RUP MARIABURG

COLOFON

Projectregisseur

Kathleen Wens

Regisseur Stadsprojecten

Filip Smits

Directeur Ruimte

Katlijn Van der Veken

Secretariaat

Bedrijfseenheid Stadsontwikkeling

Den Bell, Francis Wellesplein 1, 2018 Antwerpen

Tel +32 3 338 23 81

ruimtelijkeplanning@stad.antwerpen.be

 

 

 

1 INLEIDING

 

1.1 Aanleiding

 

Het strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen vermeldt de belangrijkste motieven voor de opmaak van het RUP Mariaburg:

 

‘Om het cultuurhistorisch erfgoed en zijn architectuurkenmerken en het groene karakter van Mariaburg in uitvoering te brengen, zal een RUP worden opgemaakt. Voor de binnengebieden zal een aangepaste invulling toegelaten worden in overeenstemming met het groene karakter en een beperkt woonprogramma.’

 

De wijk Mariaburg en haar omgeving hebben nog de kenmerken van de oorspronkelijke opzet in zich. Zowel bij het stadsbestuur als bij de inwoners bestaat een sterk bewustzijn met betrekking tot het cultureel erfgoed van de wijk. De samenhang tussen het stratenpatroon, de groene accenten en de typologie van de architectuur maken van deze wijk een aangename woonomgeving en een kwalitatieve stedenbouwkundige eenheid.

 

Situering van het plangebied

 [image]

 

1.2 Situering

 

Het plangebied is gelegen ten noorden van Antwerpen in district Ekeren. Het is perifeer gelegen ten opzichte van het centrum van Ekeren. In het noorden wordt het studiegebied begrensd door de Laarse beek, de grens met de gemeente Kapellen. In het oosten door de Kapelsesteenweg, de grens met de gemeente Brasschaat.

Het studiegebied kan worden opgedeeld in drie gebieden met elk hun eigen ruimtelijke kenmerken en sferen.

 

Het noordelijk deel van het studiegebied behoort tot de wijk Mariaburg. Deze wijk ligt verspreid over het grondgebied van Antwerpen en Brasschaat. De Kapelsesteenweg vormt de administratieve grens tussen beide delen. Dit RUP beperkt zich tot het deel van de wijk Mariaburg dat op het grondgebied van Antwerpen is gelegen. Deze wijk werd als een stedenbouwkundig homogeen geheel in het begin van de 20ste eeuw ontwikkeld. De oorspronkelijke opzet om de wijk als een eenheid te ontwikkelen, is nog duidelijk aanwezig. De bebouwing is kleinschalig, de wijk is hoofdzakelijk op wonen gericht. Centraal in het geometrisch opgevatte stratenpatroon ligt het Van den Weyngaertplein waarrond enkele voorzieningen zijn gelegen.

 

Langs beide zijden van de Kapelsesteenweg ontstond een winkelkern door de vestiging van woonondersteunende kleinhandelszaken. Het betreft zowel kleinhandelszaken, kantoren als horeca. Het straatbeeld langs de Kapelsesteenweg is heterogeen opgebouwd. Het bevat zowel enkele oorspronkelijke woonhuizen, al dan niet verbouwd tot een commerciële functie, als meer recent opgetrokken gebouwen.

 

Het gebied tussen de woonwijken Mariaburg en Donk betreft een historisch eerder ruraal landschap dat behoort tot de groene landschapsgordel ten noorden van Antwerpen. Het groene gebied is gelegen tussen een groene villawijk op Brasschaats grondgebied en het park Hof de Bist op Ekers grondgebied. Ten tijde van de vorige eeuwwisseling werden in deze groene omgeving kleine kasteeltjes en villa’s opgericht.

De percelen langs de Kapelsesteenweg en de Marcel De Backerstraat zijn vrij ruim opgevat, wat duidelijk merkbaar is in de ruimere gebouwen en grotere aanwezigheid van groen.

 

Ook voor het bouwblok gelegen tussen de Marcel de Backerstraat en de Veltwijcklaan geldt dat zowel de zijde van de Kapelsesteenweg als deze aan Hof De Bist zeer ruime percelen bevat. In dit gebied zijn nog meerdere karakteristieke villa's aanwezig.

 

Ter hoogte van Hof de Bist bevindt zich aansluitend aan de noordelijke woonwijk een recreatiegebied waar het lokaal van de plaatselijke jeugdbeweging, een schietclub en een gemeentelijke loods gelegen zijn.

 

Langs de Kapelsesteenweg bevinden zich eveneens een aantal commerciële functies, zij het op een andere schaal dan in het noordelijk deel. Het betreft hier onder andere een grootschalig en verkeersaantrekkend tuincentrum dat een groot deel van het bouwblok inneemt.

 

De derde zone tenslotte bestaat uit de twee meest zuidelijk gelegen bouwblokken. Zij vormen qua perceelsstructuur en densiteit reeds een overgang naar de wijk Donk. De perceelsstructuur is er kleinschaliger. Naar woontypologie zijn voornamelijk gekoppelde of aaneengesloten woningen aanwezig.

 

Langs de Kapelsesteenweg zijn enkele kleinhandelszaken gevestigd alsook de toegangen naar een drukkerij en een autohandel. Deze vestigingen zijn niet onmiddellijk gelegen langs de steenweg, maar zijn achterin gelegen. In de jaren '90 is langs de Kapelsesteenweg een inbreidingsproject met een 9-tal woningen gerealiseerd.

Naast de commerciële en residentiële functies is er een gemeenschapsvoorziening in het gebied. Aan de Jozef Ickxstraat is het parochiaal centrum met aansluitend een chiro-lokaal gelegen.

 

In het bouwblok gelegen tussen de Jozef Ickxstraat en de Kruidenlaan is een ruime zone in het binnengebied ingericht met parkeerboxen. Deze zone is bereikbaar langs de Prinshoeveweg.

 

 

Plangebied RUP

 [image]

 

 

Foto's plangebied

 [image][image]

 [image]

Foto’s Mariaburg

 [image][image]

 [image]

Foto’s groene gordel

 [image][image]

 [image]

Foto’s Donk

1.3 Relatie met het s-RSA

 

Het strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen, het s-RSA, werd definitief goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 22 december 2006.

 

In het s-RSA worden twee ruimtelijke strategieën vastgelegd om het structuurplan uit te werken: het generiek beleid en het actief beleid. Het generiek beleid beschrijft een aantal beelden (of thema’s) van de stad die een richtinggevend kader aanreiken. Door te focussen op één hoofdthema geeft elk beeld tegelijkertijd de mogelijkheid om de realiteit te kaderen. Elk beeld is een manier om het beleid van de toekomst van de stad te definiëren. Het actief beleid is een projectmatige benadering van een aantal welomschreven ruimten, die op hun beurt strategische programma’s en projecten bepalen.

 

De visie voor de ‘Waterstad’ omhelst een algemeen herstel van het waternetwerk. Een doelstelling is om de oorspronkelijke structuur van het waternetwerk te verbeteren en zichtbaar te maken daar waar mogelijk is. Het kleinschalig netwerk moet daarbij beschouwd worden als een belangrijke ruimtelijke kwaliteit van de stad. Watergevoelige plekken vragen een specifieke inrichting en specifieke regels.

 

Binnen het beeld van de 'Spoorstad' worden enkele territoriale boulevards geselecteerd. Deze boulevards, geconcipieerd met tramverbinding, zijn wegen die het centrum van Antwerpen verbinden met andere centra in de regio (vaak oude steenwegen).

 

Eén van de geselecteerde territoriale boulevards is de radiaal Bredabaan – Kapelsesteenweg: deze reikt naar Breda en Noord-Brabant en komt de stad binnen via de Theunisbrug. De basisdoelstelling van deze boulevards is hun variatie (driedeling) te verbeteren en ze te beschouwen als een mogelijke manier om het probleem van reorganisatie van de verkeersstromen op te lossen. Verder worden 'stedelijke boulevards' geselecteerd, met onder andere de Veltwijcklaan. Deze doorkruist Ekeren, van de Kapelsesteenweg tot de A12 en de haven. De stedelijke boulevards verdelen het verkeer tussen de verschillende stadsdelen (districten).

 

Het beeld van de 'Poreuze stad' heeft betrekking op de morfologie van de stad. Als doelstellingen voor de morfologie gelden:

  • het in gebruik nemen van 'holtes'. Het doel is het in gebruik nemen van leegstaande gebouwen voor residentiële of economische activiteiten, eventueel gekoppeld aan de vernieuwing van het materiële weefsel en de open ruimte.

  • verbeteren van de leefkwaliteit. Het garanderen van de kwaliteit van wonen en werken , het verhogen van het welzijn is hierbij het doel.

  • Werken aan identiteit. De verschillende leefomgevingen binnen de globale atmosfeer van de stad moeten in hun eigenheid behouden en gedifferentieerd blijven. De identiteit van de verschillende wijken en buurten kan pas versterkt worden indien zorg gedragen wordt voor het cultureel erfgoed.

  • De straat als voorkeurslocatie. In het algemeen moet de straat als ontmoetingsruimte opnieuw ontdekt worden en kan bij de ontwikkeling van panden en gevels gestreefd worden om de relatie met de straat terug op te nemen. Vormen van 'gated communities' of projecten waarbij de rol van de straat, als ontmoetingsruimte, ernstig benadeeld wordt, moeten worden vermeden.

 

Het beeld 'Dorpen en de metropool' geeft de visie van Antwerpen als polycentrische stad weer. Dit houdt in dat het imago van de stad als metropool opgewaardeerd moet worden. Anderzijds moet de stad ervaren worden als een verzameling van wijken die hun herkenbaarheid, leefbaarheid en zelfstandigheid - tot op een bepaald niveau - kunnen behouden. Dit betekent dat handel, diensten en werkgelegenheid verdeeld moeten worden tussen deze kernen. Voor de dorpen is het studiegebied van dit RUP geselecteerd. De doelstellingen voor de dorpen is tweeledig, enerzijds het 'verbeteren van identiteit' en anderzijds het 'versterken van het centrum'. Binnen het beeld van 'Dorpen en metropool' zijn thematisch enkele maatregelen en acties voor wonen, werken en recreëren opgenomen.

 

Voor 'wonen' geldt dat het studiegebied is aangeduid als een 'gebied onder breed management'. Een dergelijk gebied is aangeduid met een contour waarbinnen zich verschillende onbebouwde of te herstructureren percelen bevinden uit de woningprogrammatie. De gebieden zijn elk afzonderlijk gekenmerkt door een gemeenschappelijke problematiek. Voor het gebied langs de Kapelsesteenweg is dit:

 

'Langsheen de Kapelsesteenweg te Ekeren is er een commercialiseringsdruk. Uitbreiding van kleinhandelszaken verdringen er de woonfunctie. De resterende binnengebieden moeten gevrijwaard blijven voor residentiële of publieke ontwikkelingen.'

 

Voor 'werken' wordt naast het model van de cluster, het model van menging voorgesteld. Het doel van het laatste model is om 'diffuse' groei te promoten. Dit betekent het toelaten van allerlei kleinschalige ontwikkelingen over het ganse grondgebied, die verweefbaar zijn met de andere functies. Tenslotte moet de mogelijkheid om een aantal concentraties te creëren geëvalueerd worden, dit in functie van het benutten van een aantal goede voorwaarden (hoofdzakelijk rond bereikbaarheid) of om een aantal bestaande hoogherkenbare omgevingen te versterken. Bovenstaand model impliceert dat men het bereiken van een gezonde verweving opnieuw moet bekijken en overwegen.

 

Binnen het richtinggevend deel van het s-RSA wordt naast het generiek beleid ook een actief beleid ontwikkeld. Vanuit een projectmatige benadering wordt hier een strategisch beleid vooropgesteld, gestructureerd volgens een aantal welomschreven en gelimiteerde ruimten, die op hun beurt strategische programma's en projecten bepalen.

 

Een strategische ruimte is het 'lager netwerk en stedelijke centra'. Voor Ekeren geldt dat de oost-westverbinding zal moeten worden verbeterd.

 

Tot slot is er, zoals reeds vermeld, in de bindende bepalingen van het s-RSA opgenomen dat een gemeentelijk RUP zal worden opgemaakt voor Mariaburg.

 

Besluit: De opmaak van dit RUP Mariaburg is conform de bindende bepalingen van het ruimtelijk structuurplan. Naast de doelstelling om het cultuurhistorisch erfgoed en zijn architectuurkenmerken en het groene karakter te bestendigen, zijn volgende aandachtspunten van belang:

  • Vanuit de doelstelling van de ‘Waterstad’ zal voor de Donkse beek en de Kaartse beek voldoende ruimte geboden worden om het kleinschalig waternetwerk te verbeteren. Daarnaast zijn voor de twee overstromingsgevoelige zones binnen het plangebied specifieke voorschriften nodig.

  • Vanuit de doelstellingen van de ‘Poreuze stad’ is het behoud van de leefkwaliteit en de identiteit van de wijk van belang. Daarbij staat de woonfunctie voorop. Een van de mogelijkheden die hiervoor worden benut is het behoud van cultureel erfgoed. De aanwezige binnengebieden hebben potentieel om de open ruimte te opwaarderen en/of nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Voor deze nieuwe ontwikkelingen geldt dat een interactie met de straat nodig is en dat projecten die louter op zichzelf gericht zijn worden vermeden. Aandacht moet gaan naar die delen van het plangebied waar bijkomend groen kan ontwikkeld worden.

  • Tot de doelstelling voor ‘Dorpen en Metropool’ behoort eveneens het werken aan de identiteit van de wijk. Het behoud van cultureel erfgoed is een mogelijke strategie om dit te verwezenlijken. Om de versterking van het centrum te realiseren wordt een gebied langs de Kapelsesteenweg afgebakend waar commerciële functies zich kunnen vestigen om zo verlinting tegen te gaan. Tegelijk wordt in de woonstraten de mogelijkheid geboden om woonondersteunende functies in te planten zoals gemeenschapsfuncties (onderwijs, jeugd, sport, cultuur, …), alsook, met een maximum van 200m² vloeroppervlakte, handel, vrije beroepen en lokale ondersteunende voorzieningen.

 

 

 

2 ONTWIKKELINGSVISIE

 

Het s-RSA vermeldt de belangrijkste motieven voor de opmaak van het RUP Mariaburg: het cultuurhistorisch erfgoed, de architectuurkenmerken en het groene karakter.

Het plangebied is eveneens gedeeltelijk opgenomen als ‘Gebied onder breed management’. Dit betekent dat er zich verschillende onbebouwde of te herstructureren percelen bevinden, allen te ontwikkelen vanuit de woningprogrammatie. De ontwikkeling van de afzonderlijke gebieden gebeurt op basis van een totaalvisie op het groter geheel. De problematiek die zich voor dit specifieke gebied voor doet is de commercialiseringsdruk langs de Kapelsesteenweg. De uitbreiding van kleinhandelszaken verdringen er de woonfunctie. De resterende binnengebieden moeten gevrijwaard blijven voor residentiële of publieke ontwikkelingen.

2.1 Vrijwaren cultuurhistorisch erfgoed en architectuurkenmerken

 

De bouwfysische toestand van de oorspronkelijke woningen en het beperkte aanwezige comfort maken dat zij volgens hedendaagse normen worden aangepast. De aanpassingen variëren in impact. Enerzijds zijn er beperkte verbouwingen die nauwelijks invloed hebben op de structuur van de woning en op het straatbeeld. Anderzijds zijn er verbouwingen die drastischer zijn en wel invloed hebben op de omgeving. In nog andere gevallen worden bestaande panden gesloopt voor het oprichten van nieuwbouw. De verbouwingen en de wisselvallige vermenging van bouwstijlen zorgen ervoor dat het architecturaal homogene beeld op bepaalde plaatsen wordt verstoord.

 

De doelstelling van het RUP is om garanties uit te werken opdat het historisch waardevolle karakter van de wijk wordt gevrijwaard en beschermd en het typische woonkarakter behouden blijft.

 

In het plangebied werden in 2014 149 panden opgenomen in de Vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed, in 2015 werden 7 gebouwen beschermd als monument (zie bijlage 7 - 7.8.2 bouwkundig erfgoed). Voor de panden met erfgoedwaarden worden striktere regels en normen opgelegd in de voorschriften. Hierbij wordt ingezet op een bescherming van het bouwkundig erfgoed alsook van de bijhorende buitenruimte. De overige panden ondersteunen of verstoren de eigenheid van de wijk. Hiervoor kunnen algemene stedenbouwkundige richtlijnen worden opgenomen in het RUP.

 

 [image][image][image]

 

 [image]

Aanduiding panden gelegen binnen het plangebied die opgenomen zijn in de Vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed

2.2 Vrijwaren groen karakter

 

Het groene karakter van de wijk Mariaburg is typerend en waardevol binnen de morfologie van de wijk. Vele straten hebben door de beplanting van bomen een groen karakter. Op meerdere percelen, voornamelijk deze met ruime afmetingen zijn oude hoogstammen aanwezig. Ten slotte hebben de bebouwbare binnengebieden veelal een groen karakter. De aanwezigheid van veel groen is vanuit historisch perspectief te verklaren: enerzijds passen de bomen langs de straten binnen de oorspronkelijke opzet van de wijk en anderzijds vormt het gebied tussen de kern van Mariaburg en Donk een onderdeel van de groene landschapsgordel ten noorden van de stad. Net zoals een bepaalde architectuur binnen de wijk als beeldbepalend kan worden beschouwd, geldt dit ook voor het groen op vele plaatsen.

 

Het groene karakter is steeds een belangrijke aantrekking geweest voor de ontwikkeling van Mariaburg als woonwijk en als recreatiegebied. Door bebouwingsdruk en de vraag naar het bouwen met hogere woondichtheden staat het groengehalte de laatste jaren onder druk. Toch draagt dit groen onmiskenbaar bij tot de kwaliteit van de woonomgeving.

 

Het stadsbestuur erkent het belang van groen als kwaliteitskenmerk en wil daarom bescherming bieden aan de typische context van Mariaburg en omgeving. Om ervoor te zorgen dat de bouwmogelijkheden worden afgestemd op het groene karakter worden via de voorschriften een aantal kwaliteitseisen geformuleerd worden.

 

 [image]

Weergave groenstructuur openbaar domein, geleding straatbomen in de wijk Mariaburg, Donkse beek

 

 [image][image]

 

2.3 Sturen ontwikkelingsmogelijkheden

 

Algemeen wordt gesteld dat de meerderheid van binnengebieden in het projectgebied niet in aanmerking komen voor bijkomende ontwikkeling. De nadruk ligt op de verdere ontwikkeling van het bestaande groen in de private tuinen.

 

De verdichting van het weefsel wordt in het kader van de woningbouwprogrammatie afgewogen. Het RUP formuleert de randvoorwaarden van mogelijke bebouwing. Daarbij geldt het groene karakter van de binnengebieden steeds als randvoorwaarde.

 

Selectie van de inbreidingsgebieden:

 

In het strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen (s-RSA) werd in kader van het beeld ‘Dorpen en Metropool’ een woningprogrammatiekaart opgemaakt. Deze kaart duidt de gebieden aan die in aanmerking komen voor het ontwikkelen van een bijkomend woonaanbod onder specifieke regels. Binnen de contouren van het ontwerp RUP Mariaburg zijn 5 binnengebieden aangeduid die ontwikkeld moeten worden volgens de regels van de poreuze stad.

 

k[image]

[image] Gebied onder breed management

[image] Ontwikkelen volgens regels poreuze stad

Woningprogrammatiekaart (s-RSA)

 

Daarnaast werd op basis van de theoretische benadering uit het Bouwblokkenboek ook onderzocht of bijkomend nog binnengebieden in het plangebied ontwikkelbaar zijn. In deze theoretische benadering wordt vertrokken vanuit een theoretisch bouwblok dat bestaat uit een bouwblokschil met een bijhorende tuin dat in totaal 30 meter diep is. Er is dus slechts bebouwing in eerste orde aanwezig. Wanneer het bouwblok dieper is dan 60 meter bevat het eveneens een pit. Afhankelijk van de grootte van het bouwblok worden verschillende ontwikkelingspotenties onderscheiden (cfr Bouwblokkenboek).

Bij een bebouwbaar binnengebied is door de gunstige oppervlakte, vorm en vormverhouding bebouwing toegelaten. Bebouwing in een binnengebied is mogelijk als ze op voldoende afstand gelegen is van de celwand, zodat de woonkwaliteit van de bestaande woningen gegarandeerd blijft. Aangenomen dat de tuinen van de woningen uit de schil gemiddeld 10 meter diep zijn, is het pas vanaf een afstand 2 maal deze lengte aanvaardbaar om in een nieuwe constructie te voorzien. De bouwlijn voor de bebouwing van de tweede orde ligt zo op 20 meter van de rand van de pit. Opdat de bebouwbare zones voldoende groot en diep zouden zijn, moeten ze breder zijn dan 12 meter. Deze diepte is voldoende om een woning te realiseren. In bouwblokken waarbij van de pit een offset kan genomen van 26 meter (20 meter + helft van 12 meter) is dus theoretisch bebouwing in tweede orde mogelijk. Op basis van deze theoretische oefeningen werden in het plangebied verschillende bouwblokken geselecteerd.

 [image]

In kader van de opmaak van RUP Mariaburg werden de geselecteerde binnengebieden verder afgetoetst in kader van wenselijkheid en mogelijkheid tot ontwikkelbaarheid. Doelstelling van het RUP is om het cultuurhistorisch erfgoed en zijn architectuurkenmerken en het groene karakter van Mariaburg in uitvoering te brengen (cfr s-RSA). De nadruk ligt op de verdere ontwikkeling van het bestaande groen in de private tuinen. Daardoor werden bouwblokken met een (overwegend) groene pit door private tuinen, aanwezig erfgoed en/ of de aanwezigheid van gemeenschapsvoorzieningen niet verder meegenomen als te ontwikkelen binnengebied. De gebieden aangeduid met overdruk inbreidingsgebieden bezitten elks een versteende pit van voldoende grootte die de potentie heeft om ontwikkeld te worden volgens de regels van de poreuze stad met het oog op een residentiële invulling waarbij het groene karakter van Mariaburg kan versterkt worden.

 

Op basis van bovenstaand onderzoek werden 3 ontwikkelbare inbreidingsgebieden geselecteerd gelegen in volgende bouwblokken:

 

  • Kapelsesteenweg – Marcel De Backerstraat – Isabellalei – Bist (A)

  • Kapelsesteenweg – Prinshoeveweg – Jozef Ickxstraat – Veltwijcklaan (B)

  • Prinshoeveweg – Kruidenlaan – Veltwijcklaan – Jozef Ickxstraat (C)

 

 

  [image]

Aanduiding inbreidingsgebieden

2.4 Tegengaan verlinting Kapelsesteenweg

 

Langs de Kapelsesteenweg ontwikkelden zich in het verleden enkele duidelijke handelskernen aansluitend op de verschillende woonkernen. Deze centrumgebieden zijn in de jaren aangegroeid langs de steenweg en ook tussen de kernen vestigden zich kleinhandelszaken. In de laatste decennia vestigden zich enkele grootschalige handelszaken in de zones tussen de historische kernen.

 

Doelstelling is om binnen het plangebied de kleinhandelszaken en residentiële functies een duidelijke plaats te geven en de verlinting van de Kapelsesteenweg tegen te gaan.

2.5 Verblijfsrecreatie ter hoogte van de lokalen van de plaatselijke jeugdbeweging

 

Tussen Hof De Bist en de woonwijk Mariaburg ligt een lokaal van de plaatselijke jeugdbeweging in de gewestplanbestemming dagrecreatie, wat overnachten niet mogelijk maakt. De doelstelling van voorliggend RUP is om verblijfsrecreatie mogelijk te maken ter hoogte van het lokaal van de jeugdbeweging.

 

 

 

3 VOORSCHRIFTEN

 

3.1 Grafisch Plan

 

De doelstellingen voor opmaak van het RUP worden vertaald naar volgende bestemmingszones en voorschriften:

  • Artikel 1: Zone voor Wonen – Wo1

  • Artikel 2: Zone voor Wonen - woonpark – Wo2

  • Artikel 3: Zone voor Detailhandel – De

  • Artikel 4: Zone voor Groen - groen en waterbuffer – Gr

  • Artikel 5: Zone voor Recreatie – Re

  • Artikel 6: Overdruk indicatief – water

  • Artikel 7: Overdruk - detailhandel – dh

  • Artikel 8: Overdruk - monumenten – mo

  • Artikel 9: Overdruk - waardevol erfgoed

  • Artikel 10: Overdruk – inbreidingsgebieden

  • Artikel 11: Overdruk – verblijfsrecreatie

3.2 Algemene voorschriften

Voor het gebied gelden enkele algemene voorschriften. Deze zijn geldig voor alle bestemmingszones, voor zover deze niet worden tegengesproken door de voorschriften van de bijzondere voorschriften.

 

3.2.1 Harmonieregel en referentiebeeld

 

De harmonieregel zorgt ervoor dat wijzigingen in het straatbeeld en de inbreng van nieuwe volumes in harmonie zijn met de kenmerken van de omgeving. De harmonieregel moet een passende aansluiting garanderen met de naburige panden en de stedelijke context. De harmonieregel doet een uitspraak over de kroonlijsthoogte, de nokhoogte, de gevelopbouw en –geleding, dakvorm, het aantal bouwlagen en materiaalgebruik.

 

Het referentiebeeld wordt bepaald door het gevelbeeld van de aanpalende panden van het desbetreffende pand. Wanneer het pand onderdeel is van een koppelbebouwing of geheel van gelijke panden, wordt enkel de andere koppelwoning of het geheel als referentiebeeld genomen. In alle andere gevallen worden 7 panden links en 7 panden rechts meegenomen als referentiebeeld.

 

Wanneer aan één of beide zijden van het pand minder dan 7 panden in de rij zijn, wordt het maximaal aantal mogelijke panden meegenomen. Bij hoekpanden wordt het referentiebeeld in de 2 straten genomen en over de straat heen. Specifiek bij hoekpanden gelegen aan de Kapelsesteenweg wordt in overleg met de dienst stedenbouwkundige vergunningen het referentiebeeld bepaald.

 

Voor het bepalen van het referentiebeeld wordt geen rekening gehouden met het (voormalige) pand zelf.

 

De harmonie met het referentiebeeld wordt bepaald door het uitzetten van het gemiddelde van de nokhoogte en de kroonlijsthoogte van het referentiebeeld. Het gemiddelde is de maximale nok- of kroonlijsthoogte. Het verschil van nok- of kroonlijsthoogte met de direct aanpalende panden mag maximaal 2m zijn.

 

De historische perceelsstructuur zorgt voor een bepaalde ritmiek in de straatwand. Deze ritmiek bepaalt mee de schaal en de korrelgrootte van de omgeving. In de zones waar het samenvoegen of verder verkavelen van percelen is toegelaten moeten meergezinsgebouwen met een gevelbreedte groter dan 18 meter minimaal 2 voordeuren te bevatten, vermeerderd met 1 voordeur per bijkomende 6 meter gevelbreedte.

 

Het samenvoegen of verder verkavelen van bestaande percelen is enkel toegelaten wanneer de (nieuw-) bouw en de gevelgeleding in harmonie zijn met het referentiebeeld. Ook de voorbouwlijn moet in harmonie zijn met het referentiebeeld.

 

3.2.2 Overgangsmaatregelen

 

In het projectgebied komen een aantal functies voor die niet met de bestemmingsvoorschriften van het RUP Mariaburg overeenstemmen. Op het ogenblik van inwerkingtreding van het RUP bestaande vergunde of vergund geachte functies mogen behouden blijven bij verbouwingswerken zonder uitbreiding van het bouwvolume of bruto-vloeroppervlakte. Instandhoudings- en onderhoudswerken zijn toegelaten.

 

Bij nieuwbouw, vernieuwbouw en verbouwingswerken met een uitbreiding van bouwvolume of bruto-vloeroppervlakte moet men de voorschriften van de bestemmingszone respecteren. Ook bij een functieverandering moeten de voorschriften van het RUP Mariaburg gevolgd worden.

3.3 Bijzondere voorschriften

 

3.3.1 Zone voor Wonen (Wo1)

 

Woonzone Wo1 is gericht op een residentiële invulling. Als nevenbestemmingen worden lokale gemeenschaps-, socio-culturele en recreatieve voorzieningen alsook kleinschalige detailhandel, diensten of kantoren en bedrijvigheid toegelaten.

 

Wijzigingen van het straatbeeld, het uitbreiden of verbouwen van een bestaande woning, nieuwbouw en verkaveling gebeuren steeds in harmonie met het referentiebeeld.

Inbreidingsprojecten of bouwen in tweede orde is niet toegelaten.

 

3.3.2 Zone voor Wonen - woonpark (Wo2)

 

Het woonpark Wo2 bestaat in hoofdzaak uit vrijstaande bebouwing op grote percelen die deel uitmaken van een homogeen parklandschap met hoogstammige bomen. Op enkele uitzonderingen na hebben de gebouwen een louter residentieel gebruik. Als nevenbestemming worden lokale gemeenschaps-, socio-culturele en recreatieve voorzieningen alsook kleinschalige detailhandel, diensten of kantoren en bedrijvigheid toegelaten. Een invulling in bestaande woningen met vormen van collectief wonen wordt toegelaten.

 

In de zone wordt de bebouwingsdichtheid laag gehouden als overgang tussen groene gebieden. Daarom wordt het verder verkavelen van de bestaande perceelsstructuur en inbreidingsprojecten of bouwen in tweede orde niet toegelaten. Per perceel is slechts 1 hoofdgebouw toegelaten. Er moet aandacht worden besteed aan de inpassing in het landschap. Om deze reden is tevens het oprichten van nieuwbouw meergezinsgebouwen niet toegestaan.

 

3.3.3 Zone voor Detailhandel (De)

 

De zone voor Detailhandel De is bestemd voor een onderneming die verenigbaar is met de aanpalende zones, die geen hinder of gevaarrisico inhoudt voor de omgeving en geen overmatig autoverkeer genereert. De zone wordt functioneel volgens de bedrijfsorganisatie ingericht. De bestaande hoofdactiviteiten van de gevestigde handelszaak zijn mogelijk.

 

De aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning moet het geheel van de bestemmingszone beslaan en wordt beoordeeld op basis van zorgvuldig ruimtegebruik en dient aan te tonen dat het mobiliteitseffect geen nadelige gevolgen heeft voor de woonomgeving, de Kapelsesteenweg en haar kruispunten.

 

3.3.4 Zone voor Groen - groen en waterbuffering (Gr)

 

De zone voor Groen is bestemd voor de buffering van water en als overgangsgebied tussen gebieden die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden. De zone wordt groen aangeplant met streekeigen beplanting, met ruimte voor het infiltreren, bufferen en vertraagd afvoeren van water.

 

3.3.5 Zone voor Recreatie (Re)

 

De zone wordt bevestigd in zijn huidige bestemming, namelijk dagrecreatie. Ter hoogte van het lokaal van de jeugdbeweging aan Hof De Bist wordt verblijfsrecreatie toegestaan. Deze verblijfsrecreatie zal aansluiten bij de ruimtelijke draagkracht van de omgeving. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming zijn toegelaten.

 

3.3.6 Overdruk indicatief – water

 

De overdrukzone herbergt centraal een (te herwaarderen) waterloop met aan weerszijden een reservatiestrook van 5 meter breed noodzakelijk voor het onderhoud aan de waterloop. Het betreft een bouwvrije strook met een minimum aan verharde oppervlakte. Ter hoogte van de gemeentegrens met Kapellen wordt enkel de reservatiestrook op grondgebied van Stad Antwerpen bedoeld.

 

De indicatieve aanduiding op grafisch plan volgt het huidige tracé van de waterlopen. In functie van specifieke projecten van de bevoegde overheid kan het tracé van de waterlopen plaatselijk worden gewijzigd en is de overdruk van toepassing op het nieuwe tracé.

 

3.3.7 Overdruk - detailhandel (dh)

 

De overdruk detailhandel bepaalt de winkelkern langs de Kapelsesteenweg. Kleinschalige detailhandel, horeca en diensten met een maximale oppervlakte van 1500m² worden toegelaten op de gelijkvloerse en eerste verdieping. Kleinschalige bedrijvigheid en kantoren worden toegelaten met een maximum van 200m², enkel op het gelijkvloers.

 

De overdruk is van toepassing op gebouwen die ontsloten worden langs de Kapselsesteenweg en voor de bij deze gebouwen horende percelen die hiermee één geheel vormen.

 

De Overdruk – Inbreidingsgebieden primeert op de Overdruk – detailhandel. Zodra een perceel ontwikkeld wordt volgens de voorschriften van de Overdruk - Inbreidingsgebied, vervallen de voorschriften van de Overdruk – detailhandel voor het betrokken perceel. Dit omdat bij cumulatie van beide voorschriften de draagkracht van de omgeving wordt overschreden. In een inbreidingsgebied is een grotere handelszaak (> 200m²) bijgevolg niet toegelaten.

 

3.3.8 Overdruk – monumenten (mo)

 

In de overdrukzone worden alle panden en bijhorende buitenruimten aangeduid die geselecteerd werden als monument. De selectie van monumenten gebeurde op basis van de vastgestelde inventaris van onroerend erfgoed. De selectie komt overeen met de beschermde monumenten door het Vlaams Gewest. Binnen de afbakening van het RUP zijn 7 monumenten gelegen.

 

Een beschermd monument is een onroerend goed dat van algemeen belang is vanwege zijn erfgoedwaarde. Bij het monument horen eveneens onderdelen zoals een lambrisering, een trappartij of meubelen die door de architect mee zijn ontworpen. Cultuurgoederen die blijvend verbonden zijn met het monument maken altijd deel uit van de bescherming. Wanneer zulke cultuurgoederen mee zijn beschermd, staat dat voortaan uitdrukkelijk vermeld in het beschermingsbesluit.

Het RUP stelt het maximaal behoud van zowel het exterieur, het interieur als de bijhorende buitenruimte voorop.

 

Bij de beoordeling van elke vergunningsaanvraag wordt advies gevraagd aan de bevoegde overheid. Het advies toetst de voorliggende handelingen aan het actief- en passiefbehoudsbeginsel alsook aan de bepalingen van het individuele beschermingsbesluit van het betrokken onroerend erfgoed.

 

3.3.9 Overdruk – waardevol erfgoed

 

In de overdrukzone worden alle panden en bijhorende buitenruimten aangeduid die geselecteerd werden als pand met hoge erfgoedwaarde. De selectie van deze panden gebeurde op basis van de vastgestelde inventaris van onroerend erfgoed. Binnen de afbakening van het RUP zijn 149 panden met hoge erfgoedwaarde gelegen.

 

In de inventaris van bouwkundig erfgoed wordt “bouwkundig erfgoed” zo ruim mogelijk gezien: gebouwen van alle mogelijke typologieën, gebouwengroepen, complexen, bijhorende interieurs en interieurelementen, monumentale beeldhouwwerken enz.

 

De bestemming is gericht op het maximaal behoud van de vormelijke karakteristieken van het gebouw (volume, schaal, korrel, materialen en architectuur) en de bijhorende buitenruimte.

 

Bij de beoordeling van elke vergunningsaanvraag wordt advies gevraag aan de bevoegde overheid.  Het advies toetst de voorliggende handelingen aan de erfgoedwaarden (historische, stedenbouwkundige, architecturale, bouwhistorische en/of esthetische waarden).

 

3.3.10 Overdruk – inbreidingsgebieden

 

In het RUP worden 3 inbreidingsgebieden afgebakend:

  • (A) Ca. 2,80ha groot, gelegen in bouwblok Kapelsesteenweg, Marcel De Backerstraat, Isabellalei, Bist.

  • (B) Ca. 0,85ha groot, gelegen in bouwblok Kapelsesteenweg, Prinshoeveweg, Jozef Ickxstraat, Veltwijcklaan.

  • (C) Ca. 0,60ha groot, gelegen in bouwblok Prinshoeveweg, Kruidenlaan, Veltwijcklaan, Jozef Ickxstraat

 

 [image]

 [image]

Situering overdruk inbreidingsgebieden

 

In de zone overdruk inbreidingsgebieden kunnen de op het ogenblik van inwerkingtreding van het RUP bestaande vergunde of vergund geachte activiteiten behouden blijven. Om de verkeersstroom te controleren en de draagkracht van de omgeving niet te overschrijden worden uitbreidingen niet toegestaan. Bij stopzetting van de huidige activiteiten kan de zone verkaveld worden voor bewoning.

 

Bij de inbreidingsprojecten moet een open en groen karakter met voldoende doorzichten gegarandeerd worden. De bebouwing moet daarom beantwoorden aan een aantal inrichtingsprincipes, oa:

  • Maximaal 15 woningen per hectare, berekend op basis van de bruto-oppervlakte van de totale inbreidingszone

  • Minimum 60% van de bruto-oppervlakte van de totale inbreidingszone wordt groen ingericht. Dit kan privaat of collectief groen zijn.

  • Een bufferafstand van minimaal 10m tussen de bebouwing en de zonegrens.

  • Beperking in afmeting bouwvolumes.

  • Per 80m² onbebouwde ruimte moet 1 hoog- of laagstammige boom voorzien te worden.

  • Langs de Kapelsesteenweg wordt de breedte van de bebouwing beperkt tot de helft van de zonebreedte. Op die manier wordt een aaneenschakeling van lange meergezinsgebouwen vermeden.

  • Aandacht voor de bestaande waterlopen.

 

Elke vergunningsaanvraag moet een inrichtingsstudie voor het geheel van het inbreidingsgebied bevatten.

 

De Overdruk – Inbreidingsgebieden primeert op de Overdruk – detailhandel. Zodra een perceel ontwikkeld wordt volgens de voorschriften van de Overdruk - Inbreidingsgebied, vervallen de voorschriften van de Overdruk – detailhandel voor het betrokken perceel. Dit omdat bij cumulatie van beide voorschriften de draagkracht van de omgeving wordt overschreden. In een inbreidingsgebied is een grotere handelszaak (> 200m²) bijgevolg niet toegelaten.

 

3.3.11 Overdruk – verblijfsrecreatie

 

Ter hoogte van het lokaal van de jeugdbeweging aan Hof De Bist wordt verblijfsrecreatie toegestaan. Deze verblijfsrecreatie sluit aan bij de ruimtelijke draagkracht van de omgeving. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de bestemming zijn toegelaten.

 

 

 

4 GEVOLGEN EN ACTIES TER PLAATSE

 

Om de uitwerking van dit RUP te realiseren worden geen initiatieven door het stadsbestuur genomen. De realisatie van het RUP zal voornamelijk een private aangelegenheid zijn.

4.1 Gevolgen voor de feitelijke of juridische toestand

 

Na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, worden de voorschriften van het gewestplan, die binnen de begrenzing van dit ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

Volgend voorschriften van het gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 03/10/1979) wordt door de opmaak van dit RUP effectief opgeheven:

 

 [image]

Gewestplan

 

  • Woongebied

De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

De maximale bouwhoogte wordt afgestemd op de volgende criteria:

    • de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;

    • de eigen aard van de hierboven vermelde gebieden;

    • de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.

Het aantal bouwlagen zal evenwel nooit meer dan drie bedragen. Voor openbare gebouwen en gebouwen voor openbaar nut bedraagt het aantal bouwlagen echter maximaal vier.

 

Van deze regel kan worden afgeweken door een door de Vlaamse regering goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg.

 

  • Woongebied, bruinomrand Romeins cijfer II

In deze gebied gelden bijzondere voorschriften betreffende de hoogte van de gebouwen. De maximale bouwhoogte wordt afgestemd op de volgende criteria:

    • de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;

    • de eigen aard van de hierboven vermelde gebieden;

    • de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.

 

  • Zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s

De gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgrote ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard.

 

  • Zone voor dagrecreatie

De recreatiegebieden zijn bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accommodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie.

 

  • Bufferzones

De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden.

 

4.2 Ruimteboekhouding

 

De impact van de bestemmingswijziging in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding van het RSV is weergegeven in volgende tabel.

 

bestemming gewestplan

Opp. (m²)

bestemming RUP

Opp. (m²)

Woongebied

1063695

Wonen

 

1063477

 

 

Bedrijvigheid

81

 

 

Overig groen

137

Ambachtelijke bedrijven en KMO’s

10970

Bedrijvigheid

8361

 

 

Overig groen

2610

Zone voor dagrecreatie

8066

Recreatie

8066

Bufferzones

9993

Overig groen

9993

 

4.3 Register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn

 

In overeenstemming met artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dient een ruimtelijk uitvoeringsplan een register te bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaalschadecompensatie of gebruikersschadecompensatie.

 

De regeling over de planschade is terug te vinden in artikel 2.6.1 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de planbatenheffing is te vinden in artikel 2.6.4 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. en volgende van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende de vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.

 

Dit register geeft, conform de geciteerde wetgeving, de percelen weer waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De opname van percelen in dit register houdt dus niet in dat sowieso een heffing zal worden opgelegd of dat een vergoeding kan worden verkregen. Voor elk van de regelingen gelden voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden die per individueel geval beoordeeld worden. Het register kan dus geen uitsluitsel geven over de toepassing van die voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden. Dit register werd aangemaakt door het plan, zoals het gold vóór de bestemmingswijziging digitaal te vergelijken met het huidige plan. In een aantal gevallen verschilt de cartografische ondergrond waarop de bestemmingen werden ingetekend in het oude en het nieuwe plan. Daarom kunnen bij de digitale vergelijking beperkte fouten optreden. Het register moet met dat voorbehoud geraadpleegd worden. Op bijhorende kaart wordt een overzicht gegeven van de percelen die vermoedelijk aanleiding geven tot planschade, planbaten, bestemmingswijzigingscompensatie of kapitaalschade.

 

4.4 Visie Openbaar Domein

 

De ruimtelijke kwaliteit van het plangebied wordt in grote mate bepaald door de wijze waarop het openbaar domein is ingericht. Straat- en pleingroen spelen een bepalende rol in de ruimtelijke beleving van het plangebied.

 

In de straten waar straatbomen zijn ingeplant is er een duidelijke geleiding van het straatbeeld en zorgen de bomen voor een eenheid die afsteekt tegen de verscheidenheid van de architectuur. De belevingswaarde is er door het aanwezige groen hoog. Hetzelfde geldt voor de beplanting op de pleinen: het Van den Weyngaertplein levert, naast haar centrale ligging en de openbare functies die erlangs zijn gelegen, een grotere bijdrage aan de sfeer en het beeld van de wijk dan het plein aan de Edward Caertsstraat/Willy Staeslei (Mariaplein), onder andere omwille van het aanwezige groen.

 

Het materiaalgebruik voor de aanleg van straten en pleinen is tevens bepalend voor de beeldkwaliteit van het plangebied. Meerdere straten zijn aangelegd met de zogenaamde ‘Ekerse dal’, een plaatselijk geproduceerd materiaal dat tijdens de aanleg van de wijk werd gebruikt. Japanse kerselaars, platanen en in mindere mate eiken zijn de voorkomende boomsoorten die in de straten zijn aangeplant.

 

In de toekomst wordt bij de heraanleg van het openbaar domein aandacht gevraagd voor de waarde van bomen en van bestratingsmaterialen in het plangebied. Belangrijk is dat bij de (her)aanleg wordt gestreefd naar een uniform openbaar domein voor de hele wijk. Enerzijds zal uniformiteit leiden tot eenheid in het studiegebied waardoor Mariaburg zich kan manifesteren als één coherent geheel. Anderzijds zal meer uniformiteit ook leiden tot een sereen straatbeeld. Op die manier kan de aandacht optimaal worden gevestigd op de uitzonderlijke architectuur en groenstructuren.

 

Verder moet op het openbaar domein ook ruimte geboden worden aan hemel- en grondwater voor buffer en natuurlijke infiltratie. Er moet gestreefd worden naar een verhoogde belevingswaarde en beeldkwaliteit door meer water in open bedding (baangrachten, etc.) in het straatbeeld te brengen om zo bewoners en bezoekers te betrekken bij het watersysteem. Dit kan zowel visueel als recreatief.

 

Opdat het openbaar domein van Mariaburg uniformiteit zou uitstralen, is een integrale benadering noodzakelijk. Tijdens het ontwerpproces moet daarom voldoende aandacht worden besteed aan inrichtingsprincipes, materialisatie, verlichtingsconcept, watersysteem, groenconcept en de keuze van meubilair. In elk van deze domeinen moet uniformiteit worden nagestreefd. Specifieke aandacht moet ook uitgaan naar de grasstroken die vandaag een subtiel maar beeldbepalend element zijn in heel wat straten van het plangebied. Deze grasstroken zijn ruimtelijk elementen die slechts op een beperkt aantal plaatsen voorkomen op het grondgebied van de Stad Antwerpen. Net daarom dragen ze in Mariaburg bij tot het unieke beeld van de wijk. Waar mogelijk dient dus te worden ingezet op behoud van deze stroken.

 

4.5 Afschaffen rooilijnen

 

Voor de meeste straten in het plangebied gelden rooilijnplannen. Deze plannen, waarvan de oudste dateren van 1927, hadden als doel om het openbaar domein op een bepaalde breedte te brengen of te handhaven. Omwille van volgende redenen wordt voorgesteld om parallel aan de opmaak van het RUP de gemeentelijke rooilijnplannen af te schaffen:

  • De bestaande rooilijnen zijn ofwel gerealiseerd, ofwel voorbijgestreefd. Het openbaar domein van Mariaburg is gevormd: alle straten zijn gerealiseerd en het openbaar domein kent een duidelijk opbouw.

  • Vanuit de doelstelling om de beeldwaarde van Mariaburg te bewaren is het dan ook logisch dat er geen wijzigingen worden aangebracht die een verandering in het straatprofiel of in de plaatsing van de bebouwing tot gevolg hebben.
    Bij de vergunningverlening in het gebied is al meerdere keren het conflict tussen de rooilijnen en de bebouwing naar voor gekomen. Realisatie van een rooilijn betekent immers op bepaalde plaatsen dat de bebouwing, dus mogelijk ook beeldbepalende of waardevolle bebouwing, volgens een andere bouwlijn moet worden gebouwd.

 

 [image]

Rooilijnplan projectgebied

 

 

 

5 BIJLAGE 1: ONTSTAANSGESCHIEDENIS MARIABURG

 

Onder impuls van Antoon Van den Weyngaert, die eveneens stichter was van de verzekeringsmaatschappij Antverpia, werd de wijk Sint-Mariaburg in het begin van de 20ste eeuw gesticht. De wijk was reeds bij aanvang verspreid over het grondgebied van de gemeenten Ekeren (later toegevoegd bij Antwerpen) en Brasschaat.

 

Voor de oprichting van de wijk werd ca. 400ha braakliggende heide- en bosgrond, met daarop enkele boerderijen met akker- en weiland en een aantal arbeiderswoningen en winkels, ontwikkeld. De enige gekasseide straat was de provinciale baan richting Bergen-op-Zoom in Nederland (de huidige Kapelsesteenweg).

 

Sint-Mariaburg werd tegelijk ontwikkeld als een woonbuurt en als een buurt voor ontspanning voor stadsbewoners. Er werden enkele woonondersteunende voorzieningen zoals winkels, een lagere school en een kapel gebouwd. De hoofdgebouwen van Antverpia werden overgebracht naar Sint-Mariaburg zodat ook het personeel zich in de buurt kon vestigen.

 

De aanleg van een treinspoor zorgde voor een goede verbinding met de stad. Dit maakte het mogelijk voor stadsbewoners om uitstappen te maken. Ter ondersteuning werden een zwembad en horecagelegenheden opgericht.

 

Het stratentracé werd volgens een gestructureerd patroon aangelegd, met centraal op Ekers grondgebied het Van den Weyngaertplein, waarop later een kerk werd opgericht. Een mengeling van arbeiders- en burgerwoningen en villa’s werd verspreid over de wijk.

 

 [image]

Kaart Ferraris (1771/1778)

 

 [image]

Verkoopsplan Mariaburg voor Antverpia

 

 

 

6 BIJLAGE 2: JURIDISCH KADER

 

6.1 Gewestplan

 

Het overgrote deel van het studiegebied ligt in woongebied volgens de bestemmingen van het gewestplan Antwerpen (KB 3/10/1979).

 

Woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven.

 

Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

 

In de bijzondere voorschriften van het gewestplan Antwerpen wordt gesteld dat de maximale bouwhoogte dient afgestemd te worden op de volgende criteria:

  • de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;

  • de eigen aard van de hierboven vermelde gebieden;

  • de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.

 

Het aantal bouwlagen zal evenwel nooit meer dan drie bedragen. Voor openbare gebouwen en gebouwen voor openbaar nut bedraagt het aantal bouwlagen echter maximaal vier.

 

Van deze regel kan worden afgeweken door een door de Vlaamse regering goedgekeurd gemeentelijk plan van aanleg.

 

Voor het zuidelijk deel van het studiegebied (tussen Bist en Prinshoeveweg) gelden andere voorschriften voor de hoogte van gebouwen. Dit gebied is bruin omrand en met het cijfer II overdrukt. In deze gebieden wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op volgende criteria:

  • de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogten;

  • de eigen aard van de vermelde gebieden;

  • de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.

 

Het meest noordelijk gelegen bouwblok binnen het studiegebied is deels gelegen in een zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO's. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard.

 

Rond de zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s ligt een bufferzone. De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden.

 

Een beperkte zone ligt in gebied voor dagrecreatie. De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accommodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccommodatie.

 

Gewestplan

 [image]

6.2 Plannen van aanleg

 

6.2.1 BPA’s 10 'Veltwijcklaan', 11 'St.-Mariaburg-Zuid' en 12 'St.-Mariaburg-Noord'

 

De BPA’s 10 'Veltwijcklaan', 11 'St.-Mariaburg-Zuid' en 12 'St.-Mariaburg-Noord' werden op 13 oktober 2003 door de gemeenteraad definitief aanvaard. Deze drie BPA’s omvatten vrijwel hetzelfde studiegebied als voorliggend RUP Mariaburg.

 

Het uitgangspunt voor de BPA’s 10, 11 en 12 was om het verlies aan authenticiteit van architectuur en landschap te stoppen. Duidelijk werd dat een heterogeen beeld ontstond door verbouwingen en ongepaste zonevreemde gebruikswijzigingen en ook door de wisselvallige vermenging van bebouwingswijzen.

 

Tijdens de opmaak van deze bijzondere plannen van aanleg werden volgende doelstellingen gehanteerd:

  • de woonfunctie herstellen en vrijwaren volgens het bestaande, en liefst oorspronkelijke karakter volgens enkele onderscheiden zones, alsook de bestaande waardevolle gebouwen en landschappen te vrijwaren.

  • reguleren van de distributie- en horecavestigingen langsheen de Kapelsesteenweg die door hun grootschalig en verkeersaantrekkend karakter een chaotische verkeerssituatie genereren en er de woonfunctie verdringen.

 

Volgend op de definitieve aanvaarding door de gemeenteraad werden de BPA’s '10 Veltwijcklaan', 11 'St.-Mariaburg-Zuid' en 12 'St.-Mariaburg-Noord' in november 2003 verstuurd naar de bevoegde minister.

 

 [image]

Contour BPA's 10, 11 en 12

 

6.2.2 BPA Kapelsesteenweg

 

Op 18 december 2006 werd bij gemeenteraadszitting het BPA Kapelsesteenweg voorlopig vastgesteld. Tijdens dezelfde zitting keurde de gemeenteraad de stopzetting van de procedure van de BPA’s 10 'Veltwijcklaan', 11 'St.-Mariaburg-Zuid' en 12 'St.-Mariaburg-Noord' goed.

 

Het BPA Kapelsesteenweg werd opgestart na een evaluatie van de BPA’s 10, 11 en 12. Op basis van deze evaluatie werd geopteerd om voor een beperkt gebied een nieuw BPA op te maken. Het studiegebied van dit nieuwe BPA 'Kapelsesteenweg' werd beperkt tot de bouwblokken langs de Kapelsesteenweg. De hoofddoelstelling in dit BPA was om binnen het studiegebied de kleinhandelszaken en residentiële functies een duidelijke plaats te geven en de verlinting van de Kapelsesteenweg tegen te gaan.

 

Het ontwerp strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen, het s-RSA, dat in de gemeenteraad van 27 maart 2006 voorlopig werd aanvaard, diende als ruimtelijk beleidskader voor het BPA Kapelsesteenweg.

 

Naar aanleiding van het openbaar onderzoek dat werd georganiseerd van 15 maart 2007 tot en met 15 april 2007 en het advies van GECORO over het ontwerp BPA Kapelsesteenweg werd beslist, om in uitvoering van het s-RSA, het gemeentelijk RUP Mariaburg op te starten. Hierin dienen de beleidslijnen uit het BPA Kapelsesteenweg te worden verwerkt.

 

 [image]

Contour BPA Kapelsesteenweg

 

6.3 Statuut van de wegen

 

Er liggen enkele buurtwegen in het plangebied:

  • Chemin nr. 57 t.h.v. de Bist

  • Chemin nr. 10 t.h.v. Weerstanderstraat-Willy Staeslei

  • Chemin nr. 11 t.h.v. Korte Bist

  • Chemin nr. 14 t.h.v. Schriek

  • Chemin nr. 2 t.h.v. Veltwijcklaan

  • Chemin nr. 58 t.h.v. Prinshoeveweg

  • Grand Route t.h.v. Kapelsesteenweg

 

Met volgende wijzigingen:

  • Geheel of gedeeltelijke verplaatsing chemin nr. 57 d.d. 17/04/1896

  • Afschaffing chemin nr. 57 d.d. 17/04/1896

  • Geheel of gedeeltelijke verplaatsing chemin nr. 57 d.d. 11/05/1923

  • Afschaffing chemin nr. 57 d.d. 11/05/1923

  • Versmalling chemin nr. 10 d.d. 25/05/1906

  • Nieuwe buurtweg t.h.v. Fortuinstraat d.d. 10/06/1989

 

Zie plan bestaande juridische toestand voor de precieze ligging van de buurtwegen.

 

 

 

7 BIJLAGE 3: BELEIDSKADER

 

7.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

 

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd door de Vlaamse Regering in 1997 goedgekeurd.
In het RSV wordt de metafoor “Vlaanderen: open en stedelijk” voorgesteld om een trendbreuk te realiseren in het ruimtelijk ordeningsbeleid in Vlaanderen. Open en stedelijk duidt op het gewenst onderscheid tussen enerzijds de steden en stedelijke gebieden en anderzijds de buitengebieden.

 

Om dergelijk gedifferentieerd beleid te kunnen voeren, worden afbakeningen van stedelijke gebieden in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opgesteld.

 

In de afbakening van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening grootstedelijk Gebied Antwerpen, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 19 juni 2009, is het studiegebied niet gelegen in het stedelijk gebied en behoort dus als gevolg tot het buitengebied.

 

Als doelstellingen voor het ruimtelijk beleid in het buitengebied gelden onder meer:

  • vrijwaren van de essentiële functies van het buitengebied (landbouw, natuur, bosbouw, wonen en werken op niveau van het buitengebied;

  • tegengaan van versnippering van open ruimte;

  • groeien in de kernen;

  • versterken van de open ruimte door de functies landbouw, natuur en bos;

  • bereiken van gebiedsgerichte kwaliteit;

  • gebiedsgerichte ruimtelijke ordening op basis van het fysisch systeem.

 

Voor de ruimtelijke herstructurering van bestaande kleinhandelslinten en -concentraties en voor de inplanting van nieuwe kleinhandelszaken wordt volgende ontwikkelingsperspectieven voorgesteld:

 

Binnen ieder stedelijk gebied of kern van het buitengebied worden op het niveau van de betrokken kern interessante locatievoorwaarden gecreëerd voor de inplanting van kleinhandel. De bereikbaarheid en de leefbaarheid van het stedelijk gebied of kern van het buitengebied als geheel moet voorop staan. In de afbakeningsplannen voor de stedelijke gebieden worden geschikte locaties aangeboden voor verkeersgenererende activiteiten waaronder baanwinkels, shoppingcentra, enz.

 

Voor kleinhandelslinten en -concentraties die structuurloos gegroeid zijn langs verkeerswegen en dit zowel in stedelijke gebieden, in stedelijke netwerken of zelfs in het buitengebied is een ruimtelijke herstructurering via inrichting van essentieel belang. Onder ruimtelijk herstructureren wordt verstaan het verbeteren van de bestaande ruimtelijke samenhang en relaties tussen de kleinhandelsvestigingen en met de omgeving, het verhogen van de verkeersleefbaarheid, de verkeersveiligheid en interne verkeersorganisatie en de ontsluiting (o.m. parkeren) en het creëren van een hogere beeldwaarde of imago van het kleinhandelslint of -concentratie en de omgeving.

 

Met betrekking tot woondichtheden wordt gestreefd naar een minimale woondichtheid van 15 woningen per hectare in de kernen in het buitengebied. Een differentiatie naar woningtype en dichtheid is gewenst, zowel binnen een ruimtelijk samenhangend geheel als tussen verschillende samenhangende gehelen onderling.

7.2 Provinciaal structuurplan Antwerpen

 

Het provinciaal ruimtelijk structuurplan werd in januari 2001 definitief vastgesteld. Het ruimtelijk concept voor de Antwerpse fragmenten (één van de vier hoofdruimten in de provincie) bevat een aantal verschillende deelruimten, waarvan het noordelijk bebouwd perifeer landschap en de Antwerpse gordel binnen deze context relevant zijn.

 

  • Hoofdruimte ‘Antwerpse fragmenten’

Het studiegebied voor het RUP Mariaburg ligt binnen de hoofdruimte Antwerpse fragmenten. Dit is het deel van de Vlaamse Ruit dat op het grondgebied van de provincie Antwerpen is gelegen.

 

Het beleidsperspectief voor dit gebied is ontwikkeling, inspelend op de hoogwaardigheid van het gebied, en voorzichtigheid, rekening houdend met de beperkte draagkracht ervan.

 

De kwaliteit van de woonomgevingen moet worden verhoogd, met nieuwe nederzettings- en woontypologieën, nabijheid van voorzieningen, goede verplaatsingsmogelijkheden en groenstructuren. Verder moeten in de fragmentenstad nieuwe verdichtingsplekken worden aangeduid.

 

  • Deelruimte ‘bebouwd perifeer landschap’

Het bebouwd perifeer landschap, waartoe Brasschaat en Kapellen behoren, wordt beschouwd als gebied met een dominante bovenlokale groenstructuur met daarin een aantal activiteitenconcentraties die in de relatie staan tot de nabijheid van het grootstedelijk gebied. Beide elementen (groenstructuur en grootschalige voorzieningen) maken van het gebied een stedelijk park in de Antwerpse fragmenten.

 

In het bebouwd perifeer landschap vormen de hoofddorpen beperkte verdichtingspunten in een parkachtig gebied met belangrijke natuurlijke waarden en zonder grote ontwikkelingspotenties voor bijkomende woningen en bedrijventerreinen. Grootschalige uitbreidingen zijn niet gewenst.

 

  • Deelruimte ‘Antwerpse gordel’

De Antwerpse gordel is een groenstructuur van grootstedelijk niveau verweven met de Antwerpse fragmenten. Hij verbindt verschillende soorten natuurlijke landschappen en open ruimte elementen. De gordel biedt 'ademruimte' aan het grootstedelijk gebied en aan de Antwerpse fragmenten door het aanbod van niet bebouwde ruimte, door het mogelijk maken van (grootstedelijke) recreatie en (hoofdzakelijk grondgebonden) landbouw. De gordel is begrensd door het grootstedelijk gebied en remt de suburbanisatiedruk af. Het gebied is gemengd natuurlijk en cultuurlijk met openheid als belangrijkste karakteristiek.

 

De gordel bestaat uit (delen van) Brasschaat en Kapellen, de twee aangrenzende gemeenten van Ekeren.

 

Een doelstelling voor deze ruimte is het tegengaan van bebouwing. Om de rol van grootstedelijke groenstructuur waar te maken, wordt uitbreiding van bebouwing in het gebied tegengegaan. Ook wordt een bescherming, versterking en verbinding van onderdelen van de gordel vooropgesteld. Bestaande elementen worden beschermd en zo mogelijk vergroot. Dit geldt bijvoorbeeld voor ingesloten landschapskamers en kasteeldomeinen.

 

7.3 Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk

 

De provincie Antwerpen stelde, in opdracht van de Vlaamse overheid, het Bovenlokaal Functionele fietsroutenetwerk (BFF) op voor de provincie Antwerpen. Dit netwerk is hiërarchisch opgebouwd uit drie soorten routes die samen een provinciedekkend netwerk vormen:

  • Fietsostrades vormen de ruggengraat van het BFF. Het zijn langeafstandsfietspaden langs rechtlijnige infrastructuren zoals spoorlijnen en kanalen. Comfort (breed en verhard) en veiligheid (non-stop, in de voorrang en afgescheiden van het autoverkeer) zijn de belangrijkste inrichtingsvoorkeuren.

  • Functionele fietsroutes verbinden de woonkernen met attractiepolen zoals dorpskernen, winkelcentra, sportcentra, culturele centra, scholen en bedrijventerreinen. Ze zijn de kortste verbinding en lopen daardoor meestal langs drukken wegen (historische steenwegen die bijvoorbeeld van centrum naar centrum lopen).

 

Het BFF werd in juni 2001 goedgekeurd door de Vlaamse overheid en is opgenomen in de herziening van het RSPA (richtinggevend gedeelte).

 

[image]Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (bron: geoloket.provincieantwerpen.be, geraadpleegd maart 2017)

 

Ten westen van het plangebied ligt de fietsostrade F14 Antwerpen – Essen. Deze route is grotendeels ingericht conform het Vademecum Fietsvoorzieningen. Voor het deel gelegen tussen Schriek en Vloeiende werd nog geen fietsinfrastructuur aangelegd.

Ter hoogte van de gemeente Essen en tussen Oude landen en het Albertkanaal zijn er nog enkele delen van de fietsostrade die niet conform zijn aangelegd of waar de fietsinfrastructuur beperkt.

Langsheen Schriek en de Kapelsesteenweg is een bovenlokale functionele fietsroute geselecteerd: ter hoogte van Schrik is momenteel geen fietsinfrastructuur aangelegd. De fietspaden langsheen de Kapelsesteenweg zijn niet conform het Vademecum Fietsvoorzieningen ingericht. Ter hoogte van de Veltwijcklaan is een alternatieve route gelegen die momenteel niet conform is ingericht.

 

7.4 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Brasschaat

 

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Brasschaat werd door de bestendige deputatie goedgekeurd op 29 september 2005. In het richtinggevend gedeelte van het GRS zijn enkele opties genomen die betrekking hebben op het studiegebied van dit RUP.

 

Volgende ruimtelijke concepten op gemeentelijk niveau zijn daarbij van belang:

  • Behoud en versterking van het eigen karakter van de woonentiteiten, waaronder Mariaburg

  • Beken als ecologische linten doorheen het natuurlijk en cultureel landschap. Dit concept heeft onder andere betrekking op de Kaartse beek op de grens met Kapellen en de Laarse beek

  • Voor wat betreft mobiliteit is de Kapelsesteenweg opgenomen voor de ontsluiting met openbaar vervoer en als as binnen het fietsnetwerk.

 

In het GRS worden zeven deelruimten onderscheiden, elk met hun eigen specificiteit. De gewenste ruimtelijke structuur voor de deelruimte Mariaburg gaat uit van:

  • Poortfuncties en herinrichting van de Kapelsesteenweg

Het centrum van Mariaburg moet zowel in het noorden als in het zuiden duidelijk worden afgebakend. Door middel van poorten wordt aan de weggebruiker duidelijk gemaakt dat het winkelgebied een verblijfskarakter heeft.

Voor de deelruimte Mariaburg geldt dat de Kapelsesteenweg het centrumgebied vormt, met een verdichting ter hoogte van de Katerheidemolen.

  • Behouden en versterken van het groene karakter van de wijk

  • Versterken van de openbare ruimte rond de Katerheidemolen

  • Kaartse beek als drager van de open kamer

De gewenste ruimtelijke structuur voor de deelruimte Vriesdonk houdt onder meer in:

  • Behouden en versterken van het groene karakter van het woonpark.

  • Versterken van de centrumfunctie donk

Het gebied rond de kerk en het winkelcentrum kan fungeren als schakel tussen Vriesdonk en Ekeren-Donk, met de kleinhandelszaken aan Ekerse zijde van de Kapelsesteenweg als uitloper.

  • Poortfuncties aan de Kapelsesteenweg

  • Handelsvestigingen: langs de Kapelsesteenweg, tussen de Donksesteenweg en de Caterslei, zijn geen nieuwe handelsvestigingen mogelijk.

 

Buiten het centrumgebied van Mariaburg en Donk streeft de gemeente een uitdovingsbeleid van (grootschalige) commerciële functies langs de Kapelsesteenweg na. Ook wil zij het omvormen van woningen in kantoren en praktijken afremmen.
Binnen de gewenste ruimtelijk-economische structuur zijn de ontwikkelingsperspectieven voor kleinhandel opgenomen.

 

  • Kleinhandel bij voorkeur concentreren in de centrumgebieden;

  • Tegengaan van de vorming van handels- of kantoorlinten langs verbindingswegen. Deze worden bij voorkeur in de woonkernen gevestigd;

  • Kleinschalige handelsfuncties krijgen de voorkeur op grotere winkelketens om de eigenheid van de centrumgebieden te behouden;

  • Buiten de centrumgebieden is kleinhandel ook toegelaten, evenwel op niveau van de woonomgeving.

 [image]

Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, gewenste structuur Mariaburg

 [image]

Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, gewenste structuur Vriesdonk

 

7.5 Biologische waarderingskaart

Een deel van het studiegebied is op de biologische waarderingskaart aangeduid als complex met biologisch waardevolle en minder waardevolle elementen. Het gaat om de parkachtige omgeving in het bouwblok ontsloten door de Weerstandersstraat, Edward Caertsstraat en Schriek.

Grenzend aan het studiegebied is het overgrote deel van het kasteelpark Hof de Bist aangeduid als biologisch waardevol met plaatselijk, langs de Isabellalei, een zeer waardevol gebied. De zeer waardevolle eenheden binnen dit laatste gebied zijn de beplanting: zuur eikenbos en gemengd loofhout.

 

[image]Biologische waarderingskaart (2014)

 

7.6 Decreet Integraal Waterbeleid – Watertoets

 

Het decreet Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003, gewijzigd door het wijzigingsdecreet Integraal Waterbeleid van 19 juli 2013, vormt het juridisch kader voor het integraal waterbeleid in Vlaanderen. Het decreet Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003 (artikel 8) legt op dat elk ruimtelijk plan onderworpen moet worden aan een ‘watertoets’. Als uit de watertoets blijkt dat het ruimtelijk plan schade aan het watersysteem kan veroorzaken, moet de verantwoordelijke overheid maatregelen opnemen om die schade te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren.

 

Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten worden voor het plangebied volgende vaststellingen gemaakt.

 

Het plangebied bevindt zich in het bekken van de Benedenschelde, meer bepaald in het deelbekken van de Benedenschijn. Nagenoeg op de grens van het plangebied zijn 2 waterlopen gelegen, met name de Kaartse beek (of Schoon Schijn) in het noorden en de Donkse beek in het zuiden, beide van 2de categorie.

 

De Kaartse beek is de noordelijke grens van het plangebied en vormt de administratieve scheiding met de gemeente Kapellen. Aan de zijde van de Kapelsesteenweg is de waterloop ingebuisd onder het terrein van de aanwezige supermarkt. Hier zijn plannen om de waterloop te herwaarderen en terug in open bedding te brengen. Verder westwaarts is de waterloop open en grenst ze langs de zijde van Ekeren aan de tuinen van private percelen. Op het overgrote deel van de tuinen is er geen bebouwing of verharding in de onmiddellijke omgeving van de waterloop. Op enkele percelen zijn tuinhuizen opgericht. Voor een vijftal percelen is er bebouwing of verharding tot aan de waterloop. Op het eind van de jaren ’90 werd de zone rond de Kaartse beek getroffen door overstromingen. De watertoetskaart geeft aan dat het gebied langs de waterloop voor een groot deel effectief overstromingsgevoelig is. Dit geldt zowel voor de percelen direct grenzend aan de waterloop als voor de vier bouwblokken ten zuiden ervan.

De Donkse beek stroomt door twee bouwblokken in het zuiden van het plangebied. Het overgrote deel van de waterloop is ingebuisd. De zone rond de Donkse beek is tevens door overstromingen getroffen eind jaren ’90. Op de watertoetskaart is een zone aangeduid die mogelijks overstromingsgevoelig is.

 

Verder zijn in de omgeving van het studiegebied enkele kleinere fragmenten in het woonpark van Brasschaat effectief overstromingsgevoelig. Hetzelfde geldt voor de open ruimte van de Puihoek op de grens met Kapellen. Ook een deel van het park Hof De Bist wordt als mogelijks overstromingsgevoelig aangeduid.

 

 [image][image]

 

 [image]

Waterlopen + Watertoets – overstromingsgevoelige gebieden (2014)

 

Op basis van de watertoetskaarten (www.geopunt.be) kunnen voor het plangebied volgende vaststellingen worden gemaakt:

  • Het plangebied is hoofdzakelijk matig grondwaterstromingsgevoelig, vier zones worden aangeduid als zeer gevoelig voor grondwaterstroming;

  • Delen van het plangebied worden als effectief overstromingsgevoelig aangeduid in de omgeving van de Kaartse beek. In de omgeving van de Isabellalei en de Marcel De Backerstraat en ter hoogte van de Donkse beek in het zuiden van het plangebied worden delen als mogelijk overstromingsgevoelig aangeduid;

  • Het plangebied is hoofdzakelijk gelegen in infiltratiegevoelig gebied met uitzondering van 4 zones die als niet-infiltratiegevoelig worden aangeduid;

  • Het plangebied is niet erosiegevoelig.

 

[image]Watertoets - erosiegevoelige gebieden + infiltratiegevoelige bodems

 

Mogelijke effecten

 

De invulling van het plangebied voorziet slechts beperkt de mogelijkheid van bijkomende gebouwen en/of verharde oppervlakten. Toch kunnen er effecten op het lokale afwateringssysteem zijn. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de extra gebouwen dient in overeenstemming met deze verordening opgevangen te worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding.

 

Het RUP legt bovendien op dat verharde oppervlakten in de tuinen maximaal in waterdoorlatende materialen moeten voorzien worden. Voor opvang van hemelwater worden volgende principes gehanteerd: recuperatie van hemelwater op private gebruik voor toilet- en spoelvoorzieningen hebben de hoogste prioriteit, gevolgd door infiltratie, buffering en vertraagd lozen.

 

Ter hoogte van de waterlopen worden verhardingen niet toegestaan, met uitzondering van kleinschalige openbare nutsvoorzieningen en afsluitingen. Er wordt aangeraden in alle effectief en mogelijk overstromingsgevoelige zones voldoende ruimte te voorzien voor waterbuffering (en infiltratie indien mogelijk). Voor de inbreidingsgebieden wordt voorzien dat het hemelwater dient te worden gebufferd in een open systeem met maximale infiltratie in het binnengebied zelf.

 

Voor de waterlopen staat het verbeteren van de ecologische waarde en de ruimtelijke en landschappelijke betekenis voorop. Er wordt ruimte geboden aan de waterlopen zodat de natuurlijke functie plaatselijk kan herstellen. De zone ter hoogte van de Kaartse en Donkse beek herbergt centraal een (te herwaarderen) waterloop met aan weerszijden een reservatiestrook (5m) die bouwvrij en obstakelvrij wordt gehouden. Deze strook wordt ook gebruikt voor beheer en onderhoud. Enkel bouwwerken in functie van waterbeheer en toegankelijkheid, zoals oeverbeschoeiingen en oversteken in functie van de toegankelijkheid van percelen, mogen gebouwd worden. Overwelvingen of inbuizingen worden enkel toegestaan indien het voor de aanleg van een openbare weg noodzakelijk is of het de enige toegang tot een kadastraal perceel betreft. Bovendien wordt slechts één overwelving of inbuizing per kadastraal perceel toegestaan. Deze overwelvingen dienen uitgevoerd te worden als ‘dek op oever’. Afwijkingen kunnen enkel na omstandige motivatie worden toegestaan. Hierdoor wordt geoordeeld dat aan de waterlopen binnen het plangebied voldoende ruimte wordt gegeven en er geen significant negatieve effecten worden verwacht voor de waterlopen en hun structuurkwaliteit door uitvoering van het RUP.

 

7.7 Signaalgebied Mariaburg

 

Het signaalgebied ligt langs het Schoon-Schijn op grondgebied van de gemeente Kapellen en van de stad Antwerpen.

 

Het deelgebied in de gemeente Kapellen aan de Lieve Gevaertstraat is volgens het gewestplan gelegen in een zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s en is verfijnd met het Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) "Vloeiende en omgeving" (18 oktober 1984). In dit BPA wordt dit blok voor ongeveer de helft voorzien als bufferstrook (zuidelijk deel tegen Schoon Schijn) en voor de andere helft als zone voor voortuinstroken en openbare wegen (noordelijke uitloper). Dit deelgebied is momenteel een braakliggend terrein en deels bebost. Aan de westelijke rand is een klein bedrijf actief met toegang vanuit de Maria-Theresialei in Antwerpen.

 

Het deelgebied langs de Maria-Theresialei in Antwerpen district Ekeren heeft de gewestplanbestemming zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO's. Het is momenteel onbebouwd en in gebruik als groenzone.

 

Op 11 april 2014 werd het signaalgebied Mariaburg door de Algemene Bekkenvergadering Benedenscheldebekken geselecteerd voor opname in de prioritair te onderzoeken signaalgebieden. De motivatie voor opname is als volgt: “een aanzienlijk deel van dit signaalgebied is effectief overstromingsgevoelig. Het is een groot aaneengesloten gebied. Nu reeds zijn er waterproblemen aan de zijde van de stad Antwerpen. Ontwikkeling van de bedrijfspercelen in Kapellen kan dat nog versterken.”

Het volledige niet-ontwikkelde gebied met bestemmingszone voor ambachtelijke bedrijven en KMO's wordt meegenomen in de afbakening. Een globale visie voor het niet ontwikkelde deel is immers aangewezen.

 

Watersysteem

Het signaalgebied is aangeduid als effectief overstromingsgevoelig, het deelgebied in district Ekeren als recent overstroomd gebied (ROG) en risicozone voor overstromingen. De overstroming is grotendeels afkomstig vanuit het Schoon-Schijn. Regelmatig klagen bewoners in de Maria-Theresialei dat de achtergelegen gronden (achtertuinen) langs de waterloop onder water staan.

 

Gebiedsvisie

Vanuit het waterbeleid wordt geargumenteerd dat het waterbergend vermogen van dit gebied behouden moet blijven. Het gebied heeft een belangrijke functie voor waterberging en dit mag niet verloren gaan. Om dit planologisch te verankeren, moet het deelgebied aan de Maria-Theresialei opgenomen worden in het proces voor de opmaak van het RUP Mariaburg met als nieuwe bestemming groen/groene buffer, of met als functionele invulling groen en waterberging.

 

Conclusie

Voor het deelgebied aan de Maria-Theresialei legt de startbeslissing opgemaakt door het bekkensecretariaat Benedenscheldebekken volgende bepalingen op voor het deel gelegen op grondgebied van stad Antwerpen: “Het stukje KMO-zone dat gelegen is in Antwerpen wordt mee opgenomen in het gemeentelijk RUP Mariaburg met als nieuwe bestemming groen / groene buffer of met als functionele invulling groen en waterberging.”

 

De startbeslissing voor het signaalgebied werd ter goedkeuring voorgelegd aan het bekkenbureau van 27 oktober 2015. De Commissie Integraal Waterbeleid besprak het advies op vergadering van 10 december 2015. De startbeslissing werd goedgekeurd door de Vlaamse Overheid op 31 maart 2017.

 

 

Situering signaalgebied Mariaburg

 [image]

 

 [image]

7.8 Landschappen, bouwkundig erfgoed en archeologie

 

7.8.1 Landschap

 

Het plangebied ligt net binnen het traditionele landschap ‘Noorderkempen’.

 

Hof De Bist werd in de tweede helft van de negentiende eeuw aangelegd als landschapspark. Het groenbestand is een restant van de historische bebossing in de streek. Hof De Bist is opgebouwd uit groene en recreatieve elementen en draagt bij tot de beleving van de wijk.

 

Centraal op het Van den Weyngaertplein staat de kerk van Mariaburg. De kerk heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van de wijk. De oprichting ervan had een aantrekkingskracht op de toekomstige bewoners zodat de verkoop van gronden vlotter verliep. Het plein is belangrijk voor het sociaal leven in de wijk. De recreatieve voorzieningen op het plein, met name een speeltuin en een petanquebaan worden intens gebruikt. Ook van groot belang voor de werking en de betekenis van het plein is de buurtschool. De groene elementen op het plein, waaronder meerdere hoogstammen, versterken de beleving ervan.

 

Ter hoogte van de Edward Caertstraat springt de Willy Staeslei terug zodat een plein ontstaat. Deze insprong wordt officieel niet als plein aangeduid, de informele naam is ‘Mariaplein’. Het plein is binnen de wijk van minder belang dan het Van den Weyngaertplein. Het gebruik is niet gericht op activiteiten, wel zijn enkele rustbanken aangebracht. Rondom is een jonge bomenrij aangeplant. De waarden van het Mariaplein zijn beperkt. De culturele en ecologische waarde zijn laag. Hetzelfde geldt voor de recreatieve en de belevingswaarde.

 

Binnen het plangebied is het privaat groen veelal bepalend voor het landschapsbeeld. Het betreft de particuliere tuinen die al dan niet bebouwd zijn, groen bij voorzieningen en een aantal grotere onbebouwde gebieden. De aanwezigheid van groen in de tuinen is van belang voor de belevingswaarde van de bewoners. Naarmate de bouwblokken een meer open structuur krijgen en dus de zichtbaarheid van het groen verhoogt, verhoogt ook de belevingswaarde ervan voor de omgeving. De zichtbare hoogstammen op bepaalde percelen verhogen de belevingswaarde langs de straatkant.

 

De belevingswaarde van het woonpark in Brasschaat ten oosten van het plangebied is hoog. De aanwezigheid van groen vormde zowel bij het ontstaan van de wijk als nu een belangrijke troef en aantrekking voor bewoners. De gemeente Brasschaat heeft het profiel van een ‘groene gemeente’. Onder meer de aanwezigheid van woonparken bevestigt dit profiel. De culturele waarde is tevens hoog. Het woonpark biedt een kijk op de oorspronkelijke ontwikkeling van het gebied met ruime beboste percelen en villa’s. De selectie als relictzone in de landschapsatlas bevestigt deze stelling.

 

De laatste decennia zijn een aantal nieuwbouwprojecten gerealiseerd die een andere korrel hebben dan de oorspronkelijke bebouwing.

 

Van den Weyngaertplein

[image] 

 

Mariaplein

 [image]

 

7.8.2 Bouwkundig erfgoed

 

De vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed is een uitgebreid wetenschappelijk overzicht van het bouwkundig patrimonium in Vlaanderen. De inventaris van het bouwkundig erfgoed bevat zowel beschermde als niet-beschermde gebouwen. Voor beschermde gebouwen geldt de regelgeving van het monumentendecreet.

 

In het studiegebied zijn geen beschermde stads- of dorpsgezichten of landschappen. Er zijn 7 gebouwen beschermd als monument bij MB dd. 14/12/2015:

  • Villa Louise, Bist 125;

  • Villa ’t Bellenhof, Bist 52;

  • Villa Les Rochers, Bist 54;

  • Villa Kerckx, Bist 66,

  • Villa Albert, Edward Caertsstraat 39;

  • Villa Carlo, Fortuinstraat 15-17

 

In het studiegebied zijn 149 panden (123 relicten) opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed (zie verder tabel).

 

De inventaris van het bouwkundig erfgoed werd vastgesteld bij besluit van de administrateur-generaal van 28 november 2014. De vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed bepaalt eenduidig in een overzichtelijke lijst per gemeente het gebouwd patrimonium van Vlaanderen. Aangezien de visie op onroerend erfgoed doorheen de jaren evolueert en het patrimonium in Vlaanderen onderhevig is aan veranderingen zoals verbouwingen, sloop en adreswijzigingen, is regelmatige actualisatie van de vastgestelde inventarisgegevens aangewezen.

 

Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten. Deze vrijwaring verschilt echter sterk van een bescherming als monument. Voor beschermde monumenten gelden immers alle juridische bepalingen uit het onroerenderfgoeddecreet. Ten gunste van gebouwen uit de vastgestelde inventaris gelden er binnen het onroerend erfgoedbeleid, stedenbouwkundig, woon- en energieprestatiebeleid een aantal uitzonderingsmaatregelen, met als doel dit bouwkundig erfgoed zoveel mogelijk te vrijwaren. Er zijn vier wettelijke rechtsgevolgen. Drie van de vier rechtsgevolgen zijn belangrijk voor particuliere eigenaars.

  • Voor gebouwen uit de vastgestelde lijst mag je afwijken van de normen rond energieprestatie en binnenklimaat, als dat nodig is om de erfgoedwaarde van het pand in stand te houden. http://www.energiesparen.be/epb/uitzonderingen (Decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid en het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 houdende algemene bepalingen over het energiebeleid (in werking getreden op 1 januari 2011))

  • Zonevreemde gebouwen uit de vastgestelde lijst kunnen gemakkelijker een nieuwe functie krijgen. Zo kan een leegstaande hoeve bijvoorbeeld een woonfunctie krijgen, ook al ligt hij in agrarisch gebied. (Besluit van de Vlaamse regering van 28 november 2003 tot vaststelling van de lijst van toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen, art. 10)

  • Wanneer je een gebouw uit de vastgestelde lijst wil afbreken, heb je een stedenbouwkundige vergunning nodig. De aanvrager van de sloopvergunning moet een extra exemplaar van het dossier met bijkomend fotomateriaal indienen. De gemeente kan de sloopvergunning alleen uitreiken, nadat zij advies heeft gevraagd over de erfgoedwaarden van het gebouw. (Besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning, art. 4 en 8 en 17 en 20, 6°. Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot aanwijzing van de instanties die over een vergunningsaanvraag advies verlenen art. 1, 1°, g)

  • Bij gebouwen in de inventaris wordt sociale huisvesting door renovatie gestimuleerd. In de sociale-woningbouw geldt de regel dat kosten voor renovatie maximaal 80% mogen bedragen van de prijs voor een nieuwbouw van dezelfde omvang. Als de renovatiekosten meer bedragen, moet het gebouw worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Voor gebouwen uit de lijst geldt die 80% regel niet. (Besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten en de daaraan verbonden werkingskosten, artikel 8, §2, tweede lid, 3°)

 

De opname van een pand of een constructie in de vastgestelde inventaris van het Bouwkundig Erfgoed heeft op het Vlaamse beleidsniveau enkel bovenstaande juridische gevolgen. Het staat andere overheden of administraties echter vrij om hun adviezen te baseren op de informatie die beschikbaar is via de inventaris. Vanuit andere beleidsvelden of overheden kan men zich op de inventaris baseren om het bouwkundig erfgoed via een aantal specifieke maatregelen te waarderen.

 

De stad Antwerpen heeft hierop geanticipeerd in zijn stedelijke bouw –en woningverordening (Bouwcode artikel 5: Cultuurhistorisch erfgoed). Dit artikel is van kracht voor zowel gebouwen gelegen in CHE-gebied als voor gebouwen opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed.

 

Volgende tabel geeft het overzicht van de 149 panden opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed binnen de contour van RUP Mariaburg:

 

Inventaris van onroerend erfgoed te Ekeren – RUP Mariaburg

  

straat

huisnr

vastgestelde inventaris

monument

inventarisnr

beschermingsbesluit

1

Bist

43

ja

-

214447

  

2

Bist

45

ja

-

214450

  

3

Bist

47

ja

-

11417

  

4

Bist

50

ja

-

214451

  

5

Bist

52

ja

ja

214452

MB 14/12/2015

6

Bist

54

ja

ja

11418

MB 14/12/2015

7

Bist

56

ja

-

214453

  

8

Bist

62

ja

-

214454

  

9

Bist

66

ja

ja

11419

MB 14/12/2015

10

Bist

82

ja

-

214455

  

11

Bist

84

ja

-

214455

  

12

Bist

93

ja

-

214456

  

13

Bist

104

ja

-

214443

  

14

Bist

125

ja

ja

214446

MB 14/12/2015

15

Bist

141

ja

-

214854

  

16

Bist

147

ja

-

214447

  

17

Edward Caertsstraat

13

ja

-

214472

  

18

Edward Caertsstraat

31

ja

-

214473

  

19

Edward Caertsstraat

37

ja

-

214475

  

20

Edward Caertsstraat

39

ja

ja

11420

MB 14/12/2015

21

Fortuinstraat

8

ja

-

214518

  

22

Fortuinstraat

15

ja

ja

214511

MB 14/12/2015

23

Fortuinstraat

17

ja

ja

214511

MB 14/12/2015

24

Fortuinstraat

18

ja

-

214512

  

25

Fortuinstraat

20

ja

-

214513

  

26

Fortuinstraat

22

ja

-

214514

  

27

Fortuinstraat

24

ja

-

214515

  

28

Fortuinstraat

28

ja

-

214517

  

29

Fortuinstraat

33

ja

-

214520

  

30

Frans Standaertlei

2

ja

-

214520

  

31

Frans Standaertlei

4

ja

-

214520

  

32

Frans Standaertlei

9

ja

-

214524

  

33

Frans Standaertlei

11

ja

-

214524

  

34

Frans Standaertlei

13

ja

-

214524

  

35

Frans Standaertlei

14

ja

-

214519

  

36

Frans Standaertlei

16

ja

-

214519

  

37

Frans Standaertlei

18

ja

-

214519

  

38

Frans Standaertlei

27

ja

-

214521

  

39

Frans Standaertlei

30

ja

-

214522

  

40

Frans Standaertlei

48

ja

-

214523

  

41

Frans Standaertlei

57

ja

-

214594

  

42

Kapelsesteenweg

353

ja

-

11403

  

43

Kapelsesteenweg

355

ja

-

214543

  

44

Kapelsesteenweg

369

ja

-

214544

  

45

Kapelsesteenweg

469

ja

-

214545

  

46

Kapelsesteenweg

471

ja

-

214546

  

47

Kapelsesteenweg

473

ja

-

214547

  

48

Kapelsesteenweg

531

ja

-

214549

  

49

Kapelsesteenweg

535

ja

-

214550

  

50

Kapelsesteenweg

547

ja

-

214551

  

51

Kapelsesteenweg

581

ja

-

214552

  

52

Kapelsesteenweg

591

ja

-

214553

  

53

Kapelsesteenweg

593

ja

-

214553

  

54

Kapelsesteenweg

603

ja

-

214554

  

55

Kapelsesteenweg

609

ja

-

214555

  

56

Kapelsesteenweg

641

ja

-

214556

  

57

Kapelsesteenweg

645

ja

-

214557

  

58

Kapelsesteenweg

647

ja

-

214557

  

59

Kapelstraat

12

ja

-

214559

  

60

Kapelstraat

14

ja

-

215029

  

61

Karel De Wintstraat

2

ja

-

214561

  

62

Karel De Wintstraat

4

ja

-

214561

  

63

Karel De Wintstraat

6

ja

-

214561

  

64

Karel De Wintstraat

8

ja

-

214561

  

65

Karel De Wintstraat

10

ja

-

214561

  

66

Karel De Wintstraat

36

ja

-

214562

  

67

Korte Bist

24

ja

-

214573

  

68

Korte Bist

30

ja

-

214574

  

69

Korte Bist

32

ja

-

214574

  

70

Korte Bist

34

ja

-

214574

  

71

Korte Bist

36

ja

-

214574

  

72

Leo Vermandellei

11

ja

-

214583

  

73

Leo Vermandellei

13

ja

-

214582

  

74

Leo Vermandellei

15

ja

-

214582

  

75

Leo Vermandellei

17

ja

-

214582

  

76

Leo Vermandellei

19

ja

-

214583

  

77

Leo Vermandellei

21

ja

-

214583

  

78

Leo Vermandellei

26

ja

-

214584

  

79

Leo Vermandellei

30

ja

-

214585

  

80

Leopoldlei

26

ja

-

214589

  

81

Leopoldlei

34

ja

-

214589

  

82

Leopoldlei

38

ja

-

214589

  

83

Leopoldlei

40

ja

-

214589

  

84

Leopoldlei

45

ja

-

214590

  

85

Leopoldlei

46

ja

-

214591

  

86

Leopoldlei

49

ja

-

214592

  

87

Leopoldlei

68

ja

-

214593

  

88

Leopoldlei

70

ja

-

214593

  

89

Leopoldlei

76

ja

-

214594

  

90

Leopoldlei

78

ja

-

214595

  

91

Leopoldlei

82

ja

-

214596

  

92

Leopoldlei

103

ja

-

214586

  

93

Leopoldlei

116

ja

-

214587

  

94

Leopoldlei

120

ja

-

214588

  

95

Marcel De Backerstraat

5

ja

-

214602

  

96

Marcel De Backerstraat

6

ja

-

214603

  

97

Marcel De Backerstraat

8

ja

-

214604

  

98

Marcel De Backerstraat

9

ja

-

214605

  

99

Marcel De Backerstraat

12

ja

-

214841

  

100

Marcel De Backerstraat

17

ja

-

214600

  

101

Marcel De Backerstraat

24

ja

-

214601

  

102

Maria-Theresialei

1

ja

-

214713

  

103

Maria-Theresialei

7

ja

-

214612

  

104

Maria-Theresialei

12

ja

-

214608

  

105

Maria-Theresialei

16

ja

-

214609

  

106

Maria-Theresialei

23

ja

-

214610

  

107

Maria-Theresialei

38

ja

-

214611

  

108

Maria-Theresialei

88

ja

-

214613

  

109

Nijverheidslei

11

ja

-

214622

  

110

Nijverheidslei

37

ja

-

214624

  

111

Nijverheidslei

101

ja

-

214619

  

112

Nijverheidslei

104

ja

-

214620

  

113

Nijverheidslei

114

ja

-

214621

  

114

Nijverheidslei

145

ja

-

214623

  

115

Oudstrijderslei

2

ja

-

214636

  

116

Oudstrijderslei

9

ja

-

214638

  

117

Oudstrijderslei

11

ja

-

214635

  

118

Oudstrijderslei

40

ja

-

214637

  

119

Prinshoeveweg

21

ja

-

11412

  

120

Prinshoeveweg

35

ja

-

214644

  

121

Schepersveldlei

74

ja

-

212414

  

122

Schriek

230

ja

-

214647

  

123

Schriek

254

ja

-

11423

  

124

Schriek

315

ja

-

214591

  

125

Schriek

317

ja

-

214648

  

126

Schriek

321

ja

-

214649

  

127

Schriek

332

ja

-

214650

  

128

Schriek

358

ja

-

214651

  

129

Van de Weyngaertplein

(parochiekerk)

ZN

ja

-

11424

  

130

Van de Weyngaertlei

52

ja

-

214671

  

131

Van de Weyngaertlei

53

ja

-

214672

  

132

Van de Weyngaertlei

62

ja

-

214673

  

133

Van de Weyngaertlei

64

ja

-

214674

  

134

Van de Weyngaertlei

66

ja

-

214675

  

135

Van de Weyngaertplein

28

ja

-

214677

  

136

Van de Weyngaertplein

35

ja

-

214678

  

137

Van de Weyngaertplein

36

ja

-

214678

  

138

Veltwijcklaan

283

ja

-

214693

  

139

Veltwijcklaan

285

ja

-

214693

  

140

Weerstandersstraat

60

ja

-

11420

  

141

Weerstandersstraat

62

ja

-

11420

  

142

Willy Staeslei

1

ja

-

214705

  

143

Willy Staeslei

11

ja

-

214707

  

144

Willy Staeslei

25

ja

-

214708

  

145

Willy Staeslei

85

ja

-

214709

  

146

Willy Staeslei

87

ja

-

214710

  

147

Willy Staeslei

89

ja

-

214807

  

148

Willy Staeslei

93

ja

-

214711

  

149

Willy Staeslei

96A

ja

-

214712

  

 

 

Aanduiding monumenten en panden die voorkomen op de Vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed

 [image]

 

7.8.3 Archeologie

 

Binnen het plangebied is 1 archeologische site gekend:

  • ID 366132: historische bebouwing, aangeduid op basis van ferrariskaart

 

Aangrenzend aan het plangebied zijn 4 archeologische sites gekend:

  • ID 112069: vondstconcentratie silex artefacten uit de steentijd, meer bepaald het Mesolithicum (vondst dateert uit de jaren 1930)

  • ID 366132 (drie polygonen met zelfde nummer): historische bebouwing, aangeduid op basis van ferrariskaart

  • ID 103366: ‘Bisschoppenhof’, historische hoeve en kasteel (17de eeuw), portierswoning van kasteel in inventaris bouwkundig erfgoed onder ID 12791

  • ID 112031: ‘Katerheidemolen’; oude molen uit de 18de eeuw (bouw tussen 1774 – 1778) (staat er nog); in inventaris bouwkundig erfgoed onder ID 47912, met oud naambord nabij dat in inventaris staat onder ID 216249. De vorige molen uit de 16de eeuw werd platgebrand bij beleg van Antwerpen herbouwd in 1598.

 

Door de archeologische dienst van de stad Antwerpen is een beleidsondersteunende advieskaart aangemaakt. Deze kaart heeft in het kader van het Onroerend erfgoeddecreet geen juridische status, maar kan dienen als informatiebron. Deze beleidsondersteunende advieskaart is opgebouwd uit verschillende zones die elk, vanuit archeologisch en planologisch opzicht, anders moeten benaderd worden. Deze kaart en de afbakening van de zones houden geen restricties in wat betreft de ruimtelijke planning. Zij regelt enkel de inspraak van de archeologie in ruimtelijke ontwikkelingen die gepaard gaan met bodem-ingrepen en dus per definitie ook gevolgen voor het archeologisch patrimonium (kunnen) hebben.

 

Het studiegebied van het RUP is grotendeels gelegen in de 'algemene onderlaag', wat betekent dat adviesplicht geldt voor projecten met grondwerken groter dan 2000 m². Het studiegebied valt tevens deels in 'archeologisch aandachtsgebied', dit houdt een adviesplicht in voor alle projecten van dat gebied.

 

Centrale archeologische inventaris: aanduiding gekende archeologische sites

 [image]

 

 

 

8 BIJLAGE 4: MER SCREENING

 

Een screening naar mogelijke relevante factoren die in milieueffecten zouden kunnen resulteren, werd uitgevoerd. Adviesinstanties werden opgevraagd en aangeschreven.

Op 27 april 2017 werden alle documenten in verband met het ‘onderzoek tot milieueffectrapportage’ voor RUP Mariaburg bezorgd aan de Dienst Milieueffectrapportagebeheer van de Vlaamse overheid.

 

De dienst MER heeft, na ontvangst van het volledige dossier bij brief van 23 mei 2017 geoordeeld dat het RUP Mariaburg geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is.

Onderstaand de beslissing van de dienst MER.

 

 [image]

 [image]

 

 

Vignet

 

[image]