9 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften

 

Toelichting bij het verordenend voorschrift

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘infrastructuur’.

Artikel 1. Spoorinfrastructuur

Bepalingen m.b.t. de spoorinfrastructuur

Onder aanhorigheden van spoorwegen wordt onder andere verstaan:

Spooruitrustingen zoals sporen, bovenleidingen, seininrichting, kabelwerken, alle grond- en kunstwerken voor de realisatie van de dragende structuur, alle gebouwen en andere constructies, met noodzakelijke toegangswegen, die verband houden met het onderhoud en de exploitatie van de spoorlijn zoals tractie-onderstations, sectioneerposten, seinposten, onderhoudsplatformen, dienstlokalen, communicatie, alle toegangs- en langswegen ten behoeve van onderhouds- en veiligheidsdoeleinden, alle voorzieningen op het gebied van veiligheid en eventuele ventilatie zoals evacuatieschachten, afsluitingen, ventilatie-uitrustingen, de infrastructuren voor de afwatering van de spoorbedding zoals grachten, duikers, pompstations.

Onderhoudsinfrastructuur voor treinen, zoals trainwashes, is echter niet toegelaten. Dit omwille van de impact van dergelijke activiteiten op het waterbergend vermogen van het gebied en op het natuurpark en omgeving.

Alle werken van natuurtechnische milieubouw kunnen gerealiseerd worden. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Belang van oversteekbaarheid van de spoorinfrastructuur

In functie van de recreatieve ontsluiting van het natuurpark zijn een aantal ontsnipperingsmaatregelen nodig. Voor de oversteekbaarheid van de spoorinfrastructuur ten oosten en ten zuiden van het natuurpark is minstens gewenst:

  • een voldoende brede overwelving van de Oudelandse beek door het ongelijkvloers vertakkingscomplex, zodat op de langsstrook naast de oeverstrook een recreatief pad kan worden aangelegd;

  • voorzien van een spoorwegonderdoorgang voor een recreatief pad in functie van de zuidelijke ontsluiting van het natuurpark door de realisatie van een voldoende brede overwelving van de aan te leggen zijtak van de Laarse Beek.

Deze 2 doorgangen moeten opgenomen worden in de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning voor de spoorinfrastructuur.

Bijkomende doorgangen voor langzaam verkeer over of onder de spoorweginfrastructuur zijn toegelaten binnen de voorschriften

Ook de oversteekbaarheid van de spoorinfrastructuur ten westen van het natuurpark gewenst. De locatie van deze ontsluiting voor langzaam verkeer is momenteel nog in onderzoek. Er zijn nog onderhandelingen lopende over de locatie en de realisatie van deze doorgangen over of onder de spoorlijn L12.

 

1.1 In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van spoorinfrastructuur en aanhorigheden, met uitzondering van onderhoudsinfrastructuur voor treinen. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren met inbegrip van doorgangen voor langzaam verkeer over of onder de spoorweginfrastructuur, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

Om de oversteekbaarheid van de spoorinfrastructuur in het oosten en het zuiden van het gebied te garanderen worden 2 nieuwe doorgangen voor langzaam verkeer opgenomen in de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning voor de spoorweginfrastructuur:

  • een doorgang ter plaatse van de kruising van de Oudelandse Beek met de spoorinfrastructuur;

  • een doorgang ter plaatse van de kruising van de aftakking van de Laarse beek met de spoorinfrastructuur.

 

 

Bij een vervoersinfrastructuur is het niet altijd mogelijk precies aan te geven waar de infrastructuren beginnen en de overgang naar de naastliggende bestemming. Daarom wordt met deze gebiedsspecifieke typebepaling toegelaten om de voorschriften van de naastliggende bestemming toe te passen. In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning wordt duidelijk aangegeven welke oppervlakte voor de spoorinfrastructuur ingenomen wordt en waar de toepassing van het voorschrift van de naastliggende bestemming begint.

1.2. Na aanleg van de spoorinfrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

 

In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor een project dat een deel van het gebied beslaat, moet aangegeven worden wat met het overige gedeelte gebeurt. De vergunningverlenende overheid moet aan de hand van de aanvraag kunnen oordelen of het nog niet benutte deel lange tijd onbenut zal blijven voor spoorinfrastructuur en wat er tussentijds mee zal gebeuren.

1.3. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de spoorinfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.

 

Bepalingen m.b.t. inpassing van de spoorinfrastructuur

Voor de inpassing van de spoorinfrastructuur in de omgeving is het noodzakelijk om de effecten van deze infrastructuur op de omgeving te milderen. Hiervoor moeten milderende maatregelen genomen worden op het vlak van geluidsimpact, visuele impact, lichtimpact, impact op de waterberging van de spoorinfrastructuur en gezorgd worden voor een kwalitatieve landschappelijke inpassing van de spoorinfrastructuur in de omgeving.

Infrabel gebruikt hierbij de best beschikbare technologieën om trillings- en geluidsoverlast te beperken.

Voor de inpassing van de spoorinfrastructuur wordt een zone gereserveerd voor buffering van de spoorinfrastructuur ten opzichte van haar omgeving en voor de kwalitatieve landschappelijke inpassing van de spoorinfrastructuur in de omgeving. Een buffer behoort tot het gebied en moet een overgang vormen tussen het terrein en de aangrenzende bestemmingen. Om voldoende ruimte te garanderen voor de realisatie van de milderende maatregelen en de landschappelijke inpassing, is binnen deze bufferzone geen aanleg van spoorinfrastructuur mogelijk.

Op voorwaarde dat dit geen afbreuk doet aan de buffering van de spoorinfrastructuur ten opzichte van haar omgeving en aan de kwalitatieve landschappelijke inpassing van de spoorinfrastructuur in de omgeving, kunnen in toepassing van artikel 1.2 de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

 

 

1.4.

[image] (overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Tussen de spoorinfrastructuur en de aangrenzende zones wordt een gebied ingericht waarbinnen maatregelen moeten genomen worden voor buffering van de spoorinfrastructuur ten opzichte van haar omgeving en voor de kwalitatieve landschappelijke inpassing van de spoorinfrastructuur in de omgeving. De buffering houdt rekening met geluidsimpact, visuele impact, lichtimpact, impact op de waterberging. Daarnaast zijn in het gebied aangeduid met deze overdruk de werken, handelingen en wijzigingen zoals omschreven in artikel 1.1. en artikel 1.2. mogelijk, met uitzondering van de aanleg van spoorinfrastructuur.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.

Artikel 2. Park

Bepalingen m.b.t. park

Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven.

Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie.

Het gebied wordt ingericht als een natuurpark voor natuur, waterbeheer en recreatief medegebruik. Om het ruimtebeslag dat de aanleg van de spoorinfrastructuur in een potentieel waterbergingsgebied impliceert te kunnen compenseren, is een ondiepe afgraving van resterende gebied nodig. Met deze functie van nat natuurontwikkelingsgebied zal het gebied in de toekomst niet meer door de landbouw kunnen gebruikt worden.

 

2.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park of parken. Dit gebied heeft ook een sociale functie.

Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten.

De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven.

Bepalingen m.b.t. het waterbeheer

In de rivier- en beekvalleien is waterbeheer(sing) een nevengeschikte functie. Daaronder worden minstens de overstromingsgevoelige gebieden aangeduid op de kaarten van de watertoets begrepen. Buiten de rivier- en beekvalleien is waterbeheersing eerder een ondergeschikte functie.

Werken en handelingen in functie van behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen zijn bv. hermeandering, verbreden of herinrichten van de bedding, herwaarderen winterbed, vertragen waterstroomsnelheid, structuurvariatie in oevers en bedding…

Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de waterkwaliteit zijn bv. buffering van waterlopen tegen vervuiling.

Werken en handelingen in functie van het verbeteren van de verbindingsfunctie van waterlopen zijn bv. het opheffen barrières, behoud van ruimte voor de ontwikkeling van natuurwaarden.

In functie van het behoud, het herstel en de ontwikkeling (aanleg, inrichting, onderhoud…) van specifieke overstromingsgebieden zijn specifieke infrastructuren hiervoor zoals dijken, stuwen, pompinstallaties... toegelaten. Zuiveringsinfrastructuren zoals RWZI’s of collectoren vallen niet onder de toegelaten werken, handelingen en wijzigingen.

Voor bebouwing bestemde gebieden zijn o.m. woongebieden en bedrijventerreinen. De specifieke stedenbouwkundige voorschriften in de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen geven uitsluitsel over welke (delen van) gebieden als “voor bebouwing bestemd” beschouwd moeten worden.

De overige functies in rivier- en beekvalleien moeten de natuurlijke dynamiek en het waterbergend vermogen van dit watersysteem respecteren. De stroomgebiedbeheersplannen en de (deel)bekkenbeheersplannen worden als afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.

Vergunningsaanvragen worden onderworpen aan een watertoets in de zin van het decreet integraal waterbeleid.

Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

 

 

2.2. Werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor:

  • het behoud en herstel van het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien,

  • het behoud en herstel van de structuurkenmerken van de rivier- en beeksystemen, de waterkwaliteit en de verbindingsfunctie,

  • het behoud, het herstel en de ontwikkeling van overstromingsgebieden, het beheersen van overstromingen of het voorkomen van wateroverlast in voor bebouwing bestemde gebieden,

  • het beveiligen van vergunde of vergund geachte bebouwing en infrastructuren tegen overstromingen,

zijn toegelaten, voor zover de technieken van natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.

De in artikel 2.1 genoemde werken, handelingen en wijzigingen kunnen slechts toegelaten worden voor zover ze verenigbaar zijn met de waterbeheerfunctie van het gebied en het waterbergend vermogen van rivier- en beekvalleien niet doen afnemen.

 

 

 

Belang van de aanleg van het gebied

De aanleg van het natuurpark moet deel uitmaken van het totale project. Dit natuurpark moet immers een noodzakelijke waterbeheer- en waterbergende functie vervullen.

 

2.3. De inrichting van het gebied maakt deel uit van de aanvraag voor stedenbouwkundige vergunning voor de spoorweginfrastructuur. Uiterlijk bij de ingebruikname van deze nieuwe spoorweginfrastructuur moet het gebied ingericht zijn.

 

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘landbouw’.

Artikel 3. Agrarisch gebied

Bepalingen m.b.t. landbouw

Landbouw is de hoofdbestemming in dit gebied. Naast landbouw in de eigenlijke zin van het woord zijn de volgende activiteiten eveneens toegelaten: hoevetoerisme (dat valt onder de noemer verblijfsgelegenheid), verkoop van eigen landbouwproducten, zorgboerderijen en landbouweducatie voor zover dat een integrerend deel uitmaakt van een bedrijf, waterverzamelbekken op niveau van het bedrijf, kleinschalige werken om erosie te vermijden of te bestrijden …. Een landbouwbedrijf is een werkelijk bedrijf en geen hobbylandbouw.

Verblijfsgelegenheid moet aan de onderstaande voorwaarden voldoen: het gaat om verblijfsgelegenheid binnen de bestaande gebouwen en ondergeschikt aan het landbouwbedrijf. Het gaat geenszins om een hotel. Het voorzien in verblijfsgelegenheid moet proportioneel bekeken worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de sectorale wetgeving. Het gaat bijvoorbeeld om hoevetoerisme, het ter beschikking stellen van slaapruimten en sanitair voor jeugdkampen of het voorzien van sanitair voor hoevekamperen.

Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden. Daaronder vallen veeteelt, planten- en bomenkwekerijen, akkerbouw ….

Onder aan de landbouw verwante bedrijven worden verstaan: bedrijven die alleen aan de landbouwers producten toeleveren of van landbouwers afgenomen producten stockeren, sorteren of verpakken in verse toestand, tuinaanlegbedrijven die planten of bomen kweken of conditioneren over een minimumoppervlakte van een halve hectare. Bij verwerking is alleen mestbehandeling of mestvergisting toegelaten. Als mestbehandeling en mestvergisting worden in de omzendbrief RO 2006/01 van 19 mei 2006 beschouwd een proces waarbij minstens 60 % van het gewicht van de te verwerken producten bestaat uit stromen direct afkomstig uit land- en tuinbouw en maximaal 40 % uit andere organische en biologische stromen. Voorbeelden van dergelijke bedrijven zijn: aardappelhandelaar, graantrieerinstallatie, centrale mestopslag, verkoop van meststoffen, verkoop van veevoeders, koelplaatsen, silo’s, drooginstallaties, vlasroterijen, loonwerker, herstelplaats van tractors, landbouwproefbedrijf, tuinbouwproefbedrijf, centrum voor kunstmatige inseminatie voor landbouwdieren, schoolhoeve. De schaal van die bedrijven moet aansluiten bij de schaal van de activiteiten in de omgeving. Bedrijven met een groot hinterland horen niet thuis in het agrarisch gebied maar op een bedrijventerrein.

Als er in het plangebied een agrarische bedrijvenzone is opgenomen, dan worden de nieuwe glastuinbouwbedrijven zo veel mogelijk daarnaar verwezen. Bestaande glastuinbouwbedrijven kunnen in het agrarisch gebied uitbreiden.

Bebossing in agrarisch gebied is vergunningsplichtig op grond van artikel 35 van het Veldwetboek. Vergunningsaanvragen voor permanente bebossing moeten met de nodige omzichtigheid beoordeeld worden aangezien met dit ruimtelijk uitvoeringsplan het gebied bestemd wordt voor de landbouw. Dit geldt in mindere mate voor tijdelijke bebossing.

 

3.1 Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw.

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfsvoering van landbouwbedrijven zijn toegelaten.

Een landbouwbedrijfszetel mag alleen de noodzakelijke bedrijfsgebouwen en de woning van de exploitanten bevatten, alsook verblijfsgelegenheid, verwerkende en dienstverlenende activiteiten voor zover die een integrerend deel van het bedrijf uitmaken.

In het gebied zijn ook aan de landbouw verwante bedrijven toegelaten voor zover hun aanwezigheid in het agrarisch gebied nuttig of nodig is voor het goed functioneren van de landbouwbedrijven in de omgeving en ze gevestigd worden in bestaande landbouwbedrijfzetels. Die bedrijven moeten een directe en uitsluitende relatie hebben met de aanwezige landbouwbedrijven door afname of toelevering van diensten of producten. Primaire bewerking of opslag van producten kan worden toegelaten. Verwerking van producten is uitgesloten, met uitzondering van mestbehandeling en mestvergisting. Er moet rekening gehouden worden met de schaal en de ruimtelijke impact van deze bedrijven. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan:

  • de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;

  • de invloed op de omgeving wat het aantal te verwachten gebruikers of bezoekers betreft;

  • de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;

  • de relatie met de in de omgeving van het gebied vastgelegde bestemmingen.

Bepalingen m.b.t. andere toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

Natuurbehoud, landschapszorg en recreatief medegebruik zijn ondergeschikte functies in het agrarisch gebied. Ondergeschikt betekent ‘van betrekkelijk minder grote betekenis’.

Kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, bestaat onder meer uit toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen Kleinschalige infrastructuur, gericht op recreatief medegebruik bestaat uit zitbanken, picknicktafels, vuilnisbakken, informatieborden, paden, kijk- of schuilhutten ...

Niet-gemotoriseerd verkeer is onder meer wandelen, fietsen, paardrijden....

Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding.

Onder openbare wegen worden ook verkeersveilige fietspaden begrepen.

 

 

 

 

 

 

3.2 Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de algemene bestemming niet in het gedrang brengen, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:

  • het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

 

  • het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen;

  • de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden.

 

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’.

Artikel 4. Recreatiegebied

 

4.1. Het gebied is bestemd voor dagrecreatie.

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming, zijn toegelaten.

De volgende werken, handelingen en wijzigingen zijn eveneens toegelaten:

  • de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden;

  • het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

 

 

 

[image] (symbolische aanduiding in overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 5. Leidingstraat

Een leidingstraat wordt symbolisch aangegeven wat betekent dat de grenzen van de leidingstraat niet vastliggen.

Aanhorigheden van een leidingstraat zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leidingen te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 

5.1. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd in functie van het optimaal ruimtegebruik van de leidingstraat. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.

 

 

[image] (symbolische aanduiding in overdruk)

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 6. Enkelvoudige leiding

Het tracé dat opgenomen wordt voor de enkelvoudige leiding is een symbolische aanduiding. Dat betekent dat de grens van het tracé gevolgd moet worden in de mate dat er geen onoverkomelijke obstakels zijn die een aanpassing vereisen. Onoverkomelijke obstakels zijn bijvoorbeeld bomen, structuur van de ondergrond, kleine constructies of andere obstakels voor het tracé die bij de opmaak van het RUP niet bekend zijn. Gebouwen vallen normaal gezien niet onder die obstakels omdat die bij de opmaak van het RUP bekend zijn.

Aanhorigheden van een leiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

Voor welke stoffen de leiding gebruikt zal worden, wordt niet vastgelegd; dat is ruimtelijk niet relevant.

 

6.1. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.