|
1.1 Bestemming
De zone is bestemd voor publiek domein in de vorm van groene en/of verharde ruimte met verblijfskarakter in open lucht, wegenis, infrastructuur voor openbaar vervoer, langzaam verkeersvoorzieningen en parkeren.
In groene en/of verharde ruimte met verblijfskarakter in open lucht zijn recreatieve activiteiten, socio-culturele activiteiten toegelaten evenals sport en spel.
1.2 Inrichting
1.2.1 Algemeen
Alle werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor de aanleg en het onderhoud van het publiek domein met inbegrip van maatregelen in functie van waterkering en evenementen.
Bij de inrichting van de zone voor publiek domein moet zowel rekening worden gehouden met de verkeersfunctie als met de gewenste verblijfskwaliteit, gewenste landschappelijke kwaliteit en de ecologische (verbindings)functie van het gebied.
1.2.2 Inrichting buitenruimte
De niet-bebouwde delen inclusief de ruimte boven ondergrondse constructies en daken groter dan 100 m² moeten aangewend worden voor de realisatie van publieke buitenruimte met verblijfskarakter.
De zone dient ingericht te worden als één stedelijke open ruimte. De zone bestaat uit de ‘Kaaivlakte’ en de ‘Kaaiweg’.
De Kaaivlakte dient als een kwalitatieve en toegankelijke publieke ruimte ingericht te worden. Behoud en versterking van de relatie binnenstad – Schelde staat hierbij centraal en het behoud van het publieke karakter van de Scheldekaaien is essentieel.
De inrichting van de publieke ruimte aan de stadszijde moet de onderlinge samenhang tussen de verschillende historisch waardevolle gebouwen en objecten versterken.
Aan waterzijde moet de inrichting bijdragen tot de publieke beleving van de Scheldekaaien. Essentieel is afstemming van de inrichting op gebouwen en constructies met erfgoedwaarde. Langs de Blauwe steen moet minstens een zone van 10 meter te allen tijde obstakelvrij zijn in functie van dienstverkeer en wandelaars.
De kaaiweg dient ingericht te worden in functie van de verbindende en erfontsluitende rol van de straat en afgestemd te zijn op de verschillende weggebruikers.
Voor langzaamverkeersinfrastructuur (voetpad/fietspad/schrikstrook) moet in het profiel van de kaaiweg aan de zijde van de Schelde minstens een strook van 10 meter gevrijwaard worden van bebouwing of andere obstakels. Groenvoorzieningen kunnen wel geïntegreerd worden in deze zone.
1.2.3 Gebouwen en constructies
Uitsluitend vaste of verplaatsbare constructies die het publieke functioneren van de ruimte ondersteunen, een parkeergebouw en/of noodzakelijke stijgpunten van en naar een eventuele ondergrondse parking, zijn toegestaan.
De inplanting en het voorkomen van de vaste of verplaatsbare constructies moet in harmonie zijn met de aanleg van de zone en afgestemd zijn op (het ensemble van) de gebouwen en constructies met erfgoedwaarde in het plangebied. Vaste constructies zijn enkel toegelaten op voldoende afstand van de historisch waardevolle gebouwen en constructies. In de bouwkaders Hangar 26/27 en Hangar 29 (artikel 2. Zone voor Centrumfuncties), zijn geen gebouwen of constructies toegelaten andere dan gespecifieerd in art. 2 Zone voor centrumfuncties
De voorbouwlijn (zoals aangeduid op het grafisch plan) dient te allen tijde gerespecteerd te worden.
Slechts 1 bovengrondse bouwlaag ten aanzien van het maaiveld (toestand bij in werkingtreding RUP) is toegestaan en de bouwhoogte is beperkt tot maximaal 9,25 TAW.
De draagkracht van ondergrondse constructies onder de kaaivlakte dient afgestemd te zijn op het gebruik van de kaaivlakte als publieke ruimte, evenementen en toegankelijkheid voor gemotoriseerd verkeer (nooddiensten, onderhoudsvoertuigen, laad- en losverkeer en dienstverkeer in functie van nautische activiteiten). De gronddekking boven de kaaivlakte moet kwalitatieve inrichting van het openbaar domein toelaten. Ter plaatse van (geplande) hoogstammige bomen, moet de gronddekking minstens 1,5 meter bedragen.
De draagkracht van ondergrondse constructies onder de Kaaiweg moet afgestemd zijn op de toegankelijkheid van het openbaar domein over de volledige breedte voor gemotoriseerd verkeer inclusief uitzonderlijk transport, tram en onderhoudsvoertuigen. De gronddekking boven de Kaaiweg moet leidingen en de groei van hoogstammige bomen toelaten behalve boven in- en uitritten waar dit technisch niet mogelijk is.
Toegangen zowel voor gemotoriseerd verkeer als voor voetgangers en fietsers tot een ondergrondse parking moeten geïntegreerd worden in de aanleg van de zone.
1.2.4 Ontsluiting gebied en erftoegangen
1.2.4.1 Kaaiweg
De verbinding tussen Tavernierkaai en Kattendijkbrug is te behouden.
Het profiel van de verbinding moet naadloos aansluiten op het profiel van Kattendijkbrug en Tavernierkaai in functie van de leesbaarheid en verkeersveiligheid.
1.2.4.2 Erftoegangen
De Scheldekaairand moet te allen tijde bereikbaar zijn voor nooddiensten en dienstverkeer in functie van de waterweg.
Ontsluiting van de Kaaivlakte inclusief gebouwen moet zodanig georganiseerd worden dat het aantal aantakkingen op de Kaaiweg beperkt wordt tot het strikt noodzakelijke. De locatie en inrichting van de toegangen moet gericht zijn op het beperken van potentiële conflictsituaties met dwarsend verkeer (langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer en/of openbaar vervoer) en op het minimaal belemmeren van de doorstroming van het verkeer (langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer en/of openbaar vervoer) op de Kaaiweg.
De primaire ontsluiting van het plangebied dient te gebeuren ter hoogte van het kruispunt Kaaiweg x Londen/Amsterdamstraat.
In functie van spreiding van de verkeersbelasting, is een secundaire ontsluiting ten noorden van het kruispunt Kaaiweg x Londen/Amsterdamstraat toegestaan.
Ontsluiting van de ondergrondse parking voor gemotoriseerd verkeer moet zodanig georganiseerd worden dat barrièrewerking en potentiële conflictsituaties met dwarsend verkeer (langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer en/of openbaar vervoer) tot het minimum beperkt wordt en dat de doorstroming van het verkeer (langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer en/of openbaar vervoer) minimaal belemmerd wordt.
Voor langzaam verkeer is het aantal toegangen onbeperkt.
1.2.5 Parkeren
Parkeerplaatsen mogen ondergronds, onder verhoogd maaiveld, op het maaiveld of in een gebouw worden ingericht.
Parkeerplaatsen op het maaiveld is te beschouwen als overgangsmaatregel en mag niet worden gecombineerd met een parkeergebouw, een ondergrondse parking of een parking onder verhoogd maaiveld.
Parkeerplaatsen op het maaiveld en de aanleg van laad- en loszones zijn enkel toegelaten in zoverre zij het openbaar domein niet domineren en de toegankelijkheid van de Kaaivlakte niet belemmeren.
|