Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd door de Vlaamse Regering in 1997 goedgekeurd.
In het RSV wordt de metafoor “Vlaanderen: open en stedelijk” voorgesteld om een trendbreuk te realiseren in het ruimtelijk ordeningsbeleid in Vlaanderen. Open en stedelijk duidt op het gewenst onderscheid tussen enerzijds de steden en stedelijke gebieden en anderzijds de buitengebieden.
Om dergelijk gedifferentieerd beleid te kunnen voeren, worden afbakeningen van stedelijke gebieden in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen opgesteld.
In de afbakening van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening grootstedelijk Gebied Antwerpen, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 19 juni 2009, is het studiegebied niet gelegen in het stedelijk gebied en behoort dus als gevolg tot het buitengebied.
Als doelstellingen voor het ruimtelijk beleid in het buitengebied gelden onder meer:
-
vrijwaren van de essentiële functies van het buitengebied (landbouw, natuur, bosbouw, wonen en werken op niveau van het buitengebied;
-
tegengaan van versnippering van open ruimte;
-
groeien in de kernen;
-
versterken van de open ruimte door de functies landbouw, natuur en bos;
-
bereiken van gebiedsgerichte kwaliteit;
-
gebiedsgerichte ruimtelijke ordening op basis van het fysisch systeem.
Voor de ruimtelijke herstructurering van bestaande kleinhandelslinten en -concentraties en voor de inplanting van nieuwe kleinhandelszaken wordt volgende ontwikkelingsperspectieven voorgesteld:
Binnen ieder stedelijk gebied of kern van het buitengebied worden op het niveau van de betrokken kern interessante locatievoorwaarden gecreëerd voor de inplanting van kleinhandel. De bereikbaarheid en de leefbaarheid van het stedelijk gebied of kern van het buitengebied als geheel moet voorop staan. In de afbakeningsplannen voor de stedelijke gebieden worden geschikte locaties aangeboden voor verkeersgenererende activiteiten waaronder baanwinkels, shoppingcentra, enz.
Voor kleinhandelslinten en -concentraties die structuurloos gegroeid zijn langs verkeerswegen en dit zowel in stedelijke gebieden, in stedelijke netwerken of zelfs in het buitengebied is een ruimtelijke herstructurering via inrichting van essentieel belang. Onder ruimtelijk herstructureren wordt verstaan het verbeteren van de bestaande ruimtelijke samenhang en relaties tussen de kleinhandelsvestigingen en met de omgeving, het verhogen van de verkeersleefbaarheid, de verkeersveiligheid en interne verkeersorganisatie en de ontsluiting (o.m. parkeren) en het creëren van een hogere beeldwaarde of imago van het kleinhandelslint of -concentratie en de omgeving.
Met betrekking tot woondichtheden wordt gestreefd naar een minimale woondichtheid van 15 woningen per hectare in de kernen in het buitengebied. Een differentiatie naar woningtype en dichtheid is gewenst, zowel binnen een ruimtelijk samenhangend geheel als tussen verschillende samenhangende gehelen onderling.
|