4.3 Conclusies onderzoek ruimtelijke veiligheid

Ter uitvoering van de Seveso-richtlijn 6 dient in het beleid inzake ruimtelijk ordening rekening gehouden te worden met de noodzaak om op langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen Seveso-inrichtingen 7 enerzijds en aandachtsgebieden 8 anderzijds. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt door het houden van toezicht op de vestiging van nieuwe Seveso-inrichtingen, op wijzigingen van bestaande Seveso-inrichtingen, en op nieuwe ontwikkelingen rond bestaande Seveso-inrichtingen.

Op basis van de uitgevoerde RVR-toets met kenmerk RVR-AV-0865 bracht het Team Externe Veiligheid advies uit. Dit advies heeft specifiek betrekking op het aspect externe mensveiligheid zoals bedoeld in de Seveso-richtlijn, of, m.a.w. op de risico’s waaraan mensen in de omgeving van Seveso-inrichtingen (kunnen) blootgesteld worden ten gevolge van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen.

Om een inschatting te maken van het aspect externe mensveiligheid, werd het voorontwerp van RUP afgetoetst aan de hand van criteria die werden opgenomen onder de vorm van een beslissingsdiagram in bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage.

 

Volgens de gegevens van het Team Externe Veiligheid zijn in het plangebied geen Seveso-inrichtingen aanwezig.

 

Uit de informatie opgenomen in de toelichtingsnota en in de stedenbouwkundige voorschriften is echter wel bedrijvigheid voorzien in het plangebied (Art. 1 t.e.m. 4) én zijn hierbij Seveso-inrichtingen niet expliciet uitgesloten middels de stedenbouwkundige voorschriften. 9

In het voorliggend dossier (toelichtingsnota en stedenbouwkundige voorschriften dd. juli 2018) worden Seveso-activiteiten niet expliciet uitgesloten. In het plan-MER (PL0237) werd, ingeval geen verbod op Seveso-inrichtingen in het plangebied werd opgenomen, gesteld dat het aspect externe veiligheid verder dient onderzocht te worden middels een ruimtelijk veiligheidsrapport.

 

Uit de informatie opgenomen in de toelichtingsnota en in de stedenbouwkundige voorschriften worden mogelijks aandachtsgebieden (i.c. door het publiek bezochte gebouwen en gebieden) voorzien in het plangebied (Art. 1 en 2). Bovendien is, volgens de gegevens van het Team Externe Veiligheid, het plangebied gelegen binnen de consultatiezone van verschillende Seveso-inrichtingen. Het Team Externe Veiligheid heeft echter voldoende elementen in handen om de risico’s in te schatten waaraan mensen in de omgeving van deze inrichtingen blootgesteld worden ten gevolge van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen bij dit bedrijf en te besluiten dat de ontwikkelingen te verzoenen zijn met de aanwezigheid van deze Seveso-inrichtingen.

Voor deze ‘voldoende elementen’ kan teruggegrepen worden naar het plan-MER (PL0237) dat werd opgemaakt en waar de interactie tussen plan en aanwezige Seveso-inrichtingen werd bestudeerd. De conclusies die in dit onderzoek hieraangaande werden geformuleerd zouden echter ook overgenomen moeten worden in de toelichtingsnota die bij het RUP wordt opgemaakt. Een kanttekening die hierbij gemaakt werd in het plan-MER is dat de draagkracht in het oostelijke gedeelte van het havengebied vanuit het oogpunt van de externe risico’s zal afnemen. Algemeen hogere personendichtheden binnen het plangebied kunnen immers aanleiding geven tot een hoger groepsrisico.

 

Op basis van bovenstaande beslist het Team Externe Veiligheid dat er een ruimtelijk veiligheidsrapport dient opgemaakt te worden ten gevolge van de geplande bedrijvigheid in het plangebied, tenzij de initiatiefnemer van het plan een expliciet verbod opneemt op de inplanting van Seveso-inrichtingen binnen het plangebied.

Dit expliciet verbod is in de algemene stedenbouwkundige voorschriften (1.8) als volgt toegevoegd:

“Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten.” 10