|
1 INLEIDENDE VOORSCHRIFTEN | |||||
|
De voorschriften worden toegepast op het perceel/de percelen waarop de handelingen of bouwwerken betrekking hebben en op alle aangrenzende percelen binnen een bepaalde zone die in de feiten met het desbetreffende perceel zijn verbonden (bijvoorbeeld door doorgeslagen scheimuren). De voorschriften worden niet perceelsgewijs toegepast. De beoordeling van de verenigbaarheid met de voorschriften gaat uit van het te realiseren bouwwerk, zijnde het geheel van constructies en al dan niet open ruimten, die functioneel of materieel samenhangen. Toelichting: Dit ruimtelijk uitvoeringsplan heft alle bijzondere plannen van aanleg volledig op die gelden in het plangebied, zoals opgesomd in de toelichtingsnota. Dit ruimtelijk uitvoeringsplan heft alle verkavelingsplannen volledig op die gelden in het plangebied, zoals opgesomd in de toelichtingsnota. Dit ruimtelijk uitvoeringsplan heft alle rooilijnplannen volledig op die gelden in het plangebied, zoals opgesomd in de toelichtingsnota. 1.1 Algemene ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit De gebiedsontwikkeling van de binnenstad volgt het principe van de duurzame stedenbouw of stedenbouw die in alle stadia van het planproces maximaal kansen en mogelijkheden benut om een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een hoge milieukwaliteit tot stand te brengen. Voor de Binnenstad betekent dit concreet zoveel mogelijk vertrekken vanuit het bestaande waardevolle patrimonium zoals uitgelegd in punt 2.1.1 De constructies en de inrichting van het gebied moeten voldoen aan de gewenste milieukwaliteit. Zowel de vormgeving en de uitrusting van de gebouwen als de inrichting en uitrusting van de buitenruimte moeten een zo minimaal mogelijke milieubelasting tot stand brengen (en waar mogelijk een verbetering van het milieu en een verhoging van de leefbaarheid). Voor de Binnenstad betekent dit voornamelijk zoveel mogelijk buitenruimte bewaren, zoals uitgelegd in punt 2.2.5. 1.2 Afstemming categorieën van gebiedsaanduiding Vlaamse Codex In artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering op 15 mei 2009, wordt opgelegd dat een stedenbouwkundig voorschrift ten allen tijden sorteert onder een categorie of subcategorie van gebiedsaanduiding. In de volgende tabel wordt aangegeven in welke categorie elke bestemmingszone uit voorliggend RUP valt.
1.3 Overgangsmaatregelen Deze overgangsmaatregel heeft enkel betrekking op de bestaande hoofdzakelijk vergunde niet-verkrotte constructies. Deze overgangsmaatregel heeft geen betrekking op bouwaanvragen met functiewijzigingen, nieuwbouw, herbouw, vermeerderen van wooneenheden en verbouwingen met volume-uitbreiding. Indien de bestaande bebouwing niet voldoet aan de voorschriften van dit RUP, dan vormen de stedenbouwkundige voorschriften met betrekking tot de bestemming op zichzelf geen weigeringsgrond bij de beoordeling van aanvragen tot het verkrijgen van een vergunning. | |||||

