|
COLOFON
Projectregisseur
Stefan Braun
Regisseur stadsprojecten
Filip Smits
Directeur Ruimte
Katlijn Van der Veken
Secretariaat
Stadsontwikkeling, afdeling Ruimte
Den Bell, Francis wellesplein 1, 2018 Antwerpen
Tel +32 3 338 23 39
ruimtelijkeplanning@stad.antwerpen.be
Extern projectteam
SWECO
Katrien Van den Bergh
Kristien Mariën
1 ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
1.A Afstemming categorieën van gebiedsaanduiding
In volgende tabel wordt aangegeven in welke categorie de bestemmingszone uit voorliggend RUP valt:
|
Categorieën Vlaams gewest
|
Bestemmingszones stad Antwerpen
|
|
Categorie 1. Wonen
|
Art 1. zone voor centrumfuncties (Ce)
|
1.B Werken van algemeen belang
De aanleg van groene en verharde openbare ruimte, nutsleidingen, noodzakelijke infrastructuur van openbaar nut en/of de oprichting van noodzakelijke constructies van openbaar nut wordt overal binnen het plangebied toegestaan. De noodzaak moet om technische of maatschappelijke redenen kunnen worden aangetoond en moet verantwoord worden bij de vergunningsaanvraag.
De inplanting, het uitzicht en het volume moet afgestemd zijn op de inrichtingsvoorschriften van de betreffende zone. De realisatie van werken van algemeen belang mag de bestemming van de betreffende zone niet hinderen.
1.C Toegankelijkheid
Het volledige plangebied dient optimaal toegankelijk te zijn voor de diverse gebruikers.
1.D Hoogbouw
In het geval van hoogbouw moet bij de vergunningsaanvraag aangetoond worden hoe wordt geanticipeerd op aspecten met betrekking tot locatiegeschiktheid (met name windhinder, windgevaar, schaduwwerking en geluidsoverlast) en tot architecturale geschiktheid (beeldkwaliteit, verblijfskwaliteit, akoestiek, wind en licht).
1.E Overeenkomst
Aan onderhavig RUP is een overeenkomst gekoppeld.
2 BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN
Artikel 1: Zone voor centrumfuncties (Ce)
1.1 Bestemming
De zone is bestemd voor:
De maximale bovengrondse bruto vloeroppervlakte voor wonen bedraagt in totaal 26.000m².
-
Ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen
-
Kantoorachtigen, dit zijn bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor maar met een functie en/of hoofdactiviteit die valt onder de hoger opgesomde ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen
De minimale bruto vloeroppervlakte voor ambachtelijke bedrijven, kleine en middelgrote ondernemingen en kantoorachtigen bedraagt in totaal 18.000m².
De maximale bruto vloeroppervlakte voor kantoren, diensten en vrije beroepen bedraagt in totaal 1.500m².
De maximale bruto vloeroppervlakte voor kleinschalige detailhandel bedraagt in totaal 1.200m² en per entiteit 400m².
Op elk moment moet er per 100m² wonen minstens 70m² ambachtelijke bedrijven, kleine en middelgrote ondernemingen en kantoorachtigen binnen het gehele plangebied zijn.
1.2 Inrichting
1.2.1 inrichtingsstudie
Voor de volledige zone moet een globale inrichtingsstudie worden uitgewerkt en bij elke vergunningsaanvraag worden toegevoegd.
De inrichtingsstudie is een document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimtelijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften voor het gebied. In het bijzonder moeten volgende kwaliteitscriteria gemotiveerd worden:
-
het waarborgen van een optimale inpassing in het stedelijke landschap
-
het afstemmen van de ontwikkeling op de draagkracht van de omgeving
-
het waarborgen dat het mobiliteitseffect geen nadelige gevolgen heeft voor de woonomgeving, de Blancefloerlaan en haar kruispunten
-
het waarborgen van een goede ontsluiting op het omliggende wegennet
-
het garanderen van een toegankelijk gebied voor fietsers en wandelaars waarbij het aantal conflictpunten met gemotoriseerd verkeer tot een minimum beperkt blijft
-
het kwalitatief inpassen van de ontwikkeling ten opzichte van de omgeving
-
het maximaal behouden van de historische kenmerken van de hallenstructuur
De inrichtingsstudie geeft ook aan hoe het voorgenomen project zich verhoudt tot wat al gerealiseerd is in de omgeving. Elke nieuwe vergunningsaanvraag kan een bestaande inrichtingsstudie of een aangepaste of nieuwe inrichtingsstudie bevatten.
1.2.2 Gebouwen en constructies
De huidige bebouwde vergunde of vergund geachte bebouwde gelijkvloerse oppervlakte kan met maximaal 5% verruimd worden. Het behoud van de originele hallenstructuur staat voorop. In functie van brandveiligheid, lichttoetreding en energiezuinig bouwen kan de bestaande hallenstructuur plaatselijk open gebroken worden.
Er kunnen ondergrondse verdiepingen worden aangebracht voor zover de in- en uitritten tot deze verdiepingen in het gebouw geïntegreerd worden. Tussenverdiepingen in de bestaande bebouwing zijn toegestaan.
In of op de bestaande bebouwing kunnen maximaal 5 hogere volumes (‘woontorens’) toegestaan worden waarbinnen enkel woonfuncties worden gehuisvest. Elke woontoren afzonderlijk heeft een maximale bouwhoogte van 65,00m en een maximale footprint van 600m² op de gelijkvloerse verdieping en de tussenverdieping en een maximale footprint van 500m² op de overige verdiepingen. De woontoren staat op minimum 10,00m afstand van elk van de voorgevels van de bestaande bebouwing.
Zowel langs de voorgevel van de Blancefloerlaan als langs de voorgevel van de Aalscholverlaan dient telkens binnen het gebouw een (al dan niet overdekte) publiek toegankelijke ruimte te worden voorzien met een minimale oppervlakte van telkens 1.000m². Ook centraal in het gebouw wordt minimaal 1 publiek toegankelijke en niet overdekte ruimte voorzien met een minimale oppervlakte van 1.000m².
Langsheen deze interne publieke ruimten dient telkens minimum 1publiek toegankelijke inrichting te worden gehuisvest die bijdraagt aan de levendigheid van het gebied. Onder publiek toegankelijke inrichtingen worden verstaan openbare dienstverlening, gemeenschapsvoorzieningen, cultuur, recreatie, vrijetijdsvoorzieningen, cafés, restaurants, toeristische logies en detailhandel.
1.2.3 Niet-bebouwde ruimte
1.2.3.1 Publieke ruimte
De niet-bebouwde ruimte dient kwalitatief te worden ingericht en dit met aandacht voor een maximale verblijfskwaliteit. Deze ruimte dient vrij toegankelijk te zijn.
De niet-bebouwde ruimte dient ruimtelijk één geheel te vormen met het omliggende weefsel.
Verharding rondom het gebouw is enkel toegestaan in functie van verblijfsruimte en van de noodzakelijke ontsluiting, circulatie en veiligheid. Aan de oostzijde van het gebouw zijn enkel waterdoorlatende verhardingen toegestaan.
1.2.3.2 Parkeren
De parkeerbehoefte moet inpandig gerealiseerd worden; op het gelijkvloers en/of ondergronds. Voor leveringen van goederen of voor mindervaliden kunnen bovengronds een beperkt aantal parkeerplaatsen gerealisereerd worden. Andere afwijkingen zijn mogelijk op gemotiveerd verzoek van de aanvrager. De vergunningverlenende overheid is niet verplicht dit verzoek in te willigen.
1.2.3.3 Groenvoorzieningen
Aan de westzijde wordt een groenstrook gerealiseerd met een minimale breedte van 8,00m. Deze strook is vrij van bebouwing en constructies. Wel kan binnen deze strook een fiets- en voetgangersverbinding gerealiseerd worden.
1.3 Beheer
De ontwikkeling kan gefaseerd uitgevoerd worden.
1.4 Overgangsbepalingen
/
Artikel 2: Lijn symbolisch Doorsteek – indicatief
Het plangebied wordt doorsneden door 2 doorsteken voor fietsers en voetgangers, zoals indicatief aangeduid op het grafisch plan. Deze doorsteken moeten duidelijk zichtbaar en herkenbaar zijn en moeten bovendien kwalitatief worden aangelegd. De doorsteken hebben telkens een minimale breedte van 4,00 m. De doorsteken sluiten aan op de publiek toegankelijke ruimten die in het gebouw georganiseerd worden.
3 TERMINOLOGIE
Bedrijf
Activiteiten van een vennootschap of een eenmanszaak beperkt tot handel, dienstverlening, uitoefenen van een ambacht of industriële activiteiten.
Beeldkwaliteit
De kwaliteit van de verschijningsvorm van een gebouw, een object of een omgeving of het samenstel daarvan. Het gaat in hoofdzaak om het uitzicht en de onderlinge samenhang tussen de bebouwde en onbebouwde ruimtelijke elementen. Het uitzicht en de samenhang worden enerzijds bepaald door de vormelijke kwaliteiten van de bebouwing (volumes, schaal, fijnkorreligheid, ritme, kleur) en van de onbebouwde ruimte (stratentracé, pleinen, enz.) en anderzijds door ervarings- en waarnemingsaspecten (de kwaliteit van zichten, geluiden of stilte, gevoel voor veiligheid, herkenbaarheid, herbergzaamheid, enz.).
Bouwhoogte
Hoogte gemeten vanaf het maaiveld tot aan het hoogste punt van het gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftkokers … De bouwhoogte kan verschillen van de kroonlijsthoogte.
Bruto vloeroppervlakte
De bruto-vloeroppervlakte van een gebouw is de som van de bruto-vloeroppervlakten van alle vloerniveaus. Vloerniveaus zijn bij voorbeeld verdiepingen, geheel of gedeeltelijk in de grond, verdiepingen boven de grond, verdiepingen voor installaties, dakverdiepingen, zolders. De bruto-vloeroppervlakte van ieder vloerniveau volgt uit de buitenomtrek van aan het gebouw begrenzende bouwdelen op vloerhoogte. Hierbij zijn de buitenvlakken van de begrenzingen bepalend. De oppervlakte van trappen, liften en installatieschachten dienen op elk vloerniveau tot de bruto-vloeroppervlakte te worden gerekend.
Niet tot de bruto-vloeroppervlakte moeten worden gerekend de oppervlakten van:
-
uitstekende delen van de buitenwand kleiner dan 0,50 vierkante meter;
-
nissen aan de buitenzijde van het gebouw groter dan 0,50 vierkante meter;
-
uitwendige vrijstaande kolommen kleiner dan 0,50 vierkante meter;
-
schalmgaten en vides groter dan 4,00 vierkante meter;
-
holle ruimten of kruipruimten tussen het maaiveld en de onderzijde van het gebouw;
-
kruipkelders, tenzij deze volledig geconstrueerd zijn en deel uitmaken van het gebouw met een hoogte van ten minste 1,50 meter;
-
(dak-)terrassen en daken;
-
open brand- of vluchttrappen aan de buitenzijde van het gebouw.
Constructie
Een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, een publiciteits-inrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds.
Diensten
Als diensten worden beschouwd de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden. De diensten omvatten met name werkzaamheden:
1.van commerciële aard;
2.van de vrije beroepen;
3.van het ambacht.
Footprint
Bebouwde oppervlakte inclusief de inpandige terrassen. Grondoppervlakte van een gebouw of projectie van de grondoppervlakte in geval het een gebouw betreft dat zich boven het maaiveld bevindt.
Functie
Het feitelijk gebruik [de werking] van een onroerend goed of een gedeelte daarvan.
Gebouw
Elke constructie, die een voor mensen toegankelijke ruimte vormt, omsloten door buiten- en/of scheimuren, een fundering en een dak.
Gevel
Buitenmuur van een gebouw met uitzondering van de scheidsmuur.
Groen terrein
Onverharde, waterdoorlatende, onbebouwde en met vegetatie begroeide oppervlakte.
Hoogbouw
Gebouw met een kroonlijsthoogte van 50 meter. Puntvormige objecten zoals technische constructies, installaties, schouwen, … vallen niet onder hoogbouw.
Inpandig
Inwendig in het bouwvolume, gesloten of open van aard (bv. een dakterras). Bijvoorbeeld een erker, of uitkragend balkon is niet inpandig.
Publieke ruimte
De openbare en niet-openbare gebouwen die voor het publiek toegankelijk zijn, met inbegrip van de praktijken voor vrije beroepen, de openbare en niet-openbare wegen die voor het publiek toegankelijk zijn, alsook elk ander domein, infrastructuur, gebouw of plaats die voor het publiek toegankelijk is.
Toegankelijkheid
De mate waarin een gebied openstaat voor het publiek of voor gemeenschappelijk gebruik.
Verharding
Kunstmatig aangelegde grondbedekking (al dan niet door het uitvoeren van constructieve werken) om het weerstandsvermogen van de bodem te vergroten en die mogelijks de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt.
Voorgevel
Gevel die zich richt naar de voorliggende weg, met uitzondering van voet- en garagewegen.
|