GRUP REGIOSTELPLAATS ANTWERPEN-OOST | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage IIIa: toelichtingsnota 1. Inhoudsopgave 2. Inleiding 2.1. Algemeen
Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (gewestelijk RUP) in de zin van het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 en latere wijzigingen. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat:
Het grafisch plan (Bijlage I) en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (Bijlage II) hebben verordenende kracht. De teksten en grafische plannen van de toelichtingsnota (Bijlage III) hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Om dit gewestelijk RUP te kunnen realiseren wordt een onteigeningsplan bijgevoegd. Het onteigeningsplan (Bijlage IV) bevat:
2.2. Onderwerp en situering
Onderwerp van dit gewestelijk RUP is de herbestemming van de AWV site en aanliggende gronden tegenover de Makro Deurne in functie van de aanleg van een regionale tramstelplaats voor de Lijn. Het gewestelijk RUP fungeert eveneens als kader voor de inrichting van het betreffende gebied. Het plangebied is gesitueerd op de gemeentegrens tussen Antwerpen (Deurne) en Wijnegem, ter hoogte van de kruising van de A. Van de Wielelei/Turnhoutsebaan met de Houtlaan/Krijgsbaan. Figuur 1 Situering t.o.v. geplande uitbreiding tramnet
Concreet wordt het gewestelijk RUP als volgt afgebakend:
3. Toelichtingsnota 3.1. Aanleiding tot opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
De aanleiding tot de opmaak van dit gewestelijk RUP is de uitbreiding van het tramexploitatienet voorzien in het Masterplan Antwerpen en de hieraan gekoppelde nood aan een nieuwe werk- en stelplaats voor het stallen van de noodzakelijke bijkomende grote capaciteitstrams tegen eind 2008. Een uitbreiding van deze stelplaats moet mogelijk zijn voor de bijkomende 40 grote capaciteitstrams ten gevolge van het Pegasusplan (2010-2025) met o.a. een tramlijnverlenging naar Malle en Ranst. 3.2. Locatiekeuze voor de regiostelplaats
De situering van het plangebied van dit RUP is bepaald aan de hand van een uitgebreide locatiestudie voor de nieuwe regionale tramstelplaats. Naast ruimtelijke aspecten, werden hierbij eveneens eisen rond operationele werkbaarheid en beschikbaarheid in rekening genomen. Aan de hand van uitsluitingscriteria en vervolgens een multicriteria-analyse van de overgebleven plekken werd de meest wenselijke locatie bepaald. In eerste instantie werden locaties in en rond Antwerpen gezocht die qua oppervlakte en huidig gebruik als potentieel beschouwd konden worden. Volgende sites voldoen hieraan:
Figuur 2 Potentiële locaties
Van de verschillende locaties werd een selectie gemaakt aan de hand van 2 uitsluitingscriteria:
Op basis van de uitsluitingscriteria werd de lijst vernauwd tot volgende locaties: Satenrozen (Kontich), Silvertopstraat (Antwerpen – Kiel), Electrabel (Antwerpen Pretoriastraat) en AWV (Antwerpen – Deurne en Wijnegem). Uitgaande van de geografische ligging van de bestaande stel-en werkplaatsen werd geopteerd om het locatieonderzoek toe te spitsen op terreinen ten oosten van Antwerpen. De Lijn beschikt immers reeds over een tramstelplaats in Hoboken (Zwaantjes) en Antwerpen – Noord (Punt aan de Lijn) en locaties ten westen voldoen immers niet aan het uitslutingscriterium ‘voldoende uitwijkmogelijkheden en garantie voor continuïteit in de exploitatie’. De verschillende overgebleven locaties werden op vlak van operationele werkbaarheid, hinder op de lokale omgeving en tijdige beschikbaarheid tegenover elkaar afgewogen. Uit deze afweging werd de site A. Van De Wielelei/Houtlaan als beste optie weerhouden. Deze site ligt op voldoende afstand van de andere tramstelplaatsen, beschikt over voldoende capaciteit, zal op korte termijn aangesloten kunnen worden op het exploitatienet, is geschikt bevonden voor interventies van de technische diensten, is aanvaardbaar wat betreft ‘verloren kilometers’ en zal geen wezenlijke hinder vormen voor de lokale omgeving. Door de uitbouw van een tramstelplaats op de site A. Van De Wielelei/Houtlaan zal er zowel ten noorden, ten zuiden als ten oosten van Antwerpen voldoende stelcapaciteit zijn.
3.3 Ruimtelijke en verkeerskundige context
Kaart 0 Situering plangebieden 3.3.1 Ruimtelijke context
Het projectgebied is gelegen tussen de bebouwing van Deurne ( ten westen ) en Wijnegem ( ten oosten ) en sluit aan op de kleinhandelsconcentratie Wijnegem Shopping Center (WSC) en Makro. De directe omgeving van het projectgebied wordt naast de kleinhandelsconcentratie in grote mate gekenmerkt door de Fortvlakte en Kasteeldomein Ertbrugge – Zwarte Arend. De Houtlaan/Krijgsbaan en A. Van de Wielelei/Turnhoutsebaan zijn eveneens karakteristiek voor de omgeving. De Fortvlakte ligt in oostelijke richting tegenover het projectgebied. De vlakte wordt gekenmerkt door verruigd grasland met verspreid opgaande beplanting. Het fort dat deze ruimte oorspronkelijk innam, maakte deel uit van de Brialmontgordel. De R11 verbindt de fortvlakte en de resterende 7 forten met elkaar. De tip van het inmiddels verdwenen fort ligt aan de westzijde van de Houtlaan en maakt deel uit van het projectgebied. De footprint van het fort is nog enkel op kaart- en fotomateriaal herkenbaar in de opgaande begroeiing en wegenstructuur. Het kasteelpark Ertbrugge ligt ten noordwesten van het projectgebied. Beeldbepalend zijn het kasteel zelf en de toegangsdreef. Het landschap rondom het kasteeldomein is agrarisch van karakter. 3.3.2 Verkeerskundige context
Het projectgebied is gelegen aan een kruispunt van twee belangrijke wegen: de radiale invalsweg A. Van de Wielelei-Turnhoutsebaan (Antwerpen-Wijnegem) en de tangent Houtlaan-R11. De Houtlaan-R11 verknoopt in zuidelijke richting met het hoofdwegennet (E313 en E34) en is bijgevolg een belangrijke verbinding voor de noordelijk gelegen woongebieden (Schilde, Schoten en ’s Gravenwezel) evenals voor de industriële bedrijvigheid rond het Albertkanaal. Het profiel en snelheidsregime van deze weg is volledig gericht op de verbindingsfunctie. Het profiel bestaat uit 2x2 rijvakken, gescheiden door een groene middenberm en aan weerszijden geflankeerd door een pechstrook. Het snelheidsregime bedraagt 90 km/uur op de Houtlaan en 70 km/uur op de R11. De August Van de Wielei vervult voornamelijk een belangrijke functie als openbaar vervoeras maar ook voor auto- en fietsverkeer is het een druk bereden route. Het huidig profiel is klassiek opgevat (2x2 rijvakken gescheiden door een groene middenberm en aan weerszijden geflankeerd door een parkeerstrook en fietspad) maar de geplande herinrichting ten gevolgde van de tramverlenging (Masterplan Antwerpen) voorziet in een profiel dat meer gericht is op de toegewezen functie van de weg. Aangezien de selectie door de provincie de nadruk legt op openbaar vervoer en langzaam verkeer zal de weg er ter hoogte van het plangebied na de herprofilering als volgt uitzien: symmetrische opbouw rond een centrale vrije tram- en busbaan geflankeerd door een bomenrij, met 2x2 rijvakken en uiterst decentraal aan weerszijden een dubbelrichtingfietspad gescheiden van de rijweg door een bomenrij.
3.4 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 3.4.1 De bindende bepalingen
In het kader van dit project zijn volgende selecties van toepassing:
Antwerpen is in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen geselecteerd als grootstedelijk gebied. De naamgeving verwijst naar de centrale gemeente binnen het stedelijk gebied. De stedelijke gebieden kunnen één of meer gemeenten of delen ervan bevatten. In de hypothese van afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen (eindversie 15 april 2005) is de grenslijn zodanig opgevat dat het plangebied van het gewestelijk RUP Regiostelplaats Antwerpen-Oost in het grootstedelijk gebied is gelegen. Een deel van het plangebied van dit RUP is gelegen in de reservatiestrook voor de A102 die in het RSV geselecteerd is als een aan te leggen hoofdweg. Aansluitend op de A102 is in de reservatiestrook een bundeling met de 2de spoortoegang van de Antwerpse haven voorzien. Deze infrastructuren (hoofdweg, spoorweg en een leidingenstraat voor de bundeling van pijpleidingen) zullen naar alle waarschijnlijkheid deels overlappen met de zone voor gemeenschaps-en openbare nutsvoorzieningen zoals voorzien in dit RUP. De inplanting van gebouwen interfereert niet met deze infrastructuurbundel maar de aanleg van de tramsporen wel. De tracés van de A102, de 2de spoortoegang en de leidingenstraat werden onderzocht in het voorontwerp gewestelijk RUP 2de spoorontsluiting. Dit voorontwerp werd voorgelegd op een plenaire vergadering op 07/02/2002. Ondertussen werd bijkomend onderzoek gevraagd naar de tweede spoorontsluiting zodat een nieuwe plenaire vergadering zal worden gehouden. Een concrete datum is echter nog niet vastgelegd. Rekening houdend met de bindende selectie van de A102 en 2de spoortoegang in het RSV worden deze infrastructuren meegenomen in het gewestelijk RUP voor de regiostelplaats.
3.4.2 Het richtinggevend gedeelte
Doelstellingen Eén van de basisdoelstellingen van het RSV is het optimaliseren van de bestaande verkeers- en vervoersinfrastructuur waarbij de ruimtelijke condities worden gecreëerd voor het verbeteren van het collectief vervoer en de organisatie van vervoersgenererende activiteiten op punten die ontsloten worden door openbaar vervoer. Volgende doelstellingen m.b.t. mobiliteit en lijninfrastructuur worden vooropgesteld: versterken van alternatieven voor het autoverkeer, optimaliseren door categorisering van het wegennet, een mobiliteitsbeleid gericht op beheer van het verkeer. Ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke gebieden Voor de stedelijk gebieden zijn verschillende ontwikkelingsperspectieven van toepassing, waaronder deze rond stedelijke mobiliteit en locatiebeleid Onder de uitgangspunten om duurzame mobiliteit in stedelijke gebieden te bewerkstelligen worden genoemd: het garanderen van de noodzakelijke bereikbaarheid en het verminderen van de automobiliteit door het verbeteren van de kwantitatieve en kwalitatieve ruimtelijke condities voor de alternatieve vervoerswijzen en het optimaliseren van de grotendeels bestaande infrastructuur. Specifiek wordt belang gehecht aan o.a. betere uitwisseling tussen de verschillende vervoersmodi, kwaliteitsverbetering en capaciteitsuitbreiding van het stads-en streekvervoer. Selectie van wegeninfrastructuur Aanvullend op de selecties die in het bindend gedeelte zijn opgenomen werd in het richtinggevend een niet limitatieve selectie van primaire wegen II opgenomen. Naast de bindende selectie van de A102 en de 2de spoortoegang is voor het project de selectie van de R11 (Krijgsbaan/Autolei/Houtlaan) van aansluiting 18 A13 (Wijnegem tot N12 (Schilde) als primaire weg II van belang. Ontwikkelingsperspectieven voor infrastructuur voor voorstedelijk vervoer in Antwerpen en voor collectief vervoer in het buitengebied. In het richtinggevend gedeelte (III.4. Lijninfrastructuur) zijn specifieke ontwikkelingsperspectieven opgenomen voor infrastructuur voor voorstedelijk vervoer in Antwerpen en voor collectief vervoer in het buitengebied.
3.5 Andere relevante beleidsplannen 3.5.1 Ruimtelijk structuurplan provincie Antwerpen
Opgesteld door: Studiegroep Omgeving In opdracht van: Provinciebestuur Antwerpen Statuut: Definitief vastgesteld en goedgekeurd bij MB Datum: 10 juli 2001
In het kader van dit project zijn volgende selecties van toepassing:
In de gewenste ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur wordt de verdichting van het openbaar vervoer op provinciaal niveau als één van de uitgangspunten naar voor gebracht. Deze optimalisatie houdt in dat het provinciaal verbindend netwerk het basisraster vormt waarvan het intergemeentelijk netwerk de mazen verfijnt waar nodig. De lokale ontsluitende netwerken voeden de knooppunten van het raster. Uitgangspunten hierbij zijn o.a.: verdichting van het openbaar vervoer op provinciaal niveau, een geïntegreerde benadering van ruimtelijke ordening, mobiliteit en infrastructuur, bundeling van infrastructuren en afstemming van verschillende modi. In de gewenste landschappelijke structuur wordt de binnenste fortengordel als bakenreeks getypeerd. Een bakenreeks is een gestructureerd geheel van bakens waar een globale gebiedsgerichte benadering wenselijk is. De bakens zijn visuele blikvangers die als oriëntatiepunt functioneren in het landschap. Het ruimtelijk beleid ten aanzien van de bakens richt zich op het behoud en de versterking ervan. 3.5.2 Mobiliteitsplan Vlaanderen
Opgesteld door: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - mobiliteitscel In opdracht van: Vlaamse regering Statuut: Definitief vastgesteld en goedgekeurd bij MB Datum: oktober 2003
Uitgangspunt van het Mobiliteitsplan Vlaanderen is duurzaamheid. Die wordt vertaald in vijf uitdagingen voor de toekomst waaronder ‘vlot thuis en op het werk geraken’ en ‘wie zich wil verplaatsen moet dat ook kunnen, in veilige omstandigheden en zonder anderen last te berokkenen, de natuur en het milieu inbegrepen’. Het Mobiliteitsplan Vlaanderen schuift daarvoor een vijftal pakketten maatregelen naar voren, waarbij op korte termijn prioritair werk wordt gemaakt van de veiligheid en de bereikbaarheid. Zo moeten er meer en betere vervoersalternatieven komen. Om het autoverkeer terug te dringen moet ook de kwaliteit van de vervoersalternatieven zoals het stads-en streekvervoer worden verhoogd.
3.5.3 Masterplan voor de mobiliteitsproblemen in Antwerpen
Statuut: Goedgekeurd door de Vlaamse regering Datum: 15 december 2000
De doelstelling van het Masterplan is een inzicht te bieden in de verkeersproblemen anno 1997 en de evolutie daarvan, de huidige en toekomstige gevolgen in te schatten, een multimodale inventaris aan te bieden van mogelijke oplossingen, instrumenten aan te bieden om die oplossingen te evalueren, prioriteiten te stellen voor alle vervoersmodi, de budgettaire impact in te schatten en alternatieve financieringswijzen voor te stellen. Uitgaande van de beoordeling van de grote ingrepen op hun probleemoplossend vermogen inzake congestie en bereikbaarheid of hun potentiële waarde als alternatief voor het wegvervoer werden voor de globale oplossing (horizon 2010) de ‘prioriteiten der prioriteiten’ geselecteerd. Aan de hand van een multimediaal verkeerssimulatiemodel werden deze maatregelen gesimuleerd. Na uitvoering van de prioriteiten der prioriteiten vallen de belangrijkste congestieproblemen voor lange tijd weg. Met de goedkeuring van het Masterplan door de Vlaamse regering dd 15 december 2000, werd het fiat gegeven voor de uitbreiding van de tramlijnen naar de eerste gordel randgemeenten. Andere projecten die binnen het Masterplan worden uitgevoerd zijn de sluiting van de Ring over noord, de optimalisatie van de Singel, de herinrichting van radiale gewestwegen en aanpassingswerken aan het Albertkanaal. De uitbreiding van het tramnet vereist de inzet van bijkomend materieel. De bouw van een nieuwe werk- stelplaats kadert in die zin binnen het Masterplan.
3.5.4 Streefbeeld voor de R11
Voor het wegvak in Wommelgem werd gekozen voor een herinrichting in functie van de taak als feeder voor de autosnelweg. Voor openbaar vervoer en de doorgaande fietser zal een alternatief worden voorzien tussen N116 en N12 ten westen van de autolei. Het streefbeeld gaat uit van een nieuw concept voor de E313, nl. scheiding van het doorgaand en het grootstedelijk verkeer. Enkel laatstgenoemde wordt aangesloten op het knooppunt en ontsluiten tevens alle flankerende bedrijventerreinen. De vrije tram- en busbaan van de ov-corridor wordt voorzien op de rand van de parking van Makro, naast het tracé van de tweede spoortoegang/A102. Het is de bedoeling dat deze infrastructuur aantakt op de geplande tramlijn op de A. Van de Wielelei en de tramstelplaats. Met de N12/N122 (A. Van de Wielelei / Turnhoutsebaan) wordt op lange termijn een ongelijkvloerse kruising voorzien met een tunnel voor de noord-zuidelijke verbinding. Hiervoor zijn onteigeningen aan weerszijden van de weg noodzakelijk. Op de Houtlaan wordt erfontsluiting afgebouwd; wel wordt ter hoogte van de Ertbrugge de mogelijkheid open gehouden om de stelplaats rechtstreeks te ontsluiten via een rechts-in en rechtsuit. Ten noorden van de tunnelmond is profielaanpassing voorzien in functie van een toekomstige ov-baan in de middenberm (lange termijn). Deze ov-baan dwarst de rijweg om aan te sluiten op het plangebied van het GRUP Regiostelplaats Antwerpen-Oost.
3.5.5 Beleidsplannen en studies van De Lijn
De beleidsvisie van De Lijn is o.a. vervat in het Masterplan Antwerpen en het Pegasusplan. Conform de beslissing van de Vlaamse Regering wenst De Lijn met de uitvoering van het Masterplan Antwerpen (horizon 2010) tramlijnverlengingen te realiseren naar de eerste gordel van randgemeenten. Verlengingen naar Hemiksem Kontich, Boechout, Borsbeek, Wommelgem, Wijnegem, Ekeren en Linkeroever-noord en zijn in studiefase of reeds in uitvoering. Voor de aanleg van de tramlijn naar Wijnegem (tot aan Krabbershoek) is het ontwerp uitgetekend. De aanleg van dit project is gepland om aan te vangen medio 2006 en afgewerkt te zijn in de loop van 2008. Het Pegasusplan (De Lijn, 30 juni 2003) zet de lijnen uit voor de periode 2010-2025. Basiselementen zijn de uitbreiding van het bestaande tram-en busnet en de introductie van een bijkomend sneltramnet met ondermeer de lijn naar Malle.
3.6 Bestaande feitelijke en juridische toestand 3.6.1 Bestaande feitelijke toestand
De bestaande feitelijke toestand wordt grafisch weergegeven op de hieronder vermelde kaarten.
Kaart 1 Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen 3.6.2 Bestaande juridische toestand
De relevante elementen van de bestaande juridische toestand worden tekstueel aangegeven in de onderstaande tabel.
Tabel 1. Bestaande juridische toestand
Het gewestelijk RUP Regiostelplaats Antwerpen-Oost is compatibel met de gewestelijk RUP’s in opmaak (Bestaand regionaal bedrijf Makro en Tweede Spoorontsluiting voor de zeehaven van Antwerpen). Het gewestelijk RUP Regiostelplaats Antwerpen-Oost heeft geen betekenisvolle impact op het beschermd landschap Ertbrugge-Zwarte Arend, in die zin dat ze niet aan elkaar grenzen en dat tussen beide de aanleg van de A102 en de tweede spoortoegang gepland is. Het gewestelijk RUP Regiostelplaats Antwerpen-Oost heeft wel een betekenisvolle impact op voetweg nr 9, gedeeltelijk verlegd bij besluit van 4 januari 1861 en 8 april 1866, aangezien deze niet wordt weerhouden. Anderzijds kan de bestaande dreef tussen de A. van de Wielelei en Ertbrugge als alternatief fungeren. Voor de opheffing van de voetweg zal de geëigende procedure worden gevolgd.
Figuur 3 Rooilijnplannen en voetwegen
Kaart 2 Bestaande juridische toestand: gewestplan met aanduiding wijzigingen
Kaart 3Bestaande juridische toestand: andere plannen
3.7 Ontwikkelingsperspectieven 3.7.1 Functioneel programma
Ingevolge de uitbreiding van het tramexploitatienet voorzien in het Masterplan Antwerpen, is er tegen eind 2008 nood aan een nieuwe stelplaats voor het stallen en onderhouden van de noodzakelijke bijkomende grote capaciteitstrams. Deze stelplaats moet voldoende flexibel zijn en uitwijkmogelijkheden bieden tussen de verschillende bestaande werk- en stelplaatsen. Het Pegasusplan met o.a. een tramlijnverlenging naar Malle en Ranst voorziet in een uitbreiding van het voertuigenpark met 40 grote capaciteitstrams. Het terrein ter hoogte van A. Van De Wielelei/Houtlaan biedt de mogelijkheid om op termijn een werk-en stelplaats te realiseren met een maximumcapaciteit van 105 grote capaciteitstrams en de daarbij horende ondersteunende diensten, mits gedeeltelijke herbestemming. De totale oppervlakte van het terrein bedraagt bij benadering 8,5 ha. Het plangebied laat de noodzakelijk fasering toe. In eerste instantie zal een overdekte stelplaats voor een 55-tal trams, een onderhoudswerkplaats, ruimten voor de administratie en het personeel van de exploitatie en een tractiestation gebouwd worden. In een tweede fase zal de nodige uitbreiding van de werk- en stelplaats volgen.
3.7.2 Visie
De visie waarbinnen dit gewestelijk RUP kadert zit vervat in de bepalingen uit het RSV, waarvan de belangrijkste punten mbt deze materie zijn weergegeven in punt 3.4. Het gewestelijk RUP maakt de gefaseerde ontwikkeling van een stelplaats voor trams mogelijk. Op die manier wordt de gewenste uitbreiding van het openbaar vervoernetwerk ondersteund. Met de herbestemming wordt tegemoet gekomen aan de doelstelling rond het optimaliseren van de bestaande verkeers-en vervoersinfrastructuur en het creeren van ruimtelijke condities voor het verbeteren van het collectief vervoer. De inrichting van het terrein moet gericht zijn op een maximale ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke integratie en afstemming op de omgeving en de geplande aanleg van de A102 en de 2de spoorwegtoegang van de haven zijn hierbij specifieke aandachtspunten.
Conceptelementen Beeldvorming en aansluiting kleinhandelsconcentratie
Ten voordele van de ruimtelijke kwaliteit, zowel intern als ten opzichte van de omgeving, is het belangrijk om de nodige aandacht te schenken aan de inplanting van de gebouwen, de architectuur en de aanleg van de buitenruimten. Specifiek ten opzichte van het kruispunt is de beeldwaarde van de stelplaats cruciaal. De (ruimtelijke) relatie met de kleinhandelsconcentratie moet op een doordachte manier worden ingevuld.
Afstemming Fortvlakte
Het plangebied maakt momenteel deel uit van een groter open ruimtegebied. Het open ruimtegebied is op meerdere vlakken van waarde voor de omgeving. Op termijn zal de aanleg van de A102 en de tweede spoortoegang de bestaande barriere tussen de Fortvlakte en Ertbrugge vergroten. Om de huidige kwaliteit maximaal te behouden, moet bij de realisatie van de stelplaats gezocht worden naar afstemming met de omgeving. Het is van belang de inplanting van de gebouwen en de aanleg van de niet-bebouwde delen uit te werken in functie van ondersteuning van de landschappelijke kwaliteit van de omgeving.
ontsluiting
De Houtlaan heeft in eerste instantie een verbindende rol te vervullen. Bij de A. Van de Wielelei ligt de prioriteit op openbaar vervoer en langzaam verkeer (lees fietsers). De ontsluiting van de stelplaats voor gemotoriseerd verkeer moet zo vlot en efficient mogelijk verlopen en tegelijkertijd moeten de de selecties van de wegen gerespecteerd worden.
3.8 Passende beoordeling ten aanzien van als speciale beschermingszones te beschouwen gebieden
Het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat -afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s -een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse Regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als Speciale Beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992). Dit gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplan kan geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van één van de bedoelde gebieden veroorzaken. De dichtst bijgelegen speciale beschermingszone, het fort van Wommelgem als vleermuizenhabitat, bevindt zich op een afstand van 2 kilometer (vogelvlucht) van het betreffende plangebied.
3.9 MER-aspecten
Voor de totaliteit van het Masterplan Antwerpen werd een plan-MER opgemaakt. Het juridisch kader van de plan-MER wordt gevormd door de Europese Richtlijn 2001/42/EG en het decreet van 18 december 2002 'tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage'. Het plan-MER is een openbaar document waarin, van een voorgenomen plan of programma en van de redelijke wijze in beschouwing te nemen varianten, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijk verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden. In het plan-MER zijn de effecten van de tramlijn Wijnegem mee opgenomen, de stelplaats specifiek werd daarentegen niet opgenomen.. Overeenkomstig het decreet van 18/12/2002 van de Vlaamse Gemeenschap tot aanvulling van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM) en het besluit van 10/12/2004 van de Vlaamse regering houdende vaststelling van categorieën van projecten die onderworpen worden aan milieueffectrapportage, is de bouw van deze werk- en stelplaats voor trams niet project-MER-plichtig. 3.10 Watertoets
Het decreet betreffende het algemeen waterbeleid bepaalt dat bij de beslissing over een plan moet nagegaan worden of er geen schadelijk effect ontstaat voor het watersysteem. Het plangebied is niet gelegen in een risicozone voor overstromingen. Onafgezien hiervan wordt ervoor geopteerd om in de stedenbouwkundige voorschriften de bepaling op te nemen dat bij elke ingreep aangetoond moet worden dat het waterbergend vermogen van het gebied wordt gegarandeerd en dat de betreffende ingreep geen negatieve invloed heeft op de waterhuishouding. Ten oosten van de Houtlaan (op de Fortvlakte) plant Aquafin de realisatie van een bergingsbekken. Bij de verdere uitwerking van de tramstelplaats wordt een onafhankelijke waterberging voorzien op eigen terrein binnen het plangebied (in de huidige zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut). Deze waterbuffering wordt in de vorm van een bergingsgracht aan de oostzijde van het terrein ingeplant. Immers ten westen van het terrein conflicteert een eventueel bovengronds of ondergronds bufferbekken met de daar gelegen of voorziene leidingen en een inplanting ten noorden van de geplande stelplaats is omwille van de toekomstige uitbreiding evenmin wenselijk. De locatie heeft daarenboven het bijkomend voordeel dat koppeling met het bergingsbekken op de Fortvlakte op een eenvoudige manier gerealiseerd kan worden. De seriële koppeling van beide bufferbekkens verhoogt de veiligheid op wateroverlast. Een bijkomende reden voor de inplanting van de buffering langs de Houtlaan is dat in geval van een calamiteit, het overtollige water naar het openbaar domein kan worden afgevoerd en de technische installaties gevrijwaard blijven. In alle redelijkheid dient bijgevolg geoordeeld te worden dat ten gevolge van voorliggend gewestelijk RUP geen schadelijk effect op de waterhuishouding zal worden veroorzaakt. 3.11 Ruimtebalans
De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is weergegeven in volgende ruimtebalans.
Tabel 2 Ruimtebalans
3.12 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften en op te heffen voorschriften Artikel 1. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen
Artikel 2. Gebied voor verkeers-en vervoersinfrastructuur
Artikel 3. Reservatiezone voor infrastructuurbundel
Artikel 4. Hoogspanningsleiding
Artikel 5. Enkelvoudige leiding
|