3 TERMINOLOGIE

 

Achtertuin:

Het gedeelte van de tuin dat zich bevindt achter de achtergevellijn.

Beeldkwaliteit:

De kwaliteit van de verschijningsvorm van een gebouw, een object of een omgeving of het samenstel daarvan. Het gaat in hoofdzaak om het uitzicht en de onderlinge samenhang tussen de bebouwde en onbebouwde ruimtelijke elementen. Het uitzicht en de samenhang worden enerzijds bepaald door de vormelijke kwaliteiten van de bebouwing (volumes, schaal, fijnkorreligheid, ritme, kleur) en van de onbebouwde ruimte (stratentracé, pleinen, enz.) en anderzijds door ervarings- en waarnemingsaspecten (de kwaliteit van zichten, geluiden of stilte, gevoel voor veiligheid, herkenbaarheid, herbergzaamheid, enz.).

Bijgebouw:

Op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door beeld en functie onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

Bouwdiepte:

Afstand vanaf de bouwlijn waarover de gehele diepte gebouwd mag worden, inclusief afdaken, uitbouwen en terrassen (uitgezonderd gelijkvloerse terrassen).

Bouwhoogte:

Hoogte gemeten vanaf het straatniveau tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen en antennes.

Liftschachten en technische installaties worden niet als ondergeschikt bouwonderdeel beschouwd en moeten vervat worden in het bouwvolume.

Bouwlaag:

Horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van het gelijkvloers en met uitsluiting van de kelder en zolder.

Bouwlijn:

Lijn waarachter een van de gevels van een gebouw geplaatst is of geplaatst kan worden; de grens van de bouwperimeter.

Brutobovengrondse vloeroppervlakte (bbvo):

Zie Vloeroppervlakte.

Bruto-vloeroppervlakte (bvo):

Zie Vloeroppervlakte.

Buitenruimte:

Onbebouwde, toegankelijke, bovengrondse, niet-overdekte ruimte.

Constructie:

Gebouw, bouwwerk, vaste inrichting, verharding, publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds.

Detailhandel:

Het leveren van fysieke goederen voor persoonlijk gebruik aan de consument. De detailhandel is de laatste schakel van de distributieketen die loopt van fabrikant tot consument. Ook het opslaan daarvan op de plaats van verkoop of op de plaats van levering behoort tot detailhandel.

Diensten:

Als diensten worden beschouwd de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden. De diensten omvatten met name werkzaamheden:

  • van commerciële aard;

  • van de vrije beroepen;

  • van het ambacht.

Duurzaam materiaal:

Bouwfysisch verantwoord en bestendig materiaal, waarbij gestreefd wordt naar het toepassen van het principe van de “trias ecologica (een beslissingskader waarbij het gaat om drie opeenvolgende stappen in volgorde te doorlopen met het oog op een optimaal ‘duurzaam’ effect)”:

1. het voorkomen van onnodig materiaalgebruik

2. gebruik van gezonde en milieuvriendelijke materialen uit onuitputtelijke grondstoffen

3. het gebruik van materialen uit eindige grondstoffen die goed scoren op vlak van milieu en gezondheid

Erfstraat:

Straat die in eerste instantie is ingericht als verblijfsruimte maar die tevens instaat voor erfontsluiting van de aanpalende percelen/gebouwen.

Evenement:

Eénmalige of wederkerende verplaatsbare gebeurtenis; in de meeste gevallen publiek toegankelijk maar mogelijk met een besloten karakter.

Fietsstalplaats en fietsparkeerplaats:

a) Fietsstalplaats: plaats bestemd om een fiets van een bewoner of een werknemer te stallen. Gericht op langere duur.

b) Fietsparkeerplaats: plaats bestemd om een fiets van een bezoeker te parkeren. Gericht op kortere duur.

Functie:

Het feitelijk gebruik [de werking] van een onroerend goed of een gedeelte daarvan.

a) Hoofdfuncties: alle functies, onbeperkt toegelaten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied.

b) Nevenfuncties: alle functies, beperkt toegelaten op een bepaald perceel of in een bepaald gebied.

Functionele verlichting:

Verlichting die louter gericht is op het verhogen van de zichtbaarheid van toegangen en routes in tegenstelling tot sfeerverlichting die gericht is op het creëren van een aangename verblijfssfeer.

Gebouw:

Elk constructie, die een voor mensen toegankelijke ruimte is, omsloten door vier buitenmuren en/of scheimuren, een fundering en een dak.

Gelijkvloers:

Onderste bouwlaag van een gebouw, gelegen boven de pas van het maaiveld.

Geluidshinderlijke sporten:

Sporten die zorgen voor tijdelijk omgevingslawaai (ongewenst of schadelijk geluid buitenshuis dat door menselijke activiteiten wordt veroorzaakt) door bijvb. het gebruik van gemotoriseerde voertuigen of schietactiviteiten.

Gemeenschapsvoorziening:

Niet-commerciële voorzieningen van een publiekrechtelijke partij en/of instelling(en) die het algemeen nut dienen en geen winstbejag nastreven.

Gevel:

Buitenmuur van een gebouw.

Gevellijn:

Projectie van de lijn waarop de gevel gebouwd is.

Groothandelsbedrijf:

Bedrijf dat voor eigen rekening en risico goederen verhandelt die buiten de eigen onderneming zijn vervaardigd en die aan bedrijfsmatige (niet-consumptieve) afnemers worden afgeleverd

Handel:

Het kopen en verkopen van goederen, diensten en/of energie

Herbouwen:

Een constructie volledig afbreken, of méér dan veertig procent van de buitenmuren van een constructie afbreken, en binnen het bestaande bouwvolume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructie een nieuwe constructie bouwen.

Hobbylandbouw:

Het geheel van activiteiten waarbij het land wordt gebruikt ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik maar zonder winstbejag.

Hoofdzakelijk vergund:

Een stedenbouwkundige vergunningstoestand, waarbij geldt dat:
a) bedrijven en hun constructies slechts hoofdzakelijk vergund zijn indien de voor een normale bedrijfsvoering noodzakelijke constructies vergund of vergund geacht zijn, ook wat de functie betreft,
b) overige constructies slechts hoofdzakelijk vergund zijn indien ten minste negentig procent van het bruto-bouwvolume van de constructie, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld en van de fysisch aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, vergund of vergund geacht is, ook wat de functie betreft.

Horeca:

Verzamelnaam voor cafés, restaurants, en hotels.

Hotel:

Toeristische logies die over ten minste vier kamers en/of accommodaties voor ten minste tien personen beschikt en een hotelvergunning bezit.

Inrichten:

Ordenen via voorschriften die de ruimtelijke voorwaarden creëren voor een goede ontwikkeling van de functies en activiteiten die in een bepaald gebied toegelaten zijn.

Kantoor:

Bedrijf waar als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening wordt uitgevoerd met een hoofdzakelijk beheers- en administratief karakter en een hoge personeelsdensiteit.

Kelder:

Ruimte die volledig of gedeeltelijk onder het maaiveld ligt tussen de fundering en het gelijkvloers.

Kroonlijst:

Horizontale gevelbeëindiging.

Kroonlijsthoogte:

Hoogte van een bouwwerk die gemeten wordt van het maaiveld tot de bovenkant van de deksteen of kroonlijst.

Laagdynamisch evenement:

Gebeurtenis die verplaatsbaar is en waarbij muziek, kunst, cultuur, sport, religie, wetenschap of een combinatie van deze centraal staat en gepaard gaat met een tijdelijke opstelling van één of meerdere constructies (zoals podia, festivaltenten, dranktenten, hulpdiensten, toiletten en signalisatie). De oppervlakte van de opstelbare constructies bedraagt maximum 2000 m² en het aantal aanwezigen maximum 1500. Een laagdynamisch openluchtevenement heeft een beperkte impact op het terrein, mobiliteit, licht en geluid.

Landbouw:

Het geheel van economische activiteiten waarbij het land wordt gebruikt ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik.

Maaiveld:

Het afgewerkte bouwterrein.

Netto-vloeroppervlakte (nvo):

Zie Vloeroppervlakte.

Nieuwbouw:

Als nieuwbouw worden beschouwd ofwel een volledig nieuw op te richten gebouw, ofwel een gebouw waaraan een verbouwing is uitgevoerd waarbij meer dan 40% van de buitenmuren zijn gesloopt. Ook een uitbreiding die groter is dan de helft van de bestaande oppervlakte wordt beschouwd als nieuwbouw.

Nutsvoorziening:

De elektriciteitsvoorziening, infrastructuur voor zuivering van afvalwater, infrastructuur voor verwerking van afval, gasvoorziening, watervoorziening, communicatie-infrastructuur en infrastructuur voor collectieve warmtevoorziening en/of koeling.

Ondergrondse werken:

Uitgravingen en afgravingen.

Onderhouds- en instandhoudingswerken:

Werken die het gebruik van het gebouw voor de toekomst ongewijzigd veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen.

Openbaar (adj):

Publiek toegankelijk en eigendom van een overheid.

Openbaar domein:

Goederen die eigendom zijn van de overheid en ofwel bestemd zijn tot het gebruik van allen ofwel bestemd zijn voor het gebruik door een openbare dienst

Openbare weg:

Elke weg die openstaat voor het openbaar verkeer

Parkeerplaats:

Plaats waar geparkeerd mag worden.

Parkeren:

Het langer stilstaan van een voertuig dan nodig is voor het in- of uitstappen van personen of voor het laden en lossen van goederen.

Perceel:

Afgedeeld stuk grond, al dan niet bebouwd, waaraan een kadastraal nummer is toegekend. Elk perceel is vervolgens identificeerbaar door zijn kadastraal nummer.

Perceelsgrens:

De kadastraal vastgelegde grens tussen twee of meerdere percelen.

Publiek (adj):

Voor iedereen toegankelijk.

Publiek domein:

Ruimte, die voor iedereen toegankelijk is.

Reca:

Verzamelnaam voor cafés en restaurants.

Rooilijn:

Huidige of toekomstige scheidslijn tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen, vastgelegd middels een rooilijnplan. Zij heeft tot taak de openbare weg op een bepaalde breedte te handhaven of te brengen.

Socio-culturele voorziening:

Ruimte waar in hoofdzaak evenementen van culturele aard worden aangeboden. Hieronder vallen zowel concertzalen, musea, evenementenhallen en bioscopen.

Stadslandbouw:

Het geheel van economische activiteiten waarbij het land wordt gebruikt ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik afgestemd op een stedelijke context.

Stijgpunt:

Voorziening waardoor voetgangers een hoogteverschil kunnen overwinnen. Stijgpunten kunnen als trap, roltrap of lift zijn uitgevoerd.

Straatbeeld:

De verschijningsvorm van het geheel van de gebouwde omgeving die de begrenzing vormt van een publieke open ruimte.

Terras:

Toegankelijke verharde buitenruimte in, op of buiten een gebouw, aangelegd als verblijfs- of wandelplek.

Terrein:

Door kadastrale of andere grenzen bepaald stuk grond.

Toegelaten bouwvolume:

Theoretisch volume waarbinnen een gebouw zich moet bevinden.

Uitbreiden:

Vergroten van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. Het gebeurt buiten het bestaande bouwvolume en met volumevermeerdering. Als de uitbreiding meer dan de helft van de bestaande oppervlakte is, wordt het beschouwd als nieuwbouw.

Uitgraving:

Grond verwijderen in functie van de realisatie van een bouwput.

Verblijfsruimte:

Ruimte voor het verblijven van mensen. Hieronder vallen, zonder limitatief te zijn: leefruimtes, slaapkamers, kamers, kantoor/bureelruimtes en onderwijslokalen. Enkele voorbeelden van ruimtes die hier niet onder vallen: badkamers, toiletten, handelszaken, restaurants, cafés, ruimtes voor industrie en ambacht, bergplaatsen.

Verbouwen:

Wijzigen van een bestaand bouwwerk, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. Het gebeurt binnen het bestaande bouwvolume of met volumevermindering. Het is een wijziging van het bouwwerk waarbij minstens 60% van de bestaande buitenmuren moeten blijven staan.

Verdieping:

Bouwlaag boven het gelijkvloers.

Verharding:

Kunstmatig aangelegde grondbedekking (al dan niet door het uitvoeren van constructieve werken) om het weerstandsvermogen van de bodem te vergroten en die de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt.

Vloer:

Bodem van een vertrek of een andere ruimte en het vlak daarvan.

De vloeroppervlakte dient te worden onderscheiden in bruto-vloeroppervlakte, constructie-oppervlakte en netto-vloeroppervlakte.
De vloeroppervlakte dient beschouwd te worden als zijnde de vloer-terreinindex (V/T) aangezien de vloeroppervlakte samen met de afbakening van de ruimte waarbinnen deze gerealiseerd mag worden, zoals bepaald in het RUP, resulteert in de V/T.

Bruto bovengrondse vloeroppervlakte (bbvo):

De bruto bovengrondse vloeroppervlakte van een gebouw is de som van de bruto-vloeroppervlakte van alle vloerniveaus met uitzondering van de bruto-vloeroppervlakte van vloerniveaus of delen van vloerniveaus lager dan 70 cm onder de pas van het aangrenzend straatniveau, tenzij het verblijfsruimten, badkamers, toiletten, handelszaken, restaurants of cafés betreft.

Bruto-vloeroppervlakte (bvo):

De bruto-vloeroppervlakte van een gebouw is de som van de bruto-vloeroppervlakten van alle vloerniveaus.

Vloerniveaus zijn verdiepingen, geheel of gedeeltelijk in de grond, verdiepingen boven de grond, verdiepingen voor installaties, dakverdiepingen, zolders. De bruto-vloeroppervlakte van ieder vloerniveau volgt uit de buitenomtrek van de aan het gebouw begrenzende bouwdelen op vloerhoogte. Hierbij zijn de buitenvlakken van de begrenzingen bepalend. De oppervlakte van trappen, liften en installatieschachten dienen op elk vloerniveau tot de bruto-vloeroppervlakte te worden gerekend.

Niet tot de bruto-vloeroppervlakte moeten worden gerekend de oppervlakten van hier en daar uitstekende delen van de buitenwand kleiner dan 0,5 m²;

  • hier en daar aan de buitenzijde van het gebouw voorkomende nissen, groter dan 0,5 m²;

  • hier en daar uitwendige vrijstaande kolommen kleiner dan 0,5 m²;

  • schalmgaten en vides groter dan 4 m²;

  • holle ruimten of kruipruimten tussen het maaiveld en de onderzijde van het gebouw;

  • kruipkelders, tenzij deze volledig geconstrueerd zijn en deel uitmaken van het gebouw met een hoogte van ten minste 1,5 m;

  • daken en dakterrassen;

  • terrassen;

  • open brand- of vluchttrappen aan de buitenzijde van het gebouw.

Netto-vloeroppervlakte (nvo):

Netto-vloeroppervlakte: de netto-vloeroppervlakte van een gebouw is de vloeroppervlakte gemeten tussen de begrenzende bouwdelen. Ze wordt berekend als het verschil van de bruto-vloeroppervlakte en de constructieoppervlakte. Enkel de vloeroppervlakte gelegen in een zone met een minimale plafondhoogte van 2,60 meter en/ of de vloeroppervlakte van een bewoonbare zolder komt hierbij in aanmerking.

Tot de netto-vloeroppervlakte behoren ook:

  1. de vloeroppervlakten ingenomen door leidingen, radiatoren en andere verwarmingselementen, kastenwand en dergelijke;

  2. de oppervlakten ingenomen door deuropeningen, vensternissen, uitsparingen en nissen in de verticaal opgaande bouwdelen, zolang de vloeroppervlakte die ze creëren groter is dan 0,50 m².

Niet tot de netto-vloeroppervlakte behoren:

  1. de vloeroppervlakten ingenomen door schouwen, kolommen, leidingkokers;

  2. verblijfsruimten, waarvan de in aanmerking te nemen netto-vloeroppervlakte kleiner is dan 4,00 m²;

  3. niet bewoonbare kelder en zolder.

Voorgevel:

Gevel die zich richt naar de publieke weg waar het perceel aan grenst.

Voortuin:

Het gedeelte van de tuin dat zich bevindt tussen de rooilijn en de voorgevellijn.

Vrije hoogte:

Netto hoogteverschil tussen de bovenzijde van de afgewerkte vloerpas en de onderkant van het afgewerkt plafond of een balkenstructuur.

Wonen:

Huisvesting van een gezin en alle andere vormen van huisvesting inclusief studentenhuisvesting, zorgwonen (woning voor mensen die zorg nodig hebben maar zelfstandig kunnen wonen, in de nabije omgeving van een zorginstelling) en dergelijke meer.

Woning:

Ruimte bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk gezin.

Zijtuin:

Het gedeelte van de tuin dat zich bevindt tussen de voorgevellijn en de achtergevellijn.

Zone:

Een op plan omlijnd en met een kleur of een grafisch teken aangeduid gebied, waaraan een bepaalde bestemming en specifieke stedenbouwkundige voorschriften zijn gekoppeld.

Zonegrens:

Grens van een bestemmingszone.