Onze nieuwste brandweermensen brengen niet alleen veel goesting, maar ook ervaring met zich mee! Hendrik Stinders (39) heeft van hen misschien wel de meest bijzondere skills: naast brandweerman in opleiding is hij ook dirigent.
‘Muziek zit een beetje in de familie’, vertelt Hendrik, ‘Mijn vader was, of is, een steengoede muzikant van oude barokmuziek. Van hem heb ik gelukkig wel wat meegekregen. En ook mijn moeder speelt klassieke muziek.’
‘Het was dus niet helemaal onlogisch dat ik na een wetenschappelijk getint middelbaar toch koos voor muziek. In de muziekschool kreeg ik veel podium- en groeikansen en ik probeerde het toelatingsexamen van het conservatorium van Brussel.’ En zo geschiedde, Hendrik startte aan de opleiding voor een instrument (hoorn), maar werd onderweg ingefluisterd dat dirigeren hem mogelijk nog beter zou liggen. ‘Één instrument bespelen voor de rest van je leven, dat is een heel gespecialiseerde niche, bijna topsport. Mijn talenten zijn niet zozeer gericht op één ding, maar liggen wat meer verspreid. Om te dirigeren is een brede kijk en interesse ook nodig. Op een lange reis door Australië heb ik didgeridoo geleerd.
Verder speel ik ook wel eens percussie. Maar geen drums, die coördinatie heb ik niet. Dat voetje is er te veel aan’, lacht hij. ‘Mijn zoon (3) is wél een trommelaar. Hij speelt de hele CD van How To Train Your Dragon mee. Het lijkt erop dat ik het ook heb doorgegeven.’
‘Muziek bleek interessant én verslavend. Ik studeerde aan het conservatorium maniakaal 10 tot 18 uur per dag. Er bestaat dan ook zoveel keiknappe muziek. Het kan dikke vette filmmuziek zijn, klassieke symfonieën, hypermoderne wereldmuziek of bewerkingen van pop & rock. Ik dirigeerde op vaste basis enkele harmonie- en fanfareorkesten die behoorlijk sterk muziek konden spelen. En evengoed heb ik al samengewerkt met dj’s, flamenco-, ballet- en zelfs paaldanseressen. Al blijft mijn voorkeur wel uitgaan naar die klassieke muziek van honderd à tweehonderd jaar geleden. Om daarnaar te blijven luisteren, helemaal uit te pluizen en ermee te werken, dat is het boeiendste. Je kan daar echt je tanden in zetten, heerlijk! En ik mocht dat dan doen als beroep, hoewel ik vaak terecht de vraag kreeg of je daar dan eigenlijk voor betaald krijgt.’
(lees verder onder de foto)
Er zijn volgens Hendrik veel gelijkenissen. ‘Ik denk dat de meeste mensen niet weten wat een brandweerman allemaal doet. Het gaat verder dan water op het vuur gooien, mensen zien daar maar een heel klein stukje van’, vertelt hij. ‘En je merkt dezelfde mystiek met dirigenten.’ Ook het teamwork is belangrijk in beide werelden: ‘In een orkest verloopt het samenwerken heel bijzonder. Muzikanten zitten op stoelen, maar je communiceert wel érg intens en gedetailleerd. Hier bij de brandweer doen we dat ook, maar zitten we écht met de handen om elkaar. Je bent met elkaar aan het werken. Die dynamiek is dus toch wat anders, maar ik vind het enorm leuk om beide verhalen mee te maken.’
‘Je moet wel je cool leren bewaren in stressvolle situaties. Op een concert heb je maar één kans. Van muzikanten en dirigenten wordt verwacht dat ze geen fouten maken. Dat gaat soms over 3 à 4 uur hypergeconcentreerd millimeterwerk. Als brandweerman verwacht ik hetzelfde van mezelf, dus dat is toch weer een gelijkenis.’
Voor zijn opleiding tot beroepsbrandweer was Hendrik, naast dirigent, ook al vijf jaar bij de vrijwillige brandweer in Kalmthout. Daar spraken vooral de veelzijdigheid, het ploeggevoel en de maatschappelijke relevantie van de job hem aan. ‘Het nadeel van muziek, en van je hobby je beroep maken, is dat je dan eigenlijk een hobby kwijt bent. De muzieksector levert ook niet zo veel geld of stabiliteit.’ Na veel overleg met zijn vrouw, het vaste orkest dat hij dirigeerde en wat aanmoediging van collega’s bij BZA besloot Hendrik om voor een carrièreswitch te gaan en aan de opleiding tot beroepsbrandweer te starten.
‘De opleiding is stevig en het is een rollercoaster. Op voorhand vertellen ze je dat het pittig gaat zijn en wordt er zelfs wat geheimzinnig over gedaan. De intensiteit is moeilijk te verwoorden. Op zes maanden tijd zie je een grote hoeveelheid leerstof en dat allemaal in een klein groepje. Ik zie mijn collega’s van de 36e lichting tien keer zo veel als mijn eigen vrouw en zoontje. Dat is bijzonder, maar het is gelukkig een ferme groep. We kunnen hard werken en wanneer we moeten oefenen, dan oefenen we goed. Maar we zijn eigenlijk constant aan het lachen, gieren, brullen. Of vloeken. Het maakt de opleiding extra goed.’
‘Naast de opleiding is er absoluut te weinig tijd voor muziek,’ geeft Hendrik toe, ‘zeker met een gezin en een verbouwing thuis. Ik hoop vooral dat de opleiding voor de hele groep lukt en we in een ploeg terechtkomen waar we ons kunnen vinden. Daarna kan ik hopelijk wel weer projecten uitkiezen of zelf organiseren. Ik denk dat ik er dan extra van kan genieten. De muziek krijgt straks in elk geval terug een plaatsje als uit de hand gelopen hobby. Voltijds muziek beoefenen was een mooi hoofdstuk, maar ik hoop als brandweerman een niveau te halen waar ik minstens even trots op ben.’
‘Ik hoop ook ooit een brandweerconcert te doen, met muziek over vuur of uit films over de brandweer. Een orkest of koor met brandweermensen? Dat zal ervan afhangen hoeveel muzikale talenten hier zitten.’ (lacht)