|
2.2.1 DRAAGKRACHT
De aard en grootte van de functie, de typologie en schaal van een project worden afgetoetst aan de draagkracht van de omgeving. De functie kan overlast genereren door middel van onder andere geluidsproductie, parkeerdruk, mobiliteitsgeneratie, laden en lossen, dag- en nachtactiviteiten. Indien de te verwachten overlast te groot is tegenover de draagkracht van de omgeving, kan een vermindering van het programma, een vermenging van functies of andere bijkomende maatregelen opgelegd worden.
Bedrijven die hinderlijk zijn voor een woonomgeving zoals opslagplaatsen in brandbare, giftige of explosieve stoffen of bedrijven die lawaai-, stof- of geurhinder ontwikkelen zijn over het hele plangebied niet toegelaten.
Toelichting:
Verwevenheid is een essentieel kenmerk van een binnenstedelijk gebied. Maar een te grote mix van verschillende functies of een te grote concentratie van één bepaalde functie kan tevens voor conflicten en overlast zorgen. Ook is er een verschil tussen typologieën die niet via de functiebeperkingen kunnen opgevangen worden, zoals het verschil tussen een groot appartementsgebouw en een eensgezinsgebouw. Daarom wordt dit principe toegepast om elke beslissing van functie, typologie en schaal af te wegen tegenover de draagkracht van de omgeving.
2.2.2 ARCHEOLOGISCH PATRIMONIUM
Elke bouwaanvraag met bodemverstoring wordt afgetoetst aan de aanbevelingen van de stedelijke dienst archeologie over de waarschijnlijkheid van archeologische vondsten op het terrein.
Toelichting:
De binnenstad is een concentratiegebied van archeologisch materiaal en de ontstaansgeschiedenis van de stad bevindt zich onder de oppervlakte. De omgang met archeologisch patrimonium wordt in Vlaanderen decretaal bepaald. Dit voorschrift draagt bij om de bouwheer vroegtijdig eraan te herinneren dat ook het advies van de stedelijke dienst archeologie gevraagd zal worden bij een bouwvergunning met bodemverstoring. De mogelijkheden voor zowel verkennend of preventief onderzoek als voor uitgebreid archeologisch onderzoek (opgravingen) moeten in de planning en uitvoering van zowel nieuwbouw, renovatie als infrastructuurwerken worden voorzien. Meer informatie hierover vindt u terug in de toelichtingsnota.
2.2.3 LADEN EN LOSSEN
In de beschrijvende nota van de bouwaanvraag moet de ruimtelijke impact en de procedure van het laden en lossen beschreven worden bij functies anders dan woningen.
Toelichting:
Bij elke bouwaanvraag wordt er gekeken op welke manier het laden en lossen wordt georganiseerd in het toekomstige gebouw. Waar zijn de toegangen voor het laden en lossen? Waar kunnen de vrachtwagens parkeren? Gebeurt dit op afgebakende plaatsen op het openbaar domein of wordt dit binnen het gebouw opgevangen? Wordt er gebruik gemaakt van gezamenlijke laad- en losplaatsen?
2.2.4 PUBLIEK DOMEIN
De aanleg van publiek domein is in alle zones toegelaten, conform de inrichtingsvoorschriften van Artikel 8. De eigendom van het nieuwe openbaar domein dient kosteloos aan de stad overgedragen worden als stedenbouwkundige last bij de stedenbouwkundige aanvraag.
2.2.5 ONBEBOUWDE RUIMTE EN TUINEN
De onbebouwde ruimte en de beplanting van de aanwezige binnenplaasten en tuinen moeten zorgvuldig bewaard blijven. Bij verbouwingen moet het percentage onbebouwde ruimte/bebouwde ruimte per perceel vergroten of gelijk blijven. Voor nieuwbouw moet een oppervlakte van minimum 15% van de perceelsoppervlakte voorzien worden als onbebouwde ruimte. Uitzonderingen worden enkel toegestaan op hoekpercelen. In deze gevallen wordt de oppervlakte onbebouwde ruimte vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen. De harmonieregel, zoals beschreven in punt 2.1.2 en 2.1.3 kan door de bepaling van de achtergevelbouwlijn meer open ruimte opleggen.
Onbebouwde ruimte en tuinen die horen bij een beschermd monument of stadsgezicht moeten maximaal bewaard blijven. Onbebouwde ruimte en tuinen die behoren tot een beschermd landschap dienen behouden te blijven als onbebouwde ruimte.
Toelichting:
De binnenstad heeft nood aan extra onbebouwde ruimte. Bestaande onbebouwde ruimte en tuinen kunnen niet zomaar bebouwd worden. Het RUP bevestigd hierom ook het statuut van beschermde landschappen.
|