Artikel 25 Toegankelijkheid van de functie

  1. Elke woning dient rechtstreeks of via een circulatieruimte (binnen of buiten) toegankelijk te zijn vanaf de openbare ruimte.

  2. Een woning moet minstens toegankelijk zijn via een circulatieruimte of verblijfsruimte. Indien de gevel deel uitmaakt van een aaneengesloten bebouwing en de gevel een breedte heeft van minder dan 5 meter mag de woning toegankelijk zijn via een fietsenberging, rekening houdend met de bepalingen uit Artikel 12 “Levendige plint.

De toegang tot de circulatieruimte en de circulatieruimte op zich moeten kwalitatief zijn. Het is niet de bedoeling dat de woning slechts via een andere woning of via gemeenschappelijke ruimten zoals garages, washokken, bergingen etc. toegankelijk is. Dit wordt beschouwd als nadelig voor de leefkwaliteit van een woning en is daarom niet toegestaan. Gedeelde circulatieruimten zijn schadelijk voor de privacy van bewoners. Enkel de gemeenschappelijke circulatie die dient om tot aan de woning te komen, mag gedeeld worden met andere woningen of functies. De circulatie intern in de woning dient enkel voor één woning.

Voor zeer smalle woningen in een rijbebouwing met een gevelbreedte van minder dan 5 meter is een toegang via de fietsenberging wel toegestaan. De toegang tot de fietsenberging zou dan liefst beperkt moeten blijven tot maximaal 1,50 meter zodat het resterende deel van de gevel ook nog contactopeningen met de straatwand kan creëren.

  1. De bovenliggende verdiepingen van percelen met een gemengde functie moeten voorzien worden van een aparte toegang. Behalve indien het een perceel betreft met een bebouwde grondoppervlakte kleiner dan 80 vierkante meter of een gevelbreedte kleiner dan 5 meter.

Vanuit het oogpunt van de woonkwaliteit is het nodig dat elke woning een eigen toegang heeft vanaf de straat of vanaf een gemeenschappelijke circulatieruimte zoals een binnenstraat, een patio, een binnentuin, een trappenhal of gang. Daardoor is elke woning autonoom bereikbaar en staat de woning voor haar functioneren los van elke andere woning of andere functies.

Eén van de hoofdoorzaken van leegstand boven handelszaken is het gebrek aan een afzonderlijke toegang naar de bovenliggende verdiepingen. Om zoveel mogelijk winkelruimte te kunnen benutten, zijn er immers geen afzonderlijke toegangen naar bovenliggende verdiepingen opgenomen in de winkelruimte. Dat zorgt ervoor dat de woningen boven de winkels praktisch onverhuurbaar worden, met leegstand als gevolg. Het bevorderen van wonen boven winkels begint bij de toegankelijkheid van de bovenliggende verdiepingen. De bouwcode legt daarom op dat elke woning een eigen toegang dient te hebben. Voor percelen met een bebouwde oppervlakte groter of gelijk aan 80 vierkante meter mag het geen probleem zijn deze te realiseren. Bij percelen met een kleinere oppervlakte, is een afzonderlijke toegang niet verplicht. Hiervoor kan uitzonderlijk ook een toegang via de handelsruimte worden toegestaan. Toch moeten ook hier de bovenliggende verdiepingen minstens ontsloten worden door middel van een vaste trap.

  1. Binnen een meergezinsgebouw of gemengd gebouw met meer dan 2 woningen dienen alle ruimten die onderdeel vormen van een woning, met uitzondering van garages, fietsstalplaats of bergplaatsen, één aaneengesloten geheel te vormen. Ze mogen niet van elkaar gescheiden zijn door gemeenschappelijke ruimten zoals traphallen.

  2. De bereikbaarheid van iedere bouwlaag met een verblijfsruimte of terras dient via een vaste trap en/of helling verzekerd te zijn.

Uitschuifbare trappen bieden onvoldoende wooncomfort. Ook indien liftinstallaties voorzien worden dient, met uitzondering van eengezinswoningen, omwille van de (brand)evacuatie steeds een vaste trap voorzien te worden.

  1. Elk (dak)terras dient toegankelijk te zijn via een volwaardige toegang, zoals een deur, schuifdeur, draaideur, opengaand raam tot aan de vloer. Bij dakterrassen zijn ook toegangen via openschuivende koepels toegelaten.

  2. Geschrapt