De architect als gids: op de eerste, tweede, derde en vierde verdieping van het kantoorgebouw
Aan de hand van Van Steenbergens nota word je door de verschillende vertrekken van het districtshuis gegidst. Hieronder meer informatie over de eerste, tweede, derde en vierde verdieping van het kantoorgebouw.
De schepenen van de gemeente Deurne hadden vroeger hun ‘kamer’ met een secretariskamer in het kantoorgebouw, aan de kant van de toren, dicht bij de administratie waarmee hun bevoegdheden gelinkt waren.
“Op elk dezer verdiepingen bevinden zich de kantoren voor de bevolking, de burgerlijke stand, de maatschappelijke werken, het onderwijs, de financiën en de technische diensten.”
Voor Van Steenbergen is het belangrijk dat het publiek direct toegang heeft tot de verschillende diensten, zonder door lange gangen te moeten lopen. Dat is niet alleen een stuk klantvriendelijker, maar het houdt ook mensen met minder goede bedoelingen tegen: de sociale controle is veel groter.
Ook de ambtenaren moesten in het oog worden gehouden, al mocht dat niet te hard opvallen.
“Door de overzichtelijkheid van het gebouw, staat ook het personeel onder een onontwijkbaar toezicht zonder dat dit hinderlijk voorkomt.”
De middentraphal, onder de toren, met brede trap, personenlift en boekenliftjes, moest ook dienen als “wachtzaal voor bijzonder ontvangstdagen bij de Heren Schepenen.”
Vandaar ook in de muur ingewerkte fauteuils. Wat voor ons zo vanzelfsprekend is, wordt met de nodige trots vermeld: “De onderscheidene diensten zijn onderling telefonisch verbonden met een ontvangstcentrale.”
Eduard Van Steenbergen wordt niet voor niets een groot modernist genoemd. Hij denkt uitermate functioneel, en voor alles komt het comfort en welzijn van de gebruikers van een gebouw. Daarbij hoort als vanzelfsprekend de verbinding tussen het gebouw en de groene omgeving.
“Al de lokalen, ’t zij groot of klein, zijn zonbelicht en staan met de buitenlucht in verbinding.”
Van Steenbergen vindt ook de keuze van het juiste materiaal en de kwaliteit van de afwerking enorm belangrijk. Hij wil niet teveel versiering, alles blijft heel zakelijk. De eenvoud van het concept moet juist de sfeer scheppen.
Zelf schrijft hij: “Alhoewel sober behandeld zal door de aanwending van bijzonder materiaal, het representatief gedeelte meer decoratief behandeld worden dan het kantoorgebouw. Het ene voor een efficiënt gebruik dat stemmigheid niet uitsluit; het andere voor een noodzakelijk prestige bij plechtigheden, ontvangsten en waardig zetel van het gemeentelijk gezag. Rekening is gehouden, dat zowel de overheid als het personeel zich in de eerste plaats, in een mooi en hygiënisch midden volledig aan hun taak zullen kunnen wijden.”
Die denkwijze past hij ook vastberaden toe in de afwerking van het interieur. Door de dood van Van Steenbergen senior, zal het zijn zoon zijn die de binnenhuisarchitectuur voor zijn rekening neemt, volledig volgens de visie van zijn vader.