Contacteer stad Antwerpen

Sigrid Spinnox
Bewoner Deurne-Noord

Verhalen: Trots in Deurne-Noord

‘Trots in Deurne-Noord: verhalen over het leven en de wijk' neemt je mee op een tocht door de wijk. Jouw gidsen zijn bewoners of mensen die Deurne-Noord een warm hart toedragen. Ze geven je ook een kijk achter de gevel van hun woning, school, kerk, moskee, buurthuis of voetbalstadion. Dat resulteert in verhalen over de wijk Deurne-Noord van vroeger en die van vandaag, maar ook over de universele thema’s van het leven. Matthias Van Milders tekende de verhalen op, Victoriano Moreno fotografeerde de bevoorrechte getuigen en hun Deurne-Noord.

Het verhaal van Samah Bourima, Adnane El Marchouchi, Ahmed Ajouaou, Assia Taheri en Thomas Surmont

De naam ‘Bisthovenplein’ klinkt bekend, al bestaat het plein officieel niet. Het is een driehoek tussen drie straten, waarvan er eentje (de De Bisthovenlei) het plein zijn officieuze naam geeft. Maar in de realiteit bestaat het Bisthovenplein zeker wel. Het is zelfs een erg belangrijke plek voor heel wat jongeren uit de buurt.

Op dit plein is jeugdwerkorganisatie JES actief met een vrijetijdsaanbod voor kinderen, tieners en jongeren van 6 tot 26 jaar, voor zowel jongens als meisjes. Naast het vrijetijdsluik zet JES eveneens sterk in op welzijns-, onderwijs- en arbeidsvragen van haar jonge doelgroep, hier en in de wijk Kronenburg. Samah, Adnane, Ahmed, Assia en Thomas weten daar alles van en wijden ons in in de microkosmos van het Bisthovenplein. Of zeg maar gewoon ‘Bisthoven’.

Samah: “Bijna elf jaar geleden verhuisde ik van Rotterdam naar het Bisthovenplein. Ik herinner me mijn eerste dag hier nog goed, het was in de zomer. Op zo'n plein en in zo'n buurt merkt iedereen dat er iemand nieuw komt wonen. Na een week kwamen kinderen uit de buurt al aanbellen om te vragen of ik mocht meespelen. Sindsdien bouwde ik een band op met de buurmeisjes en –jongens. Nu is de buurt een tweede familie voor mij omdat ik iedereen ken en we elkaar zien opgroeien. Je ziet hoe iemand groter wordt en ontwikkelt in verschillende aspecten. Ik woon op het Bisthovenplein en heb zicht over het hele plein. Adnane woont tegenover mij, we zijn overburen. We kennen elkaar al lang.”

Adnane: “Ik woon al héél mijn leven in Deurne en al lang op Bisthoven. Vroeger woonde ik aan de Tweemontstraat. Toch kwam ik bijna elke dag naar Bisthoven. En toen verhuisden we dus van de Tweemontstraat naar de De Bisthovenlei. Daar was het perfect, ik had uitzicht op Bisthoven, alles in orde. Nieuwe vrienden leren kennen, oude vrienden teruggezien. Heel mijn familie woont rond de De Bisthovenlei.”

Assia: “De Bisschoppenhoflaan is echt een hoge drempel. Onze jongeren daarover krijgen is heel moeilijk. En da's eigenlijk heel zot, want Kronenburg is helemaal niet zo ver.”
Adnane: “Ik steek die grens al lang over.”

Assia: “Bisthoven was vroeger een jongensplein. Dat was het altijd geweest. Ik passeerde hier soms met vriendinnen en dat zat hier altijd vol met gasten, alleen maar jongens. Wij hebben onze plaats bemachtigd.”

Thomas: “Het is ook Assia's verdienste als jeugdwerker dat we ook meisjes bereiken. Dat zie je op de buurtfeesten, daar lopen jongens en meisjes door elkaar.”

Ahmed: “Na bijna een jaar zit ik nog steeds in het proces om mijn plaats als jeugdwerker op het plein te verwerven. Je kan moeilijk naar het plein gaan en als nieuwe jeugdwerker zelf de regels stellen terwijl de jongeren daar zijn opgegroeid. Ik ben van een andere buurt, dan is het moeilijker. Je moet sterk in je schoenen staan. En je moet jezelf bewijzen door veel aanwezig te staan, activiteiten te organiseren, veel met hen te praten, hun vertrouwen te winnen. Stilaan ken ik de meeste jongeren uit de buurt. Ik zie me deze job nog wel een tijd doen. Het is moeilijk om de jongeren achter te laten als je een vertrouwensband hebt opgebouwd en als je ziet hoe ze evolueren.”

Het verhaal van Robin Verschaeren

Trambestuurder worden was voor Robin een kinderdroom die uitkwam. “Toen ik vier was, wist ik wat ik wilde worden. En daar ben ik nooit van afgestapt. Treinen, trams, achtbanen: ik hield van alles op rails. Nu nog word ik blij als ik op de trein of de tram zit. Of naar een pretpark ga. Twaalf jaar geleden werd ik effectief trambestuurder. En daar heb ik nog geen enkele dag spijt van gehad.”
“Lijn 5 is mijn vaste lijn. Deurne Noord is de laatste jaren heel druk bevolkt waardoor tramlijn 5 heel populair is. Je ziet in de tram dat de samenleving heel divers is geworden. Er zijn momenten dat dat goed gaat, maar soms gaat het natuurlijk ook wat minder goed. Al zijn problemen toch eerder zeldzaam.”
“Als je je vaste lijn hebt, ken je veel mensen. Sommigen komen goeiendag zeggen of een babbeltje doen. Er is zelfs iemand die langs lijn 5 woont en mij op zondag geregeld koffiekoeken komt brengen als ik voorbij rij. Zo is het plezant om na je werk thuis te komen. Van de ene krijg je al wat meer waardering dan van de andere.”
“Ik woon vlakbij het Bisschoppenhofpark, een heel aangename buurt. Het is soms heel druk op de tram en dan ben ik blij dat ik hier thuiskom en rustig in mijn zetel kan zitten. Je kijkt naar buiten en je hebt rust. Het is hier heel aangenaam leven. De mensen zijn heel vriendelijk en er wordt vaak goeiendag gezegd. Soms stop ik eens voor een babbeltje. Dat kom je toch ook niet overal tegen.”
“Op een avond vond ik op de Bremweide aan den Antwerp mijn kat, ons Lily. Ik wandelde met een vriendin voorbij toen we het katje zagen. Het heeft anderhalf uur geduurd voor we haar konden vangen. Ik rij aan dat punt dagelijks voorbij met mijn tram en al passeer ik er acht of tien keer op een dag, ik denk nog elke keer aan dat moment.”

Het verhaal van Viviane Spruijt en Marina Van Campo

Het leven kan klappen geven, aan de ene nog wat meer dan aan de andere. Viviane en Marina kunnen er van meespreken. De strijd om het einde van de maand te halen met een te krap budget is een rode draad door hun leven. Maar dat is hun vriendschap ook.
Viviane: “Ik woonde met mijn gezin tien jaar vlakbij het Bisthovepleintje. Het ligt er nog steeds als toen bij. Ik mis die buurt, we hadden daar een heel mooie tijd. De buren waren heel sociaal, we zaten ’s avonds samen op straat. Als ik door dat straatje rij, dan denk ik nog steeds: “Dat was hier ooit mijn huis.” Ik heb enorm veel spijt dat ik het moest verkopen door mijn scheiding.”
“Sinds 2,5 jaar kom ik naar Recht-Op (vereniging waar armen het woord nemen – red.). We hebben een paar tegenslagen gehad. De afrekeningen en kosten aan ons huis lopen hoog op. Tot mijn grote spijt moest ik stoppen met werken, ik ben nu invalide. Mijn huidige man is maar een gewone arbeider, die heeft ook geen hoog loon. Door de afrekeningen van gas, water en elektriciteit, mijn medicijnen, de ziekenhuizen en specialisten zit ik terug in geldproblemen. We praten bij Recht-Op over ons dagelijks leven, de vakantie, de kinderen. Ik vind dat heel belangrijk. We lachen en zwanzen ook, hier kan je echt jezelf zijn. Soms vloeien er traantjes, de bijeenkomsten kunnen heel emotioneel zijn. De problemen van vandaag ‘triggeren’ die van vroeger. Maar hier word je opgevangen, je staat niet alleen. En de code is: alles wat gezegd wordt, blijft binnen de groep.”
Marina: “Ik maakte een paar keer mee dat ik ergens huurde, maar moest vertrekken omdat het gebouw werd verkocht. Een woning vinden is moeilijk als je niet meteen een borg kan betalen. Ik ging van krot naar krot.”
Viviane: “Je had de middelen ook niet.”
Marina: “Dat is nog steeds zo. “We geraken er ooit wel uit”, dat blijf ik al die tijd aan mezelf zeggen. Als invalide heb ik geen loonfiche. Huisbazen denken dan dat ik de huur niet zal kunnen betalen en weigeren mij.”
Viviane: “Ik had altijd een goede band met Marina. Ze is één van mijn oudste en beste vriendinnen. We zijn heel eerlijk met elkaar, klinkt het niet, dan botst het. We kennen elkaar al dertig jaar.”
Marina: “Viviane en ik zijn een Siamese tweeling. Onze vriendschap heeft ups en downs gekend. Op bepaalde momenten kon ik iets zeggen en deed Viviane toch haar zin. Of omgekeerd. Maar dat was vroeger.”
Viviane: “We hebben elkaar een paar jaar niet gezien door iets stoms. Maar alles is uitgepraat. Er zijn veel tranen gevloeid. Je bent mijn beste vriendin, ik hou van jou op een vriendschappelijke manier. Onze band gaat heel diep.”
Marina: “Daar komt niemand tussen.”

Het verhaal van Tuur Brijs

De enige echte Tuur Brijs is de officieuze burgemeester van Deurne - Noord. “Een halve eeuw woonde ik in hetzelfde huis in Kronenburg. Mijn leven speelde zich grotendeels in de wijk af. Mijn huis en mijn werk waren hier. Ik werkte in het depot van brouwerij Alken in de Tweemontstraat. Op vrijdagavond gingen we naar café Het Bootje, in dezelfde straat. Nu is dat een wassalon. Ik mocht namens het bedrijf een rondje geven aan alle werknemers. Wat hebben we daar gelachen. Op het hoogtepunt zaten we op vrijdag met 55 van de 60 personeelsleden in Het Bootje. We hebben daar veel plezier gemaakt. We speelden pitjesbak, 69, drie apen. En maar leuteren. Wie won, kreeg een pint. De ambiance was goed. We waren collega’s en gingen voor elkaar door het vuur. De buurt hing ook goed aan elkaar. Je buur gaf je kat of je hond wel eten tijdens je vakantie.”

Het verhaal van Maarten Meyer

“Ik geef les in Basisschool Immaculata in de Van Dornestraat. Mijn leerlingen zijn zo warm, zo echt, zo puur. Ze zeggen waar het op staat. Ook veel ouders zijn zo. Op een dag kwam ik met een lekke band op school aan. Een moeder bood spontaan aan om mijn fiets tijdens de schooluren naar het Buurtfietsenatelier te brengen. Een andere keer roept iemand me voor taart binnen als we met de rij passeren. En tijdens het Suikerfeest worden we op school overstelpt met lekkers. Als de zesdejaars de school verlaten, zal ik hoopvol, verdrietig en trots zijn. Ik weet dat ik als leerkracht alles doe wat ik kan. Ik laat hen hun talenten ontdekken en ontwikkelen. Mijn kinderen hebben het niet altijd makkelijk, ze krijgen vaak minder kansen. Maar ik denk nooit ‘ocharme’. Ik geef hen mee: ‘Ga er gewoon voor. En maak plezier.’ Hen afgeven, dat is heel intens. Maar ik ben ook blij omdat ze hun wereld zullen verruimen. En ik hoop dat ze alle kansen durven grijpen.”

Maarten MeyerVictoriano Moreno

Het verhaal van Hafida Dalaa

Hafida Dalaa werkt in Deurne-Noord en woonde er ook lange tijd. “Meer dan vijftien jaar werk ik in buurthuis Dinamo. Eerst als vrijwilliger, later als beroepskracht. Het buurthuis betekent heel veel voor mensen. Ze kunnen hier binnen springen voor een gezellige babbel. Je vindt hier altijd een luisterend oor. Mensen voelen zich hier welkom. Wat ik heel tof vind, is dat ze heel zorgzaam met elkaar omgaan. Dat is niet altijd even evident. Dinamo is een veilige plek voor hen.

Samenleven, dat vinden we belangrijk in een buurt die zo verscheiden is, maar waar je toch veel kracht uit kan putten. Ik woonde lang in dezelfde straat, de Ten Eekhovelei. Helemaal in het begin was het wel wennen, ik kende hier toen niemand. Ik kreeg wel een goeiedag van de overburen, maar voor de rest… Via de school van de kinderen leerde ik mensen uit de buurt kennen. En al gauw maakte ik vrienden in de straat. Ik zie hen nog steeds.

Mijn kinderen woonden hier heel graag. We hadden een grote tuin met achteraan een deurtje. Afspreken met kinderen van de buren was achter het muurtje veel spannender dan in de tuin zelf. Zo konden ze ook naar de parking van het Antwerps Sportpaleis. Vroeger was die nog heel rustig. De jongens gingen er sjotten, meisjes reden rond op hun fiets. Ik heb daar ook zelf leren fietsen, dat was een tof moment. In het begin voelde het aan als wonen op het platteland, met dat deurtje achteraan de tuin. Ik had zelfs mijn eigen moestuintje.”

Hafida DalaaVictoriano Moreno

Het verhaal van Johannes Faes

De halve wereld kent Johannes Faes aka. Tourist Lemc. Zijn roots mogen dan op de Seefhoek liggen, Johannes woonde ook enkele jaren op een boogscheut van het Bosuilstadion. En dat is sinds jaar en dag heilige grond voor hem.

“Mijn vrouw en ik kochten hier ons eerste appartement. We hadden een goeie tijd. Als ik in deze buurt kom, dan voel ik toch een zeker gemis. Het is geen nostalgie, wel een goeie melancholie. De atmosfeer van deze wijk spreekt me aan. Het is een gevoel, maar alles draait om gevoel. Ik heb zo’n gevoel ook in de Seefhoek, waar ik opgroeide. En in de oude stad, waar ik mijn plekjes heb."

"De nieuwe tribune op den Bosuil is geweldig. Als ze ooit het hele stadion rondmaken, wie kan daar dan aan tippen in België? (lacht) Dat is de typisch Antwerpse arrogantie. Tegelijk kunnen we onszelf ook goed relativeren. Maar als den 2 verdwijnt zal dat niet zonder een traantje zijn. Misschien kan het ooit niet anders, maar ik zal het heel spijtig vinden. Hier zitten het ouder volk, de jonge gasten én de harde kern. Ik heb hier altijd gezeten. Eerst met mijn vader, maar die verhuisde na een tijd naar de overkant. En sinds kort ik ben hem gevolgd."

"Op den 2 liet ik me makkelijk meeslepen. Vuisten en vingers in de lucht, schelden en vloeken: ik besefte goed wat dat allemaal betekende. Dat heeft misschien te maken met mijn achtergrond als maatschappelijk werker. De grens met fysiek geweld wordt dun, al is dat voor mij altijd een stap te ver geweest. Maar een match is altijd enorm uitleven. Je staat hier te dansen, te vloeken, te roepen en te tieren, allemaal dingen die elders niet kunnen. In groep staan brullen, de agressie eruit laten, je kwaadheid uiten: dat is een intens en uniek gevoel. Het heeft iets van een oer-emotie."

Tourist LeMCVictoriano Moreno

Het verhaal van Mohamed El Yafchi

In de Matheus Corvensstraat huist Al Ridaa, een vereniging met een moskee. Mohamed El Yafchi is er officieel penningmeester, maar zijn engagement als vrijwilliger reikt veel verder. En daar houdt het niet bij op: Mohamed is ook nog trainer bij de Taekwondo Tigers Deurne even verderop. “Ik heb al lang geen tijd meer voor TV. Of mijn vrouw het goed vindt dat ik zo vaak weg ben? (lacht) Zeker niet. Maar kijk, als je iets wilt realiseren als vrijwilliger, dan heb je tijd nodig.”

“Al Ridaa is meer dan een moskee. Daarom spreken we van een vereniging. We zijn er in de eerste plaats voor de jongeren. Onze jeugdwerking staat open voor iedereen. Jongeren gaan samen fietsen, kijken een film of doen een uitstap. De moskee kwam erbij omdat een aantal mensen wilde bidden.”
“Onze buurman had in het begin wel wat vragen bij onze komst. Maar toen hij ons beter leerde kennen, kwam het goed. Nu doet hij vaak een praatje met ons. Hij houdt ook alles in de gaten voor ons. En wij doen dat voor hem. Hij is negentig jaar en woont alleen. Samen met de andere bestuursleden kijk ik of zijn rolluik niet open of dicht blijft. We zorgen voor hem. Waarom? Het is een goede mens, we willen hem graag helpen. Dat doe je automatisch.”

“Dit leven is meer dan werken, naar huis gaan en de deur dichttrekken. Als de motor niet blijft draaien, dan rijdt de auto niet. We zijn met z’n allen op één aarde, hier moeten we samenleven. Heb je hulp nodig, dan komt die er als je deur openstaat. In ons geloof en in onze cultuur is je buurman als je broer. Je moet hem helpen. Als je contact zoekt, dan merk je dat er geen verschillen zijn. Het maakt niet uit welke religie iemand anders heeft. Ik hou van de andere. Er is veel miserie, dan is het belangrijk dat je er voor de mensen bent. Anders is het ‘ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken’. Dat is egoïsme.”

Mohamed El YafchiVictoriano Moreno

Het verhaal van Fabio de Souza Texeira

De pastorij in de Van Dornestraat is weer bewoond. Sinds vorig jaar leven hier drie paters, scheutisten meer bepaald. Maak kennis met Fabio De Souza Texeira uit Brazilië, Ghislain Toussé Poafo uit Kameroen en Thomas Hendriks uit Indonesië.

Ghislain: “Op een dag vroeg mijn overste me of ik naar België wilde gaan. Omwille van mijn gehoorzaamheid heb ik ‘ja’ gezegd. Wat ik dacht toen ik die vraag kreeg? (lacht) Ja, ik wist dat België een geseculariseerde maatschappij is. Ik wist ook dat mijn taak niet zo makkelijk zou zijn. Maar ik vond België wel een grote uitdaging. En die wilde ik aangaan. Uitdagingen zijn altijd een bron van groeien. Ik doe mijn best om mijn identiteit als religieuze te tonen aan de mensen. Ik vind de meesten aangenaam en sympathiek. Goede en slechte mensen heb je overal. Ook het klimaat is trouwens een uitdaging. Ik moet veel truien kopen. (lachen allemaal)”

Thomas: “Soms heeft één dag hier vier seizoenen. De koude kan het gelaat van iemand veranderen. In de zomer zijn de mensen meer ontspannen.”

Fabio: “Brazilië is het grootste katholieke land ter wereld. De kerk in België is niet dood, maar het aantal kerkgangers daalt wel. Er is nog wel een grote bewondering voor de kerk, maar vaak in het verleden. De vraag is hoe we ons verhaal kunnen vertalen naar vandaag. Of ik daar een antwoord op heb? Misschien is het wel onze levenslange missie.”

Thomas: “Ik werk hier mee aan de interreligieuze dialoog tussen christenen en moslims. Zo bezocht ik al de Bosnische moskee in de Ten Eekhovelei en de Attaqwa-moskee. Ik denk dat het bisdom mij deze taak gaf omdat ik uit Indonesië kom, het land met de grootste moslimbevolking ter wereld. Wat ik leerde in Indonesië kan ik misschien gebruiken om hier met de moslimgemeenschappen samen te werken. Ik wil in de eerste plaats een goed persoonlijk contact opbouwen. Daarom ga ik de mensen zelf bezoeken.”

Fabio De Souza Texeira Ghislain Toussé Poafo en Thomas HendriksVictoriano Moreno

Het verhaal van Julia De Battist

Julia De Battist ademt de geschiedenis van Deurne. En ze vertelt graag, verhalen over de tijd van toen in de enige taal die daarbij past: sappig Antwerps. Zowel de bittere oorlogsjaren als de decennia van optimisme die erop volgden maakte ze bewust mee.

“Tijdens de oorlog woonde naast ons een joodse familie. Dat ‘jodeke’ was mijn speelkameraadje. We kregen geregeld korstjes van de vrouw van de kaaswinkel. Op een dag bleek ze die joodse familie verraden te hebben. De SS’ers gooiden hun meubels van boven op de camion. Mijn vriendje gooiden ze er gewoon bij. We hebben die mensen nooit meer teruggezien. Als kind vergeet je zoiets niet.”

“Tijdens de bevrijding zaten de Amerikanen in de Lakborslei. Mensen kregen er oude ‘frakken’ en dekens van de soldaten. Daarvan maakten ze kleren voor hun kinderen. In de ‘cabinekes’ rond het zwembad werden de krijgsgevangenen gezet. Die Duitsers werden verplicht te kijken naar films over de kampen. Er waren er bij die van hun zelve gingen. Ja, dat waren rare tijden.”

“Na de oorlog hernam stilaan het gewone leven. Zo had je de bende van Kerkeveld die het opnam tegen die van Ruggeveld. Dat was de ordinaire kant tegen de chique kant. Ging je naar de cafés van Kerkeveld, dan ging je zeker niets drinken in Ruggeveld en omgekeerd. Dat was soms vechten, hoor, die twee tegen elkaar. Ik zal toen een jaar of zestien, zeventien geweest zijn. ‘Ons vokke’, de tweede man van mijn moeder, dat was er ene van ’t Ruggeveld. Hij was een goeie mens, maar ooit kwam hij thuis nadat hij mee was gaan vechten tegen ’t Kerkeveld. Je had hier toen overal grindwegen, dat waren nog geen mooie straten als nu. Zijn gezicht hing vol grind nadat ze met een schoen op z’n gezicht hadden gestampt. Ja, dat waren harde gevechten.”

“In Deurne had je De Kimba en De Freddy. Café De Freddy, dat was op de Turnhoutsebaan over het oud gemeentehuis. Als je graag ging jiven dan moest je naar De Freddy. Dat mocht ik niet van thuis, hé. Ik had stiekem gespaard voor een ‘punaisenbroek’ zoals ze een jeans toen noemden. Die broek lag bij mijn vriendin. Ik vertrok thuis met mijn ‘sjakosjke’, ‘kouskes’ en schoon kleedje. En bij mijn vriendin deed ik mijn jeansbroek aan. En ‘basketbalsloefen’, anders kon je niet jiven. En dan gaan dansen bij De Freddy.”

Julia De BattistVictoriano Moreno

Het verhaal van Balendra Gurung en Nanda Kumari Gurung

De Nepalese burgeroorlog bracht Balendra Gurung en Nanda Kumari Gurung naar België. Nadat ze jaren gescheiden waren van hun kinderen – en Balendra ook van zijn vrouw – genieten ze nu met volle teugen van het herwonnen familiegeluk. Dat doen ze thuis in Deurne-Noord, maar ook bij Tamu Samaj, de vereniging van alle Gurungs in België. De Gurungs of Tamu vormen één van de Nepalese kasten.

Balendra: “Ik verhuisde drie jaar geleden van Antwerpen naar Deurne. Ik kende de buurt al, want ik was ooit vrijwilliger bij buurthuis Dinamo. De stad was te druk voor mij, hier is het rustiger. Mijn buren zijn heel vriendelijk en behulpzaam.”

Nanda: “De mijne ook. Ik kan niet met de auto rijden. Toen ik mijn moeder in Nepal wilde bezoeken, bracht mijn buurman David me naar de luchthaven. Fijn, hé? Hij is een heel goede man.”

Balendra: “Lange tijd kon ik niet naar Nepal reizen. In 2000 ontvluchtte ik mijn land omwille van de burgeroorlog. Ik werd persoonlijk bedreigd en moest weg. Mijn vrouw was één maand zwanger van ons eerste kind en bleef daar bij haar ouders. Ik zag mijn zoon voor het eerst toen hij elf jaar was. Toen konden mijn vrouw en zoon naar België komen. Voor mijn vrouw was het eerst wel moeilijk hier, maar nu is het goed. Mijn zoon Baldip had het aanvankelijk moeilijk om mij te accepteren als zijn vader. Na elf jaar is het heel moeilijk om elkaar te begrijpen. Maar nu is het in orde, we zijn elkaar gewoon geraakt.”

Nanda: “Ook ik moest Nepal ontvluchten tijdens de oorlog. Mijn man en ik kwamen naar hier, onze drie kinderen konden bij hun grootouders blijven. Negen jaar was ik van hen gescheiden, dat was heel moeilijk. Maar nu zijn we een happy family. Mijn drie kinderen werken en mijn dochter gaat trouwen. Met een piloot!”

Balendra: “Met onze vereniging Tamu Samaj streven we naar de verbroedering van Belgen en de Nepalese gemeenschap hier. In België leven drieduizend Nepalezen, waaronder duizend Gurungs. Alleen al in Deurne zijn er zeker vijftig Nepalese gezinnen. We geven onze culturele tradities door aan onze kinderen. Als ze hier geboren zijn, begrijpen ze die niet altijd.”

Nanda: “Als mama en papa Nepalees willen spreken, zeggen ze: "Nee, nee. Ik ben Belg, ik spreek Nederlands.”

Balendra: “Maar cultuur is een grote rijkdom voor de mens. Zonder taal en cultuur ben je niets.”

Balendra Gurung en Nanda Kumari GurungVictoriano Moreno

Het verhaal van Louis Lambert

In 1957 werd Antwerp voorlopig voor het laatst kampioen in eerste klasse. Louis Lambert was er toen als speler bij en woont nu nog steeds in de schaduw van de Bosuil. Als gevolg van die titel mocht Antwerp voor Europacup I de wei in tegen het grote Real Madrid. Louis neemt ons mee terug naar die memorabele confrontatie meer dan zestig jaar geleden.

“We hadden geluk dat we trokken tegen Real Madrid. De mensen zegden: "Amai, tegen Madrid, ge gaat eruit liggen, hé."
Maar ik lag er liever uit in de eerste ronde tegen Madrid, dan dat we tegen Lille, Breda of Feyenoord moesten spelen. Hoeveel zijn er die kunnen zeggen dat ze tegen Real Madrid hebben gespeeld? Dat was fantàstisch. Zijt ge daar al geweest, in het Bernabeustadion? Dat is ongelofelijk, als je daar binnenkomt... Dat zijn drie tribunes boven elkaar, allemaal tot tegen het plein. Als wij er speelden, zat er 88.000 man. De Fik (Vic Mees) zei: "Louis, wat is dat hier?" Die mannen hadden al vijf jaar geen enkele thuismatch verloren. Ik zei: "We gaan hier een patat krijgen. Mijn knieën bibberen al." Dat hadden we nog nooit meegemaakt. Dat volk. En dat stadion. Daags voordien mochten we er gaan trainen. Ze gaven ons een rondleiding. Die cabine was twintig meter lang en vijftien meter breed, met vijftien douches en twee massagetafels!”

“Ik denk dat we een kwartier bezig waren en we stonden al 4-0 achter (uiteindelijk werd het 6-0). Ik stond tegen Gento en zei tegen Vic Mees: "Fik, ik heb die nog niet gezien. Elke keer is dat van ‘fwiet’ (blaast en imiteert een snelle loper), hij is weeral voorbij." Dat had geen naam. Ik had enkel gevoeld dat hij naast mij stond. Ge zult dat zo niet meer weten, maar dat was de tijd van Zàrraga, Domìnguez, Di Stefano en Gento. Amai, amai, dat was een straffe ploeg."

“In de gazet schreven ze dat ze compassie hadden met Louis Lambert omdat ik tegen de snelste linkerflank van Europa speelde. Maar in de heenmatch thuis was ik sneller dan hij. Ik denk dat ze toen iets in mijn koffie hadden gedaan. Ik kreeg de 'kleine Oscar' in de krant. We speelden toen ongelofelijk goed. We verloren maar met 1-2 en we hadden zelfs 2-2 kunnen spelen. Louis Verbruggen was alleen door, had alleen nog Santamaria voor zich en lobde de bal over hem. Plots sloeg hij er met zijn hand naar, anders hadden we kans op 2-2. Maar ginder was het dus wat anders, hoor, amai.”

“Nu besef ik pas wat ik allemaal heb gerealiseerd. Die matchen tegen Real Madrid, de titel, de beker,… toen leek dat niet zo speciaal. Maar wij speelden wel een Europacupmatch tegen Real op de Bosuil voor 60.000 man. Stadionverlichting was er toen niet dus speelden we op een woensdagnamiddag om drie uur. De hele stad lag plat. Ford en Opel sloten gewoon hun fabriek. Mijn zoon zegt soms nog: “Pa, gij weet niet hoe goed gij vroeger wel kon sjotten.”

Louis LambertVictoriano Moreno

Het verhaal van Chantal Tabary

Residentie Bosuil is het hoogste gebouw van Deurne. Conciërge Chantal Tabary waakt over het samenleven van de bewoners van 88 appartementen en studio’s. Dat doet ze al 24 jaar.
“Mensen komen met allerlei vragen bij mij, ook over medebewoners (lacht). Maar ik probeer hen in eerste instantie altijd zelf de problemen te laten oplossen. Blijft het licht op het ‘halleke’ branden?” Hang dan een briefje op de deur van de buur met de vraag om het licht uit te doen. Meestal doen mensen dat niet, want dan worden ze geconfronteerd. Geur is ook een terugkerende klacht. Wij hebben hier Afrikanen, Chinezen, Polen, Russen, Tsjetsjenen, Nepalezen, Nederlanders ook. Die mensen koken anders, hebben andere kruiden. En dat ruikt ook anders, daar durven mensen wel eens over te reclameren. Maar ook dan moet je gewoon eens bellen bij je buren.”

“Op een dag stond een bewoner aan mijn deur: “Er loopt water langs de keuken naar binnen, langs het schachtje van de buizen.” Dat bleek te komen van een appartement drie verdiepingen hoger, op het twintigste. Ik deed de deur open, dat was gewoon een sauna. De kraan van de warmwatertoevoer in de kast was eraf gesprongen. (lacht) Die mevrouw was een uur weg en je kon er nog amper binnen. Het papier in de living krulde van de muren. Ze had net nieuwe kurk laten leggen, een nieuwe keuken, de meubelen: alles moesten ze wegdoen. Ik ben toen een aantal mensen gaan optrommelen, de goeie vriendinnen uit de blok, en we zijn dan gaan kuisen. Dat was fenomenaal. (lacht)”

“Met sommige bewoners heb ik een heel goeie band. Annie noemt me haar tweede dochter. En Betty komt me vaak vragen of ik iets nodig heb van de markt of de winkel. Er zijn een aantal bewoners die geregeld een ‘klapke’ komen doen, bijvoorbeeld als ik aan het poetsen ben in de hal beneden. Die hal moet ik trouwens echt wel elke dag poetsen. Je kan het je niet voorstellen hoe die er uitziet op maandagochtend. Hier woont dan ook een hele straat, hé. 88 nummers, dat is een hele straat die door de liften en de gang gaat.”

Chantal TabaryVictoriano Moreno

Het verhaal van Paola Martelloni

Paola Martelloni was jarenlang – samen met haar kompaan Peter – de drijvende kracht achter Buurtgroep Du Mont-Van Reyen. Paola woont in de Du Montstraat en ze merkt dat die samen met de omliggende straten een aparte buurt vormt. “Eigenlijk is dit wonen in de stad met de mentaliteit van op ‘den buiten’. Iedereen kent iedereen, iedereen weet ook alles van elkaar. Toen ik hier net woonde, werkte ik nog zes op zeven en had ik heel weinig contact met de buren. Toch wisten ze meer van mij dan dat ik van mezelf wist. En ze waren meteen al begaan met mij, "Je bent toch zo laat thuis", hoorde ik wel eens. En omdat dat zo'n fijn contact was, besloot ik samen met Peter, een andere bewoner, iets te doen met de buren. Daarom zijn we met onze Buurtgroep Du Mont-Van Reyen gestart. Die bestaat nu al meer dan vijftien jaar. Zo leerde ik de buurt nog beter kennen.”

“Onlangs hebben we de leiding van de buurtgroep overgelaten aan jongere mensen met kinderen. We merkten dat we met onze activiteiten minder en minder volk trokken. Die jongere mensen hebben misschien een andere visie op buren bij elkaar brengen. Zij hebben aan de schoolpoort ook contact met andere ouders. Ik hoop echt dat zij het weer wat levendig kunnen maken. De stap opzij was een moeilijke stap. Op ons allerlaatste feest als organisatoren bedankte iedereen ons voor alles wat we al die jaren hebben gedaan. Voor mij was dat een emotioneel moment. Ik heb een heel pak herinneringen aan die jaren. Peter en ik waren altijd samen op stap, mijn man en zijn vrouw bleven meer op de achtergrond. Veel mensen dachten jaren dat wij een koppel waren. Als hij met zijn vrouw op stap was en ik met mijn man, waren mensen geneigd om te gaan roddelen. (lacht) Tot op een ogenblik iemand zijn stoute schoenen aantrok en me aansprak: "Nu willen we toch eens iets weten." Daar hebben we het op ons afscheidsfeest nog over gehad en we hebben er eens goed om gelachen. Op zo'n moment voel je dat dorpsgevoel weer.”

Paola MartelloniVictoriano Moreno

Het verhaal van Ignace Bruggeman

Overlast en samenlevingsproblemen, dat is waar Ignace als buurtregisseur van Deurne-Noord dagelijks mee aan de slag gaat. Maar Deurne-Noord is niet alleen zijn werkterrein, hij woonde er ook de eerste dertig jaar van zijn leven. Toen verhuisde hij naar wat officieel Deurne-centrum is. Ook The Powerhouse Gym vinden we daar. Hier komt Ignace al heel lang “gewichten heffen.” Een reclamebord tegen een garagepoort verraadt dat in dit rijhuis een gymclub huist. Bij het binnenkomen, passeer je meteen de toog van waarachter uitbater Danny de boel in de gaten houdt. Iedereen, maar dan ook iedereen, schudt alle aanwezigen de hand bij het binnenkomen. Hier wordt vooral heel gewoon gedaan. Kleerkasten en ongetrainde types sporten hier naast elkaar. “We hebben geen massa klanten, maar ze zijn wel heel trouw”, vertelt Danny. Eén van hen is Ignace: “Als ik geen pauze had genomen tijdens mijn studies, dan zat ik in de top-20 van oudste leden.”

“Dit is nog zo'n lokale familieclub. Je bent er geen anoniem nummer als in de ketens. Iedereen kent elkaar hier bij wijze van spreken bij de voornaam. Flikken, dokwerkers, jonge gasten,... hier vind je Deurne's finest. Zelfs degenen die niet meer in Deurne wonen, komen nog terug. "Hier zijn we thuis", lachen, zwansen en tussendoor wat trainen. Met de jaren merk je dat dat lachen en zwansen belangrijker wordt dan het trainen. (lacht) Als je in het archief zoekt op de voornaam Patrick, dan ga je er heel veel vinden, zeker bij de oud-leden. Alle Patricks hadden een bijnaam om de simpele reden dat er zoveel gasten waren die Patrick heetten. (lacht) Je had bijvoorbeeld ‘den Dubbele’ of ‘Pat Karat’. Welke Patricks had je nog? (denkt na) Soit, heel veel Patricks. (lacht)”

Aan de berichtenmuur hangen meeneembriefjes van een interimkantoor. Dakwerker, wegenwerker, staalbouwmonteur: er wordt duidelijk spierkracht gezocht. “Een multiculturele club zijn we ook”, vertelt Danny. Hij monstert de zaal: “Polen, Marokko, Roemenië, Afghanistan. Gisteren waren Jawad, Abdel Baardje en Kleine Rachid hier nog. We hebben hier zelfs nog de drie profeten gehad: Mohammed, Abraham en Jezus.” Bij die laatste knikt hij in de richting van Ignace, zijn rijzige klant met baard en lang haar. “Ooit kwam ik hier heel veel, elke dag anderhalf uur”, blikt Ignace terug. “Nu ben ik blij met twee keer drie kwartier per week. Hoewel, dit is al mijn derde keer deze week.” “Ja, ge zijt uw best aan ’t doen”, stelt Danny niet zonder enige ironie vast.

Ignace BruggemanVictoriano Moreno