|
11 BIJLAGE 6: EFFECTSTUDIES | |
|
11.1 Plan-MER Het plan-MER werd op 9 november 2018 goedgekeurd door de dienst MER. Hierna vindt u het goedkeuringsbesluit.
https://mer.lne.be/merdatabank/uploads/mergk4870.pdf
11.2 Ruimtelijke veiligheid De Team Externe Veiligheid van het departement Omgeving van de Vlaamse overheid bracht op 2 oktober 2018 een advies uit (RVR-AV-0865). De conclusies hiervan zijn opgenomen in hoofdstuk 4.3.
Ter aanvulling hiervan geven we hieronder de belangrijkste aspecten mbt externe veiligheid weer. Deze zijn ook terug te vinden in het plan-MER
Achtergrond Ingevolge de Europese Seveso III-richtlijn moeten de Lidstaten ter preventie van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn en de beperking van de gevolgen ervan, de aanwezigheid van Seveso-inrichtingen en de daarmee gepaard gaande mogelijke veiligheidsproblematiek integreren in o.m. hun beleid inzake ruimtelijke ordening. Als doelstelling geldt hierbij dat op een lange termijnbasis een voldoende veiligheidsafstand moet bestaan tussen Seveso-inrichtingen en zgn. aandachtsgebieden. Deze verplichting is in België omgezet via artikel 25 van het Samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, dat gelet op de bevoegdheidsverdeling voor verdere uitvoering verwijst naar de gewesten.
In het Vlaams Gewest is ervoor geopteerd om deze ‘integratieverplichting’ in te vullen op het niveau van de ruimtelijke uitvoeringsplannen. De bepalingen van deze plannen zijn immers bindend en verordenend en hebben dus o.a. een direct gevolg in het kader van de omgevingsvergunningverlening. De integratieverplichting wordt meer concreet doorgevoerd door in de procedure voor de opmaak van bepaalde ruimtelijke uitvoeringsplannen (cfr. RVR-toets) een rapporteringsprocedure in te voeren waarbij via een RuimtelijkVeiligheidsRapport (RVR) onder meer de externe risico’s worden beoordeeld.
De nadere bepalingen en de procedure inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage zijn geregeld in titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM), de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) en het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2007 houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage (BVR RVR, 2007). In dit BVR RVR, 2007 worden o.m. de aandachtsgebieden ten aanzien waarvan op een lange termijnbasis een voldoende veiligheidsafstand moet bestaan (cfr. supra) nader omschreven.
Voor de volledigheid wordt er op gewezen dat de Vlaamse regelgeving ook op het niveau van de (omgevings)vergunningverlening voorziet in een instrument ter preventie van zware ongevallen en de beperking van de gevolgen ervan, m.n. het OmgevingsVeiligheidsRapport (OVR). In het kader van de vergunningverlening voor bedrijven met belangrijke hoeveelheden gevaarlijke producten (de zogenaamde hogedrempelinrichtingen) moeten meer bepaald de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen worden geëvalueerd in een OVR. In het kader van de evaluatie binnen een OVR dient eveneens rekening te worden gehouden met de aandachtsgebieden zoals omschreven in het BVR RVR, 2007 die gelegen zijn in de nabijheid van de Seveso-inrichting die het voorwerp vormt van het OmgevingsVeiligheidsRapport.
Aandachtsgebieden Uit het voorgaande blijkt dat bij de evaluatie van de risico’s verbonden aan een Seveso-inrichting, de aandachtsgebieden zoals omschreven in het BVR RVR, 2007 een belangrijke rol spelen. Het BVR RVR, 2007 stelt de volgende gebieden vast als aandachtsgebieden:
De aandachtsgebieden kunnen a.h.w. onderverdeeld worden in twee types. De gebieden opgenomen onder de eerste vijf punten zijn er die de gevolgen van een zwaar ongeval op een Seveso-inrichting kunnen verhogen, bv. doordat er veel personen aanwezig zijn in een genoemd gebied of doordat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen lager ligt (vb. kleuterscholen en scholen voor lager en secundair onderwijs). De externe gevarenbronnen (zesde en laatste punt) kunnen oorzaak zijn van het ontstaan van een zwaar ongeval in een Seveso-inrichting (het betreft een exemplatieve opsomming).
Een verdere verduidelijking i.v.m. deze aandachtsgebieden en hoe ermee om te gaan, is terug te vinden in de ‘Leidraad Aandachtsgebieden – versie 1.0 van 1 juli 2015’ van de dienst Veiligheidsrapportering.
Risicocriteria Risicocriteria zijn toetsingswaarden voor de berekende externe mensrisico’s van Seveso-inrichtingen die gebruikt worden o.m. in het kader van de beoordeling van deze risico's in OVR’s en RVR’s, de omgevingsvergunningsprocedure en de procedure voor de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen.
De (berekende) externe mensrisico’s, die aan deze risicocriteria getoetst moeten worden, omvatten (de isorisicocontouren voor) het plaatsgebonden risico van 10-5/jaar, 10-6/jaar en 10-7/jaar en de groepsrisicocurve. De Isorisicocontour (IRC) is een lijn, aangegeven op een kaart, die punten van gelijk plaatsgebonden risico met elkaar verbindt.
Het plaatsgebonden risico waarvan sprake, kan omschreven worden als de kans dat een persoon omkomt t.g.v. zware ongevallen in de bestudeerde Seveso-inrichting, uitgaande van de veronderstelling dat deze persoon permanent en totaal onbeschermd aanwezig is op een bepaalde plaats in de omgeving van die inrichting.
De toetsing van de IRC van 10-6/jaar geldt ten aanzien van gebieden met woonfunctie, zoals hoger omschreven. De toetsing van de IRC van 10-7/jaar gebeurt ten aanzien van terreinen met kwetsbare locaties; zoals hoger gedefinieerd. Voor de overige aandachtsgebieden zijn er geen criteria voor het plaatsgebonden risico.
Het criterium voor de IRC van 10-5/jaar geldt t.a.v. de grens van de inrichting en heeft als doel ervoor te zorgen dat de risico's voor zware ongevallen zich zoveel mogelijk binnen de grenzen van de Seveso-inrichting bevinden en hierdoor tevens op eventuele naburige bedrijfsterreinen de verhoging van het risico zo klein mogelijk te houden.
Onder ‘groepsrisico’ moet worden verstaan: de kans, per jaar, dat een aantal personen in de omgeving gelijktijdig omkomen door zware ongevallen binnen de bestudeerde onderneming. Voor de berekening en de weergave van de groepsrisicocurve moeten alle externe personen (buiten de Seveso-inrichting ter studie) meegerekend worden als externe populatie. Dit gaat over werknemers buiten de grens van de Seveso-inrichting, bewoners, recreanten, enz. die zich in de omgeving van de betreffende Seveso-inrichting bevinden.
Voor de goede orde wordt nog gewezen op het aspect van de milieurisico’s, zijnde de risico’s van zware ongevallen en dit naar het milieu toe zowel binnen de Seveso-inrichting als in de omgeving ervan. Hiervoor zijn in het Vlaams Gewest geen specifieke criteria opgesteld, waarbij in het kader van OVR (of RVR) voor dit aspect een kwalitatieve aanpak gehanteerd wordt.
Bespreking aspect externe veiligheid in dit MER Het plangebied situeert zich in de onmiddellijke buurt van de haventerreinen van de haven van Antwerpen, zelfs in die mate dat de voorziene zone voor de groene corridor in het geplande RUP overlapt met het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ter afbakening van het Zeehavengebied. In de Antwerpse haven zijn heel wat Seveso-inrichtingen gevestigd, waarvan één ervan in de onmiddellijke nabijheid van het ‘gebied Contactzone', m.n. Euroports Terminals Antwerp (zie kaart externe mensveiligheid in de kaartenbundel van het plan-MER). In die zin plant het beoogde RUP dus in het algemeen ontwikkelingen in de omgeving van het havengebied en in het bijzonder in de (onmiddellijke) omgeving van een Seveso-inrichting (hogedrempelinrichting).
Het bovenstaande geeft aanleiding tot de volgende te onderzoeken aspecten op het vlak van externe veiligheid:
In het kader van deze onderzoeksvragen is het van belang rekening te houden met de risicocriteria en met de notie aandachtsgebieden, zoals hoger opgesomd en omschreven.
Vanuit het programma (werkhypotheses & onderzoeksvragen) is rekening te houden met de volgende aandachtsgebieden die binnen het RUP Contactzone Noorderlaan aan bod (kunnen) komen:
Andere aandachtsgebieden zijn niet aan de orde binnen het geplande RUP, ook niet wanneer er rekening wordt gehouden met de alternatieve invullingen (verbreding en verdichting). Een mogelijke uitzondering hierop zou de situatie kunnen zijn waar het stedenbouwkundig voorschrift voor wonen tegelijk ook kwetsbare locaties zou toelaten. Hiermee wordt rekening gehouden in de effectbespreking.
Vanuit het programma is er ook sprake van bedrijvigheid. In zoverre het zou kunnen gaan om Seveso bedrijven is er sowieso rekening te houden met aandachtsgebieden binnen en buiten het plangebied.
EFFECTBEOORDELING
Door publiek bezochte gebouwen en gebieden (incl. recreatiegebieden) Algemeen - De evaluatie van door publiek bezochte gebouwen en gebieden (incl. recreatiegebieden), gebeurt enkel aan de hand van het groepsrisico dat is verbonden aan Seveso-inrichtingen. De (installaties van deze) bedrijven waarvan effecten ter hoogte van het 'gebied Contactzone' niet zijn uit te sluiten, worden hierna besproken vanuit het oogpunt van het groepsrisico. Algemeen stelt zich de vraag in hoeverre de inplanting van bijkomende oppervlakte retail in het plangebied op de bedoelde locaties een mogelijke (belangrijke) invloed kan hebben op het groepsrisico van de bedrijven waarvan relevante effecten thans reiken tot aan dit gebied.
Seveso-inrichtingen - Aan de hand van de externe risico's verbonden aan de Seveso-inrichtingen volgt, zoals hoger aangegeven, dat er drie Seveso-inrichtingen zijn waarvan de relevante effecten kunnen 17reiken tot aan het 'gebied Contactzone' m.n. Euroports Terminals Antwerp, ARLANXEO Belgium en 3M Belgium. In elk van deze gevallen gaat het om een blootstelling aan toxische producten waarbij de relevante effecten voor personen buiten in open lucht (plaatsgebonden risico) gelden. Voor het groepsrisico wordt rekening gehouden met de bescherming die personen genieten bij verblijf ‘binnenshuis’, wat m.n. voor een toxische blootstelling een belangrijke bescherming betekent.
Het groepsrisico verbonden aan de vestiging van Euroports Terminals Antwerp (OVR/16/08) is beperkt 18 zodat van een bijkomende oppervlakte aan retail in het 'gebied Contactzone Noorderlaan' geen belangrijke invloed hierop is te verwachten.
Andere Seveso-inrichtingen waarvan relevante effecten ter hoogte van het 'gebied Contactzone' niet zijn uit te sluiten betreffen enerzijds ARLANXEO Belgium en anderzijds 3M Belgium, beide op de linkerscheldeoever. Het gaat hier in beide gevallen om mogelijke effecten omwille van een belangrijke vrijzetting van een toxisch product.
Uit OVR/13/27 dd. 12/2013 van ARLANXEO Belgium volgt dat het groepsrisico in hoofdzaak bepaald wordt door de ontvlambare tot vloeistof verdichte gassen en toxische vrijzettingen geen belangrijke bijdrage leveren tot het groepsrisico. Voor ARLANXEO Belgium bereikt de maximale relevante effectafstand een gedeelte van het 'gebied Contactzone'. Deze relevante kans houdt verband met een blootstelling aan een toxisch product, en geldt voor personen buiten in open lucht (plaatsgebonden risico) bij nachtelijke weerscondities. Omdat de meest personen ter hoogte van het 'gebied Contactzone' 's nachts ‘binnenshuis’ aanwezig zijn (groepsrisico), wordt er op het groepsrisico geen belangrijke invloed verwacht van de bijkomende oppervlakte retail ten zuiden van de Michiganstraat.
Uit OVR/07/06 dd. 6/2007 van 3M Belgium volgt dat het groepsrisico in hoofdzaak bepaald wordt door de celsystemen. Enkel voor het grootste celsysteem reikt de relevante effectafstand tot aan het 'gebied Contactzone Noorderlaan' waarbij enkel de zuidwestelijke hoek van het plangebied gevat wordt. Ook hier gaat het om een blootstelling aan een toxisch product en geldt de relevante kans voor personen in open lucht (plaatsgebonden risico). Van een hogere personendichtheid in het 'gebied Contactzone Noorderlaan' is hiervan zonder meer geen relevante bijdrage te verwachten. De hoogste slachtofferaantallen van het groepsrisico van 3M Belgium houden verband met een installatie-onderdeel enkel wanneer (in een uitzonderlijke situatie) de betrokken productinhoud op een verhoogde temperatuur is. Dit impliceert dat voor wat het groepsrisicocriterium betreft hier de kansen zeer laag zijn, en voor het groepsrisicocriterium enkel het maximaal aantal slachtoffers determinerend zal zijn. Omdat het maximaal aantal slachtoffers in OVR/07/06 minder dan een derde bedraagt van het criterium (bij lage kansen d.i. < 10-8/jr), wordt er van een hogere personendichtheid in het 'gebied Contactzone Noorderlaan' geen relevante bijdrage aan het groepsrisico verwacht.
Naar toekomstige mogelijkheden van de drie betrokken Seveso-bedrijven wordt de invloed van het plan eerder als beperkt aanzien omwille van de reeds belangrijke aanwezig populatie zowel ter hoogte van het plangebied (o.m. Kinepolis) als in het naastgelegen woongebied Luchtbal. Dit neemt niet weg dat in het algemeen hogere personendichtheden binnen het plangebied tot een hoger groepsrisico aanleiding kunnen geven voor Seveso-inrichtingen in het oostelijke gedeelte van het havengebied, en hierdoor de draagkracht vanuit het oogpunt van de externe risico's in het oostelijke gedeelte van het havengebied zal afnemen.
Bedrijvigheid als mogelijke externe gevarenbron Bedrijvigheid als mogelijke externe gevarenbron houdt verband met het feit dat de effecten van een ongeval in een bedrijf impact zouden kunnen hebben op een installatie in een nabije Seveso-inrichting, waardoor deze installatie beschadigd zou kunnen raken en hierdoor gevaarlijke producten zouden kunnen vrijkomen (die op hun beurt een impact hebben op de omgeving). Dergelijke effecten op installaties zijn deze van warmtestraling en/of overdruk wat veroorzaakt kan worden door brand en/of explosie. Naast dergelijke effecten is ook het effect van een mechanische impact mogelijk waarbij het dan typisch gaat om windturbines als een mogelijke externe gevarenbron.
OVR/16/08 van Euroports Terminals Antwerp omvat reeds het aspect van mogelijke externe gevarenbronnen in de omgeving (waaronder het 'gebied Contactzone Noorderlaan'). Met uitzondering van het tankstation met LPG op de hoek van de Noorderlaan en de Korte Wielenstraat zijn er in de huidige referentiesituatie geen bedrijven met belangrijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen waaraan een risico van brand en/of explosie is verbonden. Het tankstation met LPG maakt deel uit van de beoordeling in OVR/16/08 van Euroports Terminals Antwerp Tankstation. Met windturbines in de omgeving is in OVR/16/08 ook rekening gehouden.
De nabijheid van woongebied ten oosten van en grenzend aan het plangebied, en de aanwezigheid van veel publiek in het plangebied, beperkt de draagkracht van het plangebied voor bedrijven vanuit het oogpunt van externe risico's. Dit impliceert dat bedrijven met belangrijke externe risico's sowieso hier niet kunnen ingeplant worden. Op zijn beurt betekent dit tegelijk dat bedrijven met belangrijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen die vanuit het oogpunt van brand en/of explosie een relevante externe gevarenbron zouden vormen, hier niet verwacht worden.
Seveso-inrichtingen
Aanvullend kan nog het volgende gesteld m.b.t. het localiseren van Seveso-inrichtingen in het plangebied : in het geval de initiatiefnemer ervoor opteert om een (deels) industriële invulling te geven aan het plangebied en hiervoor een expliciet verbod op Seveso-inrichtingen op te nemen, zal er geen ruimtelijk veiligheidsrapport nodig zijn. Ingeval de initiatiefnemer geen verbod op Seveso-inrichtingen in zijn plan opneemt, zal het aspect externe veiligheid verder moeten onderzocht worden door middel van een ruimtelijk veiligheidsrapport.
|

