede werking van het bedrijf of de inrichting het vereist, kunnen ze woongelegenheid voor de exploitant, de bewakers of het onderhoudspersoneel omvatten.

 

3.1. gebieden hoofdzakelijk bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven (code 0301)

 

 [image]

 

In deze gebieden kunnen tevens een of meer kleine of middelgrote ondernemingen worden gevestigd.

 

Artikel 10

 

4. Het landelijk gebied

 

4.0. Landelijke gebieden (code 1700)

 

 [image]

 

Zo de agrarische gebieden, de bosgebieden of de groene ruimten niet op het plan zijn afgelijnd, of onder voorbehoud van de hierna onder nrs. 4.1., 4.2. en 4.3. volgende bijzondere bepalingen betreffende deze zones, worden enkel die handelingen en werken toegestaan, welke noodzakelijk zijn voor het behoud van de huidige bestemming.

 

Artikel 11

 

4.1. agrarische gebieden (code 0900)

 

 [image]

 

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven.

 

De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 (momenteel artikel 35bis) van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Artikel 12

 

4.2. bosgebieden (code 0800)

 

 [image]

 

De bosgebieden zijn de beboste of de te bebossen gebieden, bestemd voor het bosbedrijf. Daarin zijn gebouwen toegelaten, noodzakelijk voor de exploitatie van en het toezicht op de bossen, evenals jagers- en vissershutten, op voorwaarde dat deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.

De overschakeling naar agrarisch gebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 (momenteel artikel 35bis) van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

 

Artikel 13

 

4.3. groengebieden (code 0700)

 

 [image]

 

De groengebieden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu.

 

4.3.1. natuurgebieden (code 0701)

 

 [image]

 

De natuurgebieden omvatten de bossen, wouden, venen, heiden, moerassen, duinen, rotsen, aanslibbingen, stranden en andere dergelijke gebieden.

 

In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen gebruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.

 

4.3.2. natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten (code 0702)

 

 [image]

 

De natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten zijn de gebieden die in hun staat bewaard moeten worden wegens hun wetenschappelijke of pedagogische waarde. In deze gebieden zijn enkel de handelingen en werken toegestaan, welke nodig zijn voor de actieve of passieve bescherming van het gebied.

 

 

Artikel 14

 

4.4. parkgebieden (code 0500)

 

 [image]

 

De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen.

 

4.5. bufferzones (code 0600)

 

 [image]

 

De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden.

 

 

Artikel 15

 

4.6. Voor de landelijke gebieden kunnen volgende nadere aanwijzingen worden gegeven :

 

4.6.1. landschappelijke waardevolle gebieden (code 1604)

 

 [image]

 

De landschappelijke waardevolle gebieden zijn gebieden waarvoor bepaalde beperkingen gelden met het doel het landschap te beschermen of aan landschapsontwikkeling te doen.

In deze gebieden mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming, voor zover zij de schoonheidswaarde van het landschap niet in gevaar brengen.

 

4.6.2. landelijke gebieden met toeristische waarde (code 0404)

 

 [image]

 

De landelijke gebieden met toeristische waarde zijn gebieden waarin, met behoud van de landelijke bestemming, recreatieve en toeristische accommodatie toegestaan is, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie.

 

Artikel 16

 

5. De recreatiegebieden

 

5.0. recreatiegebieden (code 0400)

 

 [image]

 

De recreatiegebieden zijn bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accommodatie, al dan niet met inbegrip van de verblijfsaccommodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren.

 

5.1. gebieden voor dagrecreatie (code 0401)

 

 [image]

 

De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie.

 

5.2. gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie (code 0402)

 

 [image]

 

De gebieden voor dag- en verblijfsrecreatie zijn bestemd voor de recreatieve en toeristische accommodatie alsmede de verblijfsaccommodatie met inbegrip van de kampeerterreinen, de gegroepeerde chalets, de kampeerverblijfparken en de weekendverblijfparken.

 

Artikel 17

 

6. De gebieden bestemd voor ander grondgebruik

 

6.0. gebieden bestemd voor ander grondgebruik

In deze gebieden is woongelegenheid toestaan voor zover die noodzakelijk is voor de goede werking van de inrichtingen.

 

6.1. militaire domeinen (code 1400)

 

 [image]

 

6.2. gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen (code 0200)

 

 [image]

 

6.3. ontginningsgebieden (code 1200)

 

 [image]

 

In deze gebieden dient rondom een afzonderingsgordel te worden aangelegd, waarvan de breedte vastgesteld wordt door de bijzondere voorschriften.

 

Na de stopzetting van de ontginningen dient de oorspronkelijke of toekomstige bestemming, die door de grondkleur op het plan is aangegeven, te worden geëerbiedigd. Voorwaarden voor de sanering van de plaats moeten worden opgelegd opdat de aangegeven bestemming kan worden gerealiseerd.

 

6.4. eigen gebieden van sommige gewestplannen

 

 [image]

 

 

Artikel 18

 

7.1. uitbreidingen van ontginningsgebieden (code 1201)

 

 [image]

 

De uitbreidingen van ontginningsgebieden zijn bestemd om te voorzien in de noodzakelijke grondreserves voor de ontginning. Ze mogen pas aangesneden worden wanneer de in exploitatie zijnde ontginningsgebieden uitgeput zijn. In afwachting van hun exploitatie, zijn deze uitbreidingsgebieden onderworpen aan de voorschriften die gelden voor het in de grondkleur aangegeven gebied, mits de toekomstige bestemming daardoor niet in gevaar wordt gebracht.

 

7.2. waterwinningsgebieden (code 1600)

 

 [image]

 

De waterwinningsgebieden zijn die waar ten aanzien van de uitvoering van handelingen en werken beperkingen kunnen worden opgelegd met het doel de waterwinning te beschermen (drinkwater, industriewater, bronwater).

 

7.3. Reservatie- en erfdienstbaarheidsgebieden (code 1506 en 1507)

 

 [image]

 

 [image]

 

De reservatie- en erfdienstbaarheidgebieden zijn die waar perken kunnen worden opgesteld aan de handelingen en werken ten einde de nodige ruimten te reserveren voor de uitvoering van werken van openbaar nut, of om deze werken te beschermen of in stand te houden.

 

7.4. renovatiegebieden (code 1603)

 

 [image]

 

In de renovatiegebieden mogen werken worden uitgevoerd die de sanering, de vernieuwing of de omschakeling van deze gebieden niet in gevaar brengen, of die bijdragen tot de verwezenlijking van deze oogmerken.

 

7.5. overstromingsgebieden (code 1601)

 

 [image]

 

In de overstromingsgebieden is de uitvoering van alle handelingen en werken ofwel verboden, ofwel aan bijzondere voorwaarden onderworpen, zolang de noodzakelijke maatregelen ter voorkoming van de zich geregeld voordoende overstromingen niet genomen zijn.

 

7.6. eigen gebieden van sommige gewestplannen

 

 [image]

 

HOOFDSTUK III. - VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE ONTWERPGEWESTPLANNEN EN DE GEWESTPLANNEN

 

Artikel 19

Onverminderd de andere nadere voorschriften betreffende het grondgebruik, die voortvloeien uit gemeentelijke plannen van aanleg of uit vignerende verkavelingsvergunningen, uit algemene of gemeentelijke bouw-, verkavelings- of wegenordeningen, of uit wettelijke erfdienstbaarheden van openbaar nut, bepalen de bouw- en verkavelingsvergunningen, binnen de door de gewestplannen en ontwerp-gewestplannen gestelde perken, de bestemming, de bebouwingsdichtheid, de plaatsing, de afmetingen en het uiterlijk van de bouwwerken en installaties, alsmede de voorwaarden voor de uitvoering van de andere handelingen en werken, bedoeld in artikel 44 van de organieke wet.

 

De verkavelingsvergunningen bepalen tevens de perceelsafmetingen en het tracé van de wegen in verband met de aanleg van de verkavelingen.

 

De vergunning wordt evenwel, ook al is de aanvraag niet in strijd met het gewestplan of ontwerp-gewestplan, slechts afgegeven zo de uitvoering van de handelingen en werken verenigbaar is met de goede plaatselijke ordening.

 

Artikel 20

Bouwwerken voor openbare diensten en gemeenschapsvoorzieningen kunnen ook buiten de daarvoor speciaal bestemde gebieden worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de algemene bestemming en met het architectonisch karakter van het betrokken gebied.

 

Artikel 21

Opgeheven.

(B.VL. 3.10.1984 - art. 1 - B.S. 30.11.1984)

 

Artikel 22

Opgeheven.

(B. Vl. 29.9.1993 - art. 4 - B.S. 27.1.1994)

 

Artikel 23

Onverminderd artikel 21 en artikel 6, zijn de navolgende regelen van toepassing in alle gebieden niet zijnde woongebieden, met uitsluiting van de industriegebieden, de ontginningsgebieden, de natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de overstromingsgebieden.

 

- Opgeheven.

(B. Vl. 15.9.1993 - art. 1 - B.S. 27.1.1994)

 

Opgeheven.

(B.Vl. 3.10.1984 - art. 1 - B.S. 30.11.1984)

 

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 24

 

Onze Minister van Openbare Werken en Onze Staatssecretarissen voor Huisvesting en Ruimtelijke Ordening zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.

 

Gewestplan Antwerpen(14) - Aanvullende voorschriften

 

HOOFDSTUK I. : Bijzondere voorschriften

 

Artikel 1. - Bijzondere voorschriften betreffende de hoogte van de gebouwen (BVR 07/07/00)(code 0111 tem 0115)

 

 [image]

 

Artikel 1 van de aanvullende stedenbouwkundige voorschriften die behoren bij het gewestplan Antwerpen, vastgesteld bij koninklijk besluit van 3 oktober 1979 houdende vaststelling van het gewestplan Antwerpen, zoals meermaals gewijzigd, wordt vervangen door de volgende bepaling:

 

§ 1. Voor het optrekken van gebouwen gelegen in de volgende woongebieden, gelden de hierna vermelde bijzondere voorschriften:

 

  1. in het stadscentrum van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad begrensd door de Leien;

  2. in de binnenstad van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Leien en de Kleine Ring;

  3. in de stedelijke agglomeratie van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad gelegen tussen de Kleine Ring en respectievelijk de reservatiestrook voor de aanleg van lijninfrastructuur (de A102) tussen Merksem en Wommelgem, de R11 tussen Wommelgem en Mortsel, de oostelijke grens van Mortsel en Hove en de reservatiestrook voor pijpleidingen tussen Hove/Kontich en Hemiksem;

  4. in de woongebieden die op de kaart welke de bestemmingsgebieden omschrijven bruinomrand en met het romeinse cijfer III overdrukt zijn;

  5. in de woongebieden die op de kaart welke de bestemmingsgebieden omschrijven bruinomrand en met het romeinse cijfer II overdrukt zijn.

 

In deze gebieden wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:

  1. de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;

  2. de eigen aard van de hierboven vermelde gebieden;

  3. de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.

 

§ 2. In de andere woongebieden van het gewest wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria:

  1. de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;

  2. de eigen aard van de hierboven vermelde gebieden;

  3. de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.

 

Het aantal bouwlagen zal evenwel nooit meer dan drie bedragen. Voor openbare gebouwen en gebouwen voor openbaar nut bedraagt het aantal bouwlagen echter maximaal vier.

 

Van deze regel kan worden afgeweken door een door de Vlaamse regering goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg.

 

De regel is niet van toepassing voor terreinen gelegen in een straat met rijbebouwing, waarin gebouwen werden opgetrokken waarvan het aantal bouwlagen groter is dan drie.

In dat geval is het maximum aantal bouwlagen gelijk aan het rekenkundig gemiddelde van het aantal bouwlagen van de omringende gebouwen aan dezelfde kant van de straat, in voorkomend geval afgerond tot de eenheid naar boven of naar onder naargelang de breuk meer of minder bedraagt dan de helft.

 

Als bouwlaag wordt beschouwd elke bovengrondse laag, met een bruikbare hoogte van minstens twee meter, waarin een gebouw door horizontale scheidingsvlakken verdeeld wordt.

 

Artikel 2. - Reservegebieden voor woonwijken (KB 3/10/79)(code 0180)

 

 [image]

 

De gebieden die als "reservegebied voor woonwijken" zijn aangeduid, kunnen op initiatief van de gemeente worden bestemd voor de aanleg van woonwijken die als een stedenbouwkundig geheel zijn opgevat en waar alleen zijn toegelaten : eensgezinswoningen, kleine landeigendommen, groene ruimten, socio-culturele inrichtingen alsmede gebouwen voor handel, dienstverlening, ambachtelijke en kleine bedrijven, die voor het normaal functioneren van de woonwijk noodzakelijk zijn.

De bouwdichtheid mag de 25 woningen per ha niet overschrijden en alleen gebouwen met ten hoogste twee woonlagen zijn toegelaten. De globale oppervlakte van de openbare groene zone moet ten minste 5 m² per woning bedragen.

De bestemming van woongebied kan maar worden verwezenlijkt nadat zij in een door Ons goedgekeurd bijzonder plan van aanleg is vastgesteld. Die goedkeuring kan maar worden gegeven nadat is gebleken dat de bestemming van woongebied aan een werkelijke noodzaak beantwoord.

Die noodzaak wordt door de bevoegde Staatssecretaris vastgesteld aan de hand van de gegevens waarvan hij de lijst op advies van de Executieve van de Nederlandse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest opmaakt ; die gegevens worden hem door de betrokken gemeente verstrekt.

Zolang het in het derde lid bedoelde bijzonder plan van aanleg door ons niet is goedgekeurd, mogen in het betrokken gebied slechts werken en handelingen worden uitgevoerd die overeenstemmen met de bestemming aangegeven door de grondkleur in het gewestplan.

 

Artikel 3. - Gebieden voor service-residentie (KB 3/10/79)(code 0131)

 

 [image]

 

De gebieden die als "gebied voor service-residentie" zijn aangeduid, zijn bestemd voor residentiële bebouwing ten behoeve van personen die niet, of slechts moeilijk in hun verzorging kunnen voorzien, met bijhorende accommodatie die betrekking heeft op de diverse aspecten van de nagestreefde dienstverlening.

De aard van de residentiële bebouwing wordt door de plaatselijke omstandigheden bepaald : kunnen onder meer worden toegelaten : homes, paviljoenen, woningen, flats, appartementen en in het algemeen elke vorm van residentiële huisvesting.

 

Artikel 4. - Gemengde woon- en industriegebieden (KB 3/10/79)(code 0110)

 

 [image]

 

De gebieden die als "gemengd woon- en industriegebied" zijn aangeduid, zijn bestemd voor wonen en voor de andere in artikel 5.1.0. van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen bedoelde functies alsmede voor de instandhouding en de gerechtvaardigde uitbreiding van de bedrijven die er gevestigd zijn.

Wanneer die bedrijven hun huidige bedrijfsactiviteit niet meer voortzetten en geen andere activiteiten die tot dezelfde bedrijfssector behoren, uitoefenen, krijgt het betrokken gebied uitsluitend en definitief de bestemming van woongebied.

Artikel 5. - Pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners (BVR 28/10/98)(code 0130)

 

 [image]

 

De legende van artikel 5 van de aanvullende stedenbouwkundige voorschriften die behoren bij het gewestplan Antwerpen, vastgesteld bij koninklijk besluit van 3 oktober 1979, houdende vaststelling van het gewestplan Antwerpen, wordt vervangen door een enkele rode arcering met een effen lichtgroene ondergrond. De bepalingen van artikel 5 blijven ongewijzigd.

“De gebieden die als pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners zijn aangeduid, zijn bestemd voor het tijdelijk verblijf voor nomaden of woonwagenbewoners.

In deze gebieden zijn slechts toegelaten mobiele woonwagens en sociale, rekreatieve of gemeenschapsuitrustingen die voor de bewoners van genoemde woonwagens nodig of nuttig zijn.”

 

Artikel 6. - Oeverstrook met bijzondere bestemming (BVR 28/10/98)(code 0432)

 

 [image]

 

Het gebied dat als "oeverstrook met bijzondere bestemming" is aangeduid, is bestemd voor de heraanleg van de kaaien : buurtrecreatie alsmede toeristische en havenactiviteiten kunnen er samengaan ; alleen werken en handelingen die daarmee verband houden zijn er toegelaten.

 

Artikel 7. - Vliegveld van Deurne (KB 3/10/79)(code 1530)

 

 [image]

 

Het vliegveld van Deurne dat in het gewestplan door afwisselend licht blauwe en licht groene strepen is aangeduid, is bestemd als luchtvaartterrein. Mocht het ophouden als vliegveld te worden gebruikt, dan krijgt het gebied de bestemming van parkgebied.

 

Artikel 8. - Bosgebieden met ecologisch belang (KB 3/10/79)(code 0810)

 

 [image]

 

Bosgebieden met ecologisch belang zijn gebieden die omwille van de belangrijkheid van de fauna en de flora die zij herbergen, of omwille van hun invloed op de aanpalende groengebieden, een uitgesproken ecologische waarde hebben.

Alleen die werken en handelingen mogen er worden uitgevoerd die het specifiek milieu van planten en dieren en de landschappelijke waarde niet schaden.

 

Artikel 9. - Golfterrein (BVR 28/07/95)(code 0431)

 

 [image]

 

De gebieden die als golfterrein zijn aangeduid zijn bestemd om aangelegd te worden als groengebied samen met alle infrastructuur nodig voor het beoefenen van de golfsport evenals de bijkomende accommodatie zoals clubhuis, bergingsplaatsen, verblijfsgelegenheid voor de uitbater of de bewaker met uitsluiting van elke andere verblijfsaccommodatie. Wanneer het gebruik van het gebied als golfterrein komt te vervallen worden de voorschriften van artikel 13 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen van toepassing.

De vergunningen nodig voor de aanleg van het golfterrein met bijhorende accommodatie worden afhankelijk gesteld van de goedkeuring door de gemachtigde ambtenaar van een inrichtingsplan voor het ganse gebied, waarin de voorwaarden worden bepaald die een goede plaatselijke ordening veilig stellen.

 

Artikel 10. - Opspuitings- en ontginningsgebieden (KB 3/10/79)(code 1210)

 

 [image]

 

Het gebied dat als "opspuitings- en ontginningsgebied" is aangeduid, is bestemd voor de opspuiting en de latere ontginning van de grondspecie voortkomend uit de Schelde. De ontginning mag aanvangen wanneer de opspuitingswerken of een fase ervan beëindigd zijn.

Bij het beëindigen van de ontginningswerken, of van een fase ervan, wordt de bestemming verwezenlijkt die door de grondkleur in het gewestplan is aangegeven.

 

Artikel 11. - Bijzondere reservatiegebieden (KB 3/10/79)

 

 [image]

 

De gebieden die als "bijzonder reservatiegebied" zijn aangeduid, houden op reservatiegebied te zijn, en alle werken en handelingen die overeenstemmen met de bestemming aangegeven door de grondkleur in het gewestplan mogen er zonder beperking worden uitgevoerd, wanneer de bevoegde overheid niet binnen de drie jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit beslist heeft de werken van algemeen nut waarvoor die gebieden waren voorbehouden, uit te voeren.

 

Artikel 12. - Bijzondere natuurgebieden (KB 3/10/79)(code 0732)

 

 [image]

 

De natuurgebieden langs de Schelde, die op de kaart welke de bestemmingsgebieden omschrijven door de letters N.H. overdrukt zijn, zijn mede bestemd voor werken voor waterzuivering en daarbij behorende afvoerleidingen naar de Schelde alsmede voor de aanleg van de ondergrondse leidingstraten tussen beide Schelde-oevers. Werken en handelingen die daarmee verband houden zijn er toegelaten, op voorwaarde dat het natuurlijk milieu er maximaal wordt behouden en beschermd of hersteld.

 

Artikel 13. - Speelbossen of Speelweiden (KB 3/10/79)(code 0731)

 

 [image]

 

In de groengebieden met speelgelegenheid die als "speelbos of speelweide" zijn aangeduid, is geen andere accomodatie toegelaten dan sanitaire gebouwen en schuilplaatsen, van één bouwlaag, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m², met uitsluiting van elke verblijfsaccommodatie. De grondkleur is verder bepalend voor het beheer van die gebieden.

 

(Het vroegere Artikel 14 Gemengd woon- en parkgebied (BVR: 30/05/90)(code 0117) is vervallen)

 

 [image]

 

Artikel 15. - Alternatieve reservatiegebieden (KB 3/10/79)(code 1533)

 

 [image]

 

De gebieden die als "alternatief reservatiegebied" zijn aangeduid, houden op reservatiegebied te zijn, en alle werken en handelingen die overeenstemmen met de bestemming aangegeven door de grondkleur in het gewestplan mogen er zonder beperking worden uitgevoerd, vanaf de dag waarop de bevoegde overheid heeft beslist de werken van algemeen nut waarvoor die gebieden waren voorbehouden, niet uit te voeren.

Artikel 16. - Bijzondere industriegebieden (KB 3/10/79)(code 1030)

 

 [image]

 

De industriegebieden die op de kaart welke de bestemmingsgebieden omschrijven, met de letter A zijn overdrukt, zijn uitsluitend bestemd voor de bedrijven die huis- en industriële afval verwerken. De bufferzone welke zij moeten bevatten, heeft een breedte van ten minste 30 m.

 

Artikel 17. - Reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine middelgrote ondernemingen (KB 3/10/79)(code 1181)

 

 [image]

 

De gebieden die als "reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine middelgrote ondernemingen" zijn aangeduid, kunnen op initiatief van de provincie of van de gemeente worden bestemd voor de vestiging van de ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen.

De bestemming als in het eerste lid bepaald kan maar worden verwezenlijkt nadat zij in een door Ons goedgekeurd bijzonder plan van aanleg is vastgesteld en voor zover is aangetoond dat die nieuwe bestemming aan een werkelijke behoefte beantwoordt. Zolang dat bijzonder plan van aanleg door Ons niet is goedgekeurd en aan de gestelde voorwaarde niet is voldaan, mogen in de betrokken gebieden slechts werken en handelingen worden uitgevoerd die overeenstemmen met de bestemming aangegeven door de grondkleur in het gewestplan.

 

Artikel 18. - Zone met cultuurhistorische waarde (BVR 28/10/98)(code 1610)

 

 [image]

 

Zones met cultuurhistorische waarde zijn gebieden met gebouwen die beschermd zijn als monument of gebouwen die deel uitmaken van een beschermd stads- of dorpsgezicht of van een beschermd landschap en die een cultuurhistorisch waardevol geheel vormen. In deze gebieden zijn slechts deze werken en handelingen toegelaten die verenigbaar zijn met de cultuurhistorische identiteit van het gebied en de aanwezige waardevolle gebouwen wat moet blijken uit het advies van de bevoegde overheid gegeven met toepassing van de regelgeving inzake monumenten- en landschapszorg. Het oprichten van nieuwe gebouwen is er niet toegelaten.

 

Artikel 19. - Gemengd gemeenschapsvoorzienings- en dienstverleningsgebied (BVR 28/07/95)(code 0210)

 

 [image]

 

De gebieden die als gemengd gemeenschapsvoorzienings- en dienstverleningsgebied zijn aangeduid, zijn bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen evenals voor dienstverleningsbedrijven of inrichtingen in verband met haven en scheepvaart.

 

Artikel 20. - Lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter (BVR 26/03/96)(code 1111)

 

 [image]

 

Een lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter is bestemd voor de vestiging van bedrijven zoals bedoeld in artikel 8, lid 2.1.3 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972. Het kan evenwel alleen worden gerealiseerd door de overheid. Bij de inrichting van het gebied zal ten zeerste rekening worden gehouden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving. Het karakter van het terrein, de aard van de activiteiten, de omvang van de bebouwing, het architecturaal karakter, de breedte en de wijze van aanleg van de omringende bufferzone, enz... worden vastgelegd in een ruimtelijk uitvoeringsplan voordat het gebied kan worden ontwikkeld.

 

Artikel 21. - Gebied voor openbaar nut, bedrijventerrein en groenzone (BVR 26/03/96)(code 1043)

 

 [image]

 

Deze zone is bestemd voor openbaar nut, bedrijventerrein en groenzone. Deze bestemmingen kunnen slechts gerealiseerd worden nadat een bijzonder plan van aanleg door ons is goedgekeurd.

 

Artikel 22. - Industriegebied met nabestemming natuurgebied (BVR 28/10/98)(code 1041)

 

 [image]

 

In de gebieden die als industriegebied met nabestemming natuurgebied zijn aangeduid, mogen de bedrijven in geen geval nog ruimtelijk uitbreiden.

Wanneer die bedrijven hun huidige bedrijfsactiviteit niet meer voortzetten en geen andere activiteiten uitoefenen die tot dezelfde bedrijfssector behoren, krijgt het betrokken gebied de bestemming van natuurgebied.

 

Artikel 23. - Gebied voor kleine niet-hinderlijke bedrijven en kantoren (BVR 28/07/95)(code 1112)

 

 [image]

 

Gebied enkel bestemd voor kleine niet-hinderlijke bedrijven en kantoren. Distributiebedrijven en kantoren met loketfunctie zijn niet toegelaten.

Bij de inrichting zal rekening gehouden worden met de aard van de terreinen van de omgeving.

De specifieke activiteiten, de bebouwing, de groenvoorziening, de verkeersafwikkeling enz. worden vastgelegd in een bijzonder plan van aanleg voordat het gebied kan ontwikkeld worden.

 

Artikel 24. - Regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter (BVR 28/10/98)(code 1011)

 

 [image]

 

Een regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter is bestemd voor de vestiging van bedrijven zoals bedoeld in artikelen 7 en 8, lid 2.1.2. van het koninklijk besluit van 28 december 1972. Het kan evenwel alleen worden gerealiseerd door de overheid.

Bij de inrichting van het gebied zal rekening worden gehouden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving. Hierbij wordt aandacht besteed aan het karakter van het terrein, de aard van de activiteiten, de omvang van de bebouwing, het architecturaal karakter, de breedte en de wijze van aanleg van de omringende bufferzone.

De Vlaamse regering kan bepalen dat een bijzonder plan van aanleg voorafgaand aan de ontwikkeling van dat gebied dient goedgekeurd te worden.

 

Artikel 25. - Agrarisch gebied met ecologisch belang (BVR 28/10/98)(code 0910)

 

 [image]

 

Agrarische gebieden met ecologisch belang zijn gebieden die omwille van de belangrijkheid van de fauna en flora die zij herbergen of omwille van hun invloed op de aanpalende groengebieden een uitgesproken ecologische waarde hebben. Alleen die werken en handelingen mogen er worden uitgevoerd die het specifiek milieu van planten en dieren en de landschappelijke waarde niet schaden.

 

Artikel 26. - Gebied voor stedelijke ontwikkeling (BVR 28/10/98)(code 0132)

 

 [image]

 

Dit gebied is bestemd voor industriële, ambachtelijke en agrarische activiteiten, kantoren, kleinhandel, dienstverlening, recreatie, wonen, verkeer en vervoer, openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen, en dit voor zover deze functies verenigbaar zijn met hun onmiddellijke multifunctionele stedelijke omgeving.

De stedenbouwkundige aanleg van het gebied, de bijhorende voorschriften betreffende terreinbezetting, vloeroppervlakte, hoogte, aard en inplanting van de gebouwen met bijhorende voorzieningen, en de verkeersorganisatie in relatie met de omringende gebieden, worden vastgesteld in een bijzonder plan van aanleg vooraleer het gebied kan ontwikkeld worden. Ook het wijzigen van de functie van bestaande gebouwen kan pas na goedkeuring van een bijzonder plan van aanleg.

 

Artikel 27. - Industriegebied met nabestemming woongebied (BVR 28/10/98)(code 1045)

 

 [image]

 

In de gebieden die als industriegebied met nabestemming woongebied zijn aangeduid, mogen de bedrijven in geen geval nog ruimtelijk uitbreiden.

Wanneer die bedrijven hun huidige bedrijfsactiviteit niet meer voortzetten en geen andere activiteiten die tot dezelfde bedrijfssector behoren, uitoefenen, krijgt het betrokken gebied de bestemming van woongebied.

 

Artikel 28. - Natuurgebied met bijzondere voorschriften voor de kleinijverheid (BVR 28/10/98)(code 0738)

 

 [image]

 

Het gebied dat als “natuurgebied met bijzondere voorschriften voor de kleinijverheid” is aangeduid, is bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van het natuurlijk milieu, overeenkomstig de voorzieningen voor de natuurgebieden van het artikel 13, 4.3.1., van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de gewestplannen.

Eveneens toegelaten voor dit gebied zijn de noodzakelijke infrastructurele voorzieningen zoals transportbanden, voor het vervoer van klei van de ontginningsgebieden naar de baksteenfabrieken. Na het stopzetten van de ontginningen moeten die voorzieningen worden verwijderd en krijgt het gebied uitsluitend en definitief de bestemming van natuurgebied.

 

Artikel 29. - Researchpark (BVR 28/10/98)(code 1036)

 

 [image]

 

De gebieden die als researchpark zijn aangeduid, zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven, instellingen en laboratoria actief in fundamenteel en toegepast wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling en engineering (onder meer met inbegrip van prototype- en preserieproductie), en de ermee samenhangende kantoren en diensten. Per bedrijf is maximaal één dienstwoning toegelaten.

Bij de inrichting van het gebied zal rekening worden gehouden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving, de fasering, het parkkarakter, de aard en de omvang van de bebouwing, het architecturaal karakter, de breedte en de wijze van aanleg van de omringende bufferzone en de verkeersafwikkeling in relatie tot de omringende gebieden.

Het gebied kan alleen worden gerealiseerd door de overheid.

 

Artikel 30. - Reservegebied voor sliblagunering (BVR 27/10/98)(code 1380)

 

 [image]

 

De gebieden die als reservegebieden voor sliblagunering zijn aangeduid, zijn bestemd voor tijdelijke laguneringsvelden van baggerslib van het havengebied van de rechteroever.

Sliblaguneringsvelden kunnen er slechts worden aangelegd nadat de laguneringsmogelijkheden binnen het industriegebied van het havengebied van de rechteroever zijn uitgeput.

Na beëindiging van de laguneringsactiviteiten krijgen de gebieden de bestemming van

bufferzone.

 

Artikel 31. - Bijzonder reservatie met specifieke voorwaarden (BVR 28/10/98)(code 1534)

 

 [image]

 

In de gebieden die als bijzonder reservatiegebied met specifieke voorwaarden zijn aangeduid, mogen bestaande gebouwen uitgebreid, ver- en herbouwd worden, voor zover deze werken beperkt blijven tot de bestaande bouwhoogte. Nieuwbouw is toegelaten tot op de hoogte van de belendende gebouwen.

 

Artikel 32. - Gebied voor windmolenpark (BVR 07/07/00)(code 1613)

 

 [image]

 

Het gebied voor windmolenpark is bestemd voor de inplanting en exploitatie van windmolens.

Alle handelingen en werken die overeenstemmen met de bestemming windmolenpark kunnen worden uitgevoerd in zoverre zij niet hinderlijk zijn voor de bestemming die in grondkleur wordt aangegeven. In dit gebied mogen ook alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de in grondkleur aangegeven bestemming in zoverre deze niet hinderlijk zijn voor de aanleg of optimale uitbating van het windmolenpark.

 

Artikel 33. - Universiteitspark (BVR 07/07/00)(code 1042)

 

 [image]

 

De gebieden die als universiteitspark zijn aangeduid, zijn bestemd voor de vestiging van onderzoekslaboratoria, instellingen en kleinschalige innoverende bedrijven, waarvan een belangrijke component van de activiteit op wetenschappelijk onderzoek is afgestemd in samenwerking met de universitaire onderzoeksinstellingen. De ermee samenhangende kantoren en diensten zijn eveneens toegelaten.

Bij de inrichting van het gebied zal ten zeerste rekening worden gehouden met de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het terrein en de onmiddellijke omgeving. Hierbij wordt aandacht besteed aan het parkkarakter, de aard en de omgeving van de bebouwing, het architecturaal karakter, de breedte en de wijze van aanleg van de omringende gebieden, enz.…Het gebied wordt gerealiseerd door de Universiteit Antwerpen die hiervoor beroep kan doen op een publiek samenwerkingsverband.

 

Artikel 34. - Bouwvrij agrarisch gebied (BVR 07/07/00)(code 0916)

 

 [image]

 

In bouwvrij agrarisch gebied geldt een absoluut bouwverbod met uitzondering voor de schuilhokken voor dieren. Voor zover zij verenigbaar zijn met het absoluut bouwverbod mogen alle handelingen en werken worden uitgevoerd die overeenstemmen met de bestemming agrarisch gebied.

 

Artikel 35. - Uitbreidingsgebied voor recreatie (BVR 07/07/00)(code 0482)

 

 [image]

 

Het gebied dat als uitbreidingsgebied voor recreatie is aangeduid, kan op initiatief van de gemeente bestemd worden voor de aanleg van recreatiegebied dat als een stedebouwkundig geheel is opgevat.

De bestemming als in het eerste lid bepaald kan maar worden verwezenlijkt nadat zij in een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of gemeentelijk uitvoeringsplan is vastgesteld.

Zolang dat bijzonder plan van aanleg of gemeentelijk uitvoeringsplan niet is goedgekeurd, mogen in het betrokken gebied slechts werken en handelingen worden uitgevoerd die overeenstemmen met de bestemming aangegeven door de grondkleur in het gewestplan.