7.3 Strategisch Ruimtelijk structuurplan Antwerpen (s-RSA)

Het strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen, het s-RSA, werd definitief goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 22 december 2006. Het s-RSA presenteert twee ruimtelijk strategieën: het generiek beleid en het actief beleid.

Het generiek beleid beschrijft een aantal beelden van de stad die een richtinggevend kader aanreiken. Elk beeld is een manier om het beleid van de toekomst van de stad te definiëren. Het actief beleid is een projectmatige benadering van een aantal welomschreven ruimten, die op hun beurt strategische programma’s en projecten bepalen.

Het RUP Galgenweel Oost wordt opgemaakt in uitvoering van het s-RSA en is een uitwerking van de bindende bepaling die stelt dat gebiedsgerichte RUP’s voor stedelijke centra kunnen worden opgemaakt.

Binnen het actief beleid is de strategische ruimte zachte ruggengraat van toepassing. Deze strategische ruimte heeft als voornaamste doelstelling het creëren van een krachtig samenhangend ecologisch systeem. De zachte ruggengraat is een aaneenschakeling van 5 grote stedelijke parken, in tegenwijzerzin: Scheldepark, Zuiderpark, Schijnvalleipark, Noorderpark en Havenpark. De regels voor de wijze waarop gebouwd kan worden in de Ecostad, zijn van toepassing op alle gebieden van de zachte ruggengraat.

Het Scheldepark (Hobokense Polder, Hoboken Zuid, Blokkersdijk, Sint-Annabos, Galgenweel, Burchtseweel) moet de ontwikkeling garanderen van een aaneengesloten parkstructuur langs het zuidelijke deel van de Schelde: op Antwerpen Zuid en Hoboken op rechteroever, en ook op Linkeroever. De verbinding met de andere parken zal gerealiseerd worden via de Groene Singel; de verbinding met het centrum gebeurt via de Kaaien en de nieuwe Scheldebruggen.

De basisdoelstellingen voor het park zijn de ontwikkeling van bestaande of potentiële ecologische ruimten, ontwikkeling van water gelinkt aan sportactiviteiten en het versterken van de relatie met de woongebieden van Hoboken, Antwerpen Zuid en Linkerover met de Schelde. De toegang tot de meest waardevolle ecologische gebieden moeten georganiseerd worden in een evenwicht tussen toegankelijkheid en draagkracht.

 [image]

Binnen het generiek beleid zijn volgende beelden het meest relevant voor het plangebied.

Het beeld van de Ecostad stelt dat de leefkwaliteit verhoogd moet worden. Het stedelijk gebied moet zijn inwoners groene ruimten aanbieden om elkaar te ontmoeten, te recreëren en te ontspannen. Om de gebruikswaarde voor de inwoners van de stad te verhogen, dienen deze zones toegankelijk te zijn voor het publiek, door middel van paden voor voetgangers en fietsers.

Het doel van de projecten gelegen in de stedelijke parkstructuur, is ook innovatieve oplossingen te ontwikkelen voor de bebouwing, die coherent zijn met het landschap en de integratie tussen open ruimten en stedelijke woonbuurten bevorderen. Ook bebouwbare zones (woongebieden, bedrijvenzones, recreatiegebieden, …) kunnen deel uitmaken van de stedelijke parkstructuur. De regels in het s-RSA die het hebben over het “bouwen in het park (Ecostad)” hebben betrekking op de zachte ruggengraat - of de stedelijke parkstructuur - in het algemeen. Hiertoe behoren ook de onderliggende woongebieden, woonuitbreidingsgebieden, bedrijventerreinen of recreatiezones, waarop de regels van toepassing zijn.

Nieuwbouw binnen, of aan de rand van, de stedelijke parkstructuur moet gezien worden als een gelegenheid om de grenzen van het park aan te passen, de toegankelijkheid te bevorderen en zelfs nieuwe woonstijlen te introduceren.

Speciale aandacht moet besteed worden aan de structuur van het publieke domein, het ontwerp van een specifieke stedelijke morfologie en verdichting. De belangrijkste pijnpunten voor deze gebieden zijn: toegankelijkheid, ‘fronten’, het ontwerp van de benedenverdieping en verdichting.

Ook voor andere dan woonfuncties, bvb. culturele, recreatieve of economische, gelden deze regels wanneer bebouwing wordt toegevoegd in de stedelijke parkstructuur. Bijzondere aandacht moet besteed worden aan de landschappelijke inpassing en de groene dooradering.

 [image]

Het beeld van de Spoorstad omvat alle ruimtelijke en functionele mobiliteitsaspecten. Het versterken van het openbaar vervoer wordt centraal gesteld binnen het lager netwerk dat onder meer bestaat uit het netwerk van tramsporen, het netwerk van stedelijke en territoriale boulevards, lokale wegen, stations en spoorbundels.

De Blancefloerlaan wordt in het s-RSA geselecteerd als territoriale boulevard (met bestaande tramverbinding). Deze territoriale boulevard reikt naar Oost-Vlaanderen via Zwijndrecht en Beveren.

Met betrekking tot ruimtelijke aspecten moet het lager netwerk beschouwd worden als voorkeurslocatie waar we inspanningen concentreren rond het verhogen van de stedelijkheid, door middel van een goede kwaliteit van het publiek domein, door de rijkdom en expressie van ruimten en door een hoger niveau van vermenging.

 [image]

Het beeld van de Poreuze stad heeft betrekking op de morfologie van de stad. Als doelstellingen voor de morfologie gelden onder andere:

  • Het in gebruik nemen van leegstaande gebouwen of onbebouwde percelen voor residentiële of economische activiteiten, eventueel gekoppeld aan de vernieuwing van het materiële weefsel en de open ruimte. Hierbij moet ook infrastructuur voor het sociale leven en het verenigingsleven gecreëerd worden.

  • Het verbeteren van de woon- en leefkwaliteit. Flexibiliteit van percelen en bebouwde structuren enerzijds, en toepassing van innovatieve concepten in het stedelijk weefsel anderzijds, moeten mogelijk blijven, teneinde de jongen gezinnen met kinderen terug naar de stad te brengen.

Voor het bestaande woonweefsel ten oosten van het plangebied stelt de groenstrategie dat het restgroen aangevuld moet worden en omgevormd tot volwaardig recreatief groen, ondersteunend aan het woon- en werkweefsel. Het gaat om een kwalitatieve opwaardering van het bestaande groen.

 [image]

Het beeld Dorpen en Metropool suggereert een policentrische stad, niet enkel vanuit functioneel oogpunt, maar ook vanuit de verschillende identiteiten en sociale structuren in de stad. Elk dorp heeft zijn centrum en wenst dit te versterken op een manier dat de eigen identiteit en rol in de stedelijke, regionale en metropolitane context bevorderd wordt.

Linkeroever wordt geselecteerd als stedelijk centrum. Om Antwerpen verder te versterken als een kwalitatief, interessant woonmilieu moeten voortdurend kwaliteitseisen vooropgesteld worden. Er dient verder gewerkt te worden aan het aanbod van nieuwe woningen: in het bijzonder wordt hierbij gedacht aan woningen voor gezinnen met kinderen. Dit impliceert een andere woningtypologie (zoals grotere woningen met veel buitenruimte, meerdere slaap- en badkamers, …) dan het ‘klassieke’ appartement dat in Antwerpen een zeer hoog percentage van het totale aantal woningen inneemt. Voor deze doelgroep zijn ook een aantrekkelijk publiek domein en toegankelijke parkgebieden een belangrijk aandachtspunt bij de uitwerking van het woonmilieu. Daarnaast neemt ook de vergrijzing toe. Meegroeiwoningen, kangoeroewoningen, … tot zelfs seniorencomplexen (kleinere woningen) kunnen inspelen op de specifieke behoefte.

In het algemeen moet gestreefd worden naar een evenwichtige mix van woontypologieën en het uitbreiden van het aanbod betaalbare woningen. In de gebieden onder breed management bevinden zich verschillende onbebouwde of te herstructureren percelen. Het woongebied van Linkeroever wordt in deze context aangehaald als verder af te werken.

Antwerpen wil ook een stad zijn waarin zowel inwoners als bezoekers zich goed voelen. Dit wordt uitgeschreven in het beeld Dorpen en Metropool, recreatie. De verschillende soorten voorzieningen, van sport tot cultuur tot onderwijs, moeten zowel verweven als geclusterd worden om zo tot rijkere en efficiëntere stedelijke ruimten te komen. De voorzieningen en diensten moeten aansluiten op openbaar vervoersknooppunten en moeten het karakter van de verschillende leefomgevingen eerbiedigen.

'Middenvijver/ Linkeroever centraal' wordt aangeduid als nieuwe cultuurrecreatieve cluster. Een cluster op bovenlokaal niveau, ingebed in een toegankelijke bovenlokale groenvoorziening. Middenvijver wordt gezien als een kruispunt tussen de noord-zuid georiënteerde recreatieve ruimtes op Linkeroever en de oost-west verbinding met de stad en heeft daarbij ook een doelstelling met betrekking tot de bovenlokale groenvoorzieing. Deze cluster beklemtoont de noodzaak aan een kwalitatieve omgeving, benut de mogelijkheid van de stamlijn voor openbaar vervoer en wil betere verbindingen aangaan met open ruimte en andere recreatiefaciliteiten. Groene en publiek toegankelijke relaties moeten behouden blijven tussen het stedelijk centrum van Linkeroever, het Galgenweel en het Sint Annabos. Dit gebied is strategisch om verbinding te maken tussen de verschillende ruimten en bestaande voorzieningen.

De verschillende recreatieve clusters en toplocaties kunnen onderling met elkaar verbonden worden. Het is van groot belang om ook het omvangrijke informele circuit te ondersteunen.