4 Relevante planningsprocessen en studies

Als voorbereiding op en in relatie met het project dat het voorwerp vormt van voorliggend GRUP werden diverse (technische) studies uitgevoerd. Hieronder worden enkel deze besproken die inhoudelijk relevant zijn voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

4.1 Milieuhaalbaarheidsstudie spoorbundel Luchtbal

De milieuhaalbaarheidsstudie “Uitbreiding spoorbundel Luchtbal (Ekeren) en Nieuwe bundel Stuyvenberg (Antwerpen-Dam)” bestudeerde de haalbaarheid van twee locaties voor de realisatie van bijkomende uitwijk- en onderhoudscapaciteit voor reizigersmaterieel in de Antwerpse agglomeratie :

  1. De uitbouw van het bestaande wijkbundelcomplex “Luchtbal” met:

    • de aanleg van bijkomende uitwijksporen ter hoogte van de bestaande bundel,

    • de integratie van de bestaande wijksporen in dit nieuwe uitwijkcomplex,

    • de uitbouw ervan tot een volwaardig onderhoudscentrum (met trainwash, onderhoud-platformen, schouwputten, overdekte onderhoudspost)

  2. Uitbouw van een bundel Stuyvenberg. Hierbij zouden de activiteiten van de bestaande installaties van Antwerpen Schijnpoort en de nieuw te bouwen installaties ter hoogte van vroegere tractiewerkplaats van de NMBS (tussen viaduct Dam en de brug van de Schijnpoortweg) kunnen geïntegreerd worden.

 

Conclusies van de milieubeoordeling uitgevoerd in het kader van de milieuhaalbaarheidsstudie zijn in zekere mate achterhaald vermits:

 

  • Enerzijds de alternatieve locatie Stuyvenberg inmiddels verlaten is, omdat hier het stedelijk landschapspark Park Spoor Noord aangelegd is.

  • Anderzijds de plannen voor de combinatie van uitwijkbundel met trainwash voor Luchtbal eveneens zijn verlaten. De huidige inzichten van Infrabel geven namelijk aan dat de uitbouw van de bestaande spoorbundel Luchtbal in combinatie met het benutten van de bestaande trainwash Schijnpoort zowel op korte als middellange termijn een spooroperationeel aanvaardbare oplossing biedt.

4.2 project-MER

Voor het project ‘Aanleg van een ongelijkvloerse spoorvertakking en de uitbreiding van de spoorbundel luchtbal in de zone van de "Oude Landen" te Ekeren (Antwerpen)’ werd in het verleden een project-MER opgemaakt. Deze project-MER werd goedgekeurd op 5 februari 2009.

De globale conclusie van het project-MER kan als volgt worden samengevat :

    • Mits toepassing van de voorgestelde milderende maatregelen (zie voor toelichting hoofdstuk 6) heeft de aanleg van een ongelijkvloers vertakkingscomplex op de goederenlijn 27A aanvaardbare milieueffecten.

    • Voor de uitbreiding van de spoorbundel Luchtbal werd het uitvoeringsalternatief dat in overleg met de initiatiefnemer werd voorgesteld als meest milieuvriendelijk alternatief weerhouden. De aanleg van de nieuwe bundel parallel met de bestaande wijkbundel beperkt de milieueffecten aanzienlijk.

    • De afgraving van het tussengebied tot 3 à 3,15 m TAW (m.a.w. boven het freatisch grondwaterpeil) en de daaruit volgende realisatie van een waterbergingsgebied van 132.000 à 168.000 m³, wordt noodzakelijk geacht bij uitvoering van de spoorprojecten omdat het gebied tussen L12, het goederenspoor L27A en de Prinshoeveweg, werd aangeduid als één van de locaties voor berging in de IMDC-studie “Hydrologische en hydraulische studie Donkse, Oudelandse en Laarse beek”. Het betreft een zone met een oppervlakte van 24 ha overeenkomend met de oppervlakte waar geen spoorinfrastructuur is voorzien op lange termijn (m.a.w. het gebied tussen de voorziene nieuwe spoorbundel en het vertakkingscomplex Oude Landen na omvorming van het complex ifv de doortrekking van de tweede spoorontsluiting tot in Lier). Het is belangrijk deze maatregel uit te voeren voorafgaand aan de realisatie van de spoorprojecten of, indien slechts één van beide spoorprojecten wordt gerealiseerd, voorafgaand aan de uitvoering van dit ene spoorproject.

4.3 Plan-MER

De beoordeling van plannen en programma’s op hun gevolgen voor het milieu wordt geregeld door het decreet van 27 april 2007 en het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2007. Vermits de aanleg van spoorwegen met een lengte van 1 tot 10 km een project is uit bijlage II van het BVR van 10 december 2004 is het onderhavige plan van rechtswege plan-MER-plichtig.

Voor het plan-MER voor het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Spoorweginfrastructuur en natuurpark Oude Landen te Ekeren’ wordt de procedure volgens het integratiespoor gevolgd. De nota voor publieke consultatie werd ter inzage gelegd van 7 maart 2009 tot en met 7 april 2009. De richtlijnen dateren van 12 mei 2009. Op 16 december 2009 werd het plan-MER goedgekeurd door de dienst MER.

Bij de uitwerking van het plan-MER is maximaal gebruik gemaakt van de reeds goedgekeurde project-MER.

Het plan-MER wordt volledig als bijlage bij dit ruimtelijk uitvoeringsplan gevoegd.

In hoofdstuk 8 wordt de milieuverklaring opgenomen waarbij wordt aangegeven welke milderende maatregelen vanuit de milieubeoordeling rechtstreeks worden vertaald in het ruimtelijk uitvoeringsplan.

4.4 Passende beoordeling

Artikel 36 ter van het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat - afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s - een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als Speciale Beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992).

Het plangebied ligt niet in de directe omgeving van een speciale beschermingszone. Het habitatrichtlijngebied ‘Bos- en Heidegebieden ten oosten van Antwerpen’ is de dichtstbijzijnde gelegen speciale beschermingszone en bevindt zich op een afstand van ongeveer 2000 meter van het plangebied.

Redelijkerwijze kan aangenomen worden dat de aanpassing van de spoorweginfrastructuur en de inrichting van het tussenliggende gebied i.f.v. de waterberging op ongeveer 2000 meter van de speciale beschermingszone geen betekenisvolle aantasting kan veroorzaken van de habitats ervan.

Concluderend kan gesteld worden het ruimtelijk uitvoeringsplan geen plan is dat een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, en conform artikel 36ter van het decreet Natuurbehoud, geen passende beoordeling vereist is.

4.5 Watertoets

In het kader van het decreet betreffende het integraal waterbeheer dient een overheid die over een plan beslist, er zorg voor te dragen dat er geen schadelijk effect op het watersysteem ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt of als dat niet mogelijk is dat het schadelijk effect op het watersysteem ten gevolge van het plan wordt hersteld. De watertoets maakt deel uit van het opgemaakte plan-MER, die in bijlage wordt bijgevoegd.

In het plan-MER, en ook project-MER, is de impact van het project op de waterhuishouding ten gronde onderzocht. Volgens de watertoetskaarten is het plangebied gelegen in effectief overstromingsgevoelig gebied, niet infiltratiegevoelig gebied en gebied zeer gevoelig voor grondwaterstroming. Het plangebied wordt doorkruist door de Donkse beek en de Oudelandse beek en ten zuiden van de L27A loopt de Laarse beek.

Uit het plan-MER blijkt dat er, mits het uitvoeren van onderstaande milderende maatregelen, geen significant negatieve effecten op het grondwater en het oppervlaktewater zullen zijn.

Om de aantasting van de structuurkwaliteit van de Oudelandse beek zo beperkt mogelijk te houden, is voor de bundel Luchtbal gekozen voor de ligging van de nieuwe bundel parallel aan de bestaande spoorbundel.

Door de aanleg van beide spoorwegprojecten zal de oppervlakte beschikbaar voor waterberging in het gebied tussen de spoorlijnen L12 en L27A en de Prinshoeveweg, verkleinen (van 46ha naar 28,5ha). Om deze verminderde waterbergingscapaciteit te compenseren wordt de afgraving van het tussenliggend gebied tot boven het freatisch grondwaterpeil als noodzakelijke milderende maatregel weerhouden.

4.6 Landschapsinrichtingsplan

Voor het natuurpark en de aangrenzende zone met het ongelijkvloerse vertakkingscomplex (met taluds) is in opdracht van TUC RAIL door het studiebureau Arcadis een inrichtingsstudie opgemaakt. Het Landschapsinrichtingsplan 'Natuurpark Oude Landen Ekeren' is afgerond in april 2010. Hierin wordt een landschappelijk structurerend concept ontwikkeld voor de inrichting van het natuurpark, met aandacht voor en verweving van waterberging, natuur en recreatie, en voor de landschappelijke inpassing van de spoorinfrastructuur.

4.7 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan stad Antwerpen

Het ‘Strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen Ontwerpen’ werd op 18 september 2006 goedgekeurd. Hierin worden ook uitspraken gedaan over het plangebied. Het gebied behoort tot één van de 5 parkgebieden die als ‘zachte ruggengraat’ de Schelde verbinden met het hinterland van Antwerpen. Basisdoelstellingen van het Noorderpark zijn ondermeer de ontwikkeling van ecologische waarden van de gebieden langs de Laarse en Donkse beek, het voorzien van recreatieve en sportfaciliteiten voor Luchtbal, Merksem en Ekeren in afgebakende zones gelinkt aan het park door wandel- en fietspaden.

4.8 Masterplan 'Sportpark Oude Landen'

Voor het recreatiegebied ten Oosten van het plangebied, tussen de L27A en het woongebied langsheen de Oude Landen, is in opdracht van de stad Antwerpen door Grontmij Vlaanderen & Denis Dujardin een masterplan 'Sportpark Oude Landen' opgemaakt. Het college van burgemeester en schepenen heeft dit masterplan op 4 februari 2011 goedgekeurd. De aanleg van het ongelijkvloers vertakkingscomplex op L27A zal het uitzicht van deze zone in belangrijke mate veranderen. Om te voorkomen dat dit gebied een restzone zou worden, wil de stad het gebied omvormen tot een aangenaam sportpark, zowel voor actieve als passieve recreatie. Het plan geeft een beeld van hoe het terrein tussen spoorlijn L27A en de weg Oude Landen in de toekomst zou kunnen omgevormd worden tot landschaps- en sportpark en vormt zo een kader voor latere realisatieplannen. Het ontwerp voorziet onder meer in een centrale sporthal, verschillende sportvelden en bebossing van het spoorwegtalud.

Het gebied dat in dit masterplan bekeken wordt overlapt voor een stukje met het plangebied van voorliggend GRUP. Het gaat om een zone waarin ruimte vrijkomt na het verleggen van de bestaande spoorweg. De bestemming volgens het gewestplan is hier parkgebied. In functie van de realisatie van de visie in het masterplan is hier echter recreatiegebied wenselijk. De rest van het gebied , gelegen buiten het plangebied van voorliggend GRUP, is reeds in recreatiegebied gelegen volgens het gewestplan..

De herbestemming van het stukje in parkgebied naar recreatiegebied is bijgevolg opgenomen in voorliggend GRUP.