De verbouwing
Aan het begin van deze eeuw werd duidelijk dat het kantoorgebouw van het districtshuis niet meer voldeed aan de eisen van een hedendaags, klantvriendelijk onthaal. Deurne koos uit verschillende ontwerpen dat van het architectengenootschap CVBA Wauters & Ivo en Architectenbureau Steenmeijer en Baksteen. Dit genootschap wist als geen ander een antwoord te bieden op de huidige noden en tegelijk de sterke architectuur en de visie van Van Steenbergen te behouden, en in sommige zelfs te herstellen.
Het Maurice Dequeeckerplein was een plaatselijk verbrede straat geworden. De bomen waren gerooid en het pleintje was een vormeloze asfaltvlakte, waar de auto domineerde. Steenmeijer en Baksteen tekenden een heraanleg tot een volwaardig plein met laagstammige bomen zodat de groene achtergrond voor het gebouw werd hersteld, met respect voor de bezonning van de aanpalende woningen.
De oorspronkelijke publiekstoegang aan de noordoostkant van de administratieve vleugel lag wel min of meer op de juiste plaats, maar miste omkadering en moest daarom hertekend worden. Het feit dat de 'hoofdingang' met wegwijzers en borden moest worden aangeduid, illustreerde het eerste probleem waarmee de architecten geconfronteerd werden: het kleine tochtportaal was niet uitnodigend en onduidelijk georganiseerd.
In tegenstelling tot andere ontwerpers, die de ingang centraal in de oostgevel van het gebouw tekenden, kozen Steenmeijer en Baksteen opnieuw voor een toegang op de noordoosthoek van het kantoorgebouw. Zo lag de inkom dichter bij de straat en de bebouwde kom en op die manier werden de vlotte en overzichtelijke publiekstromen, uitgedacht door Van Steenbergen, behouden.
Het district onthaalt klanten tegenwoordig centraal in een ruime inkomhal. Waar men vroeger alleen een portier passeerde om vervolgens zelf zijn weg te zoeken naar de verschillende diensten, krijgt men nu in de inkomhal een volg- en een loketnummer toegewezen.
Andere krachtlijnen uit de sterke visienota van 1948 werden intact bewaard. Zo bleef de groene zone voor de oostgevel ongerept en de grote historische boom mocht blijven staan. Hij kreeg er zelfs een functie bij, want tijdens warme dagen zorgt hij voor een natuurlijke zonwering van de koepel van het inkompaviljoen. De architecten citeerden tenslotte hun modernistische voorganger: “Al de lokalen ’t zij groot of klein, zijn zonbelicht en staan met de buitenlucht in verbinding.”
De architecten ontwierpen een houten skeletstructuur, gemarkeerd door twee geperforeerde wanden. Het gebouw kreeg een grote luifel die dient als ontmoetingsplek, als droge, gecontroleerde fietsstalling, als taxistelplaats en andersvalidenparking.
De vrij lage plafondhoogte onder de luifel werd boven het onthaal doorbroken door een glazen kroon, die tot halverwege de eerste verdieping reikte en letterlijk als een lichtbaken boven de luifel uitstak. Ook binnen werkte die kroon als een lichtbaken. Door de transparantie van de glazen constructie bleef het oorspronkelijke volume van de architectuur van Van Steenbergen zichtbaar.
Deurne nodigde Edward Van Steenbergen junior in de conceptfase uit, die enthousiast reageerde op het ontwerp van zijn jongere collega’s. Maar zoals vader Van Steenbergen de inhuldiging van het gemeentehuis niet meer meemaakte, zou het ook zoon Van Steenbergen niet gegund zijn om het nieuwe onthaalpaviljoen en de vernieuwde lokettenzaal afgewerkt te zien. Hij stierf op 5 januari 2003. Op 16 mei van datzelfde jaar huldigden het schepencollege van Antwerpen en het districtscollege van Deurne het nieuwe complex in.