DEEL 1 ALGEMEEN

 

Artikel 1 Toepassingsgebied

De bouwcode is van toepassing op het ganse grondgebied van de stad Antwerpen, uitgezonderd het havengebied aangeduid op het volgende kaartbeeld en bepaald op basis van de afbakening volgens GRUP Afbakening Zeehavengebied (RUP_02000_212_00202_00001).

 
[image]
Aanduiding van het grondgebied van Antwerpen waarvoor de bouwcode van toepassing is (geel) en het havengebied (rood) dat niet tot deze bouwcode behoort.

 [image]

Aanduiding van het havengebied (rode arcering) waarvoor de bouwcode niet van toepassing is.

 

Artikel 2 Algemeen kader

 

  1. Geschrapt

  2. Het vergunningverlenende bestuursorgaan toetst bij projecten de sociale en economische gevolgen (bvb. tekorten in behoefte aan onderwijsaanbod, sport, kinderopvang, buurtwerking, enz … ) en verbindt desnoods de gepaste stedenbouwkundige lasten aan de vergunning om deze tekorten op te vangen. De stedenbouwkundige lasten kunnen geheel of gedeeltelijk de vorm aannemen van de storting van een bedrag dat bestemd wordt voor de uitvoering van de werken, vermeld in het eerste lid.

  3. De vergunningverlenende overheid kan, op advies van de brandweer en indien er door de aard of de functie geen reglementering met betrekking tot brandveiligheid van toepassing is of indien geoordeeld wordt dat deze ontoereikend is in functie van bijkomende risico’s, voorwaarden opleggen met betrekking tot de brandbestrijdingsmiddelen, de inplanting en toegangswegen, compartimentering en evacuatie, bouwelementen, constructie van compartimenten en evacuatieruimten, constructie van bijzondere lokalen en technische ruimten en de uitrusting van het gebouw.

De vereisten van het Koninklijk besluit dd. 7 juli 1994 (en latere wijzigingen) tot vaststelling van de basisnormen voor preventie van brand en ontploffing waaraan nieuwe gebouwen moeten voldoen, zijn van toepassing (behoudens uitzonderingen via de afwijkingscommissie). Voor middelhoge gebouwen (hoogste bouwlaag gelegen tussen 10 en 25 meter ten opzichte van de laagste opstelzone voor de brandweer dient bijvoorbeeld. voor elke wooneenheid aan de achtergevel een tweede vluchtweg voorzien te worden onder de vorm van een vaste brandladder. Voor grootschalige projecten wint men dus best ook eerst het advies van de brandweer in.

  1. Strafbepalingen:
    Elke inbreuk op deze bouwcode wordt bestraft zoals bepaald in titel VI. Handhavingsmaatregelen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

  2. Opheffingsbepalingen:

    1. Op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bouwcode wordt voor het toepassingsgebied van deze verordening de vorige bouwcode, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 25 oktober 2010, opgeheven.

    2. Op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bouwcode wordt de bouw- en woningverordening, goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 11 september 1984, en voor zover deze nog van toepassing was (havengebied), opgeheven.

  3. Overgangsbepalingen:

    1. Deze bouwcode is van toepassing voor aanvragen tot stedenbouwkundige vergunningen waarvoor het ontvangstbewijs is afgeleverd na de inwerkingtreding van deze bouwcode.

    2. De meldingsplicht voor werken die voorheen vrijgesteld waren van vergunning is van toepassing op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bouwcode.

    3. De meldingsplicht voor werken die voorheen vergunningsplichtig waren en dit op basis van artikel 3 van de in deze bouwcode opgeheven vorige bouwcode (zoals bedoeld in §5, 1°), is van toepassing voor aanvragen waarvoor het ontvangstbewijs is afgeleverd na de inwerkingtreding van deze bouwcode.

Artikel 3 Afwijkingsmogelijkheid

 

  1. De vergunningverlenende overheid kan afwijkingen toestaan op de voorschriften in DEEL 2 RUIMTELIJKE KWALITEIT en DEEL 3 TECHNISCHE KWALITEIT van deze verordening.

    De afwijking kan worden toegestaan omwille van o.a. de grote omvang van het project, zijn erfgoedwaarde, de voorgestelde innovatieve en verbeterende oplossing of conflicterende en onoplosbare voorwaarden vanuit andere of sectorale regelgeving.

    De afwijking kan pas toegestaan worden indien de vergunningverlenende overheid oordeelt dat door de afwijking voorgestelde werken minstens gelijkwaardig zijn aan de toegelaten werken voorgesteld in de overige voorschriften van deze bouwcode. De gelijkwaardigheid dient beschouwd te worden over het geheel van deze voorschriften en dus bijeengenomen minstens dezelfde mate van veiligheid, leefbaarheid, beeldkwaliteit en duurzaamheid garanderen en dit zowel voor het gebouw waarop de aanvraag betrekking heeft, als voor de ruimere omgeving.

    De afwijking dient tevens in overeenstemming te zijn met de goede plaatselijke ruimtelijke ordening en, indien van toepassing, de historische waarde van het gebouw of het stadsgezicht.

 
De verordening heeft een groot toepassingsgebied en bevat dus voornamelijk algemene regels waarin abstractie wordt gemaakt van zeer specifieke regelgeving (zoals bv. sectorale wetgeving over milieu,…) of veranderende omstandigheden. Evenmin kunnen alle regels rekening houden met uitzonderlijke situaties zoals een uitzonderlijk gevormd perceel, moeilijk op te lossen hoeksituaties, weinig voorkomende omgevingskarakteristieken,… Bovendien zijn ze opgemaakt met het oog op de doorsnee (woon)programma’s en kan het nuttig zijn om voor specifieke programma’s andere voorwaarden te hanteren.

  1. Motivatie afwijkingen

    De motiveringsnota is een informatief document horend bij de vergunningsaanvraag dat de afwijking bij een aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning beschrijft en motiveert.

    De motiveringsnota moet duidelijkheid geven over de gewenste afwijking(en) van het project ten opzichte van de verordening. De motiveringsnota beschrijft de motieven die aanleiding geven tot de vraag tot afwijking. Ze beschrijft de te verwachten impact van deze afwijkingen op de kwaliteiten die door de verordening worden beoogd voor het project en de omgeving. Hierbij komen minimaal volgende elementen aan bod:

  • een opsomming van de bepalingen van de algemene bouwverordening waarvan wordt afgeweken;

  • de aard en de omvang van alle afwijkingen;

  • een duidelijke en expliciete motivering voor de afwijkingen, waarbij de aanvrager aantoont of beschrijft;

    • waarom niet aan de betreffende bepalingen wordt voldaan;

    • of de afwijking(en), zowel voor het gebouw op zich als voor de ruimere omgeving, een verbetering betekent(en);

    • of de achterliggende logica en doelstelling van de betreffende voorschriften gerespecteerd worden;

    • of de in de afwijking voorgestelde werken minstens gelijkwaardig zijn aan de toegelaten werken voorgesteld in de overige voorschriften van deze bouwcode en dus minstens dezelfde mate van veiligheid, leefbaarheid, beeldkwaliteit en duurzaamheid bieden;

    • of in het geval van een regularisatie: de feitelijke en juridische historiek van het dossier.

 

Dit artikel vervangt in feite het artikel 95 “Gelijkwaardigheidsprincipe” uit de vorige bouwcode. Het biedt de aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning de mogelijkheid om een afwijking te vragen op deel 2 en deel 3 van de voorschriften van deze bouwcode.
Het is niet wenselijk dat enkel de aanvrager afwijkingen kan aanvragen. Vaak weet hij immers niet dat hij afwijkt. De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar kan in zijn adviesverlening met dezelfde redenen een afwijking verantwoorden en motiveren.
Deze vraag wordt gericht aan en/of opgenomen in de besluitvorming van de vergunningverlenende overheid. De aanvrager die hierop beroep doet moet aantonen dat de voorgestelde werken minstens dezelfde kwaliteiten met betrekking tot veiligheid, leefbaarheid, beeldkwaliteit en duurzaamheid realiseren als het betrokken voorschrift waarvan afgeweken wordt. Het betrokken artikel wordt daarbij niet naar de letter, maar naar de geest van het achterliggende principe geïnterpreteerd.

 

 

Artikel 4 Definities

 

1 Aaneengesloten bebouwing of rijbebouwing:

Bebouwingswijze waarbij het hoofdgebouw minstens twee gemene muren of wachtgevels of een combinatie van beide heeft.

2 Autostalplaats en autoparkeerplaats:

  1. Autostalplaats: plaats bestemd om een auto van een bewoner of werknemer te stallen. Gericht op langere duur.

  2. Autoparkeerplaats: plaats bestemd om een auto van een bezoeker te parkeren. Gericht op kortere duur.

  3. Carport: Autobergplaats met dak en minimum één open, niet-afgesloten zijde.

3 Baanwinkelgebied:

Percelen gelegen te Boomsesteenweg met huisnummers 465-957 en 546-1000 en te Bredabaan met huisnummers 809-967 en 896-1026.

4 Bebouwde grondoppervlakte:

Bruto-vloeroppervlakte van het vloerniveau ter hoogte van het maaiveld (voetafdruk) op een perceel of terrein, exclusief de overdekte, niet-afgesloten terrassen.

5 Beplanting:

Gewas waarmee de grond is beplant, bestaande uit stengel en bladeren, zoals struiken, kruidachtigen en bomen.

6 Beschoeien:

Het aanbrengen van een oever- of bodemversteviging in de baangracht om afkalving, uitspoeling en instorting tegen te gaan.

7 Bouwblok:

Een overwegend bebouwde ruimte die bestaat als een verzameling van aan elkaar grenzende percelen, omringd door straten en/of natuurlijke grenzen.

8 Bouwdiepte:

Afstand vanaf de bouwlijn waar over de gehele diepte is of mag worden gebouwd, inclusief afdaken en uitbouwen, exclusief gelijkvloerse terrassen.

9 Bouwhoogte:

Hoogte gemeten vanaf het straatniveau tot aan het hoogste punt van het gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals technische ruimten, schoorstenen, antennes, liftkokers … De bouwhoogte kan verschillen van de kroonlijsthoogte.

10 Bouwlaag:

Horizontaal doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van het gelijkvloers, bewoonbare kelders of bewoonbare lagen onder het dak. Niet-bewoonbare kelders, niet-bewoonbare zolders, niet-overdekte dakterrassen of dakspeelplaatsen worden niet meegerekend als bouwlaag, indien deze zich over de volledige bouwlaag bevinden.

11 Bouwlijn:

Lijn waarachter een van de gevels van een gebouw geplaatst is of geplaatst kan worden; de grens van de bouwperimeter.

12 Bouwvolume:

Het bruto-bouwvolume van een constructie en haar fysisch aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw, zoals een aangebouwde garage, veranda of berging, gemeten met inbegrip van buitenmuren en dak, en met uitsluiting van het volume van de gebruikelijke onderkeldering onder het maaiveld;

13 Buitenruimte:

Toegankelijke ruimte in open lucht. Zowel de onbebouwde ruimte van het perceel op het gelijkvloers als de terrassen op de verdiepingen.

14 CHE - gebied:

Cultureel, historisch en/of esthetisch waardevol gebied zoals aangeduid in het gewestplannen, bijzondere plannen van aanleg en in ruimtelijke uitvoeringsplannen.

15 Centrumgebied:

Percelen grenzend aan de straten die behoren tot:

  1. het gebied tussen Schelde en Ring van Eilandje tot Nieuw Zuid; het Eilandje wordt ten noorden begrensd door Royersluis – Amerikadok – Straatsburgdok – Albertkanaal tot de R1; Nieuw zuid wordt ten zuiden begrensd door R1;

  2. districtskern Antwerpen;

  3. districtskern Berendrecht-Zandvliet;

  4. districtskern Borgerhout;

  5. districtskern Deurne;

  6. districtskern Ekeren;

  7. districtskern Hoboken;

  8. districtskern Merksem;

  9. districtskern Wilrijk.

Een inventaris van de straten die tot de verschillende districtskernen behoren zijn opgelijst in bijlage van deze bouwcode.

 

16 Centrumschil:

Het Antwerpse grondgebied dat niet behoort tot “centrumgebied” en “overig gebied”. Een kaart met aanduiding van dit gebied is in bijlage van deze bouwcode te raadplegen.

17 Constructie:

Gebouw, bouwwerk, vaste inrichting, verharding, publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame materialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steunend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of liggen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het goed volledig ondergronds.

18 Dakoppervlakte:

Verticale projectie op een horizontaal vlak van de buitenafmetingen van het dak.

19 Dakvlak:

Buitenzijde van het dak, uitsprongen en insprongen buiten beschouwing gelaten.

20 Dakkapel:

Uitspringend raam of deurgeheel met dak dat het dakvlak onderbreekt.

21 Dakterras:

Toegankelijke buitenruimte op het dak van een gebouw (of een deel ervan) dat is aangelegd als een terras.

22 Duurzaam materiaal:

Bouwfysisch verantwoord en bestendig materiaal. Het gebruik en de productie van het materiaal voldoen bovendien in voorkeursvolgorde aan volgende principes:

  1. het voorkomen van onnodig materiaalgebruik

  2. het gebruik van gezonde en milieuvriendelijke materialen uit onuitputtelijke grondstoffen

  3. het gebruik van materialen uit eindige grondstoffen die goed scoren op vlak van milieu en gezondheid

23 Fietsstalplaats en fietsparkeerplaats:

  1. Fietsstalplaats: plaats bestemd om een fiets van een bewoner of een werknemer te stallen. Gericht op langere duur.

  2. Fietsparkeerplaats: plaats bestemd om een fiets van een bezoeker te parkeren. Gericht op kortere duur.

24 Functiewijziging:

Het wijzigen van de hoofdfunctie van een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarvoor een stedenbouwkundige vergunning nodig is. Volgende functies worden als hoofdfunctie beschouwd:

  1. wonen (speciale regeling voor zorgwonen)

  2. verblijfsrecreatie

  3. dagrecreatie

  4. landbouw in de ruimte zin

  5. handel, horeca, kantoorfunctie en diensten

  6. industrie en ambacht

  7. gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen

25 Garage:

Bergplaats voor de auto die regen- en winddicht is.

26 Gassen:

  1. Schadelijke en/of hinderlijke gassen: gassen afkomstig van verwarmings- of verbrandingstoestellen, dampen afkomstig uit horeca-keukens, dampen afkomstig uit industriële wasdrogers, dampen afkomstig uit mechanische ventilatiesystemen en dampen afkomstig uit de verluchting van afvalbergingen. Ook kunnen hier dampen afkomstig uit verluchtingspijpen van rioleringen onder vallen, voor zover de verluchtingspijpen niet afgesloten zijn door een beluchter.

  2. Niet-schadelijke gassen: dampen die afgezogen worden door een huishoudelijke dampkap, dampen afkomstig uit droogkasten.

27 Gebouw:

Elke constructie, die een voor mensen toegankelijke ruimte vormt, omsloten door buiten- en/of scheimuren, een fundering en een dak.

  1. Meergezinsgebouw: Gebouw waarin minimum twee woningen zijn ondergebracht.

  2. Eengezinswoning of huis: Gebouw bestaande uit één zelfstandige woning, waarbij de woning samenvalt met het volledige gebouw.

  3. Gemengd gebouw: Gebouw waarin meerdere functies ondergebracht zijn.

  4. Kamer: Woning waarin één of meerdere voorzieningen ontbreken, zoals een wc., bad/douche of kookgelegenheid. De bewoners zijn voor deze voorzieningen afhankelijk van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.

  5. Zelfstandige woongelegenheid: Studio’s, appartementen, serviceflats en huizen waar studenten verblijven. Voldoet de woning niet aan de definitie van kamer, dan wordt zij als zelfstandig beschouwd.

  6. Gebouw opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed: gebouwen die opgenomen zijn in een van de volgende twee lijsten: de vier boeken “inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen 3NA, 3NB, 3NC en 3ND” en de digitale inventaris van het bouwkundig erfgoed van het agentschap Onroerend Erfgoed. (in toepassing van artikel 12/1 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming monumenten en stads- en dorpsgezichten respectievelijk artikel 4.1.1. van het onroerend erfgoeddecreet van 12 juli 2013 na inwerkingtreding van dit decreet)

28 Gelijkvloers:

Onderste bouwlaag van een gebouw, gelegen boven de pas van het maaiveld.

29 Gescheiden riolering:

Dubbel stelsel van leidingen of openluchtgreppels waarvan het ene stelsel bestemd is voor het opvangen en transporteren van afvalwater en het andere stelsel bestemd is voor het infiltreren, het bufferen en afvoeren van hemelwater.

30 Gevel:

Buitenmuur van een gebouw met uitzondering van de scheimuur

De voorgevel is de gevel van een gebouw grenzend aan één of meerdere straatzijden.

31 Gevelbreedte:

Breedte van de voorgevel gemeten in een rechte lijn tussen de twee punten gevormd door de voorgevel en de zijgevel(s)/scheimu(u)r(en). De gevelbreedte van een hoekgebouw wordt per straat afzonderlijk gemeten.

32 Gevelvlak:

Buitenzijde van de gevel, uitsprongen en insprongen buiten beschouwing gelaten.

33 Gezin:

Een gezin bestaat uit één persoon of uit meerdere personen die op duurzame wijze in dezelfde woning samenleven.

34 Groene ruimte:

Onverhard, waterdoorlatend, onbebouwd en begroeid oppervlakte.

35 Groendak:

Een dak bedekt met vegetatie en een aantal onderliggende lagen die nodig zijn voor de ontwikkeling van deze vegetatie en de opslag van regenwater.

  1. Intensieve groendaken of daktuinen: Intensieve groendaken zijn betreedbare, groene ruimten die bestaan uit grassen, kruiden, struiken en/of bomen. De intensieve begroeiing van dergelijke daken vraagt om een voldoende dikke substraatlaag en vergt ook een aangepaste constructie. De bergingscapaciteit van de diverse lagen waaruit een groendak is opgebouwd, moet een bufferend vermogen hebben van 50 liter water per 1m² dakoppervlakte (1mm water = 10m³/ha).

  2. Extensieve groendaken of vegetatiedaken: Daken begroeid met mossen, vetplanten en/of kruiden. De substraatlaag moet in overeenstemming zijn met het bufferend vermogen. De draineerlaag moet een waterbergend vermogen van minstens 35 liter water per m² hebben. Ze vergen geen of weinig onderhoud en zijn niet toegankelijk als verblijfsruimte.

36 Grootschalig project:

Met grootschalige projecten wordt bedoeld:

  1. gebouw met 30 of meer wooneenheden

  2. kantoor vanaf 2.000 vierkante meter bruto vloeroppervlakte

  3. bedrijvigheid/KMO vanaf 8.000 vierkante meter bruto vloeroppervlakte

  4. handelsfunctie vanaf 750 vierkante meter brutovloeroppervlakte

  5. ziekenhuis

  6. voetbalstadium

  7. cultureel centrum

  8. rust- en verzorgingstehuis

  9. onderwijsinstelling

  10. andere functies met 50 parkeerplaatsen of meer

  11. (openbare rotatie)parking met 50 parkeerplaatsen of meer

37 Herbouw:

Een constructie volledig afbreken, of méér dan veertig procent van de buitenmuren van een constructie afbreken en/of het verwijderen van de vloerplaten, en binnen het bestaande bouwvolume van de geheel of gedeeltelijk afgebroken constructie een nieuwe constructie bouwen.

38 Hoogstammige boom:

Boom die op 1m hoogte een stamomtrek heeft van minstens 100cm. Hoogstammige fruitbomen worden gelijkgesteld met hoogstammige bomen.

39 Horecaterras:

  1. Open terras: een terras dat minimum bestaat uit losse tafels en/of stoelen, maar dat mogelijk ook terrasschermen, parasols, … bevat, voor zover deze elementen eenvoudig weg te nemen zijn en deze constructief geen geheel vormen.

  2. Gesloten horecaconstructie: een terras met overdekte constructie waarvan de terraselementen tot één constructief geheel zijn samengevoegd, dat als uitbreiding van de aanpalende horecazaak dient, al dan niet met verhoogde vloer, en dat volledig afgesloten kan worden.

40 Individuele voorbehandelingsinstallatie:

Een individuele voorbehandelingsinstallatie (IBA) is een lekvrije installatie die huishoudelijk zwart en grijs afvalwater zuivert tot de vooropgestelde normen. Het zuiveringsproces van een IBA gebeurt meestal in drie stappen, namelijk de voorbehandeling, de biologische zuivering en de nabehandeling.

41 Insprong:

Terugspringend bouwdeel ten opzichte van het gevelvlak of dakvlak.

 

 

42 Kernwinkelgebied:

Percelen gelegen aan één van de volgende straten:1

Aalmoezeniersstraat (nrs. 1-13 en 2-6), Abdijstraat, Amerikalei (nrs 79-95), Anselmostraat (nrs. 1-45 en 2-68), Appelmansstraat, Armeduivelstraat, Beatrijslaan (nrs. 1-27 en 2-42), Belegstraat (nrs. 35-47 en 42-46), Belgiëlei (nrs. 2-18), Berendrechtstraat (nrs. 35-63), Bist, Blancefloerlaan (nrs. 1-81 en 2-48), Borrewaterstraat (nrs. 1-39 en 2-36), Bredabaan (nrs. 267-739 en 252-778), Brederodestraat, Bresstraat, Carnotstraat, Cogelsplein, Dambruggestraat (nrs. 1-37 en 181-189 en 2-34 en 222-232), De Burburestraat (nrs. 1-11 en 2-6), De Keyserlei, Diepestraat (nrs. 1-161 en 2-170), Dorpstraat te Ekeren, Driehoekstraat (nrs. 1 en 2-42), Driekoningenstraat, Drink, Eiermarkt, Everdijstraat (nrs. 23-35), Frank Craeybeckxlaan, Frankrijklei (nrs. 17-61 en 44-96), Frans Van Hombeeckstraat (nrs. 2-8), Frederik Van Eedenplein, Fruithoflaan (nrs. 1-91 en 2-80), Gallifortlei (nrs. 1-149 en 2-124), Geefstraat, Gemeentestraat, Gentplaats, Geuzenstraat, Gijzelaarsstraat (nrs. 1-3 en 2-12), Gillisplaats, Gitschotellei (nrs. 71-261 en 80-278), Graaf Van Egmontstraat (nrs. 1-19 en 2-12), Groendalstraat, Grotesteenweg (nrs. 1-157 en 42-188), Haarstraat (nrs. 21-23 en 16-24), Handelstraat , Heistraat (nrs. 1-130 en 2-96), Herentalsebaan (nrs. 125-425 en 96-478), Hessenbrug, Hogeweg (nrs. 4-32), Hoogstraat, Hopland , Hoveniersstraat, Huidevettersstraat, Ijzerenwaag, Italiëlei (nrs. 32-42), Jan Van Gentstraat (nrs. 1-31), Jezusstraat, Jules Moretuslei (nrs. 133-319 en 322-462), Kammenstraat, Kapelstraat (1-105 en 2-88), Kasteelpleinstraat, Kelderstraat, Kerkstraat (nrs. 1-91 en 2-94), Kern, Kioskplaats, Kipdorpbrug, Kipdorpvest (nrs. 27-45 en 30-44), Kleine Markt, Kleinesteenweg (nrs. 1-9 en 2-10), Kloosterstraat-Antwerpen, Kloosterstraat-Ekeren (nrs. 1-99 en 2-90), Komedieplaats , Koningin Astridplein, Korte Gasthuisstraat, Korte Koepoortstraat, Korte Nieuwstraat (nrs. 1-11 en 2-28), Korte Zavelstraat, Kristus-Koningplein, Kronenburgstraat (nrs. 35-41 en 52), Lange Beeldekensstraat (nrs. 103-171 en 106-158), Lange Dijkstraat (nrs 1-27 en 2-28), Lange Gasthuisstraat (nrs. 1-13 en 2-14), Lange Herentalsestraat (nrs. 1-25 en 2-20B en 52-70), Lange Kievitstraat (47-91 en 32-68), Lange Klarenstraat (nrs. 14-20 en 19-31), Lange Koepoortstraat, Lange Nieuwstraat (nrs. 1-13 en 2-16), Lelieplaats, Leopoldplaats, Leopoldstraat, Leysstraat, Lode Zielenslaan (nrs. 1 en 2-10), Lombardenstraat (nrs. 4-18), Lombardenvest, Luikstraat, Maria-Theresialei (nrs. 1-23), Markt, Marnixplaats, Mastplein , Mechelseplein, Mechelsesteenweg (nrs. 1-113 en 2-140), Meir, Meirbrug, Melkmarkt, Mercatorstraat (nrs. 2-34), Minderbroedersrui, Museumstraat (nrs. 1-11 en 2-40), Nationalestraat, Oever (nrs. 23-29 en 16-28), Offerandestraat, Oudaan, Oudebarreellei (nrs. 33-119 en 2-122), Paardenmarkt, Paleisstraat (nrs. 3-15 en 2-16), Pelikaanstraat, Plantin en Moretuslei (nrs. 47-91 en 54-64), Pourbusstraat (nrs. 1-23 en 2-8), Prekersstraat (nrs. 65-75 en 34-46), Quellinstraat, Reyndersstraat (nrs. 1-11 en 2-16), Riemstraat, Rijfstraat, Scheldestraat (nrs. 1-35 en 2-40 en 68-100), Schoenmarkt (nrs. 1-35 en 2-24), Schrijnwerkersstraat, Schupstraat, Schuttershofstraat, Simonsstraat, Sint-Bernardsesteenweg (115-187 en 199-303 en 218-356 en 450-474), Sint-Elisabethstraat (nrs. 73-83 en 42-58), Sint-Franciscusplein, Sint-Gummarusstraat,, Sint-Jacobsmarkt (nrs. 57-97 en 66-104), Sint-Jansplein, Sint-Jorispoort, Sint-Katelijnevest, Sint-Pieterstraat, Sint-Rochusstraat (nrs. 1-9 en 2-10), Statielei (nrs. 1-19 en 2-8), Statiestraat te Berchem, Steenhouwersvest, Steenstraat (25-31 en 22-24), Te Couwelaarlei (nrs. 97-103 en 128-134), Teniersplaats, Ter Heydelaan (nrs. 25-67), Terninckstraat (nrs. 1-21 en 2-4), Theodoor Van Rijswijckplaats, Turnhoutsebaan te Deurne (nrs. 1-125 en 2-124), Turnhoutsebaan te Borgerhout (1-413 en 2-410), Twaalfmaandenstraat (nrs. 1-23), Van Amstelstraat (nrs. 2-28), Van Arteveldestraat (nrs. 1-3 en 2-6), Van De Wervestraat (nrs. 93-99 en 74-92), Van Maerlantstraat (nrs. 1-9 en 2-6), Van Stralenstraat (nrs. 2-16), Van Wesenbekestraat, Varkensmarkt, Veltwijcklaan (nrs. 1-3 en 2-12), Verlatstraat (nrs. 1-3 en 2-10), Vestingstraat, Victor Roossensplein, Vlaamsekaai , Vleminckveld (nrs. 2-18), Volkstraat, Vondelstraat, Waalsekaai, Wapper, Waterhoenlaan (nrs. 1-17 en 2-20), Weggestraat, Wiegstraat, Wijngaardbrug, Wittestraat (nrs. 71-105 en 82-104), Wolstraat.

De selectie van deze straten is overgenomen uit de beleidsnota detailhandel 2013, zoals goedgekeurd op de collegezitting van 30 augustus 2013 (jaarnummer 08658).

 

 

43 Kelder:

Ruimte die volledig of gedeeltelijk onder het maaiveld ligt tussen de fundering en het gelijkvloers.

Bewoonbare kelder: kelder waarvan het vloerniveau maximum 1,50 meter onder het maaiveld ligt met een minimum plafondhoogte van 2,20 meter.

Niet-bewoonbare kelder: kelder die niet voldoet aan de definitie van bewoonbare kelder.

44 Kroonlijsthoogte:

Hoogte van een gebouw die gemeten wordt van het maaiveld tot de bovenkant van de deksteen of kroonlijst.

45 Landschapsatlas

De inventaris van de relicten van de traditionele landschappen waarin de landschapskenmerken weergegeven worden als ze een erfgoedwaarde hebben.

46 Maaiveld:

Bovenvlak van huidig of toekomstig bouwterrein

47 Onderhouds- en instandhoudingswerken:

Werken die het ongewijzigd gebruik van het gebouw voor de toekomst veilig stellen door het bijwerken, herstellen of vervangen van geërodeerde of versleten materialen of onderdelen.

48 Openbaar domein:

Elk goed dat aan een openbare rechtspersoon toebehoort en (hetzij omwille van zijn aard, d.i. het natuurlijk openbaar domein, hetzij wegens een bijzondere aanpassing, hetzij wegens het historisch of wetenschappelijk belang ervan) nodig is voor een openbare dienst of voor de tegemoetkoming aan een openbare noodwendigheid en dat in die functie door geen enkel ander kan vervangen worden.

49 Openbare ruimte:

De wegen of pleinen die openstaan voor weggebruikers zoals voetgangers, fietsers, voertuigen of ander verkeer.

50 Overig gebied:

Het gebied dat niet tot het centrumgebied en de centrumschil behoort. Dit valt samen met postcodes 2040 en 2180.

51 Perceel:

Stuk grond, al dan niet bebouwd, waaraan een kadastraal nummer is toegekend.

52 Perceelsgrens:

De kadastraal vastgelegde grens tussen twee of meerdere percelen.

 

53 Publiciteitsinrichting:

Ieder visueel middel hoofdzakelijk gebruikt voor publicitaire doeleinden, zichtbaar vanaf het openbaar domein en aangebracht op de buitenzijde van een gebouw of constructie of op een verplaatsbare inrichting of rollend materiaal. Overheidsinformatie, aankondigingen van socio-culturele en educatieve aard en publiciteit bij straatmeubilair vallen niet onder deze definitie.

  1. Zaakgebonden publiciteitsinrichtingen: Het betreft enkel reclame en naamvoering met betrekking tot de eigen zaak die uitgebaat wordt op het perceel van de aanvraag.

  2. Niet-zaakgebonden publiciteitsinrichtingen: de overige.

54 Rooilijn:

Huidige of ontworpen scheidslijn tussen de openbare ruimte en de aangelande eigendommen. Zij heeft tot taak de openbare ruimte op een bepaalde breedte te handhaven of te brengen.

55 Scheidingsmuur:

Muur die twee eigendommen van elkaar scheidt. Scheidingsmuren kunnen ontkoppeld of enkelvoudig zijn.

  1. Ontkoppelde scheidingsmuur: Een scheidingsmuur die is opgebouwd uit twee of meer afzonderlijk dragende bladen, gescheiden door een luchtspouw of door isolatiemateriaal. Elk blad draagt slechts de vloeren en daken van één gebouw.

  2. Enkelvoudige scheidingsmuur: Een muur uit één enkel blad dat de vloeren en daken van de beide aanpalende gebouwen draagt.

56 Septische put:

Septische putten zorgen voor de voorbehandeling van normaal huishoudelijk afvalwater ter verwijdering van vetstoffen, bezinkbare en drijvende stoffen. De septische put is vervaardigd uit beton of kunststof en heeft ten minste twee compartimenten. De verschillende afdelingen van de septische put moeten met elkaar in verbinding gesteld worden d.m.v. in de scheidingsmuren aangebrachte openingen die groot genoeg zijn om beroering in de middenzone ter vermijden.

57 Sorteerstraatje:

Systeem van containers dicht bij de woning waar de bewoner zelf zijn huishoudelijk afval selectief naar toe brengt. Het systeem wordt volgens de technische en stedenbouwkundige richtlijnen van de stad geplaatst op publiek toegankelijk terrein. Het systeem wordt gebruikt onder toezicht en volgens de reglementering van de stad. De bedieningszone van een sorteerstraatje bedraagt 150 meter in loopafstand, gemeten vanaf de voordeur tot de dichtstbijzijnde container.

58 Stationsomgeving:

Een inventaris van de straten die tot de stationsomgeving behoren, zijn opgelijst in bijlage van deze bouwcode.

 

59 Straatbeeld:

De verschijningsvorm van het geheel van de gebouwde omgeving die de begrenzing en zicht vormt van een publieke open ruimte.

 

60 Straatwand:

De samenvoeging van alle voorgevels tussen twee straathoeken.

61 Technische installaties:

Installaties of zelfstandige onderdelen ervan die geen verblijfsfunctie hebben, zuiver utilitair zijn en bijdragen tot de technische werking van het gebouw, zoals HVAC (heating, ventilation, air-conditioning), liften,…

62 Technische ruimte:

Ruimte die enkel voor technische installaties wordt gebruikt.

63 Technische zone:

Zone voor technische installaties en/of technische ruimten.

64 Terras:

Toegankelijke verharde ruimte in openlucht, op of buiten een gebouw, aangelegd als verblijfs- of wandelplaats.

65 Toegelaten bouwvolume:

Theoretisch volume waarbinnen een gebouw, of constructie zich moet bevinden.

66 Tuin:

Niet-openbare ruimte in de openlucht die zich situeert op de begane grond. De tuin kan gelegen zijn aan de voor-, zij- en/of achterkant van het gebouw.

67 Tuinhuis:

Constructie in een tuin, met als enige functie om iets in op te bergen.

68 Totem:

Publiciteitsdrager bestaande uit een paal waaraan publiciteitsborden bevestigd zijn/worden.

69 Uitbreiden:

Vergroten van een bestaande constructie, het anders bouwen ervan zonder dat het volledig wordt afgebroken of heropgericht. Het gebeurt buiten het bestaande bouwvolume en met volumevermeerdering.

70 Uitsprong:

Vooruitstekend bouwdeel ten opzichte van het gevelvlak of dakvlak.

 

71 Verblijfsruimte:

Ruimte voor het langdurig verblijven van mensen. Hieronder vallen, zonder limitatief te zijn: leefruimten, keukens, slaapkamers, kamers, kantoor/bureelruimten, onderwijslokalen. Enkele voorbeelden van ruimten die hier niet onder vallen: badkamers, toiletten, handelszaken, restaurants, cafés, ruimten voor industrie en ambacht, bergplaatsen.

72 Verbouwing:

Het doorvoeren van aanpassingswerken binnen het bestaande bouwvolume van een constructie waarvan de buitenmuren voor ten minste zestig procent behouden blijven.

73 Verharding:

Kunstmatig aangelegde grondbedekking (al dan niet door het uitvoeren van constructieve werken) om het weerstandsvermogen van de bodem te vergroten en die mogelijks de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt.

74 Vloeroppervlakte:

  1. Bruto-vloeroppervlakte (BVO): De bruto-vloeroppervlakte van een gebouw is de som van de bruto-vloeroppervlakten van alle vloerniveaus. Vloerniveaus zijn bij voorbeeld verdiepingen, geheel of gedeeltelijk in de grond, verdiepingen boven de grond, verdiepingen voor installaties, dakverdiepingen, zolders. De bruto-vloeroppervlakte van ieder vloerniveau volgt uit de buitenomtrek van aan het gebouw begrenzende bouwdelen op vloerhoogte. Hierbij zijn de buitenvlakken van de begrenzingen bepalend. De oppervlakte van trappen, liften en installatieschachten dienen op elk vloerniveau tot de bruto-vloeroppervlakte te worden gerekend.
    Niet tot de bruto-vloeroppervlakte moeten worden gerekend de oppervlakten van:

    1. uitstekende delen van de buitenwand kleiner dan 0,50 vierkante meter;

    2. nissen aan de buitenzijde van het gebouw groter dan 0,50 vierkante meter;

    3. uitwendige vrijstaande kolommen kleiner dan 0,50 vierkante meter;

    4. schalmgaten en vides groter dan 4,00 vierkante meter;

    5. holle ruimten of kruipruimten tussen het maaiveld en de onderzijde van het gebouw;

    6. kruipkelders, tenzij deze volledig geconstrueerd zijn en deel uitmaken van het gebouw met een hoogte van ten minste 1,50 meter;

    7. (dak-)terrassen en daken;

    8. open brand- of vluchttrappen aan de buitenzijde van het gebouw.

  2. Netto-vloeroppervlakte: De netto-vloeroppervlakte van een gebouw is de vloeroppervlakte gemeten tussen de begrenzende bouwdelen. Ze wordt berekend als het verschil van de bruto-vloeroppervlakte en de constructieoppervlakte. Enkel de vloeroppervlakte gelegen in een zone met een minimale plafondhoogte van 2,60 meter en/of de vloeroppervlakte van een bewoonbare zolder komt hierbij in aanmerking.

    Tot de netto-vloeroppervlakte behoren ook:

    1. de vloeroppervlakten ingenomen door leidingen, radiatoren en andere verwarmingselementen, kastenwand en dergelijke;

    2. de oppervlakten ingenomen door deuropeningen, vensternissen, uitsparingen en nissen in de verticaal opgaande bouwdelen, zolang de vloeroppervlakte die ze creëren groter is dan 0,50 vierkante meter.

Niet tot de netto-vloeroppervlakte behoren:

    1. de vloeroppervlakten ingenomen doorschouwen, kolommen, leidingkokers;

    2. verblijfsruimten, waarvan de in aanmerking te nemen netto-vloeroppervlakte kleiner is dan 4,00 vierkante meter;

    3. niet bewoonbare kelder en -zolder.

75 Voetpad:

Gedeelte van de openbare ruimte bestemd voor voetgangers, dat duidelijk is afgebakend van de gedeelten bestemd voor het overige verkeer.

 

  1. Theoretische voetpadbreedte: In straten waar geen voetpaden zijn afgebakend, wordt de breedte theoretisch vastgelegd. De breedte wordt dan berekend in de veronderstelling dat in het midden van de straat een rijweg van 4 meter gelegen is. Het theoretisch voetpad is dan: (straatbreedte-4 meter)/2.

76 Vrije hoogte:

Netto hoogteverschil tussen de bovenzijde van de afgewerkte vloerpas en de onderkant van het afgewerkt plafond of een dragende balkenstructuur.

77 Wachtgevel:

Gedeelte van de scheidingsmuur waartegen het gebouw op het aangrenzende perceel aangebouwd kan worden.

78 Water:

  1. Afvalwater: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, met uitzondering van niet - verontreinigd hemelwater. Afvalwater is op te delen in grijs (afval)water en zwart (afval)water.

  2. Droogweerafvoer (DWA): leiding voor het afvoeren van huishoudelijk afvalwater.

  3. Grijs (afval)water: licht verontreinigd huishoudelijk afvalwater, niet zijnde zwart water, afkomstig van douche, bad, wastafel, wasmachine of dergelijke.

  4. Hemelwater: verzamelnaam voor regen, sneeuw en hagel, met inbegrip van dooiwater.

  5. Hemelwaterput: Reservoir voor het opvangen en opslaan van hemelwater.

  6. Infiltratievoorziening: Voorziening voor het doorsijpelen van hemelwater in de bodem.

  7. Hemelwaterafvoer (RWA): Leiding voor het afvoeren van hemelwater.

  8. Waterdoorlatende verharding: Een verharding waardoor hemelwater naar de bodem kan infiltreren. Het geheel van verharding en fundering dient hierbij blijvend een even goede doorlatendheid te hebben als een reguliere infiltratievoorziening en er mag geen enkele vorm van versnelde afvoer van hemelwater van de verharding aanwezig zijn.

  9. Waterloop: Open natuurlijk of kunstmatig afvoersysteem voor hemelwater. Kan onder andere eveneens dienst doen als buffering en infiltratie van hemelwater naar grondwater.

  10. Zwart (afval)water: Huishoudelijk afvalwater afkomstig van de spoeling van toiletten.

79 Woning:

  1. Eengezinswoning: Ruimte, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk gezin.

  2. Zelfstandige woning: Woning waarin alle volgende voorzieningen aanwezig zijn, namelijk: wc, bad of douche, kookgelegenheden, woongelegenheid en slaapgelegenheid.

80 Zolder:

Ruimte die onder meer gevormd wordt door schuine dakvlakken.

  1. Bewoonbare zolder: Ruimte waarvan minstens de helft van de netto-oppervlakte een hoogte heeft van 2,60m. De in aanmerking te nemen oppervlakte wordt gemeten vanaf een hoogte van 1,80m.

  2. Niet-bewoonbare zolder: zolder die niet voldoet aan de definitie van bewoonbare zolder.

81 Zoneringsplan voor de behandeling van afvalwater:

Plan opgemaakt door de Vlaamse Milieumaatschappij dat de ligging van de vier zuiveringszones inzake de zuivering van afvalwater weergeeft. Per zone zijn bepaalde maatregelen opgelegd met betrekking tot waterafvoer. De zones zijn te raadplegen via het geoloket van de VMM.

De vier zones zijn:

  1. het centrale gebied met reeds bestaande aansluiting op een zuiveringsstation (oranje gearceerd);

  2. het geoptimaliseerde buitengebied met recente aansluiting op een zuiveringsstation (groen gearceerd);

  3. het collectief te optimaliseren buitengebied, dit is de zone waar de aansluiting nog zal worden gerealiseerd (groen);

  4. het individueel te optimaliseren buitengebied, waar het afvalwater individueel zal moeten gezuiverd worden door middel van een IBA (rood).