Contacteer stad Antwerpen

1940 - 1944: Wilrijk bezet

Hoe beleefde Wilrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog de jaren van de bezetting door Duitsland? Je leest het in deze longread van de kring voor heemkunde Wilrica naar aanleiding van de tentoonstelling 'Wilrijk Bezet en Bevrijd'.

Duitse soldaten op de Bist in Wilrijk

DUITSE INVASIE | Enkele maanden later, op 10 mei 1940, valt Duitsland in de vroege ochtend België binnen. Ons land kondigt een Algemene Mobilisatie af. 

Burgers zien Duitse vliegtuigen het luchtruim doorkruisen. Ook Antwerpen is het schouwtoneel van luchtaanvallen. De Duitse Luftwaffe viseert de Belgische luchtmacht, voornamelijk de luchthaven van Deurne, alsook het uitwijkvliegveld in Wilrijk. In de hele omgeving worden inslagen gemeld met brandbommen: Antwerpen, Berchem, Borgerhout, Edegem, Wilrijk en Mortsel krijgen hun deel. Die laatste gemeente wordt het zwaarst getroffen. Er vallen o.m. bommen op de psychiatrische instelling van Sint-Amadeus aan de Deurnestraat. Sommige bewoners van de instelling lopen verdwaasd rond in de omgeving. Ook enkele huizen in de buurt werden tot puin herleid, met verschillende burgerslachtoffers tot gevolg.

Vanuit de omgeving stromen mensen er naartoe, ook uit Wilrijk, om naar dit schouwspel te kijken. Toen nog een attractie! In het begin verkondigen de media nog euforische berichten. Daardoor kreeg de bevolking amper besef van de ernst van de situatie. Het was slechts een kwestie van tijd voordat die realiteit zou doordringen.

ALGEMENE MOBILISATIE | Het thuisfront is intussen compleet ontredderd door de Algemene Mobilisatie van duizenden jonge mannen, gekend als de 18-daagse Veldtocht, en de vlucht van de bevolking naar het westen van ons land. Een belangrijk deel van de ongeveer 6.000 Belgische burgerslachtoffers tijdens de 18-daagse veldtocht, wordt gedood door Duitse bombardementen.

CRAB.-RCBL Monument Poperinge, Lucien Gheus, 1998.

DE C.R.A.B.’S | Door de snelle Duitse opmars ziet de Belgische legerleiding zich verplicht om vanaf 12 mei 1940 alle weerbare mannen van 16 tot 35 jaar, die hun militieverplichtingen nog niet vervuld hadden en bijgevolg ook nog niet gemobiliseerd waren, op eigen kracht te laten verzamelen in Kortrijk, Roeselare, Ieper en Poperinge. Daar zouden ze een rekruteringsreserve vormen, later bekend als de C.R.A.B.’s, de afkorting van ‘Centre de Recruitment de l ’Armée Belge’, of ‘Rekruteringscentrum van het Belgisch leger’ (R.C.B.L.) Hun aantal werd geschat op meer dan 300.000. Twee dagen later zouden ze van daaruit via het spoor of met eigen middelen Frankrijk intrekken.

De uittocht van de jonge reservisten begon onmiddellijk. Ze komen terecht in de hel van Noord-Frankrijk. Duizenden dwalen per fiets of te voet langs zwaar onder vuur genomen steden. Anderen moeten urenlange treinritten in beestenwagons doorstaan. In Saint-Omer, Calais, Duinkerke, Boulogne-sur-Mer en Abbeville komen ze terecht in Duitse bombardementen. Tussen 300 à 400 jongens overleven het niet.

Na 18 dagen capituleert het Belgisch leger onder leiding van koning Leopold III. Dat zorgt voor spanningen tussen de vorst en de regering, die gevlucht is naar Frankrijk en daar de strijd wil verderzetten.

30 mei 1940: het dagblad Het Algemeen Nieuws brengt de capitulatie van koning Leopold III (28 mei 1940) op haar voorpagina.

Samen met Noord-Frankrijk komt België onder een militair bestuur (Militärverwaltung). De 62-jarige Pruisische generaal Alexander von Falkenhausen wordt aangeduid als militair gouverneur (Militärbefehlshaber). Zijn taak is om de rust en orde in zijn gebied te bewaren, maar ook om het economische en menselijk potentieel daarvan optimaal aan te wenden voor de Duitse oorlogvoering.

Oostenrijkse militairen op de Bist in Wilrijk, 1940.

WILRIJK | Niet veel later volgt de intocht van Oostenrijkse militairen in Wilrijk en wordt de gemeente gelukkig zonder geweld bezet. Op de Bist slaan ze hun tenten op. De bezetting is een feit, en het grootste deel van de bevolking is ervan overtuigd dat de oorlog nu voorbij is.

In Antwerpen wappert de nazivlag op de toren van de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal. Over het algemeen leggen de mensen zich neer bij de Duitse overheersing en maken plannen om hun leven onder de Nieuwe Orde verder te zetten. Heel wat werklozen proberen zo snel mogelijk terug aan de slag te gaan. Ze worden ingezet bij herstel van wegen, bruggen en communicatielijnen, of ze gaan vrijwillig werken in Duitsland.

Duitsers ingekwartierd in de Pater Damiaanstraat, Wilrijk.

Eerst gedragen de Duitsers zich correct. Maar de Britse weerstand, de strijd in de Sovjet-Unie, de intrede van de Verenigde Staten in de oorlog, de racistische maatregelen tegen Joden, het toenemende voedseltekort, het ontberen van vrijheid en vanaf 1942, de verplichte tewerkstelling in Duitsland, doen het Belgisch verzet groeien. Veel werkweigeraars die zich eerder al verborgen hielden, gingen meewerken met het verzet.

‘We konden niet bang zijn, want we wisten niet wat oorlog was’, was een veelgehoorde quote bij ouderen die WO-2 hadden meegemaakt. Ze spraken over gedisciplineerde Duitsers met een zekere aantrekkingskracht. ‘Als je zag hoe ze allemaal in één linie marcheerden. Dat trok wel aan.’

Voor anderen was het beeld juist beangstigend: de herinnering aan de intocht van Duitse soldaten in 1914, door de burgers ‘ulanen’ genoemd, die gepaard ging met bruut geweld, represaillemaatregelen op de burgerbevolking, plundering, brandstichting en burgermoord.

Pas in de herfst van 1940, als blijkt dat Groot-Brittannië zich niet zomaar gewonnen geeft in de Battle of Britain, begint bij sommigen weer wat hoop te groeien. Zolang de Britten blijven vechten is de oorlog niet voorbij, en is de Duitse bezetting geen eindpunt.

Naarmate de oorlog vordert, en de bezetter almaar harder optreedt tegen ongehoorzaamheid en verzet, groeit de kloof tussen de voor- en tegenstanders van de Duitsers.

WILRIJK |  Al tijdens de eerste bezettingsmaand, in mei 1940, heeft het voedselprobleem veruit de grootste impact op het dagelijks leven in Wilrijk. Al snel zijn er grote tekorten.

Op 19 mei stelt het College aan het plaatselijk Comité voor Ravitaillering (bevoorrading) maatregelen voor om gist aan te kopen of op te eisen, en onder de bakkers te verdelen. Gist kwam in die dagen hoofdzakelijk van de gistfabrieken in Brugge, maar die waren door de oorlogsgebeurtenissen rond het Antwerpse tijdelijk geïsoleerd.

Net als elders gaat ook Wilrijk vanaf eind mei 1940 ‘op de bon’. Voedsel wordt gerantsoeneerd en de verkoop sterk gereglementeerd. Op 24 mei neemt het college nota van een verordening die het dagelijks broodrantsoen terugbrengt tot 300 gram. Terzelfdertijd tekent men op dat het zomeruur op Duitse leest dient ingevoerd. Deze tijd betekent een voorsprong van twee uur op het werkelijk zonne-uur.

Zegeltjes en voedselkaarten die bedeeld worden door de gemeente of andere hulpinitiatieven, zullen 5 jaar lang een kostbaar goed worden. Ondanks het feit dat het geen betaalmiddel is, bewijzen ze wel dat je recht hebt op een bepaald product.

Rantsoeneringsbureau in de Doornstraat. Uiterst rechts Albert Dickschen, gemeentebediende en verzetsstrijder.

Centraal afhaalpunt is het rantsoeneringsbureau in de Doornstraat, achter het gemeentehuis. Daar is het vaak een drukte van jewelste. Ook gemeentebediende Albert Dickschen is werkzaam bij het rantsoeneringsbureau. Op dat moment is hij al actief bij het Verzet.

Burgemeester Janssens leeft vlak na de Duitse inval even ondergedoken. Op 17 juni 1940 verschijnt hij terug in het openbaar en geeft opdracht aan schepen Georges Rollé om hem, omwille van gezondheidsredenen, tijdelijk te vervangen. Het tijdelijk verdwijnen van de burgemeester, maar ook de afwezigheid van schepen Broeckhove en raadslid Lambrechts, wordt hun zwaar aangerekend. Met een verordening van de militaire bevelhebber, Alexander von Falkenhausen, wordt hen de verdere uitoefening van hun openbaar ambt verboden.

Van juni 1940 is schepen Georges Rollé nu waarnemend burgemeester onder Duitse bezetting, ambt dat hij waarneemt tot april 1941. Een jaar later, op 8 november 1942, overlijdt Rollé. Zijn graf bevindt zich op Schoonselhof.

Georges Rollé, waarnemend burgemeester van Wilrijk tussen 19/06/1940 en 11/04/1941

In het ‘Parkkwartier’ (Parkwijk) dat deel uitmaakt van de Rozenkransparochie worden de meeste villa’s de ganse oorlogsperiode door Duitse militairen (onderofficieren, officieren en soldaten) ingenomen. Joden die hier wonen worden opgespoord en weggevoerd (niet gedeporteerd!). Slechts enkelen slagen erin om gedurende de hele bezetting in de wijk ondergedoken te leven.

Wat later worden de tramhaltes in de woonwijk afgeschaft, en de ramen van de trams ondoorzichtig gemaakt. De Duitsers die in het Nachtegalenpark hun hoofdkwartier uitbouwen mijden liever pottenkijkers.

INRICHTING FORT 7 | Mei-juni 1940: Fort 7 wordt door de Duitsers ingericht als gevangenis voor Duitse militairen die zich niet gedragen tegenover burgers, dienstweigeraars, enz., in afwachting van hun overplaatsing. 

Ingang Fort 7 onder Duitse bezetting. Let op de nazivlag.

1 juli 1940: op bevel van de Duitse overheid worden 11 werklieden tewerkgesteld op het Fort 7, voor het inrichten van een munitiedepot.

Rollend materieel wordt opgeëist. Wilrijk mag zijn enige voertuig, een Minerva-vrachtwagen van de reinigingsdienst, behouden.

BOUW BURGERSCHUILPLAATSEN | Op 22 juli 1940 worden 17 werklieden aangesteld voor het bouwen van burgerschuilplaatsen, openbare schuilplaatsen als bescherming tegen de steeds toenemende luchtaanvallen, deze keer van de geallieerden. Deze schuilplaatsen waren erg eenvoudig: een simpele uitholling in de grond, de uitgegraven aarde  links en rechts opgestapeld tegen een wering van tenen matten.

In augustus 1940 worden er nog 65 werklieden aangesteld voor het bouwen van meerdere openbare schuilplaatsen over het hele grondgebied van de gemeente.

VRIJWILLIGERS RODE KRUIS | Ook de oprichting van een vrijwilligers Rode Kruisdienst staat op het programma. Hier staan ze afgebeeld met een stralende glimlach, maar naarmate de oorlog vordert, en vooral tijdens de periode onder de V-wapens, blijven verscheidene onder hen achter met een zwaar trauma.  

Vrijwilligers Rode Kruis Wilrijk gedurende de Duitse bezetting

LUCHTAANVALLEN | Geregeld zijn er aanvallen van geallieerde vliegtuigen. De bommen veroorzaken gelukkig enkel stoffelijke schade maar brengen wel heel wat overlast met zich. Als gevolg van die aanhoudende bombardementen krijgt waarnemend burgemeester Rollé van de Duitse ‘Kommandatur’ het bevel om de luchtbescherming in schouwburgen, bioscopen en feestzalen, plaatsen waar grote massa’s volk bijeenkomen, beter te organiseren. In een opsomming lezen we de belangrijkste uitbaters van dansgelegenheden en parochiekerken die het bevel ontvingen.

FLAK BATTERIJ PRINS BOUDEWIJNLAAN | Om zich te wapenen tegen luchtaanvallen, installeert de bezetter een zware FLAK-batterij (Fliegerabwehrkanone of luchtafweer) aan de Prins Boudewijnlaan, tussen de spoorberm aan de Jules Moretuslei en de Oosterveldlaan.

FLAK-batterij op de Prins Boudewijnlaan, Wilrijk.

WINTERHULP | Dat het met de bevoorrading al snel fout gaat, wordt duidelijk in de helft van 1940. Geen enkel bezet land door de Duitsers krijgt zo weinig te eten als het onze. Gelukkig is het begrip liefdadigheid in Wilrijk niet uitgestorven en wordt op 11 september 1940 het ‘comité Winterhulp’ opgericht, een plaatselijke afdeling van het nationaal Werk van Winterhulp. Het comité bestaat uit vrijwilligers en onbezoldigde medewerkers door de gemeente aangesteld. Ze bezorgen aan iedereen die erom vraagt een dagelijks rantsoen warme soep.

Toelichting: De heilige Sint-Maarten was een veelvoorkomende figuur op de Winterhulp-affiches. In het jaar 316 reed Martinus van Tours, een jong soldaat bij het Romeinse leger, Amiens binnen. Aan de stadspoort schenkt Martinus de helft van zijn mantel aan een bedelaar. De volgende nacht zou hij Christus hebben gezien met deze mantel om. Later trad Martinus van Tours uit het leger om als kluizenaar in een klooster te leven. Tot aan zijn dood werd hij omringd door tal van volgelingen. Door zijn milde gift werd Sint-Maarten het symbool van vrijgevigheid.

WILRIJK |  Op 19 oktober 1940 verklaart de gemeenteraad van Wilrijk zich bereid aan te sluiten bij de gedachte der éénmaking van Groot-Antwerpen.

Op zoek naar nog bruikbare grondstoffen laten de Duitsers in 1941 hun oog vallen op het Duits kanon dat door het gemeentebestuur na WO-1 als trofee op de Bist en later, in 1934, in het Steytelinckpark was geplaatst onder de schaduw van een Vrijheidsboom. Voor de nazi’s is de aanstootgevende trofee een belediging die definitief uit het park moet verdwijnen.

Om in alle omstandigheden op doeltreffende wijze branden te kunnen bestrijden, wordt op 22 augustus 1941 een bestendige brandwacht aangesteld van vrijwillige brandweerlieden. Kort daarop kondigt de Duitse bezetter officieel maatregelen aan voor het bestrijden van brandbommen, afgeworpen door Engelse vliegtuigen.

LAATSTE VERLOREN BOMMEN | Op 4 oktober 1941 vindt een zoveelste luchtaanval plaats boven Wilrijk. Ook al worden ze beschouwd als ‘verloren bommen’, de schade die ze veroorzaken was er niet minder door. Omstreeks 22 uur vallen 3 brisantbommen van zwaar kaliber in de hovingen van verschillende tuinders op de grens Wilrijk-Edegem. Veel glasschade maar gelukkig zonder slachtoffers. Een laatste melding dateert van 22 oktober 1941 wanneer omstreeks 21 uur de kop van een schrapnel door het dak van een woning aan de Bist dringt. Gelukkig zonder verdere schade.

GROOT-ANTWERPEN | Op 1 januari 1942 wordt Groot-Antwerpen opgericht. Het Antwerpse college, in het bijzonder burgemeester Leo Delwaide, ziet de plannen wel zitten en drukt ze door. Ook de havenbonzen en andere economische spelers juichen de beslissing toe. Vijf maanden later gaan de randgemeenten Berchem, Borgerhout, Deurne, Hoboken, Merksem, een deel van Ekeren, Wilrijk maar ook Mortsel, op in de fusie. De gemeenteraden vallen weg, en de gemeenten houden op te bestaan.

Krantenknipsel uit Volk en Staat: Groot-Antwerpen, 1942.

VRIJE WOORD |  Niet iedereen gaat zomaar akkoord. In de media eisen de communisten de kop van Delwaide.

Net zoals in de rest van het land, begint al sinds het najaar van 1940 de bevolking in Wilrijk de eerste ongemakken van de bezetting te voelen: inkwartieringen, avondklok, verplichte verduistering, rantsoenering en tal van verordeningen en opeisingen vertroebelen de relatie met de bezetter. De publieke opinie raakt verdeeld: zij die tegen de Duitsers zijn, en zij die tevreden zijn met de komst van de Nieuwe Orde. Verzet en collaboratie beginnen zich vanaf het najaar van 1940 steeds duidelijker af te tekenen.

In Wilrijk begint het Verzet zoals elders, klein maar geleidelijk ontstaan verschillende vormen van verzet: afdelingen van het Geheim Leger, het Onafhankelijkheidsfront en de Witte Brigade vormen het militair verzet, en zijn hoofdzakelijk ontsnappingslijnen voor piloten of onderduikers.

CENSUUR |  Door censuur stopt de persvrijheid en de avondklok legt het nachtleven lam. In september 1940 starten de eerste uitzendingen van Radio België vanuit Londen, maar al vlug worden de eerste clandestiene blaadjes en vlugschriften verspreid. Als reactie verbiedt de bezetter radio’s, niet erkende dagbladen en het houden van postduiven. Het Verzet reageert met het doorknippen van telefoonlijnen, beschadigen van spoorweginstallaties, en er worden anti-Duitse leuzen op de muren gekalkt, enz.

DAGELIJKS LEVEN | Oorlog en bezetting zetten het dagelijkse leven van de mensen op hun kop, en beperken de vrijheid. ‘Leven’ lijkt veeleer op ‘overleven’. Lichten dienen op tijd gedoofd en overal houden Duitse militairen de wacht. Toch is de impact niet voor iedereen even groot.

Accident met Duitse vrachtwagen in Café Den Bonte Os, Heistraat-Jules Moretuslei, 1942.

Zomer 1942. Ondanks de uitstekende weersomstandigheden verliest de chauffeur van een zware Duitse truck de controle over zijn stuur en beukt los door de inkomdeur, tot vóór de toog van café ‘Den Bonten Os’, aan het kruispunt Heistraat-Jules Moretuslei. Als bij wonder komt enkel de uitbater Eduard Braeckmans er met lichte verwondingen vanaf. De ongewone gebeurtenis lokte heel wat volk. Omdat instortingsgevaar dreigt wordt de kolos met de grootste omzichtigheid naar buiten getrokken en de toegang gestut.

VERPLICHTE TEWERKSTELLING  | Als oplossing voor de hoge werkloosheid probeert de bezetter Belgische arbeidskrachten in te schakelen voor de Duitse oorlogsinspanningen. ‘Vanaf juli 1940 roept men ook de Antwerpenaren op om ‘vrijwillig’ in Duitsland te gaan werken. Maar al vlug wordt dat systeem verplicht. Honger, de zo vervloekte zwarte markt, werkloosheid en de verplichte tewerkstelling hebben meer effect op de ene dan op de andere. En voor wie familie of vrienden in gevangenschap heeft, is de onzekerheid ondraaglijk.

VERDUISTERING  | Het toepassen van verduisteringsmaatregelen wordt zeer streng gereglementeerd en gecontroleerd.

ONTUCHT EN ZEDENDIENST | De aanwezigheid van Duitse militairen doet de omvang van de prostitutie stijgen. Duitse en Belgische medische diensten scherpen de controle op ‘ontucht’ aan.

JODENVERVOLGING  | Al in december 1940 komt er een ‘jodenverordening’. Joden moeten zich bij de gemeente kenbaar maken en worden ingeschreven in een ‘jodenregister’. Vanaf april 1941 mogen joden tussen 19 uur en 7 uur hun woonplaats niet meer verlaten. Het uitoefenen van medische functies is voortaan ook verboden.

In september van dat jaar zijn de parken, cinema’s en theaters verboden terrein voor joden. Joden die zich met de tram willen verplaatsen, mogen enkel plaats nemen op het platform aan de aanhangwagen. Openbare badgelegenheden zijn eveneens verboden terrein.

Wanneer de oproep voor een zogezegde ‘tewerkstelling’ mislukt, gaat de Sipo-SD (Sicherheitspolizei en Sicherheitsdienst) - de lokale Duitse politiedienst in bezet België - vanaf 1942 over tot massa-acties, dikwijls ’s nachts, waarbij honderden Joden gearresteerd worden. Een hele buurt wordt afgesloten, de Joden worden in elke straat, elk huis, elke verdieping opgespoord. Vooral in Antwerpen vinden de zwaarste razzia’s plaats. Niet minder dan drie grote razzia’s vinden plaats (15-16 augustus, 28-29 augustus en 11-12 september 1942), uitgevoerd door de nazi’s en bijgestaan door Vlaamse pro nazisympathisanten. De Antwerpse politie neemt actief aan de drie razzia’s deel.

GROOT-ANTWERPEN HEEFT EEN EEUWELINGE | Op 28 maart 1942 viert Antwerpen zijn eerste 100-jarige, de Wilrijkse Elisabeth (Peetje) van Goubergen. Ze woont op de aloude Zinkhoeve aan de Zinkhoevelaan. De ‘laan’ was nieuw, haar oude werkmanswoning echter stond in schril contrast met de moderne villa’s, de ‘chikke rijke-menschenbuurt’, aan de overzijde van de intussen verdwenen spoorweg (Diepe Roet) en viaduct van de Laarstraat. Moest ze haar jubileum drie maanden eerder hebben gevierd dan was het een dorpsfeest geworden. Maar de gemeente Wilrijk bestond niet meer. Peetje kreeg een mooie viering en financiële steun van het stadsbestuur, edelmoedige medeburgers en een gift van duizend frank van de populaire krant De Dag.

5 APRIL 1943: GEALLIEERD BOMBARDEMENT OP MORTSEL  | Gedurende de oorlog is de Wehrmacht genoodzaakt beslag te leggen op diverse fabrieken in bezet gebied, waarin oorlogsmaterieel kon onderhouden en gerepareerd worden. De Luftwaffe had haar oog laten vallen op de gebouwen van de voormalige Minervafabriek in Mortsel, waar tot het bankroet in 1934 de bekende auto's en motoren werden geproduceerd.

De ligging van de fabriekshallen, niet zo ver van het vliegveld van Deurne verwijderd, was ideaal voor de vestiging van een Frontreparaturbetrieb, Erla-Werk VII en Daimler-Benz, een plaats waar jachtvliegtuigen en motoren konden gereviseerd en hersteld worden.

Maar net de aanwezigheid van die werkplaatsen lokt op 5 april 1943, rond 15.30 uur, een Amerikaans bombardement boven Mortsel. 83 bommenwerpers van de 1ste en 2de Bomb Divisions van de Amerikaanse 8ste Luchtmacht voeren de raid uit, maar die draait uit op een rampzalig fiasco. Door de onnauwkeurige uitvoering treffen amper vijf bommen de fabriekshallen. De rest valt op bewoond gebied met 936 doden, w.o. méér dan 200 schoolkinderen, en een massa gekwetsten tot gevolg. Meteen het zwaarste bombardement in België en de Benelux tijdens WO-2.

Alfons Aps, 15 jaar oud, het jongste Wilrijkse slachtoffer bij het 5-april-bombardement op Mortsel en Wilrijk.

Ook Wilrijk wordt getroffen vermits de eerste bommen van die verschrikkelijke raid terechtkomen in de omgeving van de Doornstraat. Naast verschillende gekwetsten noteert men hier 26 dodelijke slachtoffers. Het jongste slachtoffer is Alfons Aps, loopjongen bij Gevaert, 15 jaar oud.

Anna De Clerck, woonachtig in de Doornstraat, beschrijft de rampzalige gebeurtenis in een brief aan haar zoon, Jan Cassauwers, die opgeëist en tewerkgesteld is in Berlijn.

Ook de Sint-Bavokerk krijgt het bij dit bombardement zwaar te verduren: alle glasramen aan de westzijde, de parkzijde en het hoogkoor worden hierbij vernield.

FRONTREPARATURBETRIEB HOF TER BEKE  |  Als gevolg van dit bombardement verhuist een deel van de Duitse bedrijvigheid in Mortsel naar locaties in de wijde omgeving. In Wilrijk eist de bezetter het Hof Ter Beke op. De eigenaars Ignace Moretus Plantin de Bouchout en zijn nicht Elisabeth de Hemptinne moeten in allerijl hun toevlucht zoeken in Aartselaar. Gecamoufleerd onder het dichte geboomte bouwt men vier proefstanden en een bijhorend manschapsverblijf voor het testen van de Daimler-Benz vliegtuigmotoren.

Achter het kasteeldomein hebben de Duitsers intussen een compleet vliegveld uitgebouwd, een zogenaamd schijnvliegveld dat vanuit de lucht moest lijken op het vliegveld van Deurne. De Duitsers hoopten zo de geallieerde luchtmacht om de tuin te leiden en ’s nachts een bombardement uit te lokken op het schijnvliegveld in Wilrijk. Zo zou de strategisch belangrijke luchthaven van Deurne gespaard blijven.

Al deze werken en de langdurige bezetting zullen het historische kasteel zeer zwaar beschadigen.

WIE MET KLOKKEN SCHIET  | In juni 1943 besluit de Duitse bezetter om de klokken uit de kerken en kapellen te verwijderen. Uit de toren van de Sint-Bavokerk worden twee klokken geroofd: de Lievevrouw klok uit 1837 en de Sint-Bavoklok uit 1858. De maatregel geldt voor het hele land. In iedere kerktoren mag één klok blijven hangen. Grote verontwaardiging bij de kerkleiding die gevat reageert: ‘Wie met klokken schiet, wint de oorlog niet!’ 

De Lievevrouw klok uit de Wilrijkse Sint-Bavokerk in een havenhangar van Antwerpen

Lees ook deze longreads rond 'Wilrijk Bezet en Bevrijd'

Lees meer

Dit artikel is gedeeld door