GRUP OOSTERWEELVERBINDING-WIJZIGING

 [image]

 

 

 

Bijlage IIIa : toelichtingsnota

tekst

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

 

 

 

Oosterweelverbinding –

wijziging

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De ontwerpers,

 

 

 

 

 

 

Peter David Veerle Van Hassel

 

 

 

 

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaams regering van houdende de

voorlopige vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Oosterweelverbinding - wijziging”.

 

 

de minister-president van de Vlaamse Regering de Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport

 

 

 

 

 

 

Kris PEETERS Philippe MUYTERS

 

1 Inhoudsopgave

 

 

 

2 Inleiding

 

Dit document is de toelichtingsnota bij het ontwerp van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding – wijziging. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding – wijziging wijzigt het bestaande gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding dat door de Vlaamse Regering definitief vastgesteld werd op 16 juni 2006. Deze twee uitvoeringsplannen zullen samen de juridische basis vormen voor de realisatie van het volledige project Oosterweelverbinding. Dit GRUP bevat ter informatie ook een plan waarin beide GRUP’s zijn samengebracht op één grafisch plan.

 

 

2.1 Inhoud van het plan

 

De Vlaamse Regering beoogt de realisatie van een aantal belangrijke projecten in de Antwerpse Regio, waaronder enkele projecten die deel uitmaken van het Masterplan 2020 en die gericht zijn op fietsverkeer, openbaar vervoer, wegverkeer, binnenvaart en maritieme toegang.

 

[image]Projecten Masterplan 2020 – verwerking door stad Antwerpen

 

 

Om de doorstroming van het verkeer op de Ring te verbeteren, zal in de eerste plaats de Ring langs de noordzijde worden gesloten via een nieuwe 3de Scheldekruising die instaat voor de ontsluiting van de stad en de haven en dit alles binnen de context van een leefbare ruimtelijke ontwikkeling.

De realisatie van deze 3de Scheldekruising (Oosterweelverbinding) is een verdere uitwerking van het Masterplan 2020.

 

 

2.2 Inhoud van een RUP volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening

 

Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in de zin van de Vlaamse Codex

Ruimtelijke Ordening.

 

 

Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat volgens artikel 2.2.2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening:

 

  • een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is;

  • de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften betreffende de bestemming, de inrichtingen en/of het beheer, en, desgevallend de normen, vermeld in artikel 4.1.12 en 4.1.13 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;

  • een weergave van de feitelijke en juridische toestand;

  • de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is;

  • in voorkomend geval, een zo limitatief mogelijke opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden;

  • in voorkomend geval, een overzicht van de conclusies van (a) het planmilieueffectenrapport, (b) de passende beoordeling, (c) het ruimtelijk veiligheidsrapport, (d) andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten;

  • in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;

  • in voorkomend geval, een register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een gebruikerschadecompensatie vermeld in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.

 

Het ontwerp GRUP Oosterweelverbinding – wijziging bestaat uit het grafisch plan, de stedenbouwkundige voorschriften, de toelichtingsnota (kaarten en tekst) met bijlagen en het register van percelen waarop de regeling van planschade, planbaten, kapitaalschade of gebruikersschade van toepassing kan zijn.

 

 

Grafisch plan (Bijlage I)

Het grafisch plan van het ontwerp GRUP Oosterweelverbinding – wijziging maakt deel uit van het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en bestaat uit 3 deelplannen waarop de nieuwe bestemmingszones zijn aangeduid en 1 deelplan waarop op te heffen voorschriften van het bestaande GRUP Oosterweelverbinding (d.d. 16 juni 2006) zijn aangeduid. Het grafisch plan heeft een verordenende kracht.

 

 

Stedenbouwkundige voorschriften (Bijlage II)

De stedenbouwkundige voorschriften maken deel uit van het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De stedenbouwkundige voorschriften moeten gelezen worden in samenhang met de grafische plannen.

 

 

Toelichtingsnota – tekst (Bijlage IIIa)

De toelichtingsnota is een informatief document waarin de opties die in het verordenend plan werden opgenomen, worden toegelicht. Het is bedoeld om de verordenende plannen, de bedoelingen ervan en de manier waarop die opties tot stand gekomen zijn begrijpelijk te maken. Omwille van de leesbaarheid zijn de stedenbouwkundige voorschriften ook opgenomen in de toelichtingsnota. De stedenbouwkundige voorschriften maken deel uit van het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en moeten gelezen worden in samenhang met het grafisch plan.

 

Toelichtingsnota – kaartgedeelte (bijlage IIIb)

Het kaartgedeelte van de toelichtingsnota bevat de kaarten met de bestaande feitelijke en juridische toestand van de gebieden die ook in de verordenende plannen zijn opgenomen. De kaarten feitelijke en juridische toestand hebben een louter informatieve waarde.

 

 

Bijlagen bij de toelichtingsnota

Volgende bijlagen worden opgenomen bij de toelichtingsnota:

- Bijlage IIIc: plan-MER (inclusief passende beoordeling) met goedkeuring dienst milieueffectrapportagebeheer en gunstig advies ANB (passende beoordeling)

- Bijlage IIId: watertoets en erfgoedtoets

- Bijlage IIIe: RVR met goedkeuring

- Bijlage IIIf: MKBA

- Bijlage IIIg: verkeersveiligheidseffectbeoordeling

- Bijlage IIIh: tunnelveiligheidsrapport

- Bijlage IIIi: Masterplan 2020

- Bijlage IIIj: Beslissingen Vlaamse Regering over de Oosterweelverbinding

- Bijlage IIIk: Uitgebreide planningscontext

- Bijlage IIIl: Bestaande GRUP Oosterweelverbinding (2006)

- Bijlage IIIm: Nota flankerend beleid

 

Register planbaten planschade (Bijlage IV)

De registers met betrekking tot planschade, planbaten, kapitaal- of gebruikersschadecompensatie hebben slechts een informatief karakter.

 

 

3 Beslissing Vlaamse Regering van14/02/2014

 

De aanleiding voor de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Oosterweelverbinding – wijziging’ is de belissing van de Vlaamse Regering van 14/02/2014 (zie bijlage IIIj) aangaande de principiële beslissing inzake de derde Scheldekruising: tracékeuze en bijhorende uitvoeringsvariant en exploitatievariant (uitgebreide bespreking zie onder hoofdstuk 4). In deze beslissing gelast de Vlaamse Regering de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, met de opmaak van een GRUP tot wijziging van het GRUP Oosterweelverbinding van 16 juni 2006 en ter beraadslaging voor te leggen aan de Vlaamse Regering.

 

 

3.1 Historiek

 

In 1997 werd gestart met de opmaak van het Masterplan Mobiliteit Antwerpen (goedkeuring Vlaamse regering op 15/12/2000), dat een oplossing moest bieden aan de toenemende mobiliteitsproblemen die een bedreiging vormen voor de ontwikkeling van de Antwerpse agglomeratie en haven. Eén van de voorgestelde mobiliteitsoplossingen was de aanleg van een derde Scheldekruising waarmee de ring R1 rond Antwerpen wordt gesloten.

Na studiewerk en de opmaak van een plan-MER (goedgekeurd op 30/5/2005) leidde dit tot de keuze voor de noordelijke sluiting van de Ring (R1) via een tracé met een afgezonken tunnel onder de Schelde, een volwaardig knooppunt t.h.v. het Noordkasteel (het Oosterweelknooppunt) en het zgn. “Lange Wapper”-viaduct tussen dit knooppunt en de aansluiting op de ring R1. Om dit project juridisch mogelijk te maken werd het gewestelijk RUP Oosterweelverbinding opgemaakt, dat op 16/6/2006 definitief werd vastgesteld door middel van een besluit van de Vlaamse Regering.

Vervolgens werd het project technisch uitgewerkt en werd een project-MER opgesteld, dat op 4/4/2007 werd goedgekeurd door de dienst Milieueffectrapportagebeheer.

Op 4/5/2009 diende de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) de bouwaanvraag in voor de Oosterweelverbinding. In de loop van het proces was evenwel weerstand gerezen tegen het project – met name tegen het “Lange Wapper”-gedeelte ervan en tegen de geplande configuratie van de R1 t.h.v. het viaduct van Merksem –, zowel vanuit diverse actiegroepen als vanuit de stad Antwerpen.

Op 18/10/2009 werd een volksraadpleging georganiseerd in de stad Antwerpen, waarin een meerderheid zich tegen de toen voorliggende stedenbouwkundige vergunning uitsprak.

Op 30/03/2010 besliste de Vlaamse Regering om principieel in te stemmen met een aangepast Masterplan (Masterplan 2020) en gaf ze opdracht aan BAM de haalbaarheid van een ondertunnelde oplossing te onderzoeken voor de relatie Oosterweelknooppunt-R1 volgens het Oosterweeltracé. (bijlage IIIj)

Uitgaande van dit onderzoek besliste de Vlaamse regering op 24/9/2010 (VR PV 2010/36 - punt 0035 ) om de Ring rond Antwerpen te sluiten met twee tunnels, één onder de Schelde en één cut& cover tunnel tussen de Oosterweelknoop en de Ring. Dit tracé werd door de Vlaamse regering als voorkeursvariant beschouwd en dient als dusdanig volgens de vastgelegde procedures uitgewerkt te worden. (bijlage IIIj)

Met dezelfde beslissingen van 24/9/2010 en 29/9/2010 wordt het Masterplan 2020 geactualiseerd en worden de doelstellingen van het Masterplan herbevestigd en verruimd 1:

 

“Het Masterplan Antwerpen is opgesteld door het Vlaams Gewest met als doelstellingen:

 

- Het garanderen van de bereikbaarheid van stad en haven.

- Het verhogen van de verkeersveiligheid.

- Het herstellen van de leefbaarheid.”

 

 

 

3.2 Voorafgaand onderzoek

 

Voor de realisatie van een 3e Scheldekruising met een viaduct over het zuidelijk havengebied werd door het Vlaamse Regering het GRUP Oosterweelverbinding vastgesteld op 16/06/2006. De keuze van de Vlaamse regering voor een tunnel in plaats van een viaduct (BVR 24/09/2010) had als gevolg dat het nieuwe project technisch niet meer realiseerbaar op basis van het GRUP Oosterweelverbinding van

16/06/2006. Ter realisatie van het nieuwe project dient dit GRUP dan ook op een aantal plaatsen gewijzigd te worden, zowel wat betreft de bestemmingen als wat betreft de stedenbouwkundige voorschriften. De voorschriften laten bijvoorbeeld niet toe om een tunnel te bouwen binnen de voorschriften die gelden voor het Oosterweelviaduct “Lange Wapper”.

De vaststelling dat een wijziging van het GRUP Oosterweelverbinding nodig was om het nieuwe project te kunnen realiseren, was de aanleiding voor verder onderzoek: de opmaak van een plan-MER (inclusief de elementen voor de opmaak van de watertoets, passende beoordeling of VEN-toets, bijlage IIIc) , een ruimtelijke veiligheidsrapportage (RVR, bijlage IIIe), een studie Tunnelveiligheid (zie bijlage IIIh) en een Verkeersveiligheidseffectbeoordeling (zie bijlage IIIg). Hoewel het procedureel niet verplicht is, werd voor de 3de Scheldekruising tevens een maatschappelijke kosten baten analyse (MKBA, bijlage IIIf) opgemaakt.

In al deze rapporten werden dezelfde alternatieve tracés en uitvoeringsvarianten onderzocht. Deze alternatieve tracés komen overeen met de als redelijk beschouwde alternatieven in het kader van het plan- MER Oosterweelverbinding:

- Oosterweel,

- Meccano,

- Oosterweel-noord,

- 2de Kennedytunnel,

- Centrale tunnel met enkel een aansluiting op E313.

De resultaten van deze studies en een afweging van deze resultaten tussen de verschillende alternatieven hebben uiteindelijk geleid tot de beslissing Vlaamse regering van 14/02/2014, waarin de Vlaamse regering een keuze maakt met betrekking tot het tracé, de uitvoeringsvaranten en de exploitatievariant.

 

 

3.3 Beslissing Vlaamse regering 14/02/2014 (bijlage IIIk)

 

 

 

De Vlaamse Regering beslistte op 14/02/2014:

 

 

Herbevestiging Masterplan

1. De Vlaamse Regering herbevestigt het “Masterplan 2020” en de hierin opgenomen doelstellingen en samenhangend geheel aan infrastructuurwerken en beleidsmaatregelen. Alle lopende procedures en initiatieven die kaderen in het Masterplan 2020 worden onverkort voortgezet, waaronder de plan- procedure voor A102/R11bis.

 

Tracékeuze

2. De Vlaamse Regering beslist principieel het tracé Oosterweelverbinding verder uit te werken als 3de Scheldekruising. Het biedt de beste garantie naar bereikbaarheid van stad en haven en het verhogen van de verkeersveiligheid. Op vlak van leefbaarheid zorgt de Oosterweelverbinding voor een herstel van de leefbaarheid. Het tracé Oosterweelverbinding heeft bovendien met een significante voorsprong de grootste netto contante waarde van alle alternatieven.

 

 

Keuze uitvoeringsvarianten

3. De Vlaamse Regering beslist principieel om de uitvoeringsvariant met twee boven elkaar gelegen cut & covertunnels aan de zuidzijde van het Straatsburgdok verder uit te werken.

 

4. De Vlaamse Regering beslist principieel om de uitvoeringsvariant ‘verschuiving knooppunt Schijnpoort naar het zuiden onder de vorm van een Holland complex’ verder uit te werken

 

5. De Vlaamse Regering beslist principieel om de uitvoeringsvariant R1 in tunnel onder het Albertkanaal verder uit te werken. De Vlaamse Regering hecht groot belang aan de perceptieve kenmerken en ruimtelijke aspecten en het beperken van de hinder op het hoofdwegennet gedurende de uitvoering.

 

 

In dat opzicht wegen de ruimtelijke voordelen en de beperktere hinder voor het hoofdwegennet bij de tunnelvariant op tegen de technische risico´s, risico´s op vlak van timing en de hogere kostprijs.

 

Keuze exploitatievariant

6. In lijn met de eerdere beslissingen van de Vlaamse Regering van 10/06/2005, 22/07/2005 en 28/03/2009, herbevestigt de Vlaamse Regering

principieel de beslissing om het project op ESR-neutrale wijze te realiseren met alternatieve financiering op basis van tol. Het tolregime dient te voldoen aan de Europese Tolreglementering.

De Vlaamse Regering beslist principieel om, rekening houdend met de resultaten van het plan-MER, te opteren voor gedifferentieerde tol op de drie Scheldekruisingen in functie van de technische realiseerbaarheid en onder de voorwaarden van een sluitende financiering, het behoud van een tolvrije Scheldekruising voor personenwagens, en het verzekeren van de veiligheid in de Kennedytunnel op basis van de tunnelrichtlijn.

De Vlaamse Regering geeft opdracht aan BAM om het principe van gedifferentieerde tol uit te werken en af te stemmen met de Europese diensten, met deze mogelijkheid rekening te houden bij het opstellen van de concessiestructuur voor de realisatie van de Oosterweelverbinding, en dit ter beslissing voor te leggen aan de Vlaamse Regering.

 

Verdere implementatie van de voorliggende beslissing

7. De Vlaamse Regering vraagt aan de actoren van het kernteam Poort Oost onder leiding van de gouverneur van de provincie Antwer pen om in te staan voor de doorwerking en verdere afstemming van de tracékeuze en de ontwikkelingsscenario’s naar andere planprocessen voor projecten in de regio;

 

8. De Vlaamse Regering gelast de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, met de opmaak van een GRUP tot wijziging van het GRUP Oosterweelverbinding van 16 juni 2006 en ter beraadslaging voor te leggen aan de Vlaamse Regering;

 

9. De Vlaamse Regering gelast de minister van Mobiliteit en Openbare Werken tot de coördinatie van de opmaak van de nota “milderende maatregelen en flankerend beleid” . In deze nota dient aangegeven te worden welke maatregelen zijn opgenomen in de projectbegroting van de Oosterweelverbinding. Voor de maatregelen die niet zijn opgenomen in de projectbegroting van de Oosterweelverbinding dient een verdere inhoudelijke uitwerking te gebeuren (maximaal concretiseren van de maatregel) en dient deze uitwerking ook begroot te worden. Deze nota dient tegelijkertijd met de voorlopige vaststelling van het GRUP aan de Vlaamse Regering voorgelegd te worden.

 

10. De Vlaamse Regering gelast BAM om alle genoemde rapporten ter beschikking te stellen via website www.vlaanderen.be/masterplan2020 2 en verdere communicatie-initiatieven te organiseren.

 

11. De Vlaamse Regering machtigt de BAM om de realisatie van het voorkeurstracé verder voor te bereiden met inbegrip van een financieel voorstel, de nodige vervolgstudies daartoe op te starten en daarover met de Vlaamse Regering terug te koppelen;”

 

Voor de uitvoerige motivatie van deze keuze wordt verwezen naar de nota die leidde tot beslissing zelf, die werd opgenomen in bijlage IIIj. Met voorliggende ontwerp GRUP wordt uitvoering gegeven aan beslispunt 8 van de beslissing van de Vlaamse regering van 14/02/2014. Na goedkeuring van het GRUP zal het nieuwe project Oosterweelverbinding met het tracé en de uitvoeringsvarianten zoals beslist op 14/02/2014 gerealiseerd kunnen worden.

 

 

4 Opzet van het plan

 

Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding – wijziging wijzigt het bestaande gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding dat door de Vlaamse Regering definitief vastgesteld werd op 16/06/2006. Dit betekent dat welbepaalde delen van het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 behouden blijven (indicatieve aanduiding zie eerste kolom overzichtstabel hieronder). Andere delen van het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 worden vervangen of aangevuld met het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging (indicatieve aanduiding zie tweede kolom overzichtstabel hieronder). De twee uitvoeringsplannen samen zullen de juridische basis vormen voor de realisatie van het volledige project Oosterweelverbinding (indicatieve aanduiding zie derde kolom overzichtstabel hieronder).

 

 

 

Te behouden delen GRUP Oosterweelverbinding (2006)

Ontwerp GRUP Oosterweelverbinding-wijziging

Vervangt delen van het bestaande GRUP en vult deze waar nodig aan

Totaal (samengesteld plan)

Bestemmingen in functie van weginfrastructuur

 [image]

 [image]

 [image]

 

 

 

Leidingen

 [image]

 [image]

 

 [image]

 

Werfzones

 [image]

 [image]

 [image]

 

 

 

Groengebieden (ruime zin)

 [image]

 [image]

 [image]

Garantie uitvoering MM

 

 [image]

 [image]

Indicatieve overzichtstabel te behouden delen GRUP Oosterweelverbinding en wijzigingen en aanpassingen GRUP Oosterweelverbinding - wijziging

 

 

 

 

 

 

5 Uitvoering van het RSV en relatie met andere planningsprocessen op Vlaams niveau

 

 

 

5.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

 

 

5.1.1 Algemeen

 

Het GRUP is een uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.

In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) wordt een optimalisering van het wegennet vooropgesteld. Deze optimalisering houdt een categorisering van het wegennet (bestaande en nog te realiseren wegen) in, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen hoofdwegen, primaire wegen, secundaire wegen en lokale wegen.

In de bindende bepalingen van het RSV wordt de “noordelijke sluiting Ring (R1): aan te leggen” geselecteerd als hoofdweg. Dit wegvak zal een vervolledigende rol vervullen in het hoofdwegennet en zal als dusdanig een internationaal verbindende hoofdfunctie en een aanvullend verbindende functie op Vlaams niveau vervullen.

Tevens wordt gesteld dat het Vlaams Gewest deze wegvakken aanduidt in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Voor de nieuw aan te leggen wegvakken worden door het Vlaams Gewest in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen terreinen gereserveerd.

Antwerpen maakt deel uit van de Vlaamse Ruit. en wordt geselecteerd als grootstedelijk gebied. Een belangrijke doelstelling voor de Vlaamse Ruit is het veiligstellen van haar internationale positie inzake bereikbaarheid. Deze bereikbaarheid heeft immers een belangrijke impact op de economische ontwikkeling. Dit is mogelijk door het optimaliseren van de grotendeels bestaande infrastructuur. In de grootstedelijke gebieden moeten vervoerssystemen met een hoge capaciteit worden uitgebouwd. De noordelijke sluiting van de ring (R1) past binnen deze doelstellingen. De weg zal het hoofdwegennet aanvullen.

 

 

 

 

5.1.2 Bindend gedeelte

 

Volgende selecties uit het bindend gedeelte zijn relevant .

 

 

5.1.2.1 Stedelijke gebieden

 

Antwerpen wordt geselecteerd als grootstedelijk gebied. Stedelijke gebieden kunnen één of meer gemeenten of delen ervan bevatten. De naamgeving verwijst naar de centrale gemeente binnen het stedelijk gebied. De grootstedelijke gebieden worden door het Vlaams Gewest in samenspraak met de betrokken bestuursniveaus in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend. Antwerpen maakt deel uit van het stedelijk netwerk op internationaal niveau: de Vlaamse Ruit.

 

 

5.1.2.2 Gebieden voor economische activiteiten

 

Alle geselecteerde stedelijke gebieden (o.a. grootstedelijke gebieden) zijn economische knooppunten.

 

 

5.1.2.3 Wegeninfrastructuur

 

De hoofdwegen “verzorgen de verbindingsfunctie (met rechtstreekse aansluiting) voor de grootstedelijke- en regionaalstedelijke gebieden met elkaar, met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en met de groot- en regionaalstedelijke gebieden in Wallonië en Frankrijk (Rijsel/Parijs en Metz/Nancy), Groot-Brittannië (via de Chunnel en de ferryverbindingen), Nederland (Randstad, Brabantse stedenrij, Maastricht) en Duitsland (Ruhrgebied). Tevens verzorgen de hoofdwegen de verbindingsfunctie (met rechtstreekse aansluiting)voor de zeehavens en de internationale luchthaven Zaventem met elkaar en met het achterland van de zeehavens.”3

Volgende wegvakken zijn geselecteerd als hoofdweg en hebben als hoofdfunctie verbinden op internationaal niveau en als aanvullende functie verbinden op Vlaams niveau:

- R1 van A1 (Ekeren) tot A14/E17 (Linkeroever)

- R2 van N49/A11 (Beveren) tot A12 (Stabroek)

- A11/N49 van A18 (Westkappelle) tot A14 (Linkeroever)

- A14 van R1 (Antwerpen-LO) naar Rijsel worden als hoofdweg geselecteerd.

- noordelijke sluiting van de Ring (R1) van de A11/N49 tot de R14

 

 

 

 

5.1.3 Richtinggevend gedeelte

 

De visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen wordt ruimtelijk geconcretiseerd door 4 ruimtelijke principes: gedeconcentreerde bundeling, poorten als motor voor ontwikkeling, infrastructuren als bindteken en basis voor locatie van activiteiten en fysisch systeem ruimtelijk structurerend. Het stelsel van onder meer autosnelwegen verbindt de Vlaamse groot- en regionaalstedelijke gebieden, dus ook het grootstedelijk gebied Antwerpen, onderling, met Brussel en met de stedelijke gebieden in Wallonië, Nederland, Frankrijk en Duitsland. De groei van het wonen, het werken en van andere maatschappelijke functies worden voornamelijk voorzien in de steden en de kernen van het buitengebied. De zeehaven van Antwerpen is samen met de andere poorten in Vlaanderen de motor voor economische ontwikkeling, waar hoogwaardige internationale investeringen kunnen worden aangetrokken.

 

 

Hoofdwegen verzorgen de verbindingsfunctie (met rechtstreekse aansluiting) voor de grootstedelijke- en regionaalstedelijke gebieden, de zeehavens en de internationale luchthaven met elkaar en de ruimere omgeving. De ontsluiting van het grootstedelijk gebied Antwerpen en de zeehaven met andere stedelijke gebieden in de ruime omgeving naar (onder meer) het hoofdwegennet is van groot belang voor de verdere ontwikkeling ervan.

In het richtinggevend gedeelte worden volgende principes voor de aanleg en inrichting van de hoofdwegen vooropgesteld:

  • De hoofdwegen worden uitgevoerd als autosnelwegen met ontwerp-standaarden op Europees niveau. De ontwerp-snelheid dient hoger dan 100km/u te zijn en de kans op files voor het lange afstandsverkeer dient kleiner dan 5% te zijn. Die hoofdwegen, welke tevens zijn aangewezen als hoofdtransportas, mogen een file kans hebben voor het vrachtverkeer van maximaal 2%.

  • Het aantal aansluitingen wordt beperkt gehouden, de afstand tussen aansluitin-gen is ten minste 8 à 10 km.

  • Hoofdwegen zijn enkel toegankelijk voor gemotoriseerde weggebruikers.

  • De kruispunten zijn uitsluitend ongelijkvloers.

  • Er zijn geen toegangsmogelijkheden tot particulier terrein.

  • Langsheen de hoofdweg wordt een bouw- en gebruiksvrije zone als erfdienst-aarheid opgelegd. Er wordt buiten de stedelijke gebieden en kernen in het buitengebied een bouw- en gebruiksvrije zone als erfdienstbaarheid opgelegd van 100m (van langsgracht of berm), waarbij deze breedte zo strikt mogelijk moet worden nageleefd (zie 3.2.6). Deze erfdienstbaarheid wordt opgelegd met het oog op de bundeling van infrastructuren.

  • Binnen het invloedsgebied van de grootstedelijke gebieden wordt gestreefd naar scheiden van het stedelijke (lokale) verkeer met het doorgaande (internationale en gewestelijke) verkeer. Dit kan bijvoorbeeld door de aanleg van parallelbanen en een beperking van het aantal aansluitingen op de doorgaande verbindingen.

  • Om hun functie goed te kunnen uitvoeren wordt er een maximale omrijfactor van 1,3 op de achterlandverbindingen en 1,4 op de overige verbindingen aangehouden. Dit kan worden gerealiseerd met een netwerk van doorgaande verbindingen met een maximale maaswijdte van ongeveer 40km.

 

 

5.2 GRUP Oosterweelverbinding

 

 

 

Status: Definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 16 juni 2006

 

 

Het GRUP is beperkt tot de herbestemmingen voor de realisatie van de Oosterweelverbinding met het Lange Wapperviaduct en omvat in hoofdlijnen 3 inhoudelijke componenten:

 

  • De ruimte voor de realisatie van de infrastructuur voor de Oosterweelverbinding: dit omvat de nieuwe wegenis en kunstwerken (bruggen, viaduct, tunnel) evenals de aanpassingen aan de bestaande (kruisende) wegenis. Eveneens wordt voorzien in de opheffing van de volgens het gewestplan ingetekende hoofdwegen die niet meer geselecteerd zijn als gevolg van de realisatie van de Oosterweelverbinding. Tegelijkertijd worden de in het verleden in het gewestplan vastgelegde reservatiezones opgeheven die niet meer nodig zijn als gevolg van de keuze van het tracé voor de Oosterweelverbinding. Op die manier worden geplande ontwikkelingen althans niet meer juridisch gehinderd door de opgelegde beperkingen van het bijhorende voorschrift.

  • De ruimte om de werken aan deze infrastructuur te kunnen uitvoeren: het gaat zowel om de werfzones voor de bereikbaarheid van de te realiseren infrastuctuur als de werfzones voor de uitrusting en inrichting van de werf. Ook zijn werfzones afgebakend voor de stockage van grondstoffen en tijdelijke berging van grondoverschotten (bv. voor de realisatie van de tunnel). Deze zones zijn ‘tijdelijk’. Hieronder wordt verstaan dat na de realisatie van de wegeninfrastructuur en ongelijkvloerse wegeninfrastructuur de huidige bestemming terug van toepassing is en de nodige werken zullen worden uitgevoerd zodat de bestemming terug kan uitgeoefend worden.

  • De ruimte om het natuurlijk functioneren te vrijwaren voor, tijdens en na de aanleg van de Oosterweelverbinding, overeenkomstig de Europese richtlijnen daaromtrent. Tegelijkertijd worden maatregelen opgelegd en vastgelegd in bestemmingen om de tijdelijke impact op de aanwezige natuurwaarden te milderen.

 

 

Het plangebied is strikt beperkt tot de hiertoe benodigde zones. Er is voor gezorgd dat binnen deze zones ook bijkomende maatregelen vergund kunnen worden om de impact van de Oosterweelverbinding voor, tijdens en na de werken te milderen, bv. wat betreft waterbeheersing, lokale wegenis en fiets/wandelpaden, recreatief medegebruik, natuurverbindingen,... Ook zijn ruime afstanden bewaard t.o.v. hindergevoelige functies zoals wonen en gemeenschapsvoorzieningen. Ook het recreatief gebruik van de omgeving wordt zoveel mogelijk gevrijwaard en waar nodig verplaatst tijdens en na de werken.

Andere elementen – zoals nieuwe stedelijke ontwikkelingen, bijkomende natuur- of landbouwzones,... - zijn niet meegenomen in dit GRUP. Deze maken immers het onderwerp uit van andere planningsprocessen en kunnen via afzonderlijke plannen of maatregelen gerealiseerd worden. Dit betekent evenwel niet dat er geen rekening is gehouden met andere plannen en planningsprocessen.

Het GRUP vormt het juridische kader voor de realisatie van het vroegere project Oosterweelverbinding met het Lange Wapperviaduct. Volgende bestemmingen worden vastgelegd: gebied voor wegeninfrastructuur, gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur., natuurgebied, groengebied, werfzone en leidingenstroken en hoogspanningsleidingen.

 

 

Voor een uitgebreidere beschrijving van het plan wordt verwezen naar bijlage IIIk Uitgebreide planningscontext en bijlage IIIl GRUP Oosterweelverbinding (2006).

 

 

[image]GRUP Oosterweelverbinding 2006 : grafisch plan

 

 

5.3 GRUP Zeehavengebied Antwerpen Waaslandhaven fase 1

 

 

Status: Definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 16 december 2005

 

 

Met dit GRUP wordt de leefbaarheid van de bestaande dorpskernen veiliggesteld, de ontwikkeling van de Waaslandhaven bevorderd en de noodzakelijke natuurcompensaties gerealiseerd:

  • Om overlast van het havengebied voor de dorpskernen te vermijden, voorziet het ruimtelijk uitvoeringsplan in ruime buffers tussen de haven en haar omgeving. In deze buffers komt ruimte voor landbouw, recreatie en landschapszorg. Dat versterkt de leefbaarheid van bestaande activiteiten en de ontwikkeling van nieuwe voorzieningen in Kieldrecht, Verrebroek en Kallo. Tussen Kieldrecht en de haven wordt bv. een gebied dat oorspronkelijk vrijgehouden was voor havenuitbreiding nu bestemd als poldergebied; de leefbaarheid van Kallo en Kieldrecht wordt versterkt door een herschikking van de woon- en woonuitbreidingsgebieden. De bestaande open ruimte rond Kallo wordt definitief gevrijwaard en herbestemd ter versterking van de leefbaarheid van het dorp. In Verrebroek wordt meer ruimte gecreëerd voor buffering, natuur en hervestiging van lokale bedrijven.

  • Het ruimtelijk uitvoeringsplan actualiseert de contouren van het havengebied. Binnen deze contouren zal het Deurganckdok zich kunnen ontwikkelen tot een containerdok van wereldformaat. Ook een afwerking van het Verrebroekdok blijft mogelijk.

  • Polderdorpen zijn even onmisbaar voor hun bewoners als de dokken voor de haven. Maar dit gebied is ook onvervangbaar voor de vogels die er komen broeden of er neerstrijken tijdens hun lange trip van het hoge Noorden naar de evenaar. De slikken en schorren langs de Schelde en de natte gebieden in de omgeving hebben een unieke natuurwaarde. Het gebied is daarom Europees beschermd als Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied. De ontwikkeling van de Waaslandhaven zorgt echter voor een aanzienlijke verstoring van deze natuurwaarden. Daarom wordt voorzien in compensaties: natuurwaarden die op de ene plek verdwijnen moeten op een nabijgelegen plek gecompenseerd worden. De herbestemming en de inrichtingsmaatregelen die hiervoor nodig zijn, zijn ook neergeschreven in dit ruimtelijk uitvoeringsplan. Natuurcompensaties en verdere havenontwikkeling zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit uitvoeringsplan betreft fase 1 van de Waaslandhaven. Later volgt de definitieve noordelijke afbakening van het zeehavengebied. Het plangebied situeert zich in de gemeenten Beveren en Zwijndrecht. Van belang voor het uitvoeringsplan van de Oosterweelverbining is het verordenend grafisch plan 1D. Dit plan betreft de herbestemming van het bestaande industriegebied op het gewestplan naar zone voor zeehaven- en watergebonden bedrijven. Dit gebied situeert zich ten noorden van de E34. Langsheen deze E34 wordt een gebouwenvrije strook van 100 meter op het grafisch plan voorzien. Deze gebouwenvrije strook wordt vrijgehouden van toekomstige bebouwing in functie van de naastliggende weg en aanhorigheden. In deze strook zijn alle werken, handelingen en constructies toegelaten voor weg-, spoor-, water-, nuts- en pijpleidinginfrastructuur.

 

 

 [image]

GRUP Zeehavengebied Antwerpen Waaslandhaven fase 1: uitsnede grafisch plan

 

 

 

 

5.4 GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

 

 

Status: Goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 19 juni 2009 (gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr.217.128 van 6 januari 2012, voor wat het deelproject 1J “woongebied Groeningen” betreft, gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 217.125 van 6 januari 2012 in zoverre het deelproject 1K “woongebied Lindelei” betreft en gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 217.133 van 6 januari 2012, in zoverre het deelproject 5B “gemengd regionaal bedrijventerrein Satenrozen/Keizershoek” betreft)

 

 

Dit plan stelt een aantal aanpassingen voor aan de bestemmingen en de geldende stedenbouwkundige voorschriften in delen van de gemeenten Antwerpen, Aartselaar, Beveren, Boechout, Borsbeek, Edegem, Hemiksem, Hove, Kontich, Kruibeke, Lint, Mortsel, Niel, Rumst, Schelle, Schilde, Schoten, Wijnegem, Wommelgem en Zwijndrecht.

Met dit plan legt de Vlaamse Regering twee zaken vast:

· een afbakeningslijn die aangeeft waar de stedelijke ontwikkeling van het Antwerpse in de toekomst kan gebeuren.

· aanpassingen aan de stedenbouwkundige voorschriften op verschillende locaties om nieuwe ruimte te creëren voor wonen, werken, verkeersinfrastructuur stadsbossen en stedelijk groen.

 

 

 

 [image]

 

 [image]

 

GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen: uitsnede grafisch plan

 

 

In uitvoering van de bindende bepalingen van het RSV worden de stedelijke gebieden afgebakend om er ruimte te voorzien voor wonen, werken, groen, recreatie en andere stedelijke activiteiten.

Het GRUP bevat de grenslijn van het grootstedelijk gebied en de noodzakelijke bestemmingswijzigingen binnen dit gebied. De grenslijn is een beleidslijn, die aangeeft waar een stedelijk gebiedbeleid gevoerd zal worden. Zij houdt op zich geen bestemmingswijzigingen in. Daarnaast bevat het GRUP de acties, de zgn. deelprojecten, die noodzakelijk zijn om het stedelijk gebiedbeleid vorm te geven en het stedelijk gebied ruimtelijk in te vullen. Die acties vereisen wel een bestemmingswijziging. Die acties worden mogelijk gemaakt door een bestemmingswijziging

 

 

5.5 GRUP Gebied voor stedelijke activiteiten omgeving Sportpaleis aNTWERPEN

 

 

 

Status: definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 21 mei 2010

 

 

Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bepaalt de ontwikkelingsmogelijkheden voor de omgeving van het Sportpaleis.

 

 

 

 [image]

GRUP Gebied voor stedelijke activiteiten omgeving Sportpaleis Antwerpen: grafisch plan

 

 

 

 

5.6 GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen

 

 

 

 

Status: Definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 30 april 2013 en gedeeltelijk geschorst op 6 december 2013 (het betreft schorsing van de delen op grondgebied van de gemeenten Beveren en Sint-Gilis Waas met uitzondering van de groengebieden)

 

 

Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is gebaseerd op het Tussentijds Strategisch Plan voor de zeehaven van Antwerpen, op de beoordeling van het Maatschappelijk Meest Haalbaar Alternatief in het goedgekeurde plan-MER ‘over het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen in haar omgeving’ en in het Ruimtelijk Veiligheidsrapport op Strategisch Planniveau ‘Strategisch plan Haven van Antwerpen’ en op de beslissing van de Vlaamse Regering over het principieel programma voor de afbakening van het zeehavengebied van Antwerpen van 11 september 2009.

De zeehaven van Antwerpen is een concentratie van infrastructuur en bedrijventerreinen die een belangrijke schakel vormt in mondiale logistieke ketens. De zeehaven is belangrijk voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van Vlaanderen. In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en van het havendecreet werd een planningsproces opgestart, waarin een streefdoel inzake economische ontwikkeling en ontwikkelingsconcepten worden aangereikt. De realisatie van deze is het doel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen.

Tegelijk geeft dit ruimtelijk uitvoeringsplan uitvoering aan de beslissing van de Vlaamse regering over de afbakening van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur in de buitengebiedregio Antwerpse Gordel / Klein-Brabant.

Voor het project Oosterweelverbinding is deelplan 5 van belang. De Amerikadok-Zuidkaai, de omgeving van de Royerssluis en de Straatsburgdok-Noordkaai vallen binnen de afbakening van het zeehavengebied.

 

 

 

 [image]

GRUP Afbakening Zeehavengebied Antwerpen : uitsnede grafisch plan

 

 

5.7 Poort Oost

 

 

Status: Opdracht naar afstemming en coördinatie

 

 

 

De Vlaamse Regering beoogt de realisatie van een aantal belangrijke projecten in de Antwerpse Regio. Het betreft enkele de projecten die deel uitmaken van het Masterplan 2020 en een reeks andere projecten, gericht op fietsverkeer, openbaar vervoer, wegverkeer, binnenvaart en maritieme toegang. De Vlaamse Regering besliste op 23 december 2011 om een afstemming, coördinatie en communicatie na te streven, omwille van de onderlinge samenhang tussen de Oosterweelverbinding en andere projecten in de regio en omwille van de impact ervan op de lokale leefomgeving. De belangrijkste projecten worden in het samenwerkingsverband “Poort Oost” onder begeleiding van de gouverneur van de provincie Antwerpen afgestemd, gecoördineerd en opgevolgd.

Naast de Oosterweelverbinding komen in het kader van Poort Oost ondermeer volgende (lopende) projecten aan bod:

  • tweede Spoorontsluiting van de zeehaven van Antwerpen,

  • aanpassing van de E313/E34 tussen het knooppunt Antwerpen-Oost en de verkeerswisselaar te Ranst,

  • aanleg van de A102/R11bis,

  • ontwikkeling van het bedrijventerrein Wommelgem-Ranst (ENA),

  • herstructurering Antwerpen Kanaal (ENA),

  • vertakking van de Oude Landen.

 

Voor de eerste drie opgesomde projecten is de MER-procedure momenteel lopende. Zoals opgenomen in de richtlijnen van de dienst milieueffectrapportagebeheer van 27 april 2012 worden die MER-processen op mekaar afgestemd. De resultaten van het goedgekeurde plan-MER Oosterweelverbinding worden ingepast in die lopende MER-procedures.

 

5.8 Strategisch project Brabo 2 en Oosterweelverbinding

 

 

 

Status: Opgestart op 1 april 2013

 

 

De projecten Brabo 2 en Oosterweelverbinding zijn onderdeel van het Vlaamse Masterplan 2020 – Bouwstenen voor de uitbreiding van het Masterplan Mobiliteit Antwerpen (BVR 30/03/2010 – zie bijlage IIIj).

 

 

Brabo 2 omvat de heraanleg van de Noorderleien en het Operaplein, alsook een nieuwe tramverbinding op de Noorderlaan tot aan de Ekersesteenweg en op het Eilandje. Het project moet via het openbaar vervoer zorgen voor een vlotte, hoogwaardige verbinding met het noorden van de stad en het Eilandje. Voor de Opera wordt een nieuw autoluw plein aangelegd met een ondergrondse parking en een autotunnel. De Noorderleien, de hoofdassen op het Eilandje en de Noorderlaan worden ingericht als stedelijke boulevard, met aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en verkeersveiligheid. Aan de A12 komt een park&ride om de overstap naar het openbaar vervoer te stimuleren.

 

 [image]

 

Bron: Strategisch project Brabo2/Oosterweel

 

 

De projecten Brabo 2 en Oosterweelverbinding zijn beiden een hefboom voor een betere bereikbaarheid en duurzame mobiliteit, voor een betere leefomgeving en kwaliteit, en voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling. De uitdaging voor het strategisch project is het integreren van verschillende aspecten in één totaaloplossing en het verbeteren van de leefomgeving en de kwaliteit van het openbaar domein. Er moet ingezet worden om nieuwe verbindingen te creëren, barrières op te heffen en de porositeit van het gebied te vergroten. Dit inzetten op infrastructuur en openbaar domein biedt voordelen qua toegankelijkheid, zichtbaarheid en identiteit. Op zijn beurt kan het infrastructuurproject een podium van stedelijke ontwikkeling en functionele verwevenheid worden, op verschillende schaalniveaus.

 

 

In het ministerieel besluit van 17 december 2012 werd het project ‘Brabo 2/Oosterweelverbinding’ erkend als strategisch project voor de periode van 3 jaar. De subsidieperiode gaat in vanaf 1april 2013 en loopt tot 31 maart 2016.

 

 

6 Relatie met planningsprocessen op provinciaal en gemeentelijk niveau

 

Er werd bij de opmaak van dit RUP rekening gehouden met specifieke visies uit andere (al dan niet afgeronde) lokale planningsprocessen.

In dit hoofdstuk worden de relevante aspecten uit het provinciaal en de gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen weergegeven. Voor overige relevante planningsprocessen en beleidsdocumenten wordt verwezen naar de bijlage (zie bijlage IIIk).

 

 

6.1 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen (RSPA)

 

Opgesteld door:

Omgeving

In opdracht van:

Provinciebestuur Antwerpen

Datum:

10 juli 2001 en latere wijziging

Status:

Goedgekeurd door de Vlaamse Regering

 

 

Het RSPA beschrijft voor het grondgebied van de provincie Antwerpen de bestaande ruimtelijke structuur, de visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling, de ruimtelijke principes, de gewenste ruimtelijke structuur en de beleidsmaatregelen om deze structuur te realiseren.

Het provinciaal plan sluit aan bij het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en richt zich, steunend op het subsidiariteitsbeginsel, naar de structuurbepalende elementen van bovenlokaal belang. Dit zijn de elementen die vragen om een samenhangend beleid over de gemeentelijke grenzen. Hierna worden de relevante richtinggevende en bindende bepalingen van het RSPA besproken.

 

 

6.1.1 Richtinggevende bepalingen

 

In het plan worden visie en ruimtelijke concepten geformuleerd voor de hoofdruimte Antwerpse fragmenten en de verschillende deelruimten, evenals ontwikkelingsperspectieven voor de deelstructuren.

 

 

6.1.1.1 Hoofdruimte Antwerpse Fragmenten

 

De visie gaat uit van het belang van de Antwerpse fragmenten als onderdeel van de Vlaamse Ruit. De ontwikkeling van volgende potenties wordt naar voren geschoven:

· Het optimaliseren van verbindingen tussen de knooppunten binnen de Vlaamse Ruit, in het bijzonder het openbaar vervoer;

· Het ontwikkelen van projecten die inspelen op de internationale functies van de Vlaamse Ruit en de Antwerpse fragmenten in het bijzonder;

· Het werken aan projecten die de stedelijke vernieuwing in de ruime betekenis stimuleren en de leefbaarheid van het gebied waarborgen.

Volgende ordeningsbeginselen die mee het ruimtelijk concept voor deze hoofdruimte vormen, hebben betrekking op de stad Antwerpen:

· Schelde, Rupel, Dijle en Nete als dragers van vernieuwing en ontwikkeling;

· gordel grootstedelijke groenstructuur met groene vingers tot in de kernstad;

· knooppunten van een voorstedelijk vervoersnet als verdichtings- en ontwikkelingsgebied;

· Boomsesteenweg als concentratie van grootschalige stedelijke publieksfuncties en activiteiten;

· haven, Albertkanaal en Brabantse poort als economische concentraties in onderling verband.

 

 

6.1.1.2 Deelruimte grootstedelijk Antwerpen

 

Het projectgebied is gelegen binnen de deelruimte Grootstedelijk Antwerpen. Het ruimtelijk concept voor deze deelruimte vanuit de invalshoek van de provincie bevat volgende ruimtelijke principes:

· Het grootstedelijk gebied wordt gezien als geheel van gelijkwaardige woonomgevingen met een hoog voorzieningenniveau. De meer perifere woonomgevingen nemen daarbij een aantal taken over van de kernstad. Het onderscheid tussen het voorzieningenniveau van deze laatste en dat van de andere woonomgevingen vervaagt. De dichtheid van de kernstad verlaagt en dat van de perifere woonmilieus verhoogt.

· De samenhang tussen de verschillende woonomgevingen wordt verzekerd door grootstedelijke elementen als een grootstedelijke groenstructuur en grootstedelijke assen. De groenstructuur bestaat uit groene vingers, geworteld in de Antwerpse gordel en doorlopend in een natuurlijk netwerk verweven tussen de woonomgevingen. De grootstedelijke assen zijn dragers van voorzieningen, van hoogdynamische activiteiten en van openbaar vervoer.

· De Schelde wordt opgenomen in een nieuwe gemengd groene en stedelijke vinger van het grootstedelijk gebied. Een nieuwe band van stedelijkheid aan het water met wonen, natuur en groen, dienstverleningen en voorzieningen vervangt daarbij de vroegere en de huidige bedrijvigheid.

· De woonkernen worden verbonden door een waardig openbaar vervoernetwerk. In principe moet elke woonomgeving in contact staan met elke andere.

Doelstellingen voor deze deelruimte zijn:

· vernieuwen van het grootstedelijk gebied;

· uitbouwen van kwalitatieve woonomgevingen;

· vrijwaren van de groene vingers;

· verbeteren van de bereikbaarheid;

· uitbouwen en inrichten van grootstedelijke assen.

 

 

 

6.1.1.3 Deelruimte Antwerpse haven

 

Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen selecteert de Antwerpse haven als poort van Vlaams niveau. De haven is daarbij onderdeel van een netwerk van havens in de Benelux delta. Een visie op de toekomstige ontwikkeling van de Antwerpse haven moet met deze samenhang rekening houden en complementariteit op basis van eigen sterke punten stimuleren. Doelstellingen voor deze deelruimte zijn:

· bieden van kansen aan de haven;

· verzekeren van toegankelijkheid en bereikbaarheid;

· vorm geven aan grenzen;

· verdichten, efficiënt benutten en hergebruiken van haventerreinen.

 

 

6.1.1.4 Deelruimte Antwerpse gordel

 

De Antwerpse gordel is een groenstructuur van grootstedelijk niveau verweven met de Antwerpse fragmenten. De Antwerpse gordel verbindt verschillende soorten natuurlijke, landschappelijke en open ruimte elementen en loopt door tot in het grootstedelijk gebied via de groene vingers en in de fortengordels. Doelstellingen voor deze deelruimte zijn:

· tegengaan van bebouwing in de Antwerpse gordel;

· beschermen, versterken en verbinden van onderdelen van de gordel;

· versterken van open-ruimte functies zoals natuur, bossen, landbouw, recreatie en landschap.

 

 

6.1.1.5 Gewenste ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur

 

De algemene uitgangspunten handelen zowel over het wegvervoer als over het openbaar vervoer.

De gewenste ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur moet bijdragen tot een grotere samenhang tussen de overige deelstructuren. Hij wordt opgemaakt rekening houdend met de locatie van bestaande activiteiten en functies. Omgekeerd heeft deze deelstructuur een bepalende rol voor het lokaliseren van andere activiteiten. De geïntegreerde visie op de ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur is ontwikkeld vanuit de veertien deelruimten. Per deelruimte wordt een verkeers- en vervoerssysteem gedefinieerd dat de gewenste ruimtelijke structuur kan ondersteunen.

Tot de provinciale taken behoren o.a. de selectie van de secundaire wegen en de uitwerking van het provinciaal openbaar vervoer.

Binnen het studiegebied zijn enkel secundaire wegen type III aangeduid. Een secundaire III is een belangrijke fiets- en openbaar vervoersas met een lokaal en bovenlokale verbindingsfunctie.

· N1 tussen R1 en de Nederlandse grens

· N12 tussen R1 en R11

· N70 tussen Linkeroever en grens provincie Oost-Vlaanderen

Het openbaarvervoersnet wordt verder geoptimaliseerd en uitgebouwd tot een hiërarchisch raster van openbaar vervoerlijnen. Binnen dit netwerk zijn twee soorten stelsels te onderscheiden: verbindende en ontsluitende.

Het openbaar vervoer binnen het grootstedelijk gebeid Antwerpen bestaat uit een ontsluitend stadsnet en een verbindend voorstedelijk net. Het stadsnet verzorgt de interne bediening van bezoekersintensieve polen. Het voorstedelijk net (stamlijnen) zorgt voor de aanvoer van in de rand. Belangrijk hierbinnen zijn de overstappunten in de kernen aan de rand van het stedelijk gebied. Zij worden afgestemd op het niveau van de stad. Deze knooppunten worden onderling verbonden door een aantal tangenten.

 

 

6.1.2 Bindende bepalingen

 

Volgende selecties zijn van toepassing op het studiegebied.

 

 

6.1.2.1 Natuurlijk structuur

 

Natuurverbindingen:

· de Schelde als natuurverbinding tussen Antwerpen LO (Blokkersdijk en Sint-Annastrand) en de valleien van de Schelde en Rupel.

· Tussen Schelde en de Kuifeend tot aan Leugenberg

· Tussen Schelde, grensgebied Zandvliet – Putte en complex Mastenbos – Wolvenbos

Gebieden met een ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang

· gebied met Kuifeend, Verlegde Schijns, vormingsstation Antwerpen-Noord en Muisbroek

 

 

6.1.2.2 Ruimtelijke economische structuur

 

Toeristisch-recreatieve netwerken van provinciaal belang:

· steden en stromen

Gebieden van primair toeristisch-recreatief belang:

· de grootstedelijke gebieden.

 

 

6.1.2.3 Gewenste landschappelijke structuur

 

Open-ruimteverbindingen:

· vallei Klein Schijn (inclusief Bosuil);

 

 

 

· vallei Groot Schijn (inclusief Rivierenhof);

· Hazeschrans – fort 6 – UIA – Middelheim;

· rechter- en linkeroever Scheldevallei;

· gebied ten zuiden van de N49.

Selectie van bakens

· binnenste fortengordel;

 

 

6.1.2.4 Lijninfrastructuur

 

Secundaire III:

· N1 tussen R1 en de Nederlandse grens

· N12 tussen R1 en R11

· N70 tussen Linkeroever en grens provincie Oost-Vlaanderen

 

 

6.1.2.5 Acties en maatregelen

 

· De provincie maakt een Kaderplan voor de Antwerpse Gordel met een uitvoeringsgericht actieplan (in samenspraak met het Vlaams Gewest).

· De provincie maakt geïntegreerde gebiedsgerichte strategische plannen op gebieden van primair toeristisch-recreatief belang.

· Natuurverbindingsgebieden worden afgebakend in provinciale ruimtelijke structuurplannen

 

 

 

 

6.2 Strategisch Ruimtelijke Structuurplan Antwerpen (s-RSA)

 

 

Opgesteld door:

Stadsplannig Antwerpen ism Secchi-Viganò en Iris Consulting

In opdracht van:

Stad Antwerpen

Datum:

21 december 2006

Status:

Bekrachtigd door BD

 

 

Het s-RSA is een beleidsdocument dat, conform de regelgeving, bestaat uit een informatief, een richtinggevend en een bindend deel. Het beleidsplan omvat een generiek en een actief beleid.

Het generiek beleid stelt een aantal doelen voorop, gestructureerd volgens beelden. Deze beelden vormen een referentiekader waarmee elk project dat betrekking heeft op Antwerpen rekening moet houden. Het generiek beleid omvat een set regels die voor iedereen gelden en die afgewogen zijn ten opzichte van alle gebieden van de stad. Het generiek beleid is opgebouwd volgens zeven verschillende beelden voor de stad: de waterstad, de ecostad, de havenstad, de spoorstad, de poreuze stad, dorpen en metropool en de megastad.

Het actief beleid is een gebiedsgerichte, projectmatige benadering voor het bereiken van een aantal strategische ruimtelijke doelstellingen in de stad. Het structuurplan geeft dit beleid vorm en structureert de stad door middel van een aantal welomschreven en gelimiteerde ruimten, die op hun beurt strategische programma’s en projecten bepalen. Het actief beleid is enkel van toepassing op de geselecteerde ruimte en is coherent met het generiek beleid. Strategische ruimten vormen een sleutelrol in de stedelijke ontwikkeling van Antwerpen. Ze moeten leiden tot een nieuwe ruimtelijke en functionele organisatie en tot een concentratie van gebiedsgerichte inspanningen en investeringen.

 

 

6.2.1 De gewenste ruimtelijke structuur

 

De gewenste ruimtelijke structuur van de stad Antwerpen wordt in het s-RSA weergegeven door vijf strategische ruimten:

1) de harde ruggegraat: stad aan de stroom

2) de zachte ruggegraat: systeem van groene open ruimten

3) het lager netwerk: netwerk van lokale wegen, OV en stedelijke centra

4) de groene singel

5) leven en werken langs het kanaal

 

 

 

6.2.2 Strategische ruimten en programma’s

 

Het tracé van de Oosterweelverbinding heeft raakvlakken met alle strategische ruimten uit het s-RSA.

 

Projecten

Binnen de 5 strategische ruimten werden telkens een aantal strategische projecten gedefinieerd. Volgende weerhouden strategische projecten hebben raakvlakken met de Oosterweelverbinding:

Harde ruggenraat:

 

· Mexico eiland en oostrand (multifunctionele stedelijke invulling op langere termijn)

· Droogdokkeneiland (recreatieve toplocatie)

· ScheldeKaaien (heraanleg Scheldekaaien)

· Noorderlaan (herinrichting Noorderlaan)

· Luchtbal station (potentiële multimodale knoop)

Zachte ruggegraat:

 

· Schijnvalleipark - Deurne Noord (continuïteit parkstructuur – buffer Ring)

· Noorderpark – Noordelijke link (nieuw waterfront langs het kanaal)

· Havenpark – tussen haven en rivier (relaties Noordkasteel met groenstrook langs Schelde en Droogdokkenpark)

Groene Singel:

 

· Turnhoutsebaan knooppunt (groene Schakel rivierenhof – Spoor Oost)

· Lobroekdok - Slachthuis ( herwaardering omgeving Loborekdok)

· Ijzerlaan

· Straatsburgdok (herwaardering kades)

Levendig kanaal:

 

· Omgeving Sportpaleis (herstructurering en oplossing parkeerproblematiek)

 

 

De territoriale boulevards (met tramverbinding) en de alternatieve routes (voor autoverkeer) zijn wegen die het centrum van Antwerpen verbinden met andere centra in de regio (vaak de oudesteenwegen), de buurgemeenten. Territoriale Boulevards die interfereren met het projectgebied van de Oosterweelverbinding zijn:

· Noorderlaan: bereikt het noorden van de stad, in het gebied van Leugenberg; samen met de voornoemde Sint-Bernardsesteenweg voorziet de Noorderlaan in de verlenging van de Leien.

· Bredabaan en Kapelsesteenweg: reikt naar Breda en Noord-Brabant en komt de stad binnen via de Theunisbrug.

· Turnhoutsebaan: loopt ten noorden van het Rivierenhof richting Schilde en Turnhout.

· Groenendaallaan tussen Bisschoppenhoflaan en Noorderlaan, kruisend met de Bredabaan.

 

 

Volgende ‘alternatieve routes’ interfereren met het projectgebied:

 

· Bisschoppenhoflaan: alternatief voor de Turnhoutsebaan.

 

 

 

 

6.3 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Zwijndrecht

 

Opgesteld door:

Omgeving

In opdracht van:

Gemeente Zwijndrecht

Datum:

22 juni 2001

Status:

Goedgekeurd bij MB

 

 

 

6.3.1 Richtinggevend gedeelte

 

Het niet-gerealiseerde woonuitbreidingsgebied ten zuiden van de E17 tussen de Pastoor Coplaan, Verbindingsstraat en Boomgaardstraat wordt herbestemd naar groenzone en gemeenschapsvoorzieningen.

Ruimtelijke concepten met impact op het studiegebied:

· Zwijndrecht als poort voor het stedelijk gebied Antwerpen;

· de aanwezige open ruimten dienen behouden te blijven. Zo is de open ruimte tussen Antwerpen- Linkeroever en Zwijndrecht essentieel voor het behoud van de continuïteit van de open ruimte en vormt ze een belangrijke buffer ten opzicht van de grootstad.

· de centrale as tussen Zwijndrecht en Burcht wordt een belangrijke as voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Sterk verkeersgenererende functies worden wel geweerd.

Ontwikkelingsperspectieven deelruimten:

· Zeehaven: aandacht voor natuurwaarden, creëren buffer t.o.v. dorpskern, verbeteren toegankelijkheid voor langzaam verkeer, vrijwaren fortengordel en aanleg langzaam verkeersroute langs gordel;

· kernen Zwijndrecht en Burcht: aanleg parallelweg langs E17 voor ontsluiting bedrijventerreinen, open ruimte als buffer tussen E17 en woongebied;

· randen E17: bestaande bedrijventerreinen worden heringericht en nieuwe terreinen ontwikkeld, sterk verkeersgenererende functies worden geweerd, de terreinen worden gebufferd naar de woonwijken, gekoppeld aan de groenstructuur worden langzaam verkeersvoorzieningen gecreëerd tussen deze terreinen en de woonbuurten, de ontsluiting is geënt op de centrale as en de terreinen ten oosten van de centrale as worden ontsloten via een parallelweg;

· open ruimte in het oosten: dit gebied wordt deels beheerd als stedelijk natuurgebied en deels als randstedelijk groengebied, de ingesloten driehoek industriegebied bij Baarbeek en de open ruimte rondom de Burchtse Weel worden niet ontwikkeld;

· open ruimte in het westen: blijft voorbehouden voor de professionele landbouw met aandacht voor de landschappelijke waarden, zachte recreatie is toegestaan.

 

 

Ontwikkelingsperspectieven voor de verkeers- en vervoersstructuur:

· E17 en N49 als hoofdweg: verminderen aantal knooppunten, de gemeente verkiest het knooppunt nr. 17 van E17 te behouden, verbeteren oversteekbaarheid voor zachte weggebruiker (o.a. fietstunnel onder de N49 t.h.v. de fortengordel of een fietsbrug tegen de spoorwegbrug over de N49), groenbuffers langsheen deze wegen.

· Krijgsbaan (N419) als primaire weg categorie II tussen E17 en N70;

· N70 als secundaire weg: kruispunt N70 x E17 aandacht zachte weggebruikers en openbaar vervoer;

· N419 (waar niet primair) als intergemeentelijke lokale verbindingsweg;

· centrale as als belangrijke noord-zuid as op lokaal niveau;

· as Kruibeeksesteenweg – Koningin Astridlaan als belangrijke as op lokaal niveau, evenwijdig aan de Schelde;

· parallelweg voor een vlotte ontsluiting van de (regionale) bedrijventerreinen naar E17;

· woonwijken als verblijfsgebieden geënt op de N70 en lokale assen via wijkverzamelwegen;

· lokaal fietsnetwerk.

 

 

 

6.3.2 Bindend gedeelte

 

 

6.3.2.1.Taakstellingen

 

Woningbouwprogrammatie

De gemeente beslist om het niet-gerealiseerde gedeelte van het woonuitbreidingsgebied begrepen tussen Pastoor Coplaan, Verbindingsstraat, Boomgaardstraat en E17 te herbestemmen naar groenzone (bufferzone, parkzone,...) en gemeenschapsvoorzieningen.

Bedrijvigheid

De gemeente beslist om op gemotiveerde wijze in het afbakeningsproces van het grootstedelijk gebied Antwerpen te pleiten voor:

  • het niet bestemmen van bijkomende open-ruimtegebieden naar ruimte voor bedrijvigheid;

  • het aanduiden van het bedrijventerrein Baarbeek als thematisch regionaal bedrijventerrein;

  • het aanduiden van het bedrijventerrein Westpoort als gemengd regionaal-lokaal bedrijventerrein.

 

 

6.3.2.2. Prioritaire acties

 

  • opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan voor een gedeelte van de bufferzone en het niet- gerealiseerde woonuitbreidingsgebied ten zuiden van E17 (Boskouter). Het woonuitbreidingsgebied wordt herbestemd naar groenzone (buffer, park,...) en zone voor gemeenschapsvoorzieningen (realisatie jeugdvoorzieningen en groene vinger).

  • opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan voor de noordelijke kouter;

  • opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan voor het Vliet;

  • opmaken van een stedenbouwkundig ontwerp en beheersplan voor het Zand.

 

 

 

 

7 Bestaande feitelijke en juridische toestand

 

 

De bestaande feitelijke en juridische toestand wordt grafisch weergegeven op onderstaande kaarten

- kaart 0 Situering plangebieden.

- kaart 1 Bestaande feitelijke toestand : luchtfoto met aanduidingen.

- kaart 2 Bestaande juridische toestand : gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen

- kaart 3 Bestaande juridische toestand : andere plannen

 

 

7.1 Bestaande feitelijke toestand

 

 [image]

 

 

Voor de beschrijving van de bestaande feitelijke toestand wordt het plangebied opgedeeld in 3 grotere gehelen: Linkeroever, Schelde en Rechteroever. Binnen de grote gehelen Rechteroever en Linkeroever worden bijkomend kleinere, samenhangende gehelen beschreven.

 

 

 

 

 

7.1.1 Bestaande ruimtelijke structuur linkeroever

 

 [image]

 

 

7.1.1.1 Globale beschrijving plangebied

 

Deze zone omvat de ruimte voor verkeersinfrastructuur zoals bepaald in het GRUP en een aantal aanpalende open ruimtegebieden. Het betreft Burchtse Weel, Middenvijver, Sint-Annabos en beperkte delen van het Vlietbos en van Blokkersdijk.

De ruimtelijke kenmerken van het gebied worden in belangrijke mate bepaald door de bodem. Er komen drie bodemtypes voor in het plangebied: rivier- en beekalluvia (de natte alluviale bodems naast de Schelde en de alluviale gronden van de beken die behoren tot het net van zijbeken dat aan de Schelde takt en beperkt zijn tot zeer smalle beekdalen), dekzandgronden: (op deze zand- tot lemigzandgronden werden

de dorpen gebouwd en aan landbouw gedaan) en opgespoten en vergraven terreinen (dit bodemtype komt overwegend voor in het plangebied en bestaat afwisselend uit verschillende klei- en zandlagen, aangevuld met een toplaag van baggerspecie uit de Schelde).

Ten gevolge van dijkdoorbraken zijn op verschillende plekken door de Schelde tot 20 meter diepe gaten uitgeschuurd waarin slibmateriaal is afgezet. Dergelijke wielen bevinden zich ondermeer ter hoogte van het Sint-Annabos en Burchtse Weel.

De waterhuishouding wordt in heel het studiegebied voornamelijk bepaald door slecht doorlatende kleilagen onder de aangevoerde zandgronden. Het opgehoogd en aangevoerd materiaal is goed doorlatend.

Het neerslagwater vloeit op de onderliggende lagen klei en veen af naar de lager gelegen gedeelten en vormt daar plassen en drassige zones.

In de binnendijkse gebieden is de ‘oorspronkelijke’ poldervegetatie nagenoeg volledig verdwenen ten gevolge van de zandopspuitingen. Verschillende gedeelten kenden een spontane vegetatieontwikkeling.

Dezelfde pioniersvegetaties met opeenvolgende verruigingsstadia zijn bijgevolg terug te vinden verspreid over het gebied. De variatie in de vegetatie is vooral een weerspiegeling van het verschil in zout- en vochtgehalte in de bodem. Afhankelijk van de dikte van de opgespoten zandlaag veroorzaakt op sommige plekken de aanwezige kleilaag nog steeds een hoge waterstand. Op de meeste gronden domineren een fauna en flora, gelijkend op deze terug te vinden in duingebieden.

De door dijkdoorbraken ontstane 'wielen' vormen een laatste waardevol element nagelaten door de rivier. Deze schuurgaten waar bij dijkdoorbraken het water met geweld het achterland binnenstroomde zijn vaak erg diepe zoetwaterplassen met steile oevers. Ze bieden ruimte aan interessante water- en moerasplanten.

Gebieden met grote natuurwaarde zijn Blokkersdijk, de slikken en schorren langs de Schelde en het Rot gecombineerd met Donckers (beide maken deel uit van Middenvijver). Andere open ruimtegebieden binnen de plancontour zijn het Vliet, het Zand en Burchtse Weel.

 

 

 

De gronden ingesloten tussen de R1, de bestaande op- en afrit nr. 6 Linkeroever en de N70 (Blancefloerlaan) zijn bestemd en in gebruik als bedrijventerrein.

 

 

 [image]

 

 

Burchtse Weel

Zie 7.1.1.5.

 

 

Middenvijver

In opdracht van BAM werd het gebied Middenvijver heringericht in het kader van mitigerende maatregelen voor het project Oosterweelverbinding. Aan de bestaande waterlopen werd een watervlak gekoppeld dat dienst zal doen als tijdelijk refugium voor avifauna en als permanente buffer- en infiltratiemogelijkheid voor het oppervlaktewater van de nieuwe infrastructuur.

 [image]

 

 

 

Sint-Annabos

Het St.-Annabos werd in 1950 aangeplant op opgespoten gronden en bestaat voornamelijk uit Canadapopulieren. Op sommige plaatsen (vooral de randen) komen spontaan opgeschoten struiken en bomen voor.

 

 

Vlietbos

Dit gebied is voor het grootste gedeelte natuurlijk bebost. Op de drogere delen groeit voornamelijk berk en op de vochtigere delen wilg. De beboste structuur wordt onderbroken door meer open, vergraste en schrale plekken. De westelijke grens wordt gevormd door een verlande beekloop die voor een groot deel begroeid is met riet. De beek wordt geflankeerd door de Suikerdijk, een belangrijke structurerend element. Op verschillende plaatsen komen ophogingen van het terrein voor in grillige vormen.

Het gedeelte ten zuiden van de Dwarslaan is bestemd voor dagrecreatie en in functie hiervan ingericht. De gebouwen zijn in gebruik door een fitnessclub, een tennisclub en een dagverblijf voor senioren.

 

 

Blokkersdijk

Het voornaamste gedeelte van dit gebied wordt gevormd door de 46 ha grootte plas. Deze vormt een belangrijke broed- en verblijfplaats voor grote aantallen (trek)vogels. De maximale diepte van de plas bedraagt tot 1,40 meter. Rondom de plas staan rietkragen. In het noordwesten van het gebied ligt het zgn. Moerasbos, een vochtig wilgenbos met een rijke onderbegroeiing en een bronplas. Deze laatste watert af in de richting van de grote plas. De aanwezige kleilenzen en bronnen zorgen ervoor dat de grote plas niet droogvalt. In het noordoosten bevindt zich een populierenbos en een gemengde licht verruigde bosvegetatie die onderbroken wordt door open graslandvegetaties. De overige omringende gebieden bestaan uit open vlakte met verspreide struwelen. De zuidelijke en oostelijke grenzen worden gevormd door respectievelijk de Palingbeek en Tophatgracht.

 

 

Het Zand

Het Zand is een open gebied met een ruderale vegetatie en het begin van een boomopslag. De Laarbeek vormt in dit gebied een (potentieel) belangrijk natuurlijk element.

Het Zand is bestemd voor dagrecreatie en ligt gedeeltelijk op grondgebied van Antwerpen en gedeeltelijk op grondgebied van Zwijndrecht. Momenteel situeren zich hier twee voetbalvelden en een terrein voor baseball.

Een gedeelte van het terrein wordt gebruikt als parkeerplaats voor opliggers.

Een recent aangelegd fietspad is de enige relatie tussen het Zand en het Vlietbos.

 

 

Bedrijventerrein Katwilgweg

Katwilgweg is een lokaal bedrijventerrein dat reeds in belangrijke mate is ingevuld met klein tot middelgrote bedrijven. De ontsluiting gebeurt via de N70.

 

 

 

7.1.1.2 Op- en afrittencomplex Zwijndrecht

 

Het op- en afrittencomplex (rijrichting komende van Gent en richting Antwerpen) bevindt zich in een groene strook tussen de bebouwing van Burcht en de E17. Het bestaande op- en afrittencomplex is geënt op de Pastoor Coplaan.

 

 

7.1.1.3 Blancefloerlaan

 

De Blancefloerlaan (N70) is de enige verbindingsweg tussen de kern van Zwijndrecht en Linkeroever en kruist de R1 middels een brug. De inrichting van de weg met voetpaden en fietspaden aan weerszijden van de rijbaan en een centrale trambaan is conform de categorisering ervan als secundaire weg type 3.

 

Aan de westzijde van de R1 grenst de Blancefloerlaan in noordelijke richting aan het Vliet en in zuidelijke richting aan het Zand.

 

 

7.1.1.4 Fluxysleiding

 

De Fluxys-leidingen lopen door het St.Annabos, één leiding draait af naar het westen tussen E34 en Blokkersdijk, om ter hoogte van de Palingbeek de E34 te kruisen en aan de zuidzijde van de E34 verder westwaarts te lopen.

 

 

7.1.1.5 Burchtse Weel

 

In opdracht van BAM werd Burchtse Weel in 2008 heringericht tot een gecombineerd GGG (gecontroleerd gereduceerd getijdengebied) en GOG (gecontroleerd overstromingsgebied) in het kader van mitigerende maatregelen voor het project Oosterweelverbinding. Er werd een bijkomende slik- en schoroppervlakte gerealiseerd door de Schelde te verbinden met Burchtse Weel en een gedeelte van het gebied af te graven. Om de afwatering van het achterland veilig te stellen werden de nodige maatregelen getroffen (aanleg ringdijk, wachtbekken, gravitaire uitwateringsconstructie, pompstation).

 [image]

 

 

7.1.2 Bestaande ruimtelijke structuur Schelde

 

 

 

 [image]

 

 

Ruimtelijk kenmerkend voor voor dit gebied zijn het open karakter, de specifieke eigenheid van de rivier, de lineariteit, en de verzichten, de begrenzende dijken en de scheepvaart.

Het betreft één coherente ruimte die is opgebouwd uit dijken, oevers en het watervlak. De slikken en schorren langs de Schelde hebben een grote natuurwaarde (SBZ).

 

 

7.1.3 Bestaande ruimtelijke structuur rechteroever

 

 

 [image]

 

 

7.1.3.1 Omgeving Noordkasteel

 

De omgeving Noordkasteel is sterk getypeerd door de ligging aan de Schelde. Het betreft de meest uitgesproken bocht van de Schelde nabij de stad. Deze buitenbocht kent van nature een sterke dynamiek door het continue proces van uitschuring en afzetting. Dit proces werd doorheen de tijd bedwongen door de aanleg van de rivierdijk en inpoldering. Op deze locaties ontstonden regelmatige dijkdoorbraken die diepe kuilen (welen of wielen) achterlieten en delen van de polders opnieuw onder water zetten. De dijken en de polders werden bijgevolg verhoogd in functie van veiligheid en een permanent gebruik van de gronden. Een opvallend relict van de oude Scheldepolder is de Oosterweelkerk en de directe omgeving waar het oorspronkelijke polderpeil is bewaard gebleven.

De specifieke locatie langs de Scheldebocht werd vanuit strategische belangen in de militaire geschiedenis volop benut. Het gebied was omwille van het overzicht over de Schelde zeer geschikt om de meest noordelijke verdediging van de stad te vestigen. Het Noordkasteel vormde het sluitstuk tussen Schelde en stadsomwalling. In het gebied tussen de Schelde en de dokken komt een ensemble van militaire relicten uit opeenvolgende periodes in de geschiedenis voor.

De belangrijkste gekende archeologische sites bevinden zich op de rechter Scheldeoever en omvatten het voormalig fort Piementel, de voormalige dorpskern van Oosterweel (gelegen rond de nog bestaande kerk) en het Noordkasteel. Bij het graven van de verschillende dokken ten Noorden van Antwerpen in de late 19de en begin 20ste eeuw kwamen talrijke archeologische vondsten aan het licht, waaronder verschillende uit de steentijden en de metaaltijden. De mogelijkheid is dus reëel dat ook in het projectgebied dergelijke vondsten voorkomen.

Het oudste relict zijn de restanten van het Piementelfort (locatie afleidbaar uit tracé Scheldedijk). Van het verdedigingsfort Noordkasteel (meest noordelijke citadel die deel uitmaakte van de stadsomwalling) is meer bewaard gebleven. Het betreft een kazemattencomplex met grondwal, gracht en een sluisje dat de verbinding maakte met de Schelde.

 

 

 [image][image]

 

fort Piementel en het voormalig dorp Oosterweel op een 19de-eeuwse kaart (l) en het kerkje van

Oosterweel (r)

 

 

7.1.3.2 Eilandje

 

In het ontwikkelingsproces van het Eilandje, dat zich vooral in de negentiende eeuw afspeelde, lichten twee wetmatigheden op. In de eerste plaats voltrok zich zowel op stedenbouwkundig als op sociaal en economisch vlak een breuk op het moment van het slopen van de wallen. Deze cesuur was dermate ingrijpend voor het Eilandje dat zij niet alleen als katalysator optrad in het urbanisatieproces, maar tevens de eigendomsstructuur en de sociale woonsituatie diepgaand wijzigde. In de tweede plaats werd vanuit het kwantitatief onderzoek naar de verstedelijking, het bouwproces en het sociaal-economisch profiel van de wijk een spanning vastgesteld tussen de economische havenbelangen en de residentiële stadsbelangen. Concreet resulteerde deze confrontatie tussen stad en haven in een diversiteit aan functies. De havengebonden economische belangen uitten zich op stedenbouwkundig vlak in de aanleg van brede kaaien, spoorwegen, magazijnen en dokken. De residentiële functies reflecteerden in een aanzienlijke hoeveelheid woonhuizen die tussen de pakhuizen verschenen. Toch werd - en wordt tot op heden - het uitzicht van het Eilandje grotendeels bepaald door de haven. De komst van het MAS naar het gebied bracht hier recent verandering in.

De geografische uitdeining van de haven naar het noorden en de expansie van de stad naar de omliggende dorpen zette gedurende de negentiende eeuw langzaam een scheiding tussen stad en haven in. Het Eilandje trad op als interface van beide processen, waarbij het kan worden geïnterpreteerd als de laatste grote gezamenlijke manifestatie van haven en stad, alvorens de haven definitief in noordelijke richting verschoof. De graduele verschuiving van de Antwerpse haven liet op het Eilandje diepe sporen na. Op stedenbouwkundig vlak was de structuur van de haven en de ligging van de dokken bepalend voor het stratenpatroon. Bovendien namen de havengebonden gebouwen steeds het voortouw in het expansieproces van het Eilandje.

Het beeld van het noordelijke deel van het Eilandje wordt bepaald door het industriële verleden - de dokkenstructuur - en het omgevende water. Op het Droogdokkeneiland is dit het sterkste aanwezig. Aan de kant van de Schelde zijn er schorren die een natuurfunctie vervullen. Aan de kant van het Kattendijkdok liggen de droogdokken. Op de westelijke kop van het Mexicoeiland bevinden zich twee beschermde monumenten: het pomphuis en de brandweerkazerne (Kaai 63, nu Technische dienst van de haven). Het grootste deel van het Mexicoeiland wordt gedomineerd door een aantal nieuwe bedrijfsgebouwen (Schenker Belgium, Panalpina Cargo Center). Vandaag functioneert het Eilandje als belangrijk doorgangsgebied voor het verkeer tussen de stad en de haven. De Straatsburgbrug versterkt deze functie nog.

 

 

7.1.3.3 Omgeving Lobroekdok

 

De vorm en het ontstaan van het Lobroekdok hebben een historische achtergrond. Het dok is immers gegraven in een bestaande lunet van de Brialmont-omwalling. Aangezien het dok op het laagste punt ligt in zijn omgeving en gelegen is nabij het samenkomen van zowel het Groot Schijn als het Klein Schijn, is het aspect ‘water’ steeds belangrijk geweest op de site. Toen de wallen verdwenen en het Albertkanaal werd gegraven, werd het Schijn ingebuisd en omgelegd. Het Lobroekdok werd pas in de eerste helft van de vorige eeuw gegraven en is momenteel in onbruik geraakt.

De zone Lobroekdok omvat in hoofdzaak het dok en de bedrijvigheid er rond. Twee bovenlokale functies geven identiteit aan het gebied maar hebben nauwelijks een relatie met het dok: het Sportpaleis en het Slachthuis. In het Sportpaleis worden geregeld grootschalige evenementen georganiseerd die op piekmomenten aanzienlijke verkeershinder veroorzaken op de huidige R1. In deze omgeving zijn het viaduct van Merksem (R1) en het Lobroekdok beeldbepalend.

 

 

7.1.3.4 Steenborgerweert

 

In de zone Steenborgerweert zijn overwegend bedrijven gevestigd. Het gebied wordt afgebakend door het Albertkanaal, de Noorderlaan en de IJzerlaan. Het gebied wordt in twee gesplitst door de spoorlijn. Deze situatie maakt dat de verbondenheid met de omliggende wijken zeer beperkt is. Het gedeelte van de wijk ten westen van de spoorlijn kent de laatste jaren een heropleving. Deze heropleving manifesteert zich in de vestiging van nieuwe bedrijven, renovatie van gebouwen en nieuwbouw.

 

 

7.1.3.5 Luchtbal / Merksem

 

Rond het station Luchtbal situeren zich vier sterk verschillende kwadranten. Het noordwestelijke kwadrant bestaat voor het overgrote deel uit sociale woningbouw. Ondanks het feit dat er een grote variëteit aan woontypologieën (torens, hoge stroken, tuinwijken) aanwezig is, vormt de hoogbouw in een groene omgeving het dominante beeld. Langsheen de Noorderlaan is er een centraal gelegen ontwikkeling van lokale commerciële voorzieningen (supermarkt, wassalon, apotheek, bank, café). Daarnaast zijn er ook een school, sportterreinen en een cultureel centrum aanwezig. Het CC Luchtbal heeft een bovenlokale aantrekkingskracht.

In de zuidwestelijke kwadrant treffen we een beschutte werkplaats aan die naast een dagverblijf eerder industriële activiteiten uitvoert. Deze werkplaats is sterk verbonden met de school voor bijzonder onderwijs die het centrale bouwblok van het gebied inneemt. Daarnaast zijn er nog twee stelplaatsen: één van De Lijn en één van Cars De Polder. De rest van de zone wordt ingenomen door KMO’s.

De twee oostelijke kwadranten, aan de overzijde van de spoorweg en naast de ring R1, maken deel uit van de kern van Merksem. Het betreft hier voornamelijk residentiële functies. Langsheen de hoofdweg ligt een groene bufferzone. Op de grens tussen deze bufferzone en de residentiële wijken bevinden zich nog een aantal andere functies: een fastfoodrestaurant, een supermarkt, een beschutte werkplaats en een waterzuiveringsstation.

 

 

 

7.1.3.6 Ten Eekhove

 

De deelzone Ten Eekhovelei wordt begrensd door de bebouwing langs Ten Eekhovelei de R1, Schijnpoortweg en de Turnhoutsebaan.

Tussen de bestaande ringinfrastructuur en de bebouwingslijn ligt een grotendeels braakliggend gebied met een variabele breedte dat geregeld als parking bij evenementen in het Sportpaleis en Lotto-arena wordt ingeschakeld.

Structurerende elementen binnen deze zone zijn de bebouwingslijn van de woningen langs Ten Eekhovelei en de dubbele bomenrij die betreffende percelen markeert, de waterloop het Schijn en de toegang tot de premetrotunnel met tramhalte en aansluitende bovengrondse tramspoorlijn.

Verder huisvest het gebied een oefenpleintje voor manoeuvres auto en motovoertuigen, een tijdelijke sporthal (opblaasbare constructie), een parkje, de technische installaties op het Groot Schijn (pompen en vuilroosters) en een deelsegment van het Ringfietspad (verbinding Schijnpoortweg – Rivierenhof).

 [image]

 

 

 

 

7.1.4 Bestaande verkeersstructuur

 

De bestaande verkeersstructuur is opgebouwd uit een aantal ringwegen (R1, de R10 en de Havenweg) en radiale wegen (E17, N70, E34 , N180, A12 noord, E19 en E313). Typerend is dat de R1 en R10 geen gesloten ringsysteem vormen.

Momenteel kent de R1 (hoofdweg) twee verschillende functies: als verbinding tussen de verschillende hoofdwegen voor het doorgaande ((inter)nationale) verkeer en op lokaal niveau als verdeelweg voor het bestemmingsverkeer.

De Singel (R10) is geselecteerd als primaire weg II.

De havenweg wordt gevormd door twee ‘verbindingswegen’: één ten oosten (Antwerpsebaan en Noorderlaan) en één ten westen van de haven (Scheldelaan). Deze beide wegen komen ten noorden van de haven samen (in Zandvliet) en vormen zo een lus.

 

 

 

 [image]

Selecties hoofdwegen, primaire wegen en secundaire wegen (m.u.v. de te verbeteren primaire verbinding N101-N180)

 

 

7.1.4.1 Hoofdwegen

 

E17: De E17 is een internationale verbindingsweg (Antwerpen-Gent-Rijsel-Parijs) met drie op- en afritten binnen het plangebied, met name complexnummers 6, 17 en 16 of respectievelijk Linkeroever, Zwijndrecht en Kruibeke. Door de aanwezigheid van deze op- en afritten op beperkte afstand van elkaar, vervult de E17 hier naast een verbindingsfunctie ook een ontsluitingsfunctie voor Zwijndrecht en Linkeroever.

E34: De E34 is een belangrijke verbinding van Antwerpen naar de kust. Deze werd in het RSV geselecteerd als hoofdweg. De weg is vanuit Antwerpen te bereiken via de Waaslandtunnel over de Charles de Costerlaan (op- en afritcomplex 7) of via de E17. Op Zwijndrechts grondgebied is er geen rechtstreekse aansluiting op de E34.

E19: De E19 is een weg van Europees belang die de verbinding maakt tussen Parijs en Amsterdam.

Vanuit Antwerpen vormt de E19 de verbinding met Brussel in het zuiden en Nederland in het noorden. In het noorden is de E19 bereikbaar via de R1 en het aansluitingscomplex Antwerpen- Noord. In het zuiden is de weg te bereiken via het aansluitingscomplex Antwerpen-Zuid.

E313: De E313 vormt vanuit Antwerpen de verbinding met Limburg en Luik. Vanuit Antwerpen is de weg te bereiken via het aansluitingscomplex Antwerpen-Oost.

R1: De R1 is de ringweg rond Antwerpen. Het vormt het verlengstuk van de E19 die uit het noorden van Nederland komt en via het oosten en het zuiden van de stad de verbinding maakt naar de E19 ten zuiden van Antwerpen (richting Brussel) en naar de E17 via de Kennedytunnel in het westen (richting Gent – Rijsel).

 

 

 

7.1.4.2 Primaire wegen

 

R10 (Singel): de R10 loopt parallel met de R1.

N101 (Scheldelaan): De N101 loopt vanaf het kruispunt met A12 in het district Berendrecht- Zandvliet-Lillo naar het westen. Via de Noordlandbrug wordt het Schelde-Rijnkanaal overspannen. De weg volgt verder de grens met Nederland en ter hoogte van het Groot Buitenschoor buigt de weg naar het zuiden, waar de Zandvliet- en de Berendrechtsluis worden overbrugd aan de kant Kanaaldok. Deze gewestweg loopt het grootste deel van het traject langs de rechteroever van de Schelde en heet daar Scheldelaan. Tot aan de aansluiting met de N180 loopt het tracé over de Oosterweelsteenweg.

N180 (Noorderlaan): De N180 loopt vanaf het kruispunt met N1 Noorderlaan/IJzerlaan in het district Antwerpen naar het noorden. Het Albertkanaal wordt gekruist via de Noorderlaanbrug, waarna de N180 verder noordwaarts loopt. Langs de afrit Ekeren van de A12 draait de N180 naar het westen om vervolgens de buitenrand van het havengebied te blijven volgen.

 

 

7.1.4.3 Secundaire wegen

 

N70: De N70 is de oude verbindingsweg Antwerpen – Zwijndrecht – Melsele. Naast de verbindende functie heeft deze weg vanwege het hoge gebruik momenteel ook een sterk barrièrevormend effect ter hoogte van Zwijndrecht-centrum. Tussen Linkeroever en Melsele (tot de N419) rijdt de tram over de N70. Ter hoogte van de terminus werd een ruime park&ride ingericht. Ook de busverbinding volgt deze oost-west verbinding. De weg profileert zich als openbaar vervoersas en drager van zacht verkeer. Richting Antwerpen sluit de weg aan op de tramtunnel en de voetgangerstunnel onder de Schelde.

N1: De N1 (Bredabaan) is de oude verbindingsweg naar Breda en verbindt Merksem, Brasschaat en Wuustwezel met de stadskern. De N1 kruist het Albertkanaal over de IJzerlaanbrug en vormt via de IJzerlaan, de Italiëlei, de Mechelse Steenweg en de Grote Steenweg een noord-zuid verbinding door de binnenstad.

N12: De N12 is de oude verbindingsweg tussen Antwerpen en Turnhout en doorsnijdt de kernen van Deurne, Schilde, Malle en Beerse. Ter hoogte van het Rivierenhof (Antwerpen-Oost) sluit de N12 aan op de Noordersingel.

 

 

7.1.4.4 Spoorwegen

 

spoorlijn 59: Deze spoorlijn maakt deel uit van het hoofdspoorwegennet voor personenvervoer.
Het is een belangrijke verbinding van Antwerpen naar Gent. Deze doorsnijdt de kern van Zwijndrecht. Ter hoogte van de centrale winkelas in Zwijndrecht situeert zich het station.

Spoorlijn 12: Spoorlijn 12 Antwerpen - Lage Zwaluwe is de grensoverschrijdende spoorlijn die Antwerpen verbindt met de Belgisch-Nederlandse grens en als Nederlandse spoorlijn verder gaat naar Roosendaal en Lage Zwaluwe. Deze spoorlijn vormt een ringspoor aan de Oostzijde van de stad Antwerpen en verbindt Antwerpen-Centraal met Antwerpen-Oost, Antwerpen-Schijnpoort en Antwerpen Dam. Vervolgens kruist deze lijn het Albertkanaal en gaat verder naar Antwerpen- Luchtbal.

 

 

 

7.1.4.5 Bus- en tramlijnen

 

 [image]

Bron: De Lijn, mobiliteitsvisie 2020

 

[image]Bron: De Lijn, mobiliteitsvisie 2020

 

 

 

In het studiegebied (linker- en rechteroever) bestaat een uitgebreid aanbod bus- en tramlijnen. Om de grote reizigersstromen van en naar Antwerpen op te vangen worden de bestaande Antwerpse tramlijnen in alle richtingen verlengd. Door de hoge frequenties van deze trams ontstaan tevens in de stations van Antwerpen naar alle richtingen goede overstapmogelijkheden. De verlengde tramlijnen ontsluiten daarbij tevens de P&R-sites aan de rand van de stad.

 

 

In de mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn worden vanuit Antwerpen snelbuslijnen voorzien

- langsheen E313- Antwerpen – Eindhout – Tessenderlo – Beringen

- Antwerpen – Zandhoven – Grobbendonk – Vorselaar – Lille – Herentals

- Antwerpen – Rumst – Kontich – Waarloos

 

Verder zal worden gewerkt aan de verlenging van de volgende tramlijnen:

- Afwerking van de tramlijn van Mortsel naar Boechout

- Afwerking van de tramlijn van Deurne naar Wijnegem

- Uitbreiding van de verlenging naar Borsbeek

- Uitbreiding van de verlenging naar Brasschaat

- Uitbreiding van de verlenging naar Kontich

- Uitbreiding van de verlenging naar Wommelgem

- de ontwikkeling van een sneltram tussen Antwerpen en Ranst

 

Ook binnen de ‘gemeente’ Antwerpen wordt gestreefd naar maximale uitbouw van het tramaanbod:

bijvoorbeeld door de aantakking van het Eilandje en Nieuw-Zuid op het binnenstedelijke tramnetwerk, maar ook door het creëren van tramverbindingen met voorheen ‘tramloze’ districten, zoals Ekeren en Wilrijk. In het centrum van de stad wil De Lijn maximaal gebruik maken van de premetrotunnels voor een congestievrije doorstroming.

Met de verlenging van de tramlijnen, zoals voorzien in het Masterplan 2020, krijgt het openbaar vervoer een flinke duw in de rug. Er zijn echter bijkomende inspanningen nodig om een performante hoofdstructuur voor Antwerpen en de Antwerpse regio uit te bouwen. Op het niveau van het stedelijk gebied Antwerpen is het nodig dat een sterke hoofdtramstructuur wordt gerealiseerd met goede hoge frequenties en goede doorstroming. Aan deze hoofdstructuur kunnen dan een aantal P+R mogelijkheden op de meest optimale locaties worden gekoppeld en kunnen lokale en regionale buslijnen op aansluiten.

Deze hoofdtramassen kunnen nog aangevuld worden met P+R mogelijkheden of bestaande P+R kunnen verbeterd worden door verhoging van het parkeeraanbod en de frequentie van de trams.

 

 

7.1.4.6 Fietsverbindingen

 

7.1.4.6.1 Provinciaal Ruimtelijk structuurplan Antwerpen

Het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFF) is hiërarchisch opgebouwd uit drie soorten routes en samen vormen zij een provincie dekkend netwerk.

Fietsostrades/hoofdroute

De fietsostrades vormen de ruggengraat van het BFF. Het zijn langeafstandsfietspaden langs rechtlijnige infrastructuren zoals spoorlijnen en kanalen. Comfort (breed en verhard) en veiligheid (non-stop, in de voorrang en afgescheiden van het autoverkeer) zijn de belangrijkste inrichtingsvoorkeuren.

Functionele fietsroutes

Deze fietspaden verbinden de woonkernen met attractiepolen zoals dorpskernen, winkelcentra, sportcentra, culturele centra, scholen en bedrijventerreinen. Ze zijn de kortste verbinding en lopen daardoor meestal langs drukke wegen (historische steenwegen die bijvoorbeeld van centrum naar centrum lopen).

Alternatieve fietsroutes

Deze routes lopen parallel aan de functionele fietsroutes, langs rustigere, autoluwe gemeentewegen. De fietser kiest dan tussen de kortste (functionele) of de veiligste en aangenaamste (alternatieve) route. In de praktijk zijn de alternatieve routes vaak ook de plaatselijke schoolroutes.

 

7.1.4.6.2 Masterplan 2020 (zie bijlage IIIi)

De Vlaamse regering heeft bij beslissing van 30 maart 2010 over het Masterplan 2020 de nadruk gelegd op de uitwerking van een multimodale verkeersstructuur.

Een aantal projecten worden reeds onderzocht bij BAM:

  • De Havenroute,

  • het fietspad Hoboken-Hemiksem,

  • de Districtenroute,

  • het fietspad Beatrijslaan-Burcht

Door het provinciebestuur van Antwerpen worden de fiets-o-strades langs de spoorlijn Mechelen- Antwerpen en het fietspad langs de spoorlijn Kapellen-Antwerpen verder onderzocht.

Om te komen tot een globaal samenhangend netwerk werden een aantal concrete projecten toegevoegd. Het gaat om de volgende concrete projecten:

  • Het fietspad langsheen de Spoorlijn Lier – Antwerpen (vanaf N10 tot Ringfietspad)

  • het Ringfietspad incl. doortrekken tot Schelde – Kiel en Schijnpoort – Eilandje

  • de eerste gordel door de randgemeenten Edegem, Boechout, Vremde, Wommelgem, Wijnegem en Schoten

  • De verbinding Vremde, Borsbeek, Berchem

  • Albertkanaal (fietsbrug Kruiningenbrug tot fietsbrug IJzerlaanbrug)

 

[image]-

 

Figuur: Overzicht van de projecten voor de aanleg van nieuwe fietspaden in grootstedelijk Antwerpen

 

 

 

 

 

7.1.4.6.3 Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk

 

 [image]

Figuur: BFF toestand 2013

 [image]

 

 

7.1.5 Situatiebeelden

 

 [image]

zicht op deelgebied Oosterweelknoop

 

 

 [image]

 

 

zicht vanuit het zuiden op Lobroekdok en R1

 

 [image]

 

zicht vanuit het noorden op Lobroekdok en R1 (viaduct van Merksem)

 

 [image]

 

zicht vanop maaiveld Straatsburgdok Zuidkaai

 

 

 

7.2 Bestaande juridische toestand

 

 

7.2.1 Overzicht bestaande juridische toestand

 

Tabel 1. Bestaande juridische toestand

 

Plan

Naam

Gewestplan(nen) of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen

Gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 03/10/1979) en latere wijzigingen

GRUP Oosterweelverbinding (16/06/2006)

GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen (04/09/2009) GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen (30/04/2013)

GRUP Zeehavengebied Antwerpen – Waaslandhaven fase 1 (16/12/2005) GRUP Gebied voor stedelijke activiteiten omgeving Sportpaleis (21/05/2010)

Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen

PRUP Rivierenhof (M.B. 25 juni 2009)

Gemeentelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen

Antwerpen

BPA nr. 50 ‘Het Weelke’ (MB 14/02/1983)

BPA nr. 43 ‘Noordersingel (Borgerhout)’ (MB 03/08/1998)

RUP Katwilgweg (BD 24/03/2011) RUP Droogdokkeneiland Zwijndrecht

BPA Hofkouter-Baarbeek (MB 28/02/2002)

BPA Neuzenberg / Calberg (D/1151/7, 29/01/2001) BPA P. Coplaan – Lindenstraat (MB 07/01/2002)

Verkavelingsvergunningen

Antwerpen

197746 en 19875

Zwijndrecht

Geen

Beschermde monumenten

Antwerpen Geen Zwijndrecht Geen

Beschermde stads- en dorpsgezichten

Geen

Beschermde landschappen

Blokkersdijk (te Antwerpen en Zwijndrecht) (Besluit 1422, 12/05/1980) (wijziging

22/03/1989 houdende aanduiding waterpeil) (MB 12/05/1980) Het Vliet (te Antwerpen en Zwijndrecht) (MB 31/01/1980)

Het Rot (MB 30/03/1980)

Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V)

BE2300222 “De Kuifeend en de Blokkersdijk” (BVR 17.10.1988)

Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)

BE2300006 “Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent”

(BVR 24.05.2002)

Ramsargebieden

Geen

Gebieden van het duinendecreet

Geen

Gebieden van het Vlaams Ecologisch

Netwerk (VEN)

Grote eenheid natuur (GEN) “Slikken en schorren langsheen de Schelde” (304)

(BVR 18.07.2003)

Grote eenheid natuur (GEN) “Blokkersdijk” (340) (BVR 18.07.2003)

Gebieden van het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON)

Geen

Vlaamse of erkende natuurreservaten

Erkend Natuurreservaat “Blokkersdijk” (E-131) (MB 03.09.1999)

Bosreservaten

Geen

Beschermingszones grondwaterwinning

Geen

Buurt- en voetwegen

Buurtwegen nrs. 6, 33 en 34

Bevaarbare waterlopen

Zeeschelde Albertkanaal Albertdok Asiadok Kattendijkdok Amerikadok Royerssluis

 

 

 

Plan

Naam

 

Straatsburgdok

Onbevaarbare waterlopen

3103 Groot Schijn - Voorgracht

3601 Klein Schijn

3147 Rotbeek

3150 Karperreed

3746 Kleine Watergang - Laarbeek

3771 Burchtse Scheibeek

3349 Rode Loop

3129 Palingbeek

43503 Vlietbosbeek

3777 naamloos

3140 naamloos

3209 naamloos

3256 naamloos

3264 naamloos

 

 

Het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging heeft impact op de buurtwegen nrs. 6, 33 en 34. Voor de mogelijke opheffing en/of verlegging van deze buurtwegen zal de geëigende procedure worden gevolgd door de stad Antwerpen.

 

 

8 Aandachtspunten vanuit sectorale effectenbeoordeling

 

 

In toepassing van het decreet van 5 april 1995 houdende zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur in zake milieubeleid, met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage, zoals gewijzigd bij decreet van 18 december 2002, wordt een hoofdstuk opgenomen over het plan-MER en het ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR). De ruimtelijk relevante elementen uit het plan-MER en het RVR werden vertaald in het GRUP, in de toelichtingsnota en waar nodig in de stedenbouwkundige voorschriften. Het plan-MER omvat ook de passende beoordeling en de elementen voor het uitvoeren van de watertoets. Deze toelichtingsnota bevat eveneens de watertoets, waarin de elementen uit het plan-MER verwerkt worden, de afweging in functie van erfgoed, zorgplicht/archeologie en de resultaten van het verkeersveiligheidseffectenbeoordeling en het tunnelveiligheidsrapport.

 

 

8.1 Algemeen

 

 

8.2 PlanMER Algemeen of effectbeoordeling algemeen

 

In het kader van het plan-MER Oosterweelverbinding werd, op basis van het kennisgevingsdossier en de ontvangen inspraak, door de dienst Milieueffectrapportagebeheer bepaald welke redelijke alternatieven in het plan-MER onderzocht dienden te worden (zie bijlage IIIc). Deze alternatieven waren:

· Oosterweel

· Meccano

· Oosterweel-noord

· 2de Kennedytunnel

· Centrale tunnel met enkel een aansluiting op E313

 

 

Diezelfde alternatieven werden tevens in de ruimtelijke veiligheidsrapportage (RVR), de studie Tunnelveiligheid, de Verkeersveiligheidseffectbeoordeling en de MKBA bestudeerd. Op 14 februari 2014 (zie bijlage IIIj) koos de Vlaamse Regering voor het tracé van de Oosterweelverbinding.

 

 

Voor het Oosterweeltracé zijn naast het basisontwerp volgende uitvoeringsvarianten mee onderzocht in het plan-MER:

· twee boven elkaar gelegen cut & cover-tunnels aan de zuidzijde van het Straatsburgdok (in plaats van twee naast elkaar gelegen afgezonken tunnels)

· verschuiving knooppunt Schijnpoort naar het zuiden onder de vorm van een Hollands complex dat aansluit op een nieuwe lokale verbindingsweg tussen de Schijnpoortweg en de Singel (in plaats van de paperclip)

· R1 in tunnel onder het Albertkanaal laten doorgaan, in plaats van erover via een brug.

 

 

Bij de besprekingen van de opgemaakte sectorale effectenrapporten wordt dan ook gefocust op de ruimtelijke aspecten die relevant zijn voor de door de Vlaamse Regering gemaakte keuzes (Oosterweeltracé en uitvoeringsvarianten).

 

 

8.3 Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR)

 

Voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan werd een ruimtelijk veiligheidsrapport opgemaakt. Dit ruimtelijk veiligheidsrapport werd door de Dienst Veiligheidsrapportage goedgekeurd op 6/02/2014. Het goedgekeurde document is opgenomen als bijlage bij dit RUP (zie bijlage IIId).

 

Het ruimtelijk veiligheidsrapport bevat geen ruimtelijke aspecten die relevant zijn voor de uitwerking van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Op het vlak van externe veiligheid in relatie tot Seveso-inrichtingen zijn geen specfieke maatregelen te nemen bij de opmaak van het GRUP.

De dienst Veiligheidsrapportage (VR) van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid (Departement LNE) besliste in haar advies van 4/03/2014 naar aanleiding van de plenaire vergadering dat het goedgekeurde ruimtelijke veiligheidsrapport “Plan voor een Derde Scheldekruising, Antwerpen” voldoet om gevoegd te worden bij het ruimtelijk uitvoeringsplan en dat er geen nieuw ruimtelijk veiligheidsrapport opgemaakt dient te worden. De dienst VR geeft aan dat zij dit beslist op basis van volgende feiten:

“Gelet op het feit dat:

· volgens de gegevens van de dienst VR in het plangebied geen Seveso-inrichtingen aanwezig zijn;

· volgens de gegevens uit de toelichtingsnota en de stedenbouwkundige voorschriften in het plangebied geen Seveso- inrichtingen mogelijk zijn,

· volgens de gegevens van de dienst VR binnen een perimeter van 2 km rond het plangebied vele Seveso-inrichtingen aanwezig zijn,

· er in januari 2014 een ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) voor het “Plan voor een Derde Schelderkuising, Antwerpen” werd opgesteld door een erkende VR-deskundige en dat op 6 februari 2014 een goedkeuringsverslag voor dit RVR door de dienst VR werd opgesteld. Dit RVR bevat de nodige informatie inzake externe veiligheid van Seveso-inrichtingen voor verschillende tracés voor een derde Scheldekruising met onder meer het tracé “Oosterweel”,

· de beslissing van de Vlaamse regering van 14 februari 2014 inhoudt dat de tracékeuze het tracé “Oosterweel” is en dat bij die beslissing rekening werd gehouden met het door de dienst VR op 6 februari 2014 goedgekeurde RVR voor het “Plan voor een Derde Schelderkuising, Antwerpen”,

· het op 6 februari 2014 door de dienst VR opgestelde goedkeuringsverslag voor eht RVR van het “Plan voor een Derde Scheldekruising, Antwerpen” onder meer inhoudt dat de dienst VR het tracé “Oosterweel” advieseert “als gunstig op het vlak van externe veiligheid van Seveso-inrichtingen”,

· het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan de ruimtelijke uitwerking is van het tracé “Oosterweel”, zoals beschreven in het RVR van het “Plan voor een Derde Schelderkuising, Antwerpen”, en dat in Bijlage 3e van de toelichtingsnota van dit ruimtelijk uitvoeringsplan het goedgekeurde RVR en het daarbij horende goedkeuringsverslag opgemaakt door de dienst VR is toegevoegd,

· de toelichtingsnota van dit ruimtelijk uitvoeringsplan vermeldt dat “het RVR geen ruimtelijke aspecten bevat die relevant zijn voor de uitwerking van het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan”,

· de dienst VR voldoende elementen in handen heeft om te besluiten dat de externe risico’s van de Seveso-inrichtingen in de omgeving van het plangebied van dit ruimtelijk uitvoeringsplan niet significant vergroten door dit ruimtelijk uitvoeringsplan,

 

beslist de dient VR dat het goedgekeurde ruimtelijk veiligheidsrapport “Plan voor een Derde Schelderkuising, Antwerpen” voldoet om gevoegd te worden bij het ruimtelijk uitvoeringsplan en dat er geen nieuw ruimtelijk veiligheidsrapport dient opgemaakt te worden.”

 

 

 

 

8.4 Plan-MER

 

 

8.4.1 Milieuverklaring

 

Milieueffectrapportage (kortweg mer) is een juridisch-administratieve procedure waarbij, voordat een activiteit of ingreep plaatsvindt, de milieugevolgen worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd. Via het milieuonderzoek wordt getracht om de voor het milieu mogelijk negatieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen zodat ze kunnen worden voorkomen of gemilderd. Op die wijze kan een voorgenomen plan zoals de Oosterweelverbinding worden bijgestuurd. Het milieueffectrapport vormt bijgevolg een belangrijk instrument in de besluitvorming. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te bepalen of zij beslist over een voorgenomen plan en onder welke voorwaarden. Bij de opmaak van het ontwerp GRUP is maximaal rekening gehouden met de effectbeoordeling en de daaruit volgende maatregelen om de effecten te milderen.

 

 

8.4.2 Procedurele aspecten

 

In overeenstemming met de Europese en Vlaamse regelgeving, die voorziet dat de overheid in een vroege fase de impact van een voorgenomen plan op het milieu nagaat door de opmaak van een milieueffectenrapport (plan-MER), werd voor het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging een plan- Milieueffectrapport (plan-MER) opgemaakt. Er werd voor de opmaak van het plan-MER geopteerd om het generieke spoor of procedure te doorlopen, zoals bepaald in het DABM en het uitvoeringsbesluit dd. 12 oktober 2007.

Het plan-MER (het zogenaamde eindrapport) werd door de Dienst milieueffectrapportagebeheer van LNE goedgekeurd op 10 februari 2014. Het goedgekeurde plan-MER is als bijlage opgenomen in deze toelichtingsnota. Het document bevat gedetailleerde informatie over de doorlopen procedure en de inspraak die over het plan-MER heeft plaatsgevonden. Voor deze gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het plan-MER en het goedkeuringsverslag in de bijlage bij deze toelichtingsnota.

 

 

8.4.3 Inhoudelijke aspecten - milieuverklaring

 

Het plan-MER bevat een weergave van de milieueffecten en van maatregelen om deze effecten te verhinderen of te beperken, de milderende maatregelen.

Omdat het plan-MER gericht is op de besluitvorming over een gewestelijk RUP is in het plan-MER duidelijk aangegeven welke maatregelen een vertaling kunnen en moeten krijgen in het gewestelijk RUP. Het gaat dan met name om de maatregelen met een ruimtelijke weerslag die een toepassing moeten vinden op planniveau of in de planfase. Bijvoorbeeld de situering van activiteiten en het ruimtebeslag van eventuele maatregelen inzake waterberging, enz.).

Deze toelichtingsnota bevat een weergave van de in het plan-MER opgenomen maatregelen met ruimtelijke weerslag op planniveau. De weergave van de milderende maatregelen is opgenomen in de vorm van een tabel met 3 kolommen. Daarbij wordt in een eerste kolom het effect beschreven zoals aangegeven in het plan-MER en in een tweede kolom de milderende maatregel zoals opgenomen in het plan-MER. Deze twee kolommen betreffen tekstfragmenten die uit het plan-MER afkomstig zijn en zo letterlijk mogelijk zijn weergegeven. Omwille van de leesbaarheid zijn hier kleine tekstaanpassingen gebeurd zonder inhoudelijke wijzigingen. Deze tekstfragmenten, die grijs gearceerd werden, kunnen dus inhoudelijk niet gewijzigd worden in de loop van het goedkeuringsproces van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. In de derde en laatste kolom is, per maatregel, vermeld op welke manier de maatregel vertaald werd in het GRUP.

 

 

 

Milderende maatregelen met ruimtelijke weerslag op planniveau

 

 

Discipline Mobiliteit

Negatief effect

Maatregelen

Toelichting bij de verwerking in het GRUP

Verhoging verkeersdruk personenwagens in deelgebied ‘Linkeroever’ – REF1.y.0.

De Charles Costerlaan wordt afgesloten waardoor het verkeer door de Waaslandtunnel via het onderliggende wegennet op Linkeroever en in Zwijndrecht rijdt. Ondanks dat dit leidt tot lagere intensiteiten in de Waaslandtunnel, resulteert dit toch in een hogere belasting van het onderliggende wegennet op Linkeroever en in Zwijndrecht. Deze hogere druk concentreert zich hoofdzakelijk op de Blancefloerlaan. In de doorrekeningen neemt slechts een deel van dit verkeer de op- en afritten Blancefloerlaan om verder via de parallelweg te rijden.

Voorzien van park&ride aan Blancefloerlaan t.h.v. aansluiting op parallelweg om overstap op OV te stimuleren

Het grafisch plan voorziet ruimte voor wegeninfrastructuur in functie van een ongelijkvloerse kruising van de aansluiting van de Blancefloerlaan op een geplande parallelweg en voor de realisatie van een park&ride ter hoogte van deze aansluiting. In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in het gebied voor wegeninfrastructuur bepaald dat ter hoogte van de Blancefloerlaan een park&ride moet worden gerealiseerd die aansluit op een aan te leggen parallelweg en deel uitmaakt van de realisatie van de Oosterweelverbinding. De park&ride moet gerealiseerd zijn op het ogenblik van de openstelling van de Oosterweelverbinding. In de toelichtingsnota wordt betreffende herbestemming verduidelijkt.

Discipline bodem en grondwater

Negatief effect

Maatregelen

Toelichting bij de verwerking in het GRUP

Uitvoering en verwerking grondverzet

· Hergebruik binnen projectzone van uitgegraven grond voor zover de grondkwaliteit dit toelaat

· Maximaal hergebruik uitgegraven grond als secundaire grondstof

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in het artikel m.b.t. de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur opgelegd op dat grondoverschotten die het gevolg zijn van werken in het kader van een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag binnen de zone voor landschappelijke en functionele inpassing moeten worden aangewend voor eventuele ophogingen die eveneens vervat zijn in betreffende stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. Indien de grondkwaliteit of –kwantiteit dit niet toelaat kan de grond worden afgevoerd naar een locatie buiten de zone voor landschappelijke en functionele inpassing.

Discipline oppervlaktewater

Negatief effect

Maatregelen

Toelichting bij de verwerking in het GRUP

 

 

 

Bijkomende verharde oppervlakte, met verhoogde afstroom en verminderde infiltratie tot gevolg

Afwatering organiseren via onverharde bermen naar open langsgrachten parallel aan het wegtracé, via open infiltratie-/bufferbekkens t.h.v. de restruimtes van de aansluitingscomplexen, of – bij gebrek aan ruimte – via ondergrondse infiltratie- en buffervoorzieningen (bv. infiltratie- en bufferleidingen of –bekkens of RWA- riolering). Dit infiltratie- /buffersysteem dient minstens te voldoen aan de norm van 250 m³/ha en een vertraagde afvoer van 20

l/s.ha 5. Voor een aantal

waterlopen zijn strengere normen van toepassing (bv. Zwaluwbeek: 410 m³/ha en 5 l/s.ha).

Conform het Hemelwaterbesluit dient opgevangen hemelwater in eerste instantie maximaal geïnfiltreerd worden in de bodem en pas in tweede instantie opgevangen worden in een buffersysteem en vertraagd afgevoerd.

Herinrichting knooppunt Schijnpoort variant Hollands complex thv zuiveringsstation

• voorzien van voldoende (bijkomende) buffering (ca. 1.025 m³) met een vertraagde afvoer (ca. 82 l/s) onder de vorm van open langsgrachten en/of infiltratie- /bufferbekkens

Herinrichting knooppunt Antwerpen-West variant

Oosterweel

• voorzien van voldoende (bijkomende) buffering (ca. 4.275 m³) met een vertraagde afvoer (ca. 342 l/s) onder de vorm

van infiltratie-

/bufferbekkens in de restruimtes

In de betreffende sectorale regelgeving (in casu Het Hemelwaterbesluit) worden de genoemde principes en normen reeds opgelegd. Overname van sectorale regelgeving in een RUP gebeurt niet om mogelijke juridische contradicties in de toekomst te vermijden.

In de stedenbouwkundige voorschriften (zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur) wordt wel opgelegd dat afwatering moet worden voorzien middels onverharde bermen, open grachten parallel aan het wegtracé of een open infiltratie- en/of buffersysteem in zoverre dit ruimtelijk en technisch mogelijk is. Waar dit ruimtelijk en technisch niet mogelijk is, moet een ondergronds infiltratie- of minstens buffersysteem voorzien worden.

Afwatering kan gerealiseerd worden in het gebied voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk (zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen om ondermeer de afwatering te realiseren.

 

 

 

 

Inname van kombergingsgebied door wegenis en andere verharding

Evenwaardige ruimte voor water creëren ter mildering van het verlies aan komberging. Daar het hier algemeen aansnijdingen van kleinere kombergingsgebieden betreffen, volstaat de realisatie van afdoende bijkomende berging/buffer aansluitend aan de wegenis in grachten of bekkens of – indien dit niet mogelijk is – ondergrondse volumes. Een ruimtelijke planmatige afbakening van specifieke

overstromingsgebieden is derhalve niet nodig.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur opgelegd dat evenwaardige ruimte voor water in functie van het verlies aan komberging moet voorzien worden met een evenwaardig volume aan berging

/ buffering.

Die evenwaardige ruimte voor water in functie van het verlies aan komberging kan gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen om ondermeer berging/buffer aansluitend aan de wegenis in grachten of bekkens of – indien dit niet mogelijk is – ondergrondse volumes te realiseren.

Potentiële verontreiniging van oppervlaktewater door verontreinigd hemelwater dat afstroomt van de nieuwe wegenis

Opvang van afstromend hemelwater via onverharde bermen en langsgrachten/bufferbekkens of – indien de ruimte ervoor beperkt is – voorzien van een koolstofwater (KWS)- afscheider vóór lozing op het oppervlaktewater

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat het afstromend hemelwater van wegenis via onverharde bermen en

grachten of bufferbekkens moet worden opgevangen. Indien

er onvoldoende ruimte is voor dergelijke voorzieningen, via een koolwaterstof-afscheider-installatie en sedimentvanger moet geleid worden alvorens te lozen op oppervlaktewater.

Potentiële aantasting van de structuurkwaliteit van bestaande en nieuwe waterlopen en wateroppervlaktes

· Maximaal behouden van open waterlopen

· Overwelving enkel waar strikt noodzakelijk

· Maximaal vrijhouden van de oeverstroken

· Natuurvriendelijke inrichting (NTMB) van gekruiste, verlegde of heringerichte waterlopen, langsgrachten en in te richten bufferbekkens (tevens i.f.v. faunistisch belang – cfr. discipline fauna en flora)

In de stedenbouwkundige voorschriften, in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur, wordt opgelegd dat waterlopen maximaal open, als corridor, behouden moeten worden en maximaal moeten worden opengelegd. Overwelving en/of inbuizing van de waterlopen is enkel toelaatbaar wanneer de realiseerbaarheid van het Oosterweelproject en/of de werking van aanpalende functies daardoor in het gedrang komt, dat oeverstroken maximaal vrijgehouden moeten worden en dat werken in functie van gekruiste, verlegde of heringerichte waterlopen, langsgrachten en bufferbekkens moeten gebeuren op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang. De dimensionering van de onderdoorgangen van gedwarste waterlopen moet de goede doorstroming in functie van het door te voeren debiet en van bestaande mogelijke of effectieve overstromingsgevoelige gebieden garanderen.

Bij overwelvingen en inbuizingen van waterlopen worden faunapassages voorzien tenzij de technische realiseerbaarheid van het Oosterweelproject daardoor in het gedrang komt.

Effecten op de waterhuishouding tijdens de aanlegfase

Garanderen van goede doorstroming van gedwarste waterlopen door voldoende dimensionering van de onderdoorgangen van de waterlopen i.f.v. het door te voeren debiet en i.f.v. bestaande mogelijk of effectief overstromingsgevoelige gebieden

In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur wordt opgelegd dat de dimensionering van de onderdoorgangen van gedwarste waterlopen de goede doorstroming in functie van het door te voeren debiet en van bestaande mogelijk of effectief overstromingsgevoelige gebieden moet garanderen.

 

 

 

Discipline fauna en flora

Negatief effect

Maatregelen

Toelichting bij de verwerking in het GRUP

 

Beperken van de uitvoeringstijd (zo kort mogelijk).

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur opgelegd dat de uitvoeringstermijn zo kort mogelijk gehouden moet worden. Verder wordt aangegeven dat in de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat deze maatregelen gebeuren van zodra de uitvoering ervan technisch mogelijk is en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Ecotoopinname en habitatwijziging

heraanleg werfzones volgens ecologische principes na beëindiging werken

In de stedenbouwkundige voorschriften worden in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur en de werfzone specifieke bepalingen opgenomen. Er wordt bepaald dat na de realisatie van de Oosterweelverbinding de nodige werken en maatregelen uitgevoerd moeten worden om eventuele verstoorde aanwezige natuurwaarden te herstellen. De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet de nodige informatie bevatten over de toepassing van de inrichtingsbepaling; en verder moet gegarandeerd worden dat de herstelmaatregelen gebeuren onmiddellijk na de beëindiging van het gebruik als werfzone en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

 

Daarnaast wordt in het artikel zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat werfzones gelegen in natuurgebied, parkgebied of bosgebied en werfzones die gelegen zijn binnen een speciale beschermingszone, VEN of beschermd landschap na beëindiging van het gebruik en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding heraangelegd moeten worden conform de stedenbouwkundige voorschriften voor de betreffende grondkleur en op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang. In de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat de heraanleg van deze zones gebeurt onmiddellijk na de beëindiging van het gebruik als werfzone en ten laatste bij

de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Natuurtechnische (her)aanleg bermen (gebruik van geschikte bodem, zaadmengsel, hoeveelheid,…)

In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing is bepaald dat bermen aangelegd en beheerd moeten worden op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang.

Versnippering en barrièrewerking

Maximaal behoud van actuele ecologische corridors en stapstenen: bomenrijen, houtkanten, rietgrachten en waterlopen.

Zoveel mogelijk vermijden van inbuizen van waterlopen en langs-grachten.

In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur wordt bepaald dat bestaande ecologische corridors en stapstenen in de vorm van bomenrijen, houtkanten, rietgrachten en waterlopen maximaal moeten worden behouden.

In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor

 

 

 

 

Behoud van oeverzones en

voldoende hoge overbruggingen van waterlopen (i.f.v. vleermuizen: voor Watervleermuis minstens

50cm boven waterniveau)

wegeninfrastructuur wordt aangaande waterlopen en grachten bepaald dat behoud van de oeverzones, beperken van inbuizingen tot het minimum en het voorzien van voldoende hoogte bij kruising van waterlopen verplicht is. Boven de gekruiste waterlopen dient in functie van de habitat van de watervleermuis een hindernisvrije ruimte van minstens 50 cm te worden gerespecteerd.

Aanleg van nieuwe geleidende beplantingen op bermen en natuurlijke structuren

In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur wordt bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding ook nieuwe geleidende beplantingen op bermen en natuurlijke structuren moeten aangelegd worden.

Maatregelen om aanrijdingen van fauna te beperken (samenhangend met ontsnipperingsmaatregelen)

In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur wordt bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding maatregelen genomen moeten worden om aanrijding van wilde dieren te beperken.

Verstoring van fauna door geluid en licht

Timing van de werken afstemmen op broedseizoen van vogels (starten van werken nabij beschermingszones tijdens broedperiode is nefast voor broedsucces van veel legsels)

>> niet starten tussen 1 maart en eind juni

In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur wordt bepaald dat werken met een significante verstoring van nabijgelegen Speciale beschermingszones, gebieden die behoren tot het Vlaams Ecologische Netwerk en Natuurreservaten niet kunnen starten tussen 1 maart en 30 juni.

Beperken werken bij kunstlicht nabij beschermde/kwetsbare gebieden in de kritische periode tussen half april en eind juni, wanneer de kraamkamers van vleermuizen en de jongen gezoogd worden

In de stedenbouwkundige voorschriften zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur wordt bepaald dat werken bij kunstlicht in leefgebieden van beschermde vleermuizenpopulaties moeten vermeden worden tussen half april en eind juni teneinde significante effecten op die populaties te vermijden.

Aanpassen timing werken om belangrijke trekperiodes te vermijden

In de stedenbouwkundige voorschriften zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur wordt bepaald dat de timing van de uitvoering van de werken erop gericht moet zijn om belangrijke trekperiodes van vogels te vermijden.

Beperking van wegverlichting in open ruimtegebied tot strikt noodzakelijke i.f.v. veiligheid

Aangepaste armaturen en verlichtingstypes met minimale lichtverstrooiing

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur bepaald dat wegverlichting beperkt moet worden tot het strikt noodzakelijke in functie van veiligheid en om lichtverstrooiing ten gevolge van de wegverlichting in de aangrenzende open ruimtegebieden te vermijden. De verlichting moet beperkte aantrekking van nachtvlinders hebben en een neerwaarts gebundelde lichtstraal. Wit licht moet vermeden worden.

Eventueel zichtschermen plaatsen indien verstoring van de avifauna op Blokkersdijk zou blijken bij de verplaatsing van aardgasleiding Fluxys DN 500.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur bepaald dat in geval van verstoring van de avifauna op Blokkersdijk bij de verplaatsing van leidingen naar de leidingstrook er afdoende visuele afscherming gerealiseerd moet worden.

Werken In functie van de verplaatsing van aardgasleiding Fluxys DN 500

In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur wordt bepaald dat werken of met

 

 

 

 

buiten het broedseizoen en overwinteringsseizoen uitvoeren.

mogelijke impact op Speciale beschermingszones, gebieden die behoren tot het Vlaams Ecologische Netwerk en Natuurreservaten niet kunnen starten tussen 1 maart en 30 juni. Aanvullend wordt in het artikel met betrekking tot de leidingstrook zelf bepaald dat werken aan de op het grafisch plan aangeduide leidingstrook moeten uitgevoerd worden buiten het broedseizoen en het overwinteringsseizoen.

Verdroging van natuurgebieden

Maximaliseren infiltratiemogelijkheden en minimaliseren drainerend effect van langsgrachten (zie ook oppervlaktewater)

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing voor wegeninfrastructuur opgelegd dat in functie van afwatering een open infiltratie- en/of buffersysteem moet voorzien worden in zoverre dit ruimtelijk mogelijk is. Waar dit ruimtelijk en technisch niet mogelijk is, moet een ondergronds infiltratie- of minstens buffersysteem voorzien worden. Deze bepaling houdt in dat het drainerend effect van grachten steeds geminimaliseerd moet worden en dat de aanleg van grachten afgestemd moet worden op eventuele opstuwing van hemelwater. Permanente drainage door grachten met lagere grondwaterstanden tot gevolg is niet toegestaan.

Afwatering kan gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan.

Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen om waar nodig aansluitend op de zone voor wegeninfrastructuur de afwatering te realiseren.

Aanleg van beperkte afwateringsgrachten waar opstuwing van hemelwater niet wenselijk is (zie ook oppervlaktewater)

In de stedenbouwkundige voorschriften zone voor landschappelijke en functionele inpassing wordt opgelegd dat in functie van afwatering een open infiltratie- of buffersysteem moet voorzien worden in zoverre dit ruimtelijk mogelijk is. Waar dit niet mogelijk is, moet een ondergronds infiltratie- of minstens buffersysteem voorzien worden. Deze bepaling houdt in dat het drainerend effect van grachten steeds geminimaliseerd moet worden en dat de aanleg van grachten afgestemd moet worden op

eventuele opstuwing van hemelwater. Permanente drainage door grachten met lagere grondwaterstanden tot gevolg is niet toegestaan.

Ecotoopinname en habitatwijziging

Aanduiding Burchtse Weel als VEN-gebied als mitigerende maatregel bij inname VEN

Het GRUP herbestemt een deel van Burchtse weel via een aanduiding van een overdruk op het grafisch plan en bijhorende stedenbouwkundige voorschriften Grote Eenheid Natuur. Het gaat hier om het deel van Burchtse Weel dat ook Habitatrichtlijngebied is. In de toelichtende kolom bij de stedenbouwkundige voorschriften in de toelichtingsnota wordt verduidelijkt dat alle GEN behoren tot het VEN.

Afwerking van de schorren bij de afgezonken tunnel in de Schelde met een bodemlaag met passend sedimenttype, hoogte en hellingsgraad die een snelle kolonisatie bevordert

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de werfzone in functie van de Scheldetunnel bepaald dat de schorren bij de afgezonken tunnel in de Schelde met een bodemlaag met passend sedimenttype, hoogte en hellingsgraad die snel kolonisatie bevordert, dient afgewerkt te worden.

Natuurtechnische inrichting Middenvijver (westelijk deel) en Burchtse Weel >> reeds gerealiseerd (milderende maatregelen uit voorgaand project-MER

In het verleden (2008) werden in het kader van het Oosterweel-dossier reeds uitgebreide milderende maatregelen genomen in de vorm van de inrichting van het gebied Middenvijver ifv. ondermeer water- en rietvogels en van het Burchtse Weel voor de ontwikkeling van getijdengebied (slikken en schorren). Deze maatregelen voor

 

 

 

 

Oosterweelverbinding)

gebiedsontwikkeling kwamen voort uit het plan-MER

Masterplan Antwerpen en de Natuurstudie uitgevoerd in het kader van het Masterplan Antwerpen. Om de eventuele tijdelijke impact ter hoogte van het natuurgebied Blokkersdijk, veroorzaakt door de bouw van de Oosterweelverbinding, op te vangen werden milderende maatregelen voorzien die een opwaardering van de natuurwaarde nastreven. Een van deze maatregelen bestond erin een nieuwe waterplas te creëren als mogelijke uitwijkplaats voor de avifauna. De meest geschikte locatie hiervoor was het gebied Rot/Middenvijver. Een tweede aanbeveling uit het rapport was om een bijkomend gebied voor de ontwikkeling van slikken en schorren te voorzien. Hiervoor werd geopteerd om het gebied Burchtse Weel om te vormen tot een gecombineerd gereduceerd getijdengebied (GGG) en gecontroleerd overstromingsgebied (GOG). Deze maatregel werd specifiek uitgevoerd als mildering voor de relatief kleine oppervlakte slik- en schorgebied die tijdelijk, tijdens de aanlegfase, zal ingenomen worden ter hoogte van de tunneltoegangen. Deze milderende maatregelen zijn reeds gerealiseerd en behoeven geen verdere bestemmingswijziging. Hoewel het effect veroorzaakt door de bouw van de Oosterweelverbinding slechts tijdelijk van aard is, is ervoor geopteerd om de genomen maatregelen (Middenvijver en Burchtse Weel) een definitief karakter toe te kennen. Dit definitief karakter kadert bijgevolg uitsluitend in het gewenste beleid en vloeit niet voort uit enige milderende maatregel of significant effect. In het kader van de realisatie van de Oosterweelverbinding zal er dus een netto oppervlaktewinst voor fauna en flora worden gecreëerd die los staat van de noodzaak tot mildering.

Ontwikkeling van 18 ha buitendijks gebied (12 ha slik en schor en 6 ha ooibos) in heraangelegd Sint-Annabos

Gefaseerde herinrichting Sint-Annabos als gevarieerd natuur- en zacht recreatief gebied na uitvoering van de werken

Behoud zuidelijke boszone. Sint-Annabos

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat werfzones in ruimtelijk kwetsbaar gebied na beëindiging van het gebruik en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding heraangelegd moeten worden conform de stedenbouwkundige voorschriften voor de betreffende grondkleur en op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang. In de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat de heraanleg van deze zones gebeurt onmiddellijk na de beëindiging van het gebruik als werfzone en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Deze bepaling impliceert de heraanleg van Sint-Annabos als gevarieerd natuur- en zacht recreatief gebied zoals verduidelijkt wordt in de toelichtingsnota.

Aanvullend wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur specifiek voor de zone Sint-Annabos bepaald dat bij de herinrichting na het gebruik als werfzone 18 ha buitendijks gebied (12 ha slik en schor en 6 ha ooibos) ontwikkeld moet worden.

Behoud van de zuidelijke boszone Sint-Annabos wordt gegarandeerd door opheffing van de bestemming ‘werfzone’ zoals bepaald in het bestaande GRUP Oosterweelverbinding (d.d. 2006) en herbestemming van de betreffende zone als bosgebied middels aanduiding op het grafisch plan en specifieke stedenbouwkundige voorschriften bosgebied.

 

 

 

 

Heraanleg werfzones bij

Noordkasteel als rietmoeras

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in natuurgebied bepaald dat het natuurgebied dat tevens bestemd is als werfzone na het gebruik ervan als werfzone en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding ingericht moet worden als rietmoeras.

Niet inzaaien werfstrook bij de verplaatsing van aardgasleiding Fluxys DN 500 om open zand te behouden.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt bij de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur bepaald dat bij werken aan de leidingstrook, zoals aangeduid op het grafisch plan, de werfstrook niet ingezaaid mag worden om open zand te behouden.

Bestaande leidingen bij de verplaatsing van aardgasleiding Fluxys DN 500 niet opbreken om werkzone te beperken.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur bepaald dat bij verplaatsingswerken van bestaande leidingen naar de leidingstrook, zoals aangeduid op het grafisch plan, de bestaande leidingen niet opgebroken mogen worden om de werkzone te beperken.

Versnippering en barrièrewerking

Fasering aanleg afgezonken tunnel i.f.v. behoud corridor voor aquatische fauna

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de werfzone bepaald dat bij de aanleg van de Scheldetunnel, te allen tijde een corridor voor aquatische fauna moet behouden blijven.

Ontsnipperende maatregelen en faunapassages t.h.v. aansluiting tracé op E34:

Natte ecoverbinding Vlietbeek

Ecoduct Het Vliet- Middenvijver

Opheffen C. De Costerlaan (verbinding Middenvijver- Sint-Annabos) (deze maatregelen waren reeds voorzien in voorgaand GRUP en project-MER Oosterweelverbinding)

Natuurtechnische heraanleg en sanering Palingbeek

Uitbouw natuurverbinding

Laarbeek-Vlietbeek

Aanplant struweel op bermen als hop-over

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat ten minste gelijktijdig aan de realisatie van de Oosterweelverbinding of ten laatste tijdens het eerste plantseizoen volgend hierop volgende ontsnipperende maatregelen en faunapassages moeten gerealiseerd worden:

· realisatie natte ecoverbinding Vlietbeek;

· realisatie natte ecoverbinding Laarbeek;

· realisatie ecoduct Vliet-Middenvijver;

· realisatie verbinding Middenvijver-Sint-Annabos door opbraak Charles De Costerlaan (afschaffen van functie voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering van dienst- en onderhoudsverkeer en nooddiensten);

· sanering en natuurtechnische heraanleg Palingbeek;

· aanplant van struweel op bermen als hop-over ter hoogte van de aansluiting van de Oosterweelverbinding (linkeroever) op de E34.

Waar mogelijk aanplant van bomen en struwelen t.h.v. Oosterweelknoop als geleiding en hop-over

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat de realisatie van de Oosterweelverbinding gepaard moet gaan met de aanplant van bomen en struwelen als geleiding en hop-over waar mogelijk ter hoogte van het aansluitingscomplex Oosterweelknoop.

T.h.v. aansluitingsarm van E313 naar knooppunt Schijnpoort aanplant bufferzone t.o.v. Rivierenhof en ecologische heraanleg bermen (struweelzones)

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding ter hoogte van de aansluiting van de E313 richting aansluitingscomplex Schijnpoort de heraanleg van de bermen moet gebeuren waarbij struweelzones worden gecrëerd en een bufferzone aangeplant moet worden ten aanzien van het Rivierenhof.

 

 

 

 

 

Deze ingrepen kunnen gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen om ondermeer bufferzones te realiseren.

Beperken van versnippering en barrièrewerking

Maximaal behoud en open leggen open waterloop Groot Schijn als corridor

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat waterlopen maximaal open, als corridor, behouden moeten worden en maximaal moeten worden opengelegd. Overwelving en/of inbuizing van de waterlopen is enkel toelaatbaar wanneer de realiseerbaarheid van het Oosterweelproject en/of de werking van aanpalende functies daardoor in het gedrang komt.

Ondergronds leggen via gestuurde boring van de Fluxysleiding bij de kruising met de Palingbeek.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat bij de verplaatsingswerken van de leidingstrook zoals aangeduid op het grafisch plan de kruising met de Palingbeek via een gestuurde boring ondergronds gerealiseerd moet worden.

Verstoring van fauna door geluid en licht

Beperken van verstoring bij aanleg van de afgezonken Scheldetunnel:

Preventief wegjagen met ultrasoon geluid van visfauna in de Schelde

Ook begint men langzaam met ingrepen, zoals heien, zodat de dieren onbeschadigd weg kunnen komen.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de werfzone in functie van de realisatie van de Scheldetunnel bepaald dat bij de aanleg van de Scheldetunnel maatregelen getroffen moeten worden om significante verstoring van fauna te beperken. De maatregelen bestaan minimum uit:

• het preventief wegjagen met ultrasoon geluid van visfauna in de Schelde

• ingrepen, zoals heien, langzaam beginnen zodat de

dieren onbeschadigd weg kunnen komen.

Geluids- en visuele buffering zodat bijkomende verstoring gereduceerd wordt tot max. 3dB(A) (b.v. overkraging, dichte struweel- aanplant) van aansluiting tracé op E34 t.o.v. Blokkersdijk, Middenvijver en Het Vliet

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur opgelegd dat geluids- en visuele buffering van de Oosterweelverbinding t.o.v. Blokkersdijk, Middenvijver en Vliet moet worden gerealiseerd bij de aanleg van de Oosterweelverbinding. Bijkomend wordt gesteld dat ter hoogte van Blokkersdijk, Middenvijver en Vliet de ontworpen geluidsbuffering moet voorzien in een reductie van de bijkomende verstoring. De verhoging mag niet meer dan 3 dB(A) bedragen.

Geluids- en visuele buffering van de Oosterweelverbinding ten opzichte van Blokkersdijk, Middenvijver en Vliet kan gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen om ondermeer de geluids- en visuele buffering te realiseren.

Aanzienlijke geluidstoename (tot +9 dB(A)) t.h.v. verstoringsgevoelige ecotopen langs de Schelde

Geluids- en visuele buffering van Oosterweelknoop (overkraging,

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur opgelegd dat geluids- en visuele buffering moet gebeuren ten opzichte van de site Noordkasteel.

Verder wordt aangegeven dat in de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de

 

 

 

 

struweelaanplant) t.o.v. site

Noordkasteel

>> geluidswerende maatregelen (b.v.overkraging) langs de zuidrand van de sleuf

van de Oosterweelknoop

Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat deze maaregelen gebeuren gelijktijdig met de realisatie van de

Oosterweelverbinding.

Geluids- en visuele buffering van het aansluitingscomplex Oosterweelknoop ten opzichte van de site Noordkasteel kan gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen om ondermeer de geluids- en visuele buffering te realiseren.

Geluids- en visuele buffering van aansluiting op E313 t.o.v. Rivierenhof en Groot Schijn

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur opgelegd dat geluids- en visuele buffering van de aansluiting R1 op E313/E34 t.o.v. Rivierenhof en Groot Schijn moet worden gerealiseerd bij de aanleg van de Oosterweelverbinding.

Geluids- en visuele buffering van de aansluiting op de E313/E34 t.o.v. Rivierenhof en Groot Schijn kan gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen om ondermeer de geluids- en visuele buffering te realiseren.

Gebruik van geluidsarme wegbedekking

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat geluidsarme wegbedekking moet gebruikt worden in zoverre dat technisch mogelijk is.

Verstoring Scheldefauna door turbulentie

Vermijden opwerveling slib en in slib opgeslagen nutriënten, b.v. door gebruik van cutterzuiger bij uitbaggeren en valpijpschip bij terugplaatsen bodemspecie

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de werfzone in functie van de Scheldetunnel bepaald dat bij werken in de werfzone van de Scheldetunnel opwerveling van slib en in slib opgeslagen nutriënten vermeden moet worden door gebruik van best beschikbare technieken.

Verdroging van natuurgebieden

Inlaat voor (niet vervuild) hemelwater van omgeving Oosterweelknoop om verdroging site Noordkasteel te beperken

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat het waterpeil van de Noordkasteelvijvers gemonitord moet worden opdat verdroging van de natuurgebieden te allen tijden vermeden wordt. Indien er verdroging dreigt dan moet niet vervuild hemelwater afkomstig van de zone voor verkeers- en vervoersinfrastructuur moet ingeschakeld worden om verdroging van de site Noordkasteel te beperken

Verontreiniging van oppervlaktewater in natuurgebieden

Vermijden van infiltratie van vervuild run-off water in natuurgebieden t.h.v. aansluiting tracé op E34 door opvang in spaarbekkens, zuivering (bv. rietveld, olieafscheiders,…) en vertraagde afvoer naar Palingbeek

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappeljike en functionele inpassing van wegeninfrastructuur opgelegd dat maatregelen moeten genomen worden om infiltratie van vervuild run-off water in natuurgebieden te vermijden en vertraagde afvoer naar de beken te garanderen.

Verder wordt aangegeven dat in de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat deze maatregelen gebeuren zodra de uitvoering ervan technisch mogelijk is en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Maatregelen om infiltratie van vervuild run-off water in

 

 

 

 

 

natuurgebieden te vermijden en vertraagde afvoer naar de

Palingbeek kunnen gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangegeven op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen waarin de betreffende maatregelen eveneens genomen kunnen worden.

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Negatief effect

Maatregelen

Toelichting bij de verwerking in het GRUP

Impact van werfzones op erfgoedwaarden

Inrichting van werfzones zodoende dat impact op landschappelijke erfgoedwaarde geminimaliseerd wordt.

Indien technisch mogelijk geen werfzones binnen ankerplaatsen, relictzones en beschermde landschappen en in de directe omgeving van beschermd bouwkundig erfgoed.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat de inrichting van werfzones zodanig moet gebeuren dat impact op erfgoedwaarde geminimaliseerd wordt. Verder wordt bepaald dat, indien technisch mogelijk, geen werfzones mogen worden ingericht binnen ankerplaatsen, relictzones

en beschermde landschappen en in de directe omgeving van

beschermd bouwkundig erfgoed.

Landschappelijke kwaliteit en inpassing van de nieuwe weginfrastructuur

Kwalitatieve uitwerking en uitvoering van de nieuwe autoweginfrastructuur, het aansluitend onderliggend wegennet, de bermen, geluidswallen, overkappingen,… rekening houdend met de aanwezige landschapswaarden

De afbraak van het viaduct van Merksem kan een belangrijke meerwaarde betekenen voor het

stedelijke landschap. Er dient

daarbij over gewaakt te worden dat het gebied na afbraak een kwalitatieve invulling krijgt die rekening houdt met de permanente aanwezigheid van een

snelweg.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur opgelegd dat autoweginfrastructuur inclusief de aansluitingen op het onderliggend wegennet evenals aanhorigheden ruimtelijk kwalitatief en landschappelijk ingepast moeten zijn in de omgeving.

In het gebied voor wegeninfrastructuur wordt bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding het bestaande viaduct van Merksem moet worden afgebroken en vervangen door een verdiept gelegen wegeninfrastructuur..

Ruimtelijk kwalitatieve autoweginfrastructuur inclusief de aansluitingen op het onderliggend wegennet evenals aanhorigheden en ingrepen in functie van landschappelijke integratie kunnen gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen waarin de en ingrepen in functie van landschappelijke integratie eveneens kunnen gerealiseerd worden.

Landschapsecologische versnippering natuurgebieden op Linkeroever

Aanleg/herstel van landschapsecologische verbindingen (zie fauna en flora).

Het GRUP legt herstel en aanleg van een aantal landschapsecologische verbindingen op Linkeroever op. In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur wordt ondermeer bepaald dat ontsnipperende maatregelen genomen moeten worden en faunapassages hersteld of gerealiseerd. Bijkomend wordt maximaal behoud van actuele ecologische corridors en stapstenen opgelegd.

Discipline mens-ruimtelijke aspecten

Negatief effect

Maatregelen

Toelichting bij de verwerking in het GRUP

 

 

 

Ruimte-inname door wegtracé en bijhorende voorzieningen

Minimalisering ruimte- inname ten koste van andere functies voor zover dit technisch mogelijk is >> specifieke aandachtszone: t.h.v. Noordkasteel

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat de wegeninfrastructuur zo compact mogelijk moet worden geconcipieerd in functie van het duurzaam ruimtegebruik voor zover dit technisch mogelijk is. Tevens wordt bepaald dat ruimte die niet aangewend wordt voor de realisatie van de Oosterweelverbinding gebruikt en ingericht mag worden volgens de voorschriften van de aangrenzende bestemmingszone.

Ruimtelijke versnippering en barrièrewerking door de nieuwe weginfrastructuur

Garanderen bereikbaarheid van bestaande functies langsheen het wegtracé

 

 

Voorzien/herstellen van comfortabele en veilige verbindingen en oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers (eventueel combineerbaar met ecoducten e.d.)

specifieke aandachtszones :

Oosterweel: Sint- Annabos/Blokkersdijk, Oosterweelknoop, Schijnpoort

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding de bereikbaarheid van de bestaande functies langsheen het wegtracé gegarandeerd moet blijven.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding comfortabele en veilige verbindingen en oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers moeten voorzien worden.

Er wordt aangegeven dat ter hoogte van Sint- Annabos/Blokkersdijk, aansluitingscomplex Oosterweelknoop en aansluitingscomplex Schijnpoort oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers moeten worden gerealiseerd.

Verder wordt aangegeven dat in de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding middels een fasering moet gegarandeerd worden dat deze maatregelen gebeuren gelijktijdig met de realisatie van de Oosterweelverbinding.

Impact nieuwe weginfrastructuur op belevingswaarde door bewoners, bezoekers en weggebruikers

· Kwalitatief ontwerp van kunstwerken en infrastructuren in functie van ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde voor stadsbewoners en bezoekers.

· Kwaliteitsvolle verlichting in tunnels

· Goede ruimtelijke en landschappelijke

inpassing en inrichting overgangsgebied tussen weg en omgeving.

In de stedenbouwkundige voorschriften in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur wordt opgelegd dat wegeninfrastructuur inclusief de aansluitingen op het onderliggend wegennet evenals aanhorigheden ruimtelijk kwalitatief moeten zijn en landschappelijk ingepast in de omgeving. De verlichting in de tunnels moet bijdragen aan de belevingswaarde van de weggebruiker.

Ruimtelijk kwalitatieve autoweginfrastructuur inclusief de aansluitingen op het onderliggend wegennet evenals aanhorigheden en ingrepen in functie van landschappelijke integratie kunnen gerealiseerd worden in het gebied voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen waarin de en ingrepen in functie van landschappelijke integratie eveneens kunnen gerealiseerd worden.

Discipline lucht

Negatief effect

Maatregelen

Toelichting bij de verwerking in het GRUP

Scheldetunnelmond op Linkeroever: natuur (Blokkersdijk) met beperkte tot belangrijke negatieve effecten

Afscherming t.o.v. Blokkersdijk (scherm, overkraging,…)

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding afdoende maatregelen genomen worden om significante uitstoot aan de Scheldetunnelmonden en kanaaltunnelmonden te vermijden.

 

 

 

Tunnelmonden aan beide

uiteinden van de Oosterweelknoop: natuur en Hogere Zeevaartschool met beperkte tot belangrijke negatieve effecten

Afschermen t.o.v. Noordkasteelsite (scherm, overkraging,…)

Voorzien van afzuiging en schoorsteen aan de tunnelmonden om verdunning te bewerkstelligen

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding afdoende maatregelen genomen worden om significante uitstoot aan de Scheldetunnelmonden en kanaaltunnelmonden te vermijden.

Knooppunt Groenendaallaan: woningen Luchtbal en Merksem met beperkte tot belangrijke negatieve

effecten

Afscherming van de R1 (b.v. scherm, overkraging,…; overkapping is niet toegelaten t.h.v. knooppunten).

Compactere inrichting knooppunt (met name verschuiving N oprit naar R1 toe) waardoor aan de kant van Merksem de afstand van de wegenis tot de woningen gemaximaliseerd wordt 6 en een brede groenbuffer kan gecreëerd worden, die mogelijks een positief effect kan heeft op de concentraties ter hoogte van die woningen7

Het grafisch plan beperkt de ruimte-inname voor wegeninfrastructuur ter hoogte van de noordoostelijke op- en afrit van het aansluitingscomplex Groenendaallaan ten opzichte van de huidige situatie waardoor de afstand tot de woningen vergroot en er ruimte vrijkomt die aangewend kan worden voor de realisatie van een groenbuffer.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat de wegeninfrastructuur zo compact mogelijk moet worden geconcipieerd in functie van het duurzaam ruimtegebruik.

In de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur wordt daarenboven bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding afdoende afscherming van de wegeninfrastructuur ten aanzien van het omliggend woongebied moet gerealiseerd worden om significante negatieve effecten met betrekking tot luchtkwaliteit en geluid te vermijden.

In de toelichtingsnota wordt de herconfiguratie van het aansluitingscomplex Groenendaallaan verduidelijkt.

Sleuf R1 t.h.v. Deurne-Noord-

Dam-Merksem: woningen Deurne-Noord, Dam en Merksem met beperkte tot belangrijke negatieve effecten

Afscherming sleuf R1 t.o.v. bewoning (b.v. overkraging of overkapping waar technisch mogelijk) Voorzien van afzuiging en schoorsteen aan tunnelmond Oosterweelverbinding om verdunning te

bewerkstelligen

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding afdoende maatregelen genomen worden om significante uitstoot aan de Scheldetunnelmonden en kanaaltunnelmonden te vermijden.

In de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur wordt daarenboven bepaald dat bij de realisatie van de Oosterweelverbinding afdoende afscherming van de wegeninfrastructuur ten aanzien van het omliggend woongebied moet gerealiseerd worden.

Discipline geluid

Negatief effect

Maatregelen

Toelichting bij de verwerking in het GRUP

Verhoogd geluidsniveau rond

de sleuf naar de Scheldetunnelmond op Linkeroever: negatief effect op natuurgebied Blokkersdijk aanzienlijke geluidstoename (+1-+9 dB(A)) in Blokkersdijk, Sint-Annabos en

Middenvijver

Geluidswerende maatregelen (b.v. overkraging) langs de sleuf aan de zijde van Blokkersdijk, Sint-Annabos en Middenvijver.

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur opgelegd dat bij de aanleg van de Oosterweelverbinding geluids- en visuele buffering ten opzichte van Blokkersdijk, Middenvijver, Sint-Annabos en Vliet moet gerealiseerd worden.

Verder wordt aangegeven dat in de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat deze maatregelen gebeuren van zodra de uitvoering ervan

 

 

 

 

 

 

 

technisch mogelijk is en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Geluids- en visuele buffering van de Oosterweelverbinding ten opzichte van Blokkersdijk, Middenvijver, Sint-Annabos en Vliet kan gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen om ondermeer de geluids- en visuele buffering te realiseren.

Verhoogd geluidsniveau rond

de sleuf van de Oosterweelknoop: negatief effect met overschrijding grenswaarde voor nieuwe wegen t.h.v. Hogere Zeevaartschool en noordrand wijk Linkeroever en negatief effect op ecotopen langs de Schelde

Geluidswerende maatregelen (b.v. overkraging) langs de sleuf aan de zijde van het Noordkasteel

In de stedenbouwkundige voorschriften wordt in de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur opgelegd dat bij de aanleg van de Oosterweelverbinding geluids- en visuele buffering ten opzichte van de site Noordkasteel moet gebeuren.

Verder wordt aangegeven dat in de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat deze maatregelen gebeuren zodra de uitvoering ervan technisch mogelijk is en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Geluids- en visuele buffering van het aansluitingscomplex Oosterweelknoop ten opzichte van de site Noordkasteel kan gerealiseerd worden in de zone voor wegeninfrastructuur, zoals aangeduid op het grafisch plan. Het grafisch plan voorziet daarenboven in een overdruk ( zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de wegeninfrastructuur) over de zone voor wegeninfrastructuur en aansluitend op de aanpalende bestemmingen om ondermeer de geluids- en visuele buffering te realiseren.

Discipline mens-gezondheid

De milderende maatregelen voorgesteld vanuit de disciplines lucht en geluid gelden ook voor de discipline mens-gezondheid. Er worden verder geen bijkomende concrete maatregelen voorgesteld, enkel een aantal algemene aanbevelingen m.b.t. flankerend beleid, waarvoor wordt verwezen naar de disciplines lucht en geluid.

 

 

 

Milderende maatregelen door te vertalen op projectniveau of in flankerend beleid

De milderende maatregelen die door moeten vertaald worden op projectniveau of die gevat moeten worden in een flankerende maatregel worden weergegeven in onderstaande tabel. Deze milderende maatregelen worden vanuit de finaliteit van het ruimtelijk uitvoeringsplan op planniveau niet ruimtelijk vertaalbaar geacht, noch in de grafische plannen, noch in de verordenende stedenbouwkundige voorschriften. Zij horen dus niet in het voorliggende GRUP zelf thuis, hetgeen nog niet betekent dat zij niet worden meegenomen. Deze milderende maatregelen, die door te vertalen zijn op projectniveau of in flankerend beleid, werden door de Vlaamse Regering via een afzonderlijke beslissing goedgekeurd, die als bijlage IIIm bij deze toelichtingsnota is opgenomen. In de nota aan de Vlaamse Regering is een projectplanning, timing en budgettering opgenomen. Zo worden de milderende maatregelen die door moeten vertaald worden op projectniveau of die gevat moeten worden in een flankerende maatregel meteen concreet mee in het vooruitzicht gesteld.

De eerste twee kolommen van de tabel hieronder geven het negatief effect en de maatregelen weer zoals beschreven in het plan-MER. In de derde kolom wordt gemotiveerd op welke wijze de betreffende maatregelen best gerealiseerd kan worden en waarom de maatregel niet vertaalbaar is in het ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

 

Discipline Mobiliteit

Negatief effect

Maatregelen

Motivering

Verhoging verkeersdruk personenwagens in deelgebied

‘Linkeroever’ – REF1.y.0.

De Charles Costerlaan wordt afgesloten waardoor het verkeer door de Waaslandtunnel via het onderliggende wegennet op Linkeroever en in Zwijndrecht rijdt. Ondanks dat dit leidt tot lagere intensiteiten in de Waaslandtunnel, resulteert dit toch in een hogere belasting van het onderliggende wegennet op Linkeroever en in Zwijndrecht. Deze hogere druk concentreert zich hoofdzakelijk op de Blancefloerlaan. In de doorrekeningen neemt slechts een deel van dit verkeer de op- en afritten Blancefloerlaan om verder via de parallelweg te rijden.

Versterken alternatieve Scheldekruisende modi o.m. het openbaar vervoeraanbod en fiets

Deze maatregel moet vertaald worden in flankerend mobiliteitsbeleid.

Verhoging verkeersdruk personenwagens in deelgebied ‘Zwijndrecht’– REF1.y.0.

Zie hierboven

Optimalisering knooppunt Blancefloerlaan binnen de zone voor wegenis (vormgeving kruispunten, lichtenregeling, markering,…) om verkeer te stimuleren de parallelweg te gebruiken.

Deze maatregel moet vertaald worden in flankerend mobiliteitsbeleid.

Beperken doorstroming op lokale toegangswegen Zwijndrecht via verkeerstechnische inrichting, lichtenregeling,…

Deze maatregel moet vertaald worden in flankerend mobiliteitsbeleid. .

Optimaliseren knooppunten parallelweg via verkeerstechnische inrichting, lichtenregeling,…

Deze maatregel moet vertaald worden in flankerend mobiliteitsbeleid

Verhoging verkeersdruk vrachtverkeer in deelgebied ‘Eilandje’– REF1.y.0. De aanwezigheid van de Oosterweelknoop resulteert in extra verkeer naar deze op- en afrit doorheen het deelgebied

Concentratie vrachtverkeer op aangewezen hoofdstraten, overeenkomstig het Vlaamse vrachtroutenetwerk, o.m. Straatsburgbrug en Vosseschijnstraat.

Deze maatregel moet vertaald worden in flankerend mobiliteitsbeleid

 

 

 

‘Eilandje’. In het Referentiescenario Masterplan 2020 rijdt dit verkeer via andere opritten naar de hoofdstructuur.

 

 

Discipline oppervlaktewater

Negatief effect

Maatregelen

Motivering

Wijziging in oppervlaktewaterkwantiteit

Beperken invloedssfeer bemaling

Dit vereist geen bijkomende regels bovenop de bestaande regelgeving binnen Vlarem II. De maatregel kent op rechtszekere wijze haar doorwerking op projectniveau.

Insijpeling van hemelwater aan tunnelmonden

Opvang en afvoer van insijpelend hemelwater aan tunnelmonden

Dit vereist geen bijkomende regels bovenop de bestaande regelgeving binnen Vlarem II. De maatregel kent haar doorwerking op projectniveau

Discipline fauna en flora

Negatief effect

Maatregelen

Motivering

 

Beperken van de maximum snelheid

 

 

Beperkt terugstorten van bodemmateriaal en een uitvoeren van een sluitend bewakings- en controleprogramma tijdens de uitvoering van deze werken.

Deze maatregel moet vertaald worden in flankerend mobiliteitsbeleid.

Dit vereist geen bijkomende regels bovenop de bestaande regelgeving binnen Vlarem II. De maatregel kent op rechtszekere wijze haar doorwerking op projectniveau.

Ecotoopinname en habitatwijziging

Gecontroleerde lozing retourwater laguneringsveld (slibgehalte beperken, cf. wettelijke verplichting).

Dit vereist geen bijkomende regels bovenop de bestaande regelgeving binnen Vlarem II. De maatregel kent op rechtszekere wijze haar doorwerking op projectniveau.

Beperken van ruimte-inname en ecotoopverlies

Maximaal vermijden van inname van de verboden te wijzigen vegetaties volgens het Vegetatiebesluit en het Bosdecreet, overige waardevolle en beschermde ecotopen en habitats.

Verder moet gewezen worden op de plicht tot boscompensatie indien bij de aansnijding van het tracé bos wordt ingenomen of natuurcompensatie indien waardevol biotoop wordt ingenomen.

Dit vereist geen bijkomende regels bovenop de bestaande regelgeving. De maatregel kent op rechtszekere wijze haar doorwerking in toepassing van specifieke regelgeving.

Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Negatief effect

Maatregelen

Motivering

Potentiële aantasting van het archeologisch patrimonium

Voorzien in de planning en tijdig uitvoeren van archeologisch (voor)onderzoek, in het bijzonder in de tracégedeelten met (diepe) uitgravingen: veldprospectie, grondboringen, proefsleuven en waar nodig opgravingen.

In gebieden met opgespoten grond waarin graafwerken zijn voorzien tot onder het historisch maaiveld, moet de opspuiting desgevallend eerst afgegraven worden om archeologisch vooronderzoek mogelijk te maken.

Dit vereist geen bijkomende regels boven de bestaande sectorale wetgeving. De maatregel kent op rechtszekere wijze haar doorwerking op projectniveau

Directe impact tracés op bouwkundig

Voorafgaande registratie

Dit is niet vertaalbaar op planniveau.

 

 

 

en/of landschappelijk erfgoed

erfgoedwaarden (bouwhistorisch

onderzoek)

Het betreft flankerend beleid. De

maatregel kent op rechtszekere wijze haar doorwerking op projectniveau. De maatregel kent op rechtszekere wijze haar doorwerking in toepassing van specifieke regelgeving.

Directe impact tracé op erfgoed- waarden

Voorafgaande registratie erfgoedwaarden loodsen SAMGA en site Noordkasteel (bouwhistorisch onderzoek)

Dit is niet vertaalbaar op planniveau. Het betreft flankerend beleid. De maatregel kent op rechtszekere wijze haar doorwerking op projectniveau. De maatregel kent op rechtszekere wijze haar doorwerking in toepassing van specifieke regelgeving.

 

 

8.5 Passende beoordeling

 

Het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat - afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s - een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling.

Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als Speciale Beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992).

De passende beoordeling is opgenomen in het plan-MER (zie bijlage 3c) en vormt ook een afzonderlijk hoofdstuk in het plan-MER. Voor de resultaten van de passende beoordeling en de vereiste maatregelen wordt verwezen naar het hoofdstuk over het plan-MER (met vertaling van de ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen) en naar het plan-MER dat als bijlage bij deze toelichtingsnota is opgenomen.

Op 6 februari 2014 verleende ANB een gunstig advies met betrekking tot deze passende beoordeling (zie bijlage 3c).

 

 

8.6 Watertoets

 

Op 18 juli 2003 werd het decreet betreffende het Integraal Waterbeleid (IWB) (aangepast door decreet van 25 mei 2007) bekrachtigd door de Vlaamse regering. Dit decreet geeft uitvoering aan de Europese kaderrichtlijn Water en moet leiden tot een duurzaam waterbeleid in Vlaanderen. In §1 van artikel 8 van dit decreet is daarom de invoering van de watertoets voorzien. Het doel van de watertoets is in hoofdzaak het ontstaan van schadelijke effecten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, en als dat niet kan, om de schadelijke effecten te herstellen of te compenseren.

De overheid die over een vergunning, een plan of programma moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van de vergunning of door goedkeuring te weigeren aan het plan of programma dan wel door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of programma, dat geen schadelijk effect ontstaat of dit zoveel mogelijk wordt beperkt. Indien dit niet mogelijk is wordt het schadelijk effect hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd.

Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets definitief goed. Dit besluit trad in werking op 1 november 2006 en bevat nadere regels over de toepassing van de watertoets zowel voor vergunningen als voor plannen en programma's. Het besluit bepaalt welke handelingen of activiteiten schadelijke effecten kunnen veroorzaken voor het watersysteem, en welke de gepaste voorwaarden zijn om het schadelijk effect te vermijden, te beperken, te herstellen.

Er werd een uitgebreide watertoets opgemaakt die een bijlage vormt bij dit RUP (zie bijlage 3d). In deze watertoets werden de te verwachten significante wijzigingen in de waterhuishouding en de noodzaak tot buffering vermeld alsook de te nemen maatregelen.

 

Een aantal waterlopen zullen gedeeltelijk verlegd moeten worden en komen tijdens de werken binnen de invloedssfeer van de bemaling te liggen. De invloedssfeer van de bemaling blijft beperkt en tijdens de aanlegfase wordt gebruik gemaakt van ondoorlatende wanden.

De belangrijkste impact wordt verwacht ten gevolge van de bijkomende verharde oppervlakte. Ten gevolge van deze wegverhardingen zal een bepaalde hoeveelheid regenwater afstromen naar de nabijgelegen oppervlaktewateren. Daar het voorliggend plan echter zal moeten voorzien in voldoende infiltratie, buffering en een vertraagde afvoer van het opgevangen hemelwater zullen deze effecten relatief beperkt blijven.

Een beperkte ruimte aan kombergingsgebied wordt door de werken ingenomen. Voor deze inname zal het voorliggend plan een evenwaardige ruimte voor water moeten creëren ter mildering van het verlies aan komberging. Daar het hier algemeen aansnijdingen van kleinere kombergingsgebieden betreffen, volstaat de realisatie van afdoende berging/buffer in grachten of bekkens of – indien dit niet mogelijk is – ondergrondse volumes.

Het afstromend hemelwater van autostrades omvat verontreinigingen zoals minerale olie, PAK’s, zware metalen en zouten (strooizouten in de winter). In eerste instantie wordt er hier aangeraden om het afstromend hemelwater via een onverharde berm te laten infiltreren en op de vangen in langsgrachten, waardoor deze verontreinigingen verdeeld worden over de bodem, het grondwater, de bermvegetaties en het oppervlaktewater. Indien dit niet mogelijk is wordt het gebruik van een koolwaterstof(KWS-) afscheider aangeraden vooraleer te lozen op het oppervlaktewater.

Daar waar bestaande waterlopen gedwarst, verlegd of heringericht worden kan de huidige structuurkwaliteit verloren gaan. De specifieke inrichting van deze dwarsingen of de verlegde of heringerichte waterloop vormt een aandachtspunt op projectniveau.

Voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan laat toe de geplande projecten zodanig te ontwerpen, in te richten en uit te voeren dat rekening kan worden gehouden met alle kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van het watersysteem, m.a.w. dat aandacht kan gegeven worden aan een integrale benadering van het watersysteem/beheer en dat de nodige mildering kan worden voorzien, zodat de realisatie van de Oosterweelverbinding geen blijvende schadelijke impact zal hebben op de omliggende watersystemen en de ontvangende waterlopen.

 

 

Conclusie:

Wanneer de milderende maatregelen uit de plan-MER worden toegepast, wordt er geen blijvende schadelijke impact op het watersysteem verwacht. De milderende maatregelen met een ruimtelijke doorwerking op niveau van het GRUP, werden doorvertaald in de betreffende stedenbouwkundige voorschriften. Het plan is bijgevolg in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van art. 5 en 6 van het Decreet Integraal Waterbeleid. De watertoets is nageleefd.

 

 

8.7 Zorgplicht/erfgoed/archeologie

 

 

8.7.1 Erfgoedtoets

 

De erfgoedtoets werd ingevoerd door het decreet van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings, – vergunningen- en handhavingsbeleid, met name als een nieuw artikel 12/2 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten. Dit geldt enkel voor constructies uit de vastgestelde inventaris die niet zijn opgenomen in de lijst van het beschermd erfgoed. Voor beschermd erfgoed gelden andere regels.

De inventaris van het bouwkundig erfgoed brengt de waardevolle gebouwen in Vlaanderen in kaart. Deze inventaris werd voor de eerste maal vastgesteld op 14 september 2009 door de administrateur-generaal van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), met de intentie om deze in de maand september jaarlijks opnieuw vast te stellen. In de vastgestelde inventaris zijn momenteel ongeveer 66.000 relicten opgenomen, waarvan er ongeveer 12.000 zijn opgenomen in een bescherming als monument, stads- of dorpsgezicht of landschap.

 

De erfgoedtoets vormt een bijlage van het GRUP (zie bijlage IIId). Hierboven werden de te verwachten significante wijzigingen aan de erfgoedwaarden vermeld alsook de te nemen maatregelen. De te nemen maatregelen omvatten een registratie van erfgoedwaarden die in de projectMER moet worden ingevoerd. Deze inventarisatie heeft geen ruimtelijke impact, maakt deel uit van het flankerend beleid en kan geen doorvertaling hebben in het GRUP.

De Erfgoedtoets bevat geen maatregelen die een vertaling vereisen in dit GRUP.

 

 

8.7.2 Zorgplicht (onroerend erfgoed)

 

De zorgplicht vormt, net als de erfgoedtoets een bijlage van het GRUP (zie bijlage 3d).

Het plangebied van voorliggend RUP is niet gelegen in een definitief goedgekeurde ankerplaats zoals bedoeld in het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, gewijzigd bij decreet van 13 februari 2004, hoofdstuk IV – Behoud van erfgoedlandschappen.

Het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2008 tot bepaling van nadere regels voor de zorgplicht betreffende definitief aangeduide ankerplaatsen en erfgoedlandschappen, dat uitvoering geeft aan artikel 26 en 29, §2 van genoemd decreet, is dan ook niet aan de orde.

Het onderzoek in toepassing van de zorgplicht leverde geen maatregelen op die een vertaling vereisen in dit GRUP.

 

 

8.8 Verkeersveiligheidseffectenbeoordeling

 

Voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan werd een verkeersveiligheidseffectenbeoordeling (zie bijlage 3g) gemaakt.

 

 

De verkeersveiligheidseffectenbeoordeling bevat geen ruimtelijk aandachtspunten die relevant zijn voor de uitwerking van het ruimtelijk uitvoeringsplan.

 

 

8.9 Tunnelveiligheidsrapport

 

Voor dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan werd een tunnelveiligheidsrapport (zie bijlage 3h) opgemaakt.

 

 

Dit tunnelveiligheidsrapport bevat geen ruimtelijk aandachtspunten die relevant zijn voor de uitwerking van het ruimtelijk uitvoeringsplan

 

 

9 Visie en concepten

 

 

9.1 Verkeersplanologisch concept

 

Het tracé-ontwerp is in sterke mate bepaald door de bestaande en gewenste ruimtelijke en verkeerskundige context en is gebaseerd op het intensief onderzoek naar het functioneren van het verkeers- en vervoersnetwerk en de relatie tussen netwerk en tracé. Net zoals bij het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 wordt een vorm- en stroomconcept gebruikt als basis voor het netwerk.

 

 

9.1.1 Vormconcept

 

Als vormconcept blijft het ‘ringconcept’ behouden. De Oosterweelverbinding vervolledigt de R1 en maakt deze tot een volwaardige ringweg. Het inkomende verkeer van de radiale hoofdwegen op de ring wordt de keuze geboden om ofwel in wijzerzin ofwel in tegenwijzerzin op de ringweg te rijden. Het ringconcept zal de kans op congestie sterk verminderen.

Op een gesloten ringweg is geleiding van het verkeer in de andere richting steeds mogelijk. Zowel bij calamiteit, waar er steeds een alternatieve route wordt aangeboden, als bij wisseling van een dominante verkeersstroom, bijvoorbeeld oost-west in plaats van noord-zuid. Het inkomend verkeer van de radiale hoofdwegen kan steeds door middel van dynamische verkeerssignalisatie gestuurd worden .

 [image]

 

 

9.1.2 Stroomconcept

 

Bij de uitwerking van de tunnelvariant werd gekozen om op rechteroever geen ontdubbeling van de infrastructuur in te voeren in functie van scheiding van bestemmingsverkeer van doorgaand verkeer op de ringweg. Een fysieke scheiding in doorgaande en stedelijke (lokale) wegen legt een te grote impact op de geplande ontwikkeling van het aangrenzende stedelijk gebied, met name Singel Noord (Slachthuissite, Lobroekdok, Albertkanaal). In het plan-MER, discipline Mens-ruimtelijke aspecten, is aangegeven dat de ruimtelijke versnippering en barrièrewerking door de nieuwe weginfrastructuur dient vermeden te worden en ruimte-inname ten koste van andere functies dient geminimaliseerd te worden voor zover dit technisch mogelijk is. Zoals reeds vermeld zou een fysiek gescheiden doorgaand en stedelijke rijweg niet enkel de ruimtelijke impact vergroten maar tevens bijdragen tot een verdere versnippering.

Hoewel het actuele project Oosterweelverbinding momenteel niet uitgaat van een ontdubbeling van de infrastructuur op rechteroever, is het in de toekomst nog steeds technisch mogelijk om een gescheiden rijbaanindeling te voorzien, zij het niet fysiek, zowel binnen de projectcontour van de Oosterweelverbinding als op de toeleidende wegen.

 

 

De Vlaamse Regering heeft op 14 februari 2014 beslist geen vrachtverbod in te voeren op de Kennedytunnel. De Vlaamse Regering besliste principieel om te opteren voor gedifferentieerde tol op de drie Scheldekruisingen in functie van de technische realiseerbaarheid en onder de voorwaarden van een sluitende financiering, het behoud van een tolvrije Scheldekruising voor personenwagens, en het verzekeren van de veiligheid in de Kennedytunnel op basis van de tunnelrichtlijn.

De keuze voor een andere exploitatievariant vraagt geen bijkomende ruimtelijke inname. Uitgangspunt is immers dat indien de exploitatievaraint (vorm van tolheffing) wijzigt steeds de best beschikbare technieken gebruikt worden die vandaag reeds en naar de toekomst toe ook geen bijkomende ruimtebeslag behoeven.

 

 

9.2 Verkeersplanologische krachtlijnen

 

De sluiting van de Ring zal gebeuren door middel van 2 tunnels, één onder de Schelde met 2x3 rijstroken en twee boven elkaar gelegen cut & covertunnels aan de zuidzijde van het Straatsburgdok 8. Deze tunnels worden verbonden via het Oosterweelknooppunt dat voorziet in verbindingen in alle richtingen en aansluit op de Ring R1. Hierbij wordt het viaduct van Merksem vervangen door een ingegraven oplossing en wordt de kruising van de Ring R1 met het Albertkanaal (noord-zuid) als tunnel verder uitgewerkt. Het aansluitingscomplex van Deurne (Schijnpoortweg) wordt ingericht als een volledige Hollandse aansluiting met een aantakking op de Bischoppenhoflaan en de Noordersingel. Ter hoogte van de Groenendaalaan wordt de bestaande volledige aansluiting behouden en deels aangepast.

 

 [image]

 

 

 

 

 

9.2.1 Uitwisseling hoofdwegennet

 

Uitwisseling tussen bovenlokaal verkeer wordt georganiseerd in volgende ‘knopen’.

· Knoop E19 Noord (R1 richting Oosterweeltunnel, R1 richting Kennedytunnel, E19 richting Nederland),

· Knoop E34 Oost (R1 richting Oosterweeltunnel, R1 richting Kennedytunnel, E34/313),

· Knoop E34 West (R1 richting Oosterweeltunnel, R1 richting Kennedytunnel, E34 richting Zelzate),

· Knoop E17 (R1 richting Oosterweeltunnel, R1 richting Kennedytunnel, E17 richting Gent),

 

 

9.2.2 Aansluiting en ontsluiting

 

De realisatie van de Oosterweelverbinding wordt aangegrepen om de koppeling van het lokale wegennet aan het hoofdwegennet te optimaliseren. Het streven naar een selectieve bereikbaarheid van woon- en werklocaties en leesbaarheid, veiligheid en afstemming van de verschillende vervoersmodi staan hierbij centraal.

Het noorden van Antwerpen (rechterover) wordt vandaag ontsloten door twee aansluitingscomplexen, namelijk Groenendaallaan (afrit Merksem) en Schijnpoortweg (afrit Deurne). De aansluiting van Groenendaallaan is een volwaardige aansluiting waarbij alle rijrichtingen ontsloten zijn. De aansluiting van Schijnpoortweg is een halve aansluiting waarbij het enkel mogelijk is om van en naar het zuiden van de Ring R1 te rijden.

Het oostelijk deel van de Haven van Antwerpen heeft heden maar één belangrijke aanlsuiting namelijk op de A12 ter hoogte van de Noorderlaan.

De Oosterweelverbinding zorgt voor een bijkomend volledig aansluitingscomplex voor het zuidelijk gedeelte van de haven en het noordelijk deel van de stad Antwerpen, namelijk de Oosterweelknoop. Een dergelijk volledig op- en afrittencomplex is essentieel voor de ontsluiting en toegankelijkheid van het zuidwestelijke deel van de haven en de lopende en geplande ontwikkelingen in het noorden van de Stad Antwerpen.

Aanvullend wordt het aansluitingscomplex Schijnpoortweg vervolledigd waardoor vanuit de Schijnpoortweg het noordelijk deel van de Ring R1 toegankelijk wordt en het aansluitingscomplex Groenendaallaan ontlast wordt.

Op Linkeroever wordt een Parallelweg voorzien die instaat voor de aansluiting van het lokaal wegennet op het hoofdwegennet. De Parallelweg verbindt de aansluitingscomplexen Waaslandhaven, Linkeroever en Zwijndrecht en takt aan op het onderliggend wegennet via Pastoor Coplaan, Blancefloerlaan en Canastraat/Keetberglaan. Dit systeem heeft niet enkel voordelen voor het functioneren van het hoofdwegennet maar vermijdt tevens sluipverkeer. Op rechteroever wordt een bijkomend aansluitingscomplex (Oosterweelknoop) voorzien voor de rechtstreekse ontsluiting van de haven en het noordelijk stadsdeel.

Op verschillende plekken wordt de mogelijkheid voorzien tot aansluiting van het lokaal wegennet met het hoofdwegennet. Volgende aansluitingscomplexen worden gerealiseerd binnen het projectgebied.

  • Aansluitingscomplex Waaslandhaven (alle richtingen)

  • Aansluitingscomplex Knoop E17 (enkel richting Kennedytunnel)

  • Aansluitingscomplex Zwijndrecht (enkel richting Gent)

  • Aansluitingscomplex Oosterweelknoop (alle richtingen)

  • Aansluitingscomplex Groenendaallaan (alle richtingen met uitzondering van en naar het aansluitingscomplex Oosterweelknoop en de Scheldetunnel)

  • Aansluitingscomplex Schijnpoort (alle richtingen)

 

 

Ten opzichte van het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 wijzigt het volgende:

  • de ligging van het aansluitingscomplex Zwijndrecht: het huidig aansluitingscomplex nr. 17 (E17) wordt niet enkel gereduceerd in functie van de aansluiting (enkel de aansluiting richting Gent wordt behouden) maar ook verplaatst. Door de verplaatsing van het aansluitingscomplex in oostelijke richting en rechtstreekse aansluiting ervan op de Parallelweg en op de Hoefijzersingel, wordt de Pastoor Coplaan ontlast van verkeer dat via de Parallelweg en de Hoefijzersingel hun bestemming kan bereiken. Door de rechtstreekse aansluiting op de Parallelweg worden de omrijfactoren voor Linkeroever en Zwijndrecht bijkomend beperkt en wordt sluipverkeer tegengegaan.

  • de ligging en aanpassing van het Aansluitingscomplex Schijnpoort tot een volwaardig aansluitingscomplex: het Aansluitingscomplex Schijnpoort wordt vervolledigd zodoende dat in noordelijke en zuidelijke richting de aansluiting van het lokaal wegennet op de R1 en richting aansluitingscomplex Oosterweelknoop en Scheldetunnel (en omgekeerd) mogelijk wordt. Er wordt een rechtstreekse verbinding voorzien met de Singel zodat de radiale as (Bisschoppenhoflaan) niet bijkomend wordt belast.

  • de aansluiting van de Blancefloerlaan (N70) op de Parallelweg: bij de opmaak van het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 werd uitgegaan van een gelijkgrondse kruising. In functie van de doorstroming op zowel N70 (geselecteerd als secundaire weg type III en bijgevolg in hoofdzaak gericht op een vlotte doorstroming van openbaar vervoer en fietsverkeer) als op de Parallelweg (die als onderdeel van de hoofdweg instaat voor de aansluiting van de aansluitingscomplexen Waaslandhaven, Linkeroever en Zwijndrecht op het lokaal wegennet), wordt op basis van verder onderzoek en veelvuldig overleg geopteerd voor een ongelijkvloerse kruising

 

 

9.2.3 Globale visie openbaar vervoersverbindingen

 

Binnen de bestaande verkeersstructuur worden de bestaande openbaar vervoersverbindingen behouden met de nodige aandacht voor een goede doorstroming van het openbaar vervoer. Ter hoogte van de aansluiting van het hoofdwegennet aan de Groenendaallaan en Schijnpoort is inrichting van de op- en afrittencomplexen afgestemd op een verbeterde doorstroming van het openbaar vervoer.

De uitbouw van een Park&Ride ter hoogte van de Blanceflourlaan moet de modal shift ten voordele van het openbaar vervoer versterken.

 

 

9.3 Bestendiging visie op natuur, water, landschap, recreatie en langzaam verkeer

 

De krachtlijnen van de visie op natuur, water, landschap, recreatie en langzaam verkeer van het bestaande

GRUP Oosterweelverbinding van 2006 blijven behouden.

Het uitgangspunt is behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, het watersysteem en de landschappelijke kwaliteiten. Recreatieve en functionele langzaamverkeersverbindingen worden geïntegreerd.

 

 

9.3.1 Globale visie natuur, water, landschap en recreatie

 

Een aantal van de krachtlijnen uit het bestaande GRUP zijn reeds omgezet in effectieve projecten. Volgende projecten werden in het kader van het project Oosterweelverbinding reeds uitgevoerd en worden juridisch bestendigd in het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging:

· herinrichting van Middenvijver als waterrijk natuurgebied; om mogelijke tijdelijke impact op Blokkersdijk gedurende de werken te milderen

· herinrichting Burchtse Weel als gecontroleerd gereduceerd getijdengebied.

 

 

De visie van het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging houdt bijkomend het volgende in:

· het Vlietbos en de Blokkersdijk zijn waardevolle natuurgebieden met een belangrijke landschappelijke waarde en worden als dusdanig behouden;

Het waterlopensysteem wordt uitgebouwd en er zullen werken worden uitgevoerd in functie van de waterbeheersing

 

 

· het netwerk van waterlopen op linkeroever wordt versterkt. De waterlopen binnen het plangebied (Laarbeek, Palingbeek, Vlietbeek en Donkerbeek) worden behouden en waar nodig heringericht als ecologische verbindingen. De kruisingen met de hoofdwegen worden op een kwalitatieve manier gerealiseerd;

· op rechteroever wordt het Groot Schijn ter hoogte van Ten Eeckhove opengewerkt en een nieuw pompstation gerealiseerd ter vervanging van de twee bestaande pompstations die voor de aanleg van de Oosterweelverbinding moeten verdwijnen. Dit nieuw pompstation combineert de functionaliteiten van de twee bestaande stations en zal instaan voor de basisafvoer naar het Lobroekdoek en fungeren als pompstation. Het Groot Schijn zal ook in de toekomst afwateren naar het Albertkanaal.

· de Charles De Costerlaan wordt afgebouwd. De weg zal enkel voorzien worden voor langzaam verkeer en gebruikt worden als interventieweg. Hierdoor worden Sint-Annabos en Middenvijver met elkaar verbonden;

· de herinrichting van Sint-Annabos als ecologisch waardevol groengebied met recreatieve gebruiksmogelijkheden na tijdelijk gebruik als werfzone en stockageplaats;

· integratie en gedeeltelijk behoud van de site Noordkasteel.

 

 

Verder is het GRUP afgestemd op een aantal planinitiatieven van de stad Antwerpen zodat het GRUP volgende ontwikkelingspotenties buiten het plangebied niet hypothekeert of bemoeilijkt:

· ontwikkeling Laaglandpark;

· ontwikkeling Schijnvalleipark.

 [image]

 

 

 

 [image]

 

9.3.1.1 Visie herinrichting Sint-Annabos

 

Bij de herinrichting van het Sint-Annabos, een site van circa 86 ha, wordt gestreefd naar de realisatie van een groengebied waar verschillende functies een plaats kunnen krijgen. Natuur en recreatie vormen hierbij de belangrijkste elementen.

Door de realisatie van verschillende milieus, gestuurd vanuit een variatie in de bodemsamenstelling, zal de biodiversiteit van het gebied toenemen. Door beschikbare gronden - die vaak minder geschikt zijn voor constructieve doeleinden – aan te wenden kan een verbetering van de huidige bodem gerealiseerd worden. Een verbetering van de bodemstructuur draagt bij tot de verhoging van de ecologische potenties van het gebied. Door een variërende bodemopbouw ontstaan mogelijkheden voor de ontwikkeling van diverse milieus. Deze verscheidenheid in milieus en sferen – open, gesloten, transparant, doorkijken, vergezichten... – resulteert dan weer in een breed scala aan belevingsmogelijkheden. De recreatieve structuur in het gebied dient erop gericht te zijn om de verschillende sferen in het gebied maximaal voelbaar en beleefbaar te maken.

Hierbij dient steeds gezocht te worden naar een evenwicht tussen recreatie en natuur. Dit kan door telkens een afweging te maken, specifiek voor een bepaalde plek, tussen nadruk op recreatie of nadruk op natuur.

De bestaande potenties die in het gebied aanwezig zijn, zoals de unieke ligging aan de Schelde, zullen maximaal uitgespeeld worden, zowel in functie van recreatie als voor het verwezenlijken van een hoge ecologische waarde.

Een groengebied van dergelijke omvang laat toe plekken en zones te creëren met een sterke eigenheid. De positie, grootte en invulling van dergelijke plekken wordt bepaald door de recreatieve en / of ecologische potenties ervan.

Het Sint-Annabos zal op termijn deel uitmaken van een groter geheel van natuur- en recreatiegebieden. Zowel op recreatief vlak als op ecologisch vlak moet gestreefd worden naar een optimale verweving met de omgevende gebieden, ook op het gebied van waterhuishouding.

 

 

9.3.1.1.1 Inrichtingsprincipes

 

 

Vanuit de visie op de herinrichting zijn een aantal algemene principes geformuleerd. Deze inrichtingsprincipes zijn geïmplementeerd bij de uitwerking en detaillering van het ontwerp voor het Sint- Annabos. Deze principes worden onderstaand (indicatief) toegelicht:

 

 

 [image][image]

Oost-West gradiënt natuur - recreatie optimaliseren relatie met Schelde - herpositioneren sigmadijken

 

 

 

 [image]

 

Bodemopbouw en -samenstelling als landschappelijk ontwerpinstrument – zonering

 

 

 

 

 [image]

Integraal watersysteem en realisatie vernat bos

 

 

 

 [image]

 [image]

Versteken ecologische relaties Optimaliseren recreatieve hoofdrelaties

 

 

 

 

 

 [image]

Structurende ruimtes

 

 [image]

 

 

 

9.3.1.1.2 Indicatief ontwerp herinrichting Sint-Annabos

 [image]

 

 

 

 

9.3.2 Globale visie langzaam verkeersverbindingen

 

 [image]

 

Het project Oosterweelverbinding omvat een aantal ingrepen aangaande langzaamverkeerroutes (functionele en recreatieve). Bestaande verbindingen worden hersteld en geoptimaliseerd en missing links worden, waar mogelijk, gerealiseerd. Het gaat hierbij over volgende:

· de Charles de Costerlaan wordt geschrapt als autoverbinding en wordt als fietsverbinding en dienstweg aangelegd;

· een nieuwe scheldeverbinding door de Oosterweeltunnel wordt gerealiseerd;

· een fietspad langs de parallelweg vormt een alternatief voor de bestaande fietsverbindingen en takt aan op verschillende bestaande routes;

· het fietspad langs de E17 wordt verbonden met het fietspad langs spoorlijn 59 via een fietskruising ter hoogt van de Laarbeek.

· behoud van de oost-west en een noord-zuid verbinding voor fietsers ter hoogte van het aansluitingscomplex Oosterweelknoop / Noordkasteel;

· aanleg van een fietsverbinding tussen Schijnpoortweg en de fietsbrug IJzerlaan;

· ter vervanging van de Ijzerlaanbrug wordt een nieuwe fietsverbinding gebouwd tussen Merksem en het stadscentrum. Deze fietsbrug kruist het Albertkanaal en de aan te leggen weginfrastructuur van de R1.

Volgende missing links worden gerealiseerd:

· de Charles de Costerlaan wordt geschrapt als autoverbinding en wordt als fietsverbinding en dienstweg aangelegd;

· een nieuwe scheldeverbinding door de Oosterweeltunnel;

· een fietspad langs de parallelweg vormt een alternatief voor de bestaande fietsverbindingen en takt aan op verschillende bestaande routes;

 

 

 

10 Vertaling naar het grafisch plan

 

Om het actuele project Oosterweelverbinding te kunnen realiseren is een wijziging nodig van het bestaande GRUP Oosterweelverbinding (definitief vastgesteld op 16 juni 2006). Alvorens in te gaan op het grafisch plan van het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging, wordt eerst een overzicht gegeven van de bestemmingen van het GRUP oosterweelverbinding van 2006 die behouden blijven.

Het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 en het GRUP Oosterweelverbinding - wijziging zullen samen de juridische basis vormen voor de realisatie van het volledige actuele project Oosterweelverbinding.

Kaart 5 Gecoördineerd grafisch plan GRUP Oosterweelverbinding (16/06/2006) en het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging

 

 

10.1 Te behouden delen van het GRUP Oosterweelverbinding 2006

 

Kaart 4: Te behouden bestemmingen GRUP Oostwerweelverbinding (16/06/2006)

 

 

[image]Na toetsing van het actuele project Oosterweelverbinding met het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 kan geconcludeerd worden dat het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 voor de delen gelegen op Linkeroever en Zwijndrecht grotendeels behouden kan worden. Ook de aanduiding van de Scheldetunnel is nog van toepassing.

 

 

 

 

 

 

Te behouden bestemmingsgebieden van het GRUP Oosterweelverbinding (16/06/2006) – grotere kaart in bijlage

 

 

Het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 moet op Linkeroever, Zwijndrecht en het gebied Schelde slechts beperkt worden gewijzigd of aangevuld.

 

 

10.2 Nieuwe bestemmingen in functie van het project Oosterweelverbinding

 

De delen van het bestaande GRUP Oosterweelverbinding van 2006 gelegen op rechteroever moeten volledig worden gewijzigd, om de sluiting van de R1 op het Oosterweeltracé met een ondertunnelde oplossing mogelijk te maken.

Op Linkeroever en in de zone Schelde zijn de wijzigingen beperkter. De wijzigingen en aanvullingen hebben te maken met:

  • het verleggen van de Fluxysleiding ter hoogte van Blokkersdijk;

  • de aanpassing van de aansluiting van de Blancefloerlaan op een parallelweg langsheen de Oosterweelverbinding op Linkeroever. Deze parallelweg maakt integraal deel uit van het Oosterweelproject;

  • de realisatie van een park&ride ter hoogte van de aansluiting van de Blancefloerlaan op de geplande parallelweg;

  • het opheffen van een deel van de op- en afrit E17 nr. 17 Zwijndrecht in de rijrichting Gent – Antwerpen;

  • de werfzone in functie van de realisatie van de Scheldetunnel;

  • het garanderen van een doorvertaling van de milderende maatregelen, zoals opgenomen in het plan- MER (zie ook hoofdstuk 8).

 

 

Het verordenend grafisch plan van het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging bestaat uit 3 deelplannen waarop de nieuwe bestemmingszones zijn aangeduid en 1 deelplan waarop op te heffen overdrukken zijn aangeduid. Het grafisch plan wordt ingetekend op het GRB (Grootschalig Referentie Bestand) als ondergrond. Het GRB is opgebouwd uit verschillende lagen. Om een GRUP leesbaar te houden worden bij de opmaak van het grafisch plan van alle GRB lagen enkel de laag ‘percelen’ en de laag ‘gebouwen’ gebruikt (respectievelijk de entiteiten ‘adp’ en ‘gbg’ uit het GRB). Dit betekent dat elementen die opgenomen zijn in andere lagen van het GRUP (zoals assen van de weg, eventueel nieuwe straten en ronde punten) niet zichtbaar zijn op het grafisch plan. Er wordt geopteerd voor het GRB als ondergrond omdat dan maximaal een éénduidige bestemming kan gegeven worden aan elk kadastraal perceel.

 

 

10.2.1 Algemene principes

 

Bij het opstellen van het grafisch plan werden enkele algemene principes gehanteerd m.b.t. de aanduiding van de wegeninfrastructuur (gebied voor wegeninfrastructuur en gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur), de werfzones, de leidingen, de garantie van doorwerking van de ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen vanuit het plan-MER en de herbestemming van kleine gebieden (snippers) ten gevolge van de gewijzigde ligging van het gebied voor wegeninfrastructuur van het bestaande GRUP Oosterweelverbinding (d.d. 2006). Deze algemene principes worden in wat volgt verduidelijkt. Daarna wordt gebiedsgericht ingegaan op specifieke deelzones.

 

 

10.2.1.1 Principes aangaande wegeninfrastructuur

 

Het uitgangspunt bij de bestemmingen met betrekking tot wegeninfrastructuur is de realisatie van de derde Scheldekruising en aansluitingen op het bestaand hoofdwegennet conform de beslissing van de Vlaamse regering van 14 februari 2014.

Vanuit het principe van duurzaam ruimtegebruik en op basis van het onderzoek dat vooraf ging aan de opmaak van het GRUP, bestemt het GRUP Oosterweelverbinding - wijziging de nodige ruimte voor de derde Scheldekruising en aansluitingen op het bestaand hoofdwegennet.

 

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen wegeninfrastructuur en ongelijkgrondse wegeninfrastructuur. De ongelijkgrondse wegeninfrastructuur is enkel voor de aanleg van de tunnels bedoeld. In de ruimte boven de tunnels blijven de bestaande bestemmingen van toepassing en deze gronden kunnen in functie

hiervan ingericht en gebruikt worden. In deze zone geldt evenwel een bouwverbod.

De ruimte voor wegeninfrastructuur zal op sommige plaatsen niet volledig ingenomen moeten worden door de Oosterweelverbinding. Deze gronden kunnen ingericht en gebruikt worden conform de stedenbouwkundige voorschriften voor het aangrenzend gebied en moeten op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd worden in de omgeving.

 

 

10.2.1.2 Principes aangaande werfzones

 

Als gevolg van de aard, de duur en de omvang van de infrastructuurwerken die worden uitgevoerd voor de realisatie van de Oosterweelverbinding, is het noodzakelijk om op weloverwogen locaties werfzones in

te richten. Het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging duidt een aantal van deze werfzones op het grafisch plan aan (overdruk). De grondkleur, aangegeven door de geldende plannen van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplannen blijft voor deze gebieden gelden. Deze gebieden worden tijdelijk bezwaard met een erfdienstbaarheid en bijhorende beperkingen.

Niet alle werfzones worden aangeduid op het grafisch plan. Enkel de belangrijkste zones waarvan in dit stadium kan worden aangenomen dat ze nodig zijn, worden als dusdanig aangeduid. Dit betekent niet dat er geen bijkomende werfzones ingericht kunnen worden in zoverre het wetgevend kader dit toelaat.

Het uitgangsprincipe bij de keuze van de werfzones is duurzaam ruimtegebruik en het beperken van mogelijke hinder ten opzichte van de woongebieden, groengebieden, natuurgebieden en gebieden met erfgoedwaarde. De werfzones worden bij voorkeur ingericht in restruimtes al dan niet langs (bestaande of aan te leggen) weginfrastructuur. Dit neemt niet weg dat er nood is aan grote, ruimtelijk samenhangende terreinen die goed bereikbaar zijn en strategisch gelegen zijn in functie van de geplande werken. Kwetsbare gebieden, waar de inrichting van werfzones absoluut niet kan worden getolereerd omwille van de aanwezige natuurwaarden, omwille van hun statuut of een andere reden, blijven gevrijwaard van mogelijke verstoring.

De omvang en complexiteit van het project vereist dat bepaalde werken parallel uitgevoerd zullen moeten worden. Dit impliceert nood aan voldoende ruimte op verschillende plaatsen langs het tracé. De aard van de werken vraagt ruimte voor grondopslag, materiaal en de interne organisatie van de verschillende werven (werfketen, parkeervoorzieningen, …).

Bij de locatie van de werfzones is in eerste instantie gezocht naar zinvolle en voldoende grote plekken in functie van het uit te voeren werk. In de mate van het mogelijke vallen deze zones samen met plekken die op heden een eerder ongedefinieerd gebruik kennen of voorzien zijn om op korte termijn heringericht te worden.

Twee types werfzones worden aangewend: de werfzones parallel aan de (toekomstige) wegeninfrastructuur en de grotere aaneengesloten gebieden voor werfinstallaties en opslag.

 

 

10.2.1.2.1 Werfzones langsheen de infrastructuur

Er worden parallel aan de toekomstige wegeninfrastructuur zones gerserveerd voor de realisatie van deze infrastructuur. In deze zone kunnen alle werfactiviteiten plaats vinden zoals bijvoorbeeld: het werfverkeer, grondwerken, de realisatie van de infrastructuur, stockeren van bouwmaterialen, de aanleg van rioleringen, van geluidswallen en –schermen. Bij het bepalen van de grens van deze zones werd er rekening gehouden met de omgevingskenmerken en de haalbaarheid om deze gronden te verwerven. Om de impact op de omgeving en onteigeningen tot een minimum te herleiden werden deze parallele werfzones zo compact mogelijk gedimensioneerd.

 

10.2.1.2.2 Zones voor werfinstallaties

Naast de parallelle werfzones noodzakelijk om de werf te bereiken en de werken in situ te kunnen uitvoeren, dient de aannemer gedurende de werken te beschikken over een grotere aaneengesloten zone in de onmiddellijke nabijheid van de uit te voeren werken. Deze zone voor werfinstallaties kan door de aannemer worden gebruikt voor de inrichting van een werfketen, een betoncentrale, een breekinstallatie, de stockage van bouwmaterialen,….

 

 

 

10.2.1.3 Principes aangaande leidingen

 

Op het grafisch plan worden verschillende aanduidingen voorzien in functie van leidingen: een leidingstrook, enkelvoudige leidingen en hoogspanningsleidingen. De aanduiding van leidingen gebeurt in overeenstemming met het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en maximaal gebundeld met de hoofd- en primaire wegen en in afstemming op de omgeving.

De leidingstrook wordt aangeduid in functie van de te verleggen Fluxysleiding, die een ander tracé zal kennen dan de leidingstrook die aangeduid werd in het GRUP Oosterweelverbinding d.d. 2006. De aanduidingen van de enkelvoudige leidingen en hoogspanningsleidingen op het grafisch plan zijn louter het gevolg van een overname van deze aanduidingen hetzij op het grafisch plan GRUP Oosterweelverbinding van 2006 hetzij op het gewestplan.

De op het grafisch plan aangeduide leidingen geven geen volledige weergave van de leidingen binnen het plangebied. Binnen het plangebied liggen ook andere leidingen die omwille van de realisatie van de Oosterweelverbinding zullen verlegd moeten worden. Deze worden niet specifiek aangeduid op het plan. Werken in functie van leidingen zijn steeds toegelaten in het gebied voor (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur. Ter hoogte van de sleuven zullen bij en na de realisatie van het project Oosterweelverbinding en in overleg met de betrokken partners op bepaalde plekken mogelijkheden worden voorzien voor het kruisen van deze sleuf.

 

 

10.2.1.4 Vertaling van milderende maatregelen van het plan-MER

 

De ruimtelijke vertaling van de milderende maatregelen gebeurt op verschillende manieren (zie ook 8.3). Er zijn milderende maatregelen die de afbakening van bepaalde bestemmingsgebieden bepalen (bv. gebied voor wegeninfrastructuur ter hoogte van het knooppunt Groenendaallaan, de aanduiding van de boszone Sint-Annabos, de aanduiding van de natuurgebieden t.h.v. Oosterweelknooppunt). Verder geven verschillende milderende maatregelen in de bestemmingsvoorschriften met betrekking tot de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur aanleiding tot opname van gebiedsspecifieke bepalingen (bv. Park&Ride Blancefloerlaan, bepalingen m.b.t. werfzones).

Daarnaast wordt op het grafisch plan een contour (gebied voor landschappelijke en functionele inpasssing van wegeninfrastructuur) ingetekent, waarbinnen alle werken in functie van de realisatie van de ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen mogelijk zijn. Binnen deze contour worden waar nodig de milderende maatregelen verplichtend gemaakt. De realisatie van de (ruimtelijk vertaalbare) milderende maatregelen wordt gegarandeerd door bepalingen die opgenomen zijn binnen de stedenbouwkundige voorschriften horende bij deze contour. De aanvrager zal immers in de stedenbouwkundige aanvraag in functie van de infrastructuur garanties moeten geven met betrekking tot de concrete realisatie van deze maatregelen.

 

 

10.2.1.5 Herbestemming in functie van wijzigingen gebied voor wegeninfrastructuur op rechteroever

 

De derde Scheldekruising en aansluitingen op het bestaand hoofdwegennet conform het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2014 hebben een andere footpint dan het project waarvoor in 2006 het GRUP Oosterweelverbinding werd opgemaakt. Dit houdt in dat voor bepaalde gronden die in 2006 bestemd zijn voor wegeninfrastructuur, deze bestemming niet meer relevant is. Deze gronden zullen niet worden aangewend voor de realisatie van de Oosterweelverbinding en worden daarom herbestemd in dit GRUP. Het gaat over relatief kleine oppervlakten die grenzen aan de zone voor wegeninfrastructuur. De bestemming van deze gebiedjes wordt afgestemd op de aanpalende bestemmingsgebieden.

 

 

 

 

10.2.2 Gebiedsgericht

 

Voor de bespreking van het grafisch plan, is het plangebied opgedeeld in deelzones. Volgende deelzones worden achtereenvolgens besproken:

· Linkeroever;

· Scheldetunnel;

· Rechteroever.

Per deelzone worden de verschillende herbestemmingen toegelicht.

 [image]

 

 

 

10.2.2.1 Deelzone Linkeroever

 

 [image]

 

 

Zoals reeds aangegeven onder 10.1 wordt het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 voor wat betreft Linkeroever grotendeeld behouden. Het GRUP Oosterweelverbinding - wijziging omvat op linkeroever enkel een beperkt aantal technische optimalisaties en doorvertaling van de milderende maatregelen uit het plan-MER.

 

 

· De technische optimalisatie omvatten :

· aanpassing tracé Fluxysleiding;

· beperkte uitbreiding werfzones;

· herbestemming bestaande op- en afrit nr. 17 Zwijndrecht richting Gent – Antwerpen;

· aanpassing aansluiting van de Blancefloerlaan op een parallelweg.

 

 

Deze aanpassingen komen voort uit het verder onderzoek en de concretisering en verfijning van het project in de periode volgend op de goedkeuring van het GRUP Oosterweelverbinding.

De doorvertaling van de milderende maateregelen betreft :

· de verplichting om een park & ride te realiseren aan Blancefloerlaan t.h.v. de aansluiting op de geplande parallelweg om overstap op OV te stimuleren;

· de herbestemming van de bestaande zuidelijke boszone van Sint-Annabos. Deze zone zal dus ook niet gebruikt worden als werfzone (zie grafisch plan ‘op te heffen overdrukken’);

· een overdruk voor het gehele projectgebied ‘Oosterweelverbinding’ waarin eisen worden opgelegd voor visuele buffering, geluidsafscherming en voor landschappelijke inpassing. Deze omvatten ondermeer de verplichte realisatie van ontsnipperende maatregelen en faunapassages in het kader van de realisatie van de Oosterweelverbinding;

· herbestemming van het natte ecologisch waardevol deel van Burchtse weel via een overdruk als GEN.

 

 

 

 

10.2.2.1.1 Aanpassing tracé Fluxysleiding

Binnen de grenzen van het GRUP liggen verschillende leidingen van diverse nutsmaatschappijen. Heel wat van deze leidingen kruisen of lopen parallel met de toekomstige infrastructuren. Juridisch zijn de hoofdleidingen reeds vastgelegd in het gewestplan en in het GRUP Oosterweelverbinding van 2006.

Op het grafisch plan wordt het alternatief tracé voor de Fluxysleiding op linkeroever aangeduid. Aangezien een tracéwijziging ten opzichte van de aanduiding op het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 zich opdringt.

De ingrepen worden onderstaand beknopt besproken.

Ten noorden van de E34 en ten zuiden van Blokkersdijk ligt een leiding van Fluxys (aardgas onder hoge druk). Omdat de bestaande leiding ter hoogte van Blokkersdijk onder de geluidswal voor het natuurreservaat komt te liggen, moet ze verplaatst worden. Om verstoring in het natuurgebied te vermijden, wordt deze leiding vervangen door een ondergrondse nieuwe leiding, uit te voeren door middel van een gestuurde boring. Over de volledige afstand wordt een leidingstraat van 15 meter breedte voorzien.

Uit de detailstudies van de verplaatsingstracés volgt dat het pijpleidinggedeelte (Fluxys-leiding Antwerpen (GCA) – Kallo (Melseledijk) - DN500 mm) doorheen de tolpleinen op linkeroever (ten noorden van de Charles De Costerlaan / E34) niet wenselijk is. De voorziene geluidsbermen aan weerszijden van de tunnelmond zullen immers grote (differentiële) zettingen van deze pijpleiding veroorzaken. Deze zettingen zijn te groot om de veiligheid van de pijpleiding te kunnen garanderen. Daarom wordt geopteerd voor een nieuw tracé dat de kruising met de ontworpen geluidsbermen ontwijkt. Meer westwaarts op de E34 ligt deze Fluxys-leiding in de weg van de nieuw te bouwen infrastructuur, ook daar dringt zich verplaatsing op. Ook ten zuiden van Blokkersdijk wordt een verplaatsing van het tracé, op vraag van ANB en Natuurpunt, voorzien.

 

10.2.2.1.2 Beperkte uitbreiding werfzones

De werfzones voor de realisatie van de Oosterweelverbinding op linkeroever zijn reeds voorzien in het GRUP Oosterweelverbinding van 2006. Bij de verdere concrete uitwerking van het project Oosterweelverbinding is evenwel gebleken dat de afbakening van de werfzones zoals aangeduid op het grafisch plan van het GRUP Oosterweelverbinding van2006 ontoereikend is. Het betreft in hoofdzaak ruimte voor (tijdelijke) omleidingen ten behoeve van minder hinder op het onderliggende wegennet tijdens de uitvoering van het project Oosterweelverbinding. De noodzakelijke uitbreidingen worden meegenomen in het GRUP Oosterweelverbinding - wijziging.

 

10.2.2.1.3 Herbestemming bestaande op- en afrit nr. 17 Zwijndrecht richting Gent - Antwerpen

 

Initieel werd uitgegaan van behoud van het bestaande aansluitingscomplex Zwijndrecht (enkel voor de richting van en naar Gent) en integratie van de bestaande infrastructuur in het ontwerp van de Oosterweelverbinding.

Na de goedkeuring van het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 werd alsnog onderzocht welke alternatieven voor een locatie van het aansluitingscomplex E17 nr 17 Zwijndrecht haalbaar zijn en of deze voordelen bieden ten opzichte van het behoud van het bestaande aansluitingscomplex. Uit dit onderzoek kwam naar voor dat een rechtstreekse aansluiting vanop de parallelweg gesitueerd tussen Pastoor Coplaan en Antwerpsesteenweg op vlak van ruimtelijke impact en verkeersimpact meer voordelen biedt dan het behoud van de bestaande op- en afrit.

Het belangrijkste voordeel en uitgangspunt van deze variant is de ontlasting van de Pastoor Coplaan. Immers de Pastoor Coplaan is de drager van de gemeente en verbindt ruimtelijk en functioneel de twee deelkernen, zijnde Zwijndrecht en Burcht.

Deze variant houdt in dat de op- en afrit rechtstreeks op de geplande parallelweg wordt aangesloten. Deze parallelweg zal bereikbaar zijn vanuit het onderliggend wegennet via Pastoor Coplaan, Hoefijzersingel, Blancefloerlaan en Keetberglaan/Canadastraat.

De aansluiting van de afrit op de parallelweg verloopt via een bijkomende tunnel onder de E17. De positie van deze tunnel is bepaald op basis van de geldende normen in verband met toegestane weggeometrie (neerwaartse bewegingen vanaf de hoofdweg en vanaf de parallelweg die langs de E17 de Antwerpsesteenweg ongelijkvloers kruist).

 

 

 

 [image]

 

Indicatieve schematische weergave aansluitingscomplex Zwijndrecht

 

De realisatie van dit aansluitingscomplex kan gebeuren binnen het bestaande planologisch kader (GRUP Oosterweelverbinding) en behoeft geen herbestemming. De ruimte van de bestaande infrastructuur aan de zuidzijde van de E17 (afrit komende uit de richting Gent en oprit richting Antwerpen) zal in de toekomst (na realisatie en ingebruikname nieuwe op- en afrit) evenwel vrijkomen. De bestemming ‘Gebied voor weginfrastructuur’ is op dat moment niet meer relevant. Daarom worden betreffende gronden in het GRUP Oosterweelverbinding - wijziging herbestemd naar Gemengd open ruimtegebied conform de aanpalende geldende bestemming van het GRUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen.

 

10.2.2.1.4 Aanpassing aansluiting parallelweg op Blancefloerlaan en realisatie park&ride

Het ontsluitingsconcept voorziet op Linkeroever de aanleg van een parallelweg ten behoeve van de bereikbaarheid van de verschillende aansluitingscomplexen. Deze weg staat in voor het verzamelen en het afwikkelen van het lokaal verkeer van Zwijndrecht, Burcht en Linkoever naar het hoofdwegennet.

De parallelweg verbindt de aansluitingscomplexen Waaslandhaven (aansluiting in beide richtingen), Linkeroever (aansluiting van en naar richting Kennedytunnel) en Zwijndrecht (aansluiting van en naar richting Gent).

De aansluiting van de parallelweg op het onderliggend netwerk gebeurt via de Keetberglaan/Canadastraat, Blancefloerlaan en Pastoor Coplaan/Hoefijzersingel.

Initieel (GRUP Oosterweelverbinding) werd geopteerd voor een zo compact mogelijke aansluiting en een minimale ruimte-inname van de aansluiting van de parallelweg op Blancefloerlaan.

 [image]

 

Indicatieve gelijkvloerse kruising Blancefloerlaan – parallelweg: profiel

 

Als resultaat van overleg rond de aansluiting van de parallelweg op de Blancefloerlaan werden de belangrijkste knelpunten van de weerhouden oplossing geherevalueerd.

De probleemstelling betreft in hoofdzaak de modal shift en de rol van de Blancefloerlaan :

· De wens om op de Blancefloerlaan (geselecteerd als secunaire weg type III) absolute voorrang te geven aan de doorstroming van het openbaar vervoer (en bij uitbreiding aan het langzaam verkeer) in combinatie met de wens om de doorstroming op de parallelweg te garanderen en congestie ter hoogte van de aansluiting met de Blancefloerlaan te vermijden;

· Modal shift: een optimale link tussen de verschillende vervoersmodi kan best gerealiseerd worden op een locatie zo dicht mogelijk bij de aansluiting van het hoofdwegennet op het onderliggend wegennet. De inrichting van een Park&Ride ter hoogte van de Blancefloerlaan werd ook opgenomen als milderende maatregel in het plan-MER.

Andere aspecten die ertoe hebben geleid alternatieven te zoeken betreffen:

· de fasering van de werken (Oosterweelverbinding) en de daaraan gekoppelde tijdelijke maatregelen;

· de optimalisatie van de inrichting van de omgeving

Het voortschrijdend inzicht heeft geleid tot een alternatief waarbij een ongelijkvloerse kruising en aansluiting wordt gerealiseerd.

Door de parallelweg op gelijk niveau te houden als de hoofweg, kan een ongelijkvloerse kruising met de Blancefloerlaan gerealiseerd worden. In dit alternatief wordt het vierde veld van de bruggen gebruikt om de parallelweg op hetzelfde niveau als de R1 onder de Blancefloerlaan te laten doorgaan.

 

 [image]

 

Indicatieve ongelijkvloerse kruising Blancefloerlaan – parallelweg: profiel

 

Om een aansluiting met de Blancefloerlaan te kunnen verwezenlijken dienen er lussen te worden aangelegd die het niveauverschil tussen de R1 (niveau 0) en de Blancefloerlaan (niveau +1) overbruggen.

Het ruimtebeslag dat strikt genomen als nadeel moet beschouwd worden, kan door benutting van de restruimten in de lussen i.f.v P&R een meerwaarde betekenen. Deze ligging van de P&R heeft als voordeel tov de huidige ligging aan op- en afrit nr. 6 dat er geen omrijbewegingen moeten gemaakt worden om de P&R te bereiken vanaf de parallelweg. Er mag worden aangenomen dat dit de gewenste modal shift (overstap van auto naar openbaar vervoer) zal stimuleren en een positieve impact zal hebben op de belasting van het onderliggend wegennet.

 

 

 

 [image]

Indicatieve ontwerpoefening ongelijkvloerse kruising Blancefloerlaan – parallelweg met P&R (bron: stad Antwerpen). Deze ontwerpoefening geeft een mogelijk beeld van de toekomstige inrichting maar zal in een latere fase wellicht nog worden bijgesteld.

 

 

 

10.2.2.1.5 Herbestemming een deel van Burchtse weel als GEN

De aanduiding van een deel van Burchtse weel (zone binnen de dijk) als GEN is een uitwerking van een milderende maatregel van het plan-MER.

Het gebied werd deels als getijdegebied ingericht in 2008. Verder bestaat het uit een voormalige Scheldepolder die in het verleden opgehoogd werd met zandig materiaal, zij het dat de natuurlijke evolutie minder ver gevorderd is dan in Blokkersdijk.

De aanduiding van het gebied Burchtse Weel ondersteunt de functionaliteit van het GEN-gebied Blokkersdijk en is een logische uitbreiding van het bestaande GEN ‘Slikken en schorren langsheen de Schelde’:

  • naar ligging: het situeert zich in de vallei van de Schelde zoals Blokkersdijk, en versterkt de aanwezige oevers met slikken en schorren ter hoogte van Antwerpen Linkeroever die reeds deel ujtmaken van het VEN;

  • naar ruimtelijke kenmerken: er is een overeenkomst met de ruimtelijke kenmerken van Blokkersdijk (avifaunistisch belang van weel en slikken en schorren) en past volledig binnen de ruimtelijke structuur en ecologie van de slikken en schorren langsheen de Schelde;

  • naar praktische haalbaarheid: er is geen interferentie met het tracés voor de Oosterweelverbinding, noch met een werfzone

  •  

 

 [image]

Herinrichting Burchtse Weel in het kader van de aanleg van de Oosterweelbverbinding

 

 

 

10.2.2.2 Deelzone Schelde

 

Zoals reeds aangegeven onder 10.1 wordt het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 voor wat betreft de zone Schelde behouden (aanduiding Scheldetunnel). Het GRUP Oosterweelverbinding - wijziging omvat hier enkel de aanduiding van een werfzone.

Voor de deelzone Schelde is de juridische context sedert het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 gewijzigd. Het habitatrichtlijngebied Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent werd gewijzigd waardoor niet enkel de oevers geselecteerd zijn maar de Schelde integraal. De zone voor de noodzakelijke baggerwerken wordt daarom als werfzone op het grafisch plan aangeduid.

Deze zone mag en zal enkel gebruikt worden om werken in situ uit te voeren. De aangeduide zone is nodig om het grondpeil van de Schelde tijdelijk te verdiepen om de Scheldetunnel te kunnen aanleggen. In de werfzone Schelde zullen enkel baggerwerken gebeuren en de realisatie van de Scheldetunnel. De verstoring die van deze werken uitgaat is tijdelijk. De milderende maatregelen van het planMER, die noodzakelijk zijn om de tijdelijke hinder te milderen, worden vertaald in de voorschriften.

 

 

10.2.2.3 Deelzone rechteroever

 

 

 [image]

 

Voor de deelzone rechteroever wordt het GRUP Oosterweelverbidning 2006 volledig vervangen door het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging. De uitwerking van de Oosterweelverbinding met een brug over en langs het Albertkanaal, de zogenaamde Lange Wapper die de Oosterweelknooppunt met de ring verbindt, is verlaten. Deze brug wordt vervangen door vier tunnels samengebracht in twee boven elkaar gestapelde kokers. Deze tunnels worden onder de vaargeul van het Albertkanaal voorzien.

Het voorzien van tunnels in het Albertkanaal (Kanaaltunnels) noodzaakt ook aanpassingen ter hoogte van de aanlsuitingen op de R1. Zo wordt de viaduct van Merksem volledig verwijderd en wordt de snelweg er verdiept aangelegd, onder het maaiveld.Ook de overgang van Scheldetunnel naar Kanaaltunnels noodzaakt een aanpassing ter hoogte van de Oosterweelknoop.

 

 

10.2.2.3.1 Aansluitingscomplex Oosterweelknoop

De Oosterweelknoop bevindt zich ter hoogte van de Noordkasteelsite en strekt zich uit van de Oosterweelkerk tot aan de Royerssluis.

 

[image]Overzichtplan van de Oosterweelknoop, tussen Oosterweelkerk en Royerssluis

Het programma van de Oosterweelknoop is tweeledig. De Oosterweelknoop zorgt voor een verbinding tussen Scheldetunnel, bestaande uit twee kokers met telkens drie rijstroken, en de Kanaaltunnels, bestaande uit 4 kokers met telkens twee rijstroken. Tevens wordt er een nieuwe aansluiting voorzien dat zowel de haven als het noorden van Antwerpen (het Eilandje) zal bedienen.

 [image]

Schematische weergave van de vekeersbewegingen (wegverkeer) in de Oosterweelknoop, (donkerblauw is lokale rondweg, andere kleuren verwijzen naar de snelweg)

 

 

 

De noodzakelijke weefbeweging van de Scheldetunnel naar de Kanaaltunnels met daar tussenin de op- en afritten zorgt er voor dat de Oosterweelknoop uitgewerkt wordt als een langerekte knoop.

Op de onderstaande figuur wordt op schematische wijze de theoretische mimimumafstanden weergegeven. Hierbij is rekening gehouden met de tunnelrichtlijn en de richtlijnen aangaande wegontwerp. [image]

 

 

 

[image]Noodzakelijk lengte in functie van weefbewegingen, turbulentieafstanden en het organiseren van de op- en afritten, conform de vigerende richtlijnen voor wegontwerp.

 

 

Bij de opmaak van het ontwerp van de Oosterweelknoop is uitgegaan van een compacte infrastructuurbundel die ruimtelijk op de scheiding ligt tussen de haven van Antwerpen (roze op onderstaande figuur) en het Scheldelandschap (groene op de onderstaaande figuur). De knoop wordt volledig onder het maaiveld voorzien. Enkel de lokale rondweg bevindt zich op het maaiveld.

 

 

 [image]

 

 

Rond de Oosterweelkerk is bij de uitbreiding van de haven het maaiveld opgespoten, waardoor de kerk een aantal meters lager ligt dan de aanliggende omgeving. In de huidige situatie is deze kerk amper zichtbaar vanuit de omgeving. Enkel de kerktoren is nog waarneembaar. Samen met de aanleg van de Oosterweelknoop zal de omgeving rondom de kerk afgegraven worden opdat de kerk terug zijn plaatst krijgt in de omgeving. Het afgegraven gedeelte zal conform de ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen van het planmer ingericht worden als natuurgebied.

 

 [image]

Dwarsdoorsnede 1-1 Oosterweelknooppunt ter hoogte van de Oosterweelkerk

 

 

De knoop wordt volledig onder het maaiveld voorzien. Enkel de lokale rondweg die de verbinding maakt met de Noordkasteelbruggen, de Scheldelaan en de Royerssluis bevindt zich op het maaiveld. Tussen de verdiepte snelweg en de site van het Noordkasteel en de Noordkasteelvijver wordt het bestaande talud langsheen de Oosterweelknoop doorgetrokken. Zo ontstaat er een visuele scheiding tussen haven en snelweginfrastructuur en de Noordkasteelsite en de Noordkasteelvijvers.

 

 

[image]Dwarsdoorsnede 2-2 Oosterweelknooppunt ter hoogte van Noordkasteelvijver

 

 

[image]Visualisatie verdiepte Oosterweelknooppunt tussen haven en Noordkasteelsite

 

 

Om een maximale kwaliteit van het omgevende landschap van de Oosterweelknoop te bereiken is geopteerd om restruimtes in de infrastructuurbundel te vermijden. Een zo beperkt mogelijke inname van de ruimte in functie van de infrastructuurbundel en een maximale vrijwaring van het omgevende landschap vormt het uitgangspunt voor het ontwerp.

De elementen en kenmerken van het omgevende landschap die maximaal worden gevrijwaard zijn:

  • de Oosterweelkerk is een beschermd monument. Het is een uniek relict in het landschap en ligt verdiept op een niveau van 2 meter TAW ten opzichte van de omgevende haven die zich op een niveau 6 meter TAW situeert;

  • het Noordkasteel is een restant van militaire infrastructuur. De grondwal en de kazematten dienen samen als ensemble te worden beschouwd;

  • de haveninfrastructuur langs het Amerikadok, bestaande uit loodsen, bedrijfsruimtes en de spoorbundel, staan in functie van de economische activiteiten in de haven.

 

 

 

 [image]

 

Naast de specifieke kenmerken van het omgevende landschap wordt het ontwerp van de Oosterweelknoop ook afgestemd met toekomstige ontwikkelingen in de omgeving die zowel een

landschappelijke als stedenbouwkundige invloed hebben en die een eigen planningsproces volgen. Het betreft de volgende ontwikkelingen:

· de kruin van de bestaande Scheldedijk moet van 9 meter TAW worden verhoogd tot 11 meter TAW. Deze verhoging van 2 meter is nodig om de haven en de stad te beschermen tegen stormtij (uitvoering van het Sigmaplan);

[image]·

verbreding van de Royerssluis in functie een betere toegankelijkheid van de haven voor grotere schepen. Bijkomend zullen alle wegen en bruggen langs en over de sluis worden aangepast met het oog op een vlotte toegankelijkheid. De brug aan Scheldezijde van de vernieuwde Royerssluis zal op een peil van ca. 9,25 meter liggen.

 

 [image]

Aansluiting onderliggend wegennet (haven en stad) op het hoofdwegennet via het Aansluitingscomplex Oosterweelknoop

 

Compacte configuratie van het Aansluitingscoplex Oosterweelknoop en maximale vrijwaring van de omgeving

 

 

In de deelzone ‘aansluitingscomplex Oosterweelknoop’ zijn volgende bestemmingen doorvertaald naar het grafisch plan:

 

 

· de benodigde zone voor de infrastructuur: het aansluitingscomplex met de nodige marge om optimalisatie van het ontwerp toe te laten zonder onnodige claims te leggen op de omgeving;

· herbestemming van de ruimte tussen het aansluitingscomplex en het parkgebied Noordkasteel die in het GRUP Oosterweel bestemd was voor weginfrastructuur en niet nodig is voor de tunnelvariant: herbestemming naar park zodat de zone tussen het aansluitingscomplex en de Schelde als park is bestemd en als dusdanig ingericht en gebruikt kan worden;

· herbestemming van een snipper industriegebied naar natuurgebied om een landschappelijk geheel te maken met de omgrenzende bestemmingen van natuurgebied en parkgebied;

· herbestemming van de ruimte aangrenzend aan de polder met het kerkje van Oosterweel tussen het aansluitingscomplex en het parkgebied Noordkasteel die in het GRUP Oosterweelverbinding bestemd was voor weginfrastructuur en niet nodig is voor de tunnelvariant: herbestemming naar natuur met een inrichting voor rietmoeras;

 

 

 

· werfzones op de Scheldelaan en rondom het aansluitingscomplex die moeten toelaten om de werken uit te voeren. Ook in de onmiddelijke nabijheid van de Hogere Zeevaartschool is een werfzone aangeduid. Deze werfzone is cruciaal voor de realisatie van de kanaaltunnels en het aansluitingscomplex Oosterweelknoop;

· de afscherming naar geluid en visueel buffering moet gebeuren ten opzichte van het benoemde gebied, met uitzondering van de site Noordkasteel waar het bestaande talud kan worden ingeschakeld in functie van de buffering van de lager gelegen delen.

 

 

10.2.2.3.2 Deelzone Kanaaltunnels

 

 

 [image]

Overzichtplan van de kanaaltunnels

 

 

De Kanaaltunnels verbinden de Oosterweelknoop met de Ring R1, richting noord naar Breda en richting zuid naar Brussel. De verbinding bestaat uit 4 tunnelkokers. De noordelijke rijrichting wordt onderaan voorzien, de zuidelijke rijrichting daar bovenop. De tunnels worden onder de vaargeul van het Albertkanaal aangelegd.

Doordat beide rijrichting boven elkaar worden gestapeld wordt de ruimtelijke impact tot een minimum beperkt. Dit zowel tijdens de uitvoering als na realisatie van de tunnelkokers. De hinder op de binnenscheepvaart en op de omliggende bedrijven wordt hierdoor tijdens de aanleg sterk beperkt.

De bestaande bruggen Straatsburgbrug en Noorderlaanbrug worden gevrijwaard en behouden hun huidige verschijningsvorm.

De aanleg van de Kanaaltunnels zal enkel een ruimtelijke impact hebben op de zuidelijke kade van het Albertkanaal. De impact is echter beperkt tot de aanleg, na realisatie van de Oosterweelverbinding zal de kaderand volledig hersteld worden.

 

 

 

[image]Schematische voorstelling van de gestapelde tunnels.

 

 

De zone bovenop de tunnels is een non aedificandi (boven de tunnels mag niet gebouwd worden), waardoor het jaagpad langs het Albertkanaal gevrijwaard wordt en de zone ingeschakeld wordt als een onderdeel van de publieke ruimte.

De ligging van de tunnels bevestigt daarmee de bestaande rooilijn en vrijwaart een mogelijke relatie (voor langzaam verkeer) van de kade van het Albertkanaal tot aan de Scheldekaaien.

 

In de deelzone ‘Kanaaltunnels’ zijn volgende bestemmingen doorvertaald naar het grafisch plan:

 

 

· zone voor ongelijkvloerse weginfrastructuur: de tunnels met de nodige marge om optimalisatie van het ontwerp toe te laten zonder buitensporige claims te leggen op de omgeving;

· werfzones op plekken die de scheepvaart en havenactiviteiten niet belemmeren en die de aannemer moeten toelaten om de werken uit te voeren.

 

10.2.2.3.3 Deelzone R1

In de deelzone R1 worden verschillende acties ondernomen om de impact van de snelweginfrastructuur op de aanliggende omgeving te minderen.

Stelsematig worden de verschillende bovengrondse snelweginfrastructuren afgebouwd en onder het maaiveld gebracht.

Na realisatie van de Oosterweelverbinding zal de Ring R1 vanaf de Kennedytunnel tot voorbij Groenendaallaan verdiept aangelegd zijn. Hiervoor wordt de viaduct van Merksem afgebroken en vervangen door een snelweg in sleuf en wordt het Albertkanaal (noord-zuid) gekruist door middel van tunnels onder het Albertkanaal.

Om de impact op de omgeving te beperken wordt ook de bij de kruising van het Albertkanaal de tunnel boven elkaar gestappeld en gebundeld met de spoorweg. De ruimte die hierbij vrijkomt, kan ingezet worden als publieke ruimte. Deze ruimte die vandaag in beslag wordt genomen door snelweginfrastructuur wordt hiermee teruggeven aan de stad.

 

Bij de aanleg van de snelweginfrastructuur worden er plaatselijke overkappingen voorzien, bijvoorbeeld ter hoogte van Schijnpoortweg (stedelijk plein), tussen de IJzerlaanbrug en het Albertkanaal en ten noorden van de Vaartkaai. De stedenbouwkundige voorschriften worden evenwel zo opgesteld dat overkappingen overal mogelijk zijn binnen het gebied voor wegeninfrastructuur.

Waar het viaduct van Merksem Schijnpoortweg en Groenendaallaan vandaag nog bovengronds kruist zal deze na realisatie van de Oosterweelverbinding beide wegen ondergronds kruisen.

Om de hinder tijdens de werken tot een minimum te beperken wordt de nieuwe snelweg zo veel als mogelijk naast de bestaande gebouwd. Daardoor blijft de huidige R1 tijdens de werken beschikbaar en wordt de hinder op de snelweg en de aanliggende woongebieden beperkt.

De nieuw aan te leggen snelweg zal hierdoor ruimte innemen van het bestaande Lobroekdok, die gesaneerd wordt. Daartegenover staat dat de ruimte aan de zijde van het Albertkanaal vergroot en ruimte biedt aan het ringfietspad dat van Schijnpoortweg wordt doorgtrokken tot aan de aan te leggen fietsbrug IJzerlaan. Vanaf de fietsbrug IJzerlaan wordt het fietspad verder gezet naar het Laaglandpark en wordt ze aangesloten op de fiets-o-strade langs de Vaartkaai.

 

 

[image]Overzichtsbeeld op het stedelijk plein, de verdiepte ligging van de R1 en de ondertunneling van de R1 onder het Albertkanaal.

 

 

overkapping tussen IJzerlaan en Albertkanaal

 

 

[image]R1 in tunnel onder het Albertkanaal, wegtrekken van de snelweginfrastructuur

 

 

 

[image]Impressie overkapping van de snelweg tussen de IJzerlaan en het Albertkanaal

 

 

[image]Zicht op het stedelijke plein, een overkapping ter hoogte van het Sportpaleis.

 

 

Voor de inpassing van de Oosterweelverbinding in de deelzone R1 gelden volgende ontwerpkeuzes (van zuid naar noord):

· het op- en afrittencomplex Schijnpoortweg (afrit 2 Deurne) worden met de aanleg van de Oosterweelverbinding vervolledigd. In de huidige situatie kan men enkel zuidwaarts (richting Brussel) op- en afrijden van de snelweg. Na aanleg van de Oosterweelverbinding zal men [image]ook noordwaarts de snelweg kunnen op- en afrijden. De bestaande aansluiting wordt daarvoor aangepast en ingericht als een hollandse aansluiting waarbij de op- en afritten parallel aan de snelweg worden voorzien. De aansluiting wordt meer zuidwaarts verschoven en sluit rechtsreeks aan op de Noordersingel. Vanaf de op- en afritten wordt tevens een verbinding gemaakt met de Bisschoppenhoflaan;

 

 

 

 

 [image]

Schematische weergave van de vekeersbewegingen (wegverkeer) Schijnpoort, (donkerblauw is lokale rondweg, andere kleuren verwijzen naar de snelweg)

 

· het viaduct van Merksem wordt afgebroken en de R1 komt, verlaagd ten opzichte van het maaiveld, in een sleuf te liggen. Door het afbreken van de viaduct van Merksem komt er ruimte vrij langs het Albertkanaal, waar het ringfietspad in vrije bedding verbonden wordt met de heraangelegde fietsbrug IJzerlaan. Het huidige viaduct maakt plaats voor open zichten. Compactheid en efficiëntie in functie van het creeren van ruimtelijke potenties, zijn de belangrijkste ontwerpparameters. Aan de rand en langs de verdiepte snelweg wordt er ruimte voorzien om zowel de overgang tussen snelweg en het kadelandschap (Lobroekdok en Albertkanaal) op te vangen als voor het aanleggen van geluidswerende maatregelen. Zo wordt er tussen het gesaneerde Lobroekdok en de verdiepte snelweg een talud voorzien dat functioneert als geluidswering en tevens een visuele afscherming van de snelweg garandeerd. Het Sportpaleis en de Lotto-arena worden gevrijwaard;

 

 

 

 [image]

 

 

 

 

Impressie op het gesaneerd Lobroekdok en de talud tussen dok en snelweg (Bron TV MAKH)

 

 

· de kruising met het Albertkanaal wordt als tunnel uitgevoerd. De snelweg verdwijnt vanaf de IJzerlaan onder het maaiveld en komt voorbij Groenendaallaan terug boven om aan te sluiten op de bestaande ligging van de E19;

· er wordt gestreefd naar een maximale bundeling van de ringinfrastructuur met de spoorlijn. De ondertunnelling onder het Albertkanaal wordt tussen de spoorweg en het huidige viaduct van Merksem voorzien. De tunnels worden boven elkaar gestapeld om zo de impact bijkomend te beperken.

De Groenendaallaan wordt onder het maaiveld gekruist door de R1. Door de ring onder de Groenendaallaan te brengen, wordt de relatie tussen Luchtbal en Merksem versterkt. Ook wordt er afgestemd op de ontwerpopties voor het Laaglandpark: visuele afstemming met het park;

· de westelijke en noord-oostelijke kwadranten van de aanluiting Groenendaallaan (afrit 1 Merksem) wordt zo compact mogelijk uitgevoerd, tegen de snelweg aan. In de zuid-oostelijke kwadrant zal de afrit aansluiten op de Groenendaallaan in het verlengde van de Lambrechtshoekenlaan;

 

 

 

[image]Overzichtplan van omgeving Groenendaallaan

 [image]

Schematische weergave van de vekeersbewegingen (wegverkeeromgeving Groenendaallaan, (donkerblauw is lokale rondweg, andere kleuren verwijzen naar de snelweg)

 

· de raakvlakken tussen de weg en de omgeving worden waar mogelijk uitgewerkt als een continue bermstructuur, die een groene verbinding maakt tussen het Rivierenhof, de Schijnvallei en het Laaglandpark: het zogenaamd Schijnvalleipark.

Ingebed in het bermen-kadelandschap kan een continue en herkenbare fietsstructuur worden voorzien. De mogelijkheid om een continue fietsstructuur te realiseren wordt gevrijwaard. Het ringfietspad (parallel aan de ring) kan op deze manier tot een snelle functionele verbinding tussen Deurne en Merksem uitgebouwd worden;

· op een aantal plaatsen langs de R1 is het cruciaal voor de ruimtelijk en functionele continuïteit van de omgeving dat dwarsverbindingen over de ring worden voorzien.

Het wegverkeer kan de Ring R1 op drie plaatsen oversteken: ter hoogte van de verlegde aansluiting Schijnpoortweg, ter hoogte van de as Schijnpoortweg-Bischoppenhoflaan en ter hoogte van de aansluiting Groenendaallaan.

Het fietsverkeer kan de de ring kruisen ter hoogte van de as Schijnpoortweg-Bischoppenhoflaan, ter hoogte van de overkapping tussen de IJzerlaan en het Albertkanaal en ter hoogte van de aansluiting Groenendaallaan;

· een landschappelijke en ecologische waterstructuur: de aanwezige waterstructuur wordt zoveel mogelijk leesbaar gemaakt. Verschillende wateren zoals het Groot Schijn, de afwatering van de R1 en van het waterzuiveringsstation monden vandaag uit in het Lobroekdok. Het Lobroekdok

watert op haar beurt af naar het Albertkanaal waarmee het vandaag in verbinding staat. Bij de aanleg van de verdiepte snelweg wordt deze verbinding onderbroken waardoor de waterstructuur dient geherstructureerd te worden. Het Groot Schijn wordt ontkoppeld van het Lobroekdok en verlegd in de zonde tussen het Sportpaleis en de verdiepte Ring R1. Voorbij het Sportpaleis (laad- en loszone) kan het Groot Schijn in open bedding worden aangelegd;

De uitstroom van de Ring R1 en het waterzuiveringstation Deurne blijven uitstromen in het Lobroekdok. Deze zulen via een nieuw aan te leggen uitstroom uitmonden in het Asiadok. Hiervoor wordt in de IJzerlaan een nieuwe open water structuur aangelegd, het IJzerlaankanaal.

 

[image]HeraanlegIJzerlaan[image]

 

 

Zicht op het IJzerlaankanaal (bron TV MAKH)

· ter hoogte van Ten Eeckhove zal een nieuw pompstation in functie van het het Groot Schijn gebouwd worden ter vervanging van twee bestaande pompstations. Dit nieuw pompstation combineert de functionaliteiten van de twee bestaande stations en zal instaan voor de afvoer naar het Albertkanaal en zal tevens fungeren als pompstation.

Het nieuwe pomstation wordt ingeplant ter hoogte van de doorgang naar de Ten Eekhovelei.

De keuze om het pompstation op deze locatie te voorzien komt voort uit een afweging rekening houdend met volgende aspecten: contact met het water, techniek tonen, interactie, integratie, architectuur en katalysator;

 

 

In de deelzone ‘R1’ zijn volgende bestemmingen doorvertaald naar het grafisch plan:

· de benodigde zone voor de infrastructuur: de aansluitingscomplexen Groenendaallaan en Schijnpoort, de verbinding tussen aansluitingscomplex Schijnpoort en aansluitingscomplex Groenendaallaan, de verbinding met de kanaaltunnel in noordelijke en zuidelijke richting en de verbinding van aansluitingscomplex Schijnpoort met knoop E34 oost;

· een overdruk in functie van de ongelijkvloerse kruising van het Albertkanaal (op de verbinding aansluitingscomplex Schijnpoort – aansluitingscomplex Groenendaallaan);

· een overdruk in functie van de landschappelijke inpassing van het Groot Schijn;

· werfzones (in overdruk) op plekken die het functioneren van de stedelijke omgeving en de aanwezige bedrijvigheid niet belemmeren en die moeten toelaten dat de werken uitgevoerd kunnen worden;

· herbestemming in functie van het te realiseren pompstation voor het Groot Schijn (gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen;

· herbestemming van de vrijgekomen ruimte van het GRUP Oosterweelverbinding van 2006, die niet meer noodzakelijk is voor de realisatie van het project, van een zone voor wegeninfrastructuur naar gebied voor dagrecreatie volgens het gewestplan;

· herbestemming van de huidige verbinding tussen Lobroekdok en Albertkanaal van waterweg naar industriegebeid volgens het gewestplan;

 

 

· herbestemming van de ruimte aan de westzijde van de R1 die in het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 bestemd was voor weginfrastructuur en niet nodig is voor de tunnelvariant naar de toestand voorafgaand aan de inwerking treding van het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 (gewestplan): buffergebied;

· herbestemming van de ruimte aan de oostzijde van de R1 die in het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 bestemd was voor weginfrastructuur en niet nodig is voor de tunnelvariant naar parkgebied in afstemming met de visie en wens van de stad aangaande de realisatie van het Laaglandpark;

· herbestemming van de ruimte die in het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 bestemd was voor weginfrastructuur en niet nodig is voor de tunnelvariant in de zone tussen R1 en Ten Eeckhovelei naar de toestand voorafgaand aan de inwerking treding van het GRUP Oosterweelverbinding van 2006: parkgebied en gebied voor dagrecreatie (conform het gewestplan);

· herbestemming van de ruimte die in het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 bestemd was voor weginfrastructuur en niet nodig is voor de tunnelvariant aan het uitwisselingscomplex E313 naar de toestand voorafgaand aan de inwerking treding van het GRUP Oosterweelverbinding van 2006: buffergebied (conform het gewestplan).

 

 

10.3 Totaal bestemmingen GRUP Oosterweelverbinding en GRUP Oosterweelverbinding – wijziging

 

Het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 en het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging zullen samen de juridische basis vormen voor de realisatie van het volledige project Oosterweelverbinding. Indicatief wordt in bijlage Kaart 5 Gecoördineerd grafisch plan GRUP Oosterweelverbinding (16/06/2006) en het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging weergegeven.

 

 

Te behouden delen GRUP Oosterweelverbinding (2006)

Ontwerp GRUP Oosterweelverbinding-wijziging

Totaal

Bestemmingen in functie van weginfrastructuur

 [image]

 [image]

 [image]

 

 

 

Leidingen

 [image]

 [image]

 

 [image]

 

Werfzones

 [image]

 [image]

 [image]

 

 

 

Groengebieden (ruime zin)

 [image]

 [image]

 [image]

Garantie uitvoering MM

 

 [image]

 [image]

 

 

11 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften en op te heffen voorschriften

 

 

11.1 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 [image]

Overdruk

 

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

 

Artikel 0 Zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur

 

Artikel 0.0. Toepassingsgebied

 

De bepalingen opgenomen in artikel 0 gelden voor het geheel van de gebieden binnen de afgebakende contour.

 

Artikel 0.1. Bepalingen met betrekking tot uitvoering van de werken

 

De uitvoeringstermijn voor de realisatie van de Oosterweelverbinding moet zo kort mogelijk gehouden worden. In de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat de in dit artikel opgenomen maatregelen en bijkomend de maatregelen zoals omschreven in de artikels 1.3., 1.4. en 5.3. gebeuren van zodra de uitvoering ervan technisch mogelijk is en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

 

Artikel 0.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en ingrepen in functie van de verbetering van de gezondheid. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten met het oog op:

- behoud en realisatie van ecologische infrastructuur en kleine landschapselementen;

- de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek

 

 

 

 

en het voorkomen van wateroverlast;

- realisatie van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer en voor dienstverkeer en nooddiensten.

De uitvoering van deze werken dient te gebeuren op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang.

 

Artikel 0.3. Specifieke bepalingen aangaande de weginrichting

 

Volgende bepalingen gelden in dit gebied:

- De wegeninfrastructuur moet, in zoverre dit technisch mogelijk is, compact worden geconcipieerd in functie van het duurzaam ruimtegebruik op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang;

- Wegverlichting in kwetsbare zones moet beperkt worden tot het strikt noodzakelijke in functie van veiligheid en om lichtverstrooiing en ecologische impact in de aangrenzende open ruimtegebieden te vermijden. De verlichting moet beperkte aantrekking van nachtvlinders hebben en een neerwaarts gebundelde lichtstraal. Wit licht moet vermeden worden.

- Geluidsarme wegbedekking moet gebruikt worden in zoverre dat technisch mogelijk is.

- De verlichting in de tunnels moet voldoen aan de technische vereisten en moet bijdragen aan de belevingswaarde van de weggebruiker .

- Er moeten bij de realisatie van de Oosterweelverbinding afdoende maatregelen genomen worden om significante uitstoot aan de Scheldetunnelmonden en kanaaltunnelmonden te vermijden

- De timing van de uitvoering van de werken is erop gericht om belangrijke trekperiodes van vogels te vermijden.

 

Artikel 0.3.1. Overbruggingen en overkappingen

 

Binnen de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de infrastructuur zijn alle werken toegelaten in functie van de aanleg, het functioneren of de aanpassing van overbruggingen en overkappingen. Overbruggingen en overkappingen moeten zodanig ingericht worden dat ze ruimtelijk en functioneel deel uitmaken van de omgeving en/of een ondersteunende rol vervullen voor functies in de omgeving.

 

Artikel 0.3.2. Geluids-, lucht- en visuele buffering en afscherming van de Oosterweelverbinding

 

De realisatie van de grondbestemming dient ten aanzien van het omliggend woongebied afdoende afscherming van de wegeninfrastructuur te realiseren. Significante negatieve effecten met betrekking tot de luchtkwaliteit en geluid moeten daarbij vermeden worden.

Ten opzichte van volgende gebieden moet geluids- en visuele buffering worden gerealiseerd bij de aanleg van de Oosterweelverbinding:

- Blokkersdijk, Middenvijver, Sint-Annabos en Vliet;

- de site Noordkasteel

- Rivierenhof en Groot Schijn.

 

 

 

 

Ter hoogte van Blokkersdijk, Middenvijver en Vliet moet de ontworpen geluidsbuffering voorzien

in een reductie van de bijkomende verstoring. De verhoging mag niet meer dan 3 dB(A)

bedragen.

 

Artikel 0.3.3. Landschappelijke inpassing

 

Autoweginfrastructuur inclusief de aansluitingen op het onderliggend wegennet evenals aanhorigheden moeten ruimtelijk kwalitatief en landschappelijk ingepast zijn in de omgeving.

 

Artikel 0.3.4. Integratie in de omgeving

 

Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.

 

Artikel 0.4. Specifieke bepalingen aangaande werfzones

 

Werfzones worden dusdanig ingericht dat hun impact op erfgoedwaarden zoveel mogelijk beperkt wordt. Indien technisch mogelijk mogen geen werfzones ingericht worden binnen ankerplaatsen, relictzones, beschermde landschappen en in de directe omgeving van beschermd bouwkundig erfgoed.

Werfzones gelegen in natuurgebied, parkgebied of bosgebied en werfzones die gelegen zijn binnen een speciale beschermingzone, VEN, of beschermd landschap moeten na beëindiging van het gebruik en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding heraangelegd worden conform de stedenbouwkundige voorschriften voor de betreffende grondkleur en op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang. In de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat de heraanleg van deze zones gebeurt onmiddellijk na de beëindiging van het gebruik als werfzone en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Na de realisatie van de Oosterweelverbinding moeten de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om eventuele verstoorde aanwezige natuurwaarden te herstellen. In de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat de herstelmaatregelen gebeuren onmiddellijk na de beëindiging van het gebruik als werfzone en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Na het gebruik ervan als werfzone moet bij de herinrichting van Sint-Annabos 18 ha buitendijks gebied ontwikkeld worden bestaande uit 12 ha slik en schor en 6 ha ooibos.

 

Artikel 0.5. Specifieke bepalingen aangaande te nemen maatregelen bij werken aan de leidingstrook

 

Nieuwe leidingen worden gerealiseerd met het oog op het optimale ruimtegebruik van de leidingstrook.

Volgende bepalingen gelden :

- in geval van significante verstoring van de avifauna op Blokkersdijk bij verplaatsing van leidingen naar de leidingstrook, moet afdoende visuele afscherming gerealiseerd worden;

- werken aan de op het grafisch plan aangeduide leidingstrook moeten uitgevoerd worden buiten het broedseizoen en het overwinteringsseizoen;

 

 

 

 

- bij werken aan de leidingstrook, zoals aangeduid op het grafisch plan, mag de werfstrook

niet ingezaaid worden om open zand te behouden;

- bij verplaatsingswerken van bestaande leidingen naar de leidingstrook, zoals aangeduid op het grafisch plan, mogen de bestaande leidingen niet opgebroken worden om de werkzone te beperken;

- bij verplaatsingswerken van bestaande leidingen naar de leidingstrook, zoals aangeduid op het grafisch plan, moet de kruising met de Palingbeek via een gestuurde boring ondergronds gerealiseerd worden.

 

Artikel 0.6. Bestemming en inrichting onbenutte gronden

 

Na aanleg van de infrastructuur en bijhorende landschappelijke en/of stedenbouwkundige ingrepen, worden voor het gedeelte van het gebied voor wegeninfrastructuur dat niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast. Als referentiemoment geldt de definitieve oplevering van de werken. Voor de afbakening van het niet benutte gedeelte ten opzichte van de naastliggende bestemming, geldt dat vanaf de grens van twee bestemmingszones een loodrechte lijn wordt uitgezet op de weginfrastructuur.

 

Artikel 0.7. Grondbalans

 

Grondoverschotten die het gevolg zijn van werken in het kader van een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag moeten binnen de zone voor landschappelijke en functionele inpassing worden aangewend voor eventuele ophogingen die eveneens vervat zijn in betreffende stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. Indien de grondkwaliteit of –kwantiteit dit niet toelaat kan de grond worden afgevoerd naar een locatie buiten de zone voor landschappelijke en functionele inpassing.

 

Artikel 0.8. Specifieke bepalingen aangaande waterbeheersing

 

In functie van waterbeheersing in het algemeen gelden volgende bepalingen:

- afwatering moet worden voorzien middels onverharde bermen, open grachten parallel aan het wegtracé of middels een open infiltratie- en/of buffersysteem in zoverre dit ruimtelijk en technisch mogelijk is. Waar dit ruimtelijk en technisch niet mogelijk is, moet een ondergronds infiltratie- of minstens buffersysteem voorzien worden. Deze bepaling houdt in dat het drainerend effect van grachten steeds geminimaliseerd moet worden en dat de aanleg van grachten afgestemd moet worden op eventuele opstuwing van hemelwater. Permanente drainage door grachten met lagere grondwaterstanden tot gevolg is niet toegestaan.

- afstromend hemelwater van wegenis moet via onverharde bermen en grachten of bufferbekkens worden opgevangen. Indien er onvoldoende ruimte is voor dergelijke voorzieningen moet dit via een koolwaterstof-afscheider-installatie en een sedimentvanger geleid worden alvorens te lozen op oppervlaktewater;

- maatregelen moeten genomen worden om infiltratie van vervuild run-off water in natuurgebieden te vermijden door zuivering (olieafscheiders) en vertraagde afvoer naar de beken te garanderen;

- evenwaardige ruimte voor water met een vergelijkbaar volume aan berging/buffering moet voorzien worden voor het verlies aan komberging;

 

 

 

 

- het waterpeil van de Noordkasteelvijvers dient gemonitord te worden opdat verdroging

van de natuurgebieden te allen tijden vermeden wordt. Indien er verdroging dreigt dan moet niet vervuild hemelwater afkomstig van de zone voor verkeers- en vervoersinfrastructuur moet ingeschakeld worden om verdroging van de site Noordkasteel te beperken.

 

Artikel 0.9. Specifieke bepalingen aangaande waterlopen

 

In functie van waterlopen gelden volgende bepalingen:

- waterlopen moeten maximaal open, als corridor, behouden worden en moeten maximaal worden opengelegd. Overwelving en/of inbuizing van de waterlopen is enkel toelaatbaar wanneer de realiseerbaarheid van het Oosterweelproject en/of de werking van aanpalende activiteiten daardoor in het gedrang komt;

- in functie van de habitat van de watervleermuis moet boven gekruiste waterlopen een hindernisvrije ruimte van minstens 50 cm worden gerespecteerd;

- oeverstroken moeten maximaal vrijgehouden worden van hindernissen en bebouwingen;

- werken in functie van gekruiste, verlegde of heringerichte waterlopen, grachten en bufferbekkens moeten gebeuren op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang;

- de dimensionering van de onderdoorgangen van gedwarste waterlopen moet de goede doorstroming in functie van het door te voeren debiet en van bestaande mogelijke of effectieve overstromingsgevoelige gebieden garanderen.

- Bij overwelvingen en inbuizingen van waterlopen worden faunapassages voorzien, tenzij de technische realiseerbaarheid van het Oosterweelproject daardoor in het gedrang komt.

 

 

 

Het “creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang” kan door het toepassen van de technieken natuurtechnische milieubouw zoals uitgewerkt in de vademecums.

Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums- natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Artikel 0.10. Inrichting ruimtelijk kwetsbaar gebied

 

De inrichting van ruimtelijk kwetsbaar gebied (natuurgebied, parkgebied, bosgebied, speciale beschermingzones, VEN, ankerplaatsen, relictzones en beschermde landschappen en in de directe omgeving van beschermd bouwkundig erfgoed) dient te gebeuren op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang.

Het “creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang” kan door het toepassen van de technieken natuurtechnische milieubouw zoals uitgewerkt in de vademecums.

Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums- natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Artikel 0.11. Bepalingen aangaande beschermingszones

 

 

 

 

- werken in of met mogelijke impact op speciale beschermingszones, gebieden van het VEN en natuurreservaten kunnen niet starten tussen 1 maart en 30 juni. Voor werken die doorlopen gedurende de broedperiode dienen voor 1 maart de nodige maatregelen genomen worden die het vestigen van broedvogels in de werfzone voorkomen (bv door het preventief verwijderen van vegetatie) of evenwaardge maatregelen

- werken bij kunstlicht in leefgebieden van beschermde vleermuizenpopulaties moet in de periode tussen half april en eind juni beperkt blijven, teneinde significante effecten op die populaties te vermijden.

 

Artikel 0.12. Landschappelijke en ecologische ingrepen

 

Bestaande ecologische corridors en stapstenen in de vorm van bomenrijen, houtkanten, rietgrachten en waterlopen moeten maximaal behouden blijven.

Bermen moeten aangelegd en beheerd worden op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang.

De realisatie van de Oosterweelverbinding moet gepaard gaan met de aanleg van nieuwe geleidende beplantingen op bermen en natuurlijke structuren teneinde versnippering en barrièrewerking te vermijden.

Bij de realisatie van de Oosterweelverbinding moeten maatregelen genomen worden om aanrijding van wilde dieren te beperken.

De realisatie van de Oosterweelverbinding moet gepaard gaan met:

- aanplant van bomen en struwelen als geleiding en hop-over waar mogelijk ter hoogte van het aansluitingscomplex Oosterweelknoop;

- heraanleg van de bermen waarbij struweelzones worden gecreëerd en aanplanting van een bufferzone ten aanzien van het Rivierenhof volgens ecologische principes ter hoogte van de aansluiting van de E313 richting aansluitingscomplex Schijnpoort.

 

Artikel 0.13. Ontsnipperende maatregelen en natuurbehoud

 

Ten minste gelijktijdig aan de realisatie van de Oosterweelverbinding of ten laatste tijdens het eerste plantseizoen volgend hierop moeten onderstaande ontsnipperende maatregelen en faunapassages gerealiseerd worden:

- realisatie natte ecoverbinding Vlietbeek;

- realisatie natte ecoverbinding Laarbeek;

- realisatie ecoduct Vliet - Middenvijver;

- realisatie verbinding Middenvijver – Sint-Annabos door opbraak Charles De Costerlaan;

dit houdt afschaffing van de verkeersfunctie voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering

van dienst- en onderhoudsverkeer en nooddiensten in en opbraak van de verharding sanering en natuurtechnische heraanleg Palingbeek;

- aanplant van struweel op bermen als hop-over ter hoogte van de aansluiting van de

Oosterweelverbinding (linkeroever) op de E34.

 

Artikel 0.14. Bereikbaarheid en verbindingen en oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers

 

 

 

 

Bij de realisatie van de Oosterweelverbinding moet de bereikbaarheid van de bestaande activiteiten langsheen het wegtracé gegarandeerd blijven.

Bij de realisatie van de Oosterweelverbinding moeten comfortabele en veilige verbindingen en oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers voorzien worden. Ter hoogte van volgende zones moeten verbindingen en oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers worden gerealiseerd:

- Sint-Annabos/Blokkersdijk

- aansluitingscomplexOosterweelknoop

- aansluitingscomplex Schijnpoort.

- aansluitingscomplex Waaslandhaven

 

Artikel 0.15. Opmaak van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen

 

Een gemeente of provincie kan voor een deel of voor delen van dit gebied een ruimtelijk uitvoeringsplan opmaken in functie van een verdere verfijning van het gebied, in functie van het toevoegen van bijkomende functies op voorwaarde dat de realisatie van de wegeninfrastructuur, de ruimtelijk vertaalbare maatregelen uit de milieunota, de Park&Ride ter hoogte van de Blancefloerlaan en de Pompgemalen ifv Groot en Klein Schijn niet in het gedrang wordt gebracht.

De mogelijkheid voor de gemeente of provincie om een RUP op te maken dat de bestemming verfijnt en bijkomende functies toevoegt is enkel van toepassing in de gebieden bestemd als industriegebied, bufferzone, gebied voor wegeninfrastructuur, gebied voor dagrecreatie, parkgebied, gemengd openruimtegebied en het gebied voor gemeenschaps- en openbaar nutsvoorzieningen.

Daar waar de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat gemeentelijk plan na de goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften, opgenomen in dit plan.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

Artikel 1. Gebied voor wegeninfrastructuur

 

Artikel 1.1. Bestemming

 

Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden.

Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt onder andere verstaan:

al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen.

Onder aanhorigheden van waterwegen wordt onder andere verstaan:

sluizen, liften, hellende vlakken, stuwen, pompstations, spaar- en overloopbekkens, oevers

 

 

 

 

of dijken en eventuele grachten achter het dijktalud, meerpalen, geleide inrichtingen,

signalisatie, aanlegplaatsen, dokken, aanlegbolders, kaaimuren, meetinstallaties voor waterpeil, debiet, stroomsnelheid en waterkwaliteit.

Onder aanhorigheden van spoorwegen wordt onder andere verstaan:

Spooruitrustingen zoals sporen, bovenleidingen, seininrichting, kabelwerken, alle grond- en kunstwerken voor de realisatie van de dragende structuur, alle gebouwen en andere constructies, met noodzakelijke toegangswegen, die verband houden met het onderhoud en de exploitatie van de spoorlijn zoals tractie-onderstations, sectioneerposten, seinposten, onderhoudsplatformen, dienstlokalen, communicatie, alle toegangs- en langswegen ten behoeve van onderhouds- en veiligheidsdoeleinden, alle voorzieningen op het gebied van veiligheid en eventuele ventilatie zoals evacuatieschachten, afsluitingen, ventilatie- uitrustingen, de infrastructuren voor de afwatering van de spoorbedding zoals grachten, duikers, pompstations.

Eventuele stopplaatsen/treinstations, voor zover die in de aangeduide strook te lokaliseren zijn en voor zover hiertoe beslist wordt.

Artikel 1.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van deze wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, geluids - en visuele buffering van de infrastructuur, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving

 

 

In dit gebied zijn eveneens toegelaten:

- alle handelingen, werken en wijzigingen i.f.v. tolheffing en verkeershandhaving;

- alle handelingen voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van waterweginfrastructuur en aanhorigheden;

- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de passende beoordeling, alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van het behoud, de vervanging of de ontwikkeling van natuurwaarden in de speciale beschermingszone voor kwetsbare vogelsoorten, andere diersoorten of planten of van het beperken van de milieu-impact;

- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.

 

Artikel 1.3. Viaduct van Merksem

 

 

Bij de realisatie van de Oosterweelverbinding moet het bestaande viaduct van Merksem worden afgebroken en vervangen door verdiept gelegen wegeninfrastructuur.

Gelijkgrondse wegeninfrastructuur behelst zowel wegeninfrastructuur op maaiveldniveau als op een grondlichaam of verdiept gelegen. Bruggen en tunnels zijn geen gelijkgrondse maar ongelijkgrondse wegeninfrastructuur.

 

 

 

Artikel 1.4. Park & Ride Blancefloerlaan

 

Ter hoogte van de Blancefloerlaan moet een park&ride worden gerealiseerd die aansluit op een aan te leggen parallelweg en deel uitmaakt van de realisatie van de Oosterweelverbinding. De park&ride moet gerealiseerd zijn op het ogenblik van de openstelling van de Oosterweelverbinding.

 

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 2. Gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur

 

Artikel 2.1. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

 

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de ongelijkvloerse wegeninfrastructuur in de vorm van één of meerdere tunnels en aanhorigheden. Daarnaast zijn werken, handelingen en wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen toegelaten.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, het functioneren en de aanpassing van wegeninfrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht.

Alle werken van natuurtechnische milieubouw zijn toegelaten. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen.

Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-

en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Artikel 2.2. Bouwverbod

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, geldt een verbod om gebouwen en constructies op te richten andere dan noodzakelijk voor de ongelijkvloerse wegeninfrastructuur, in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘Reservaat en natuur’.

Artikel 3. Natuurgebied

 

Artikel 3.1. Bestemming

 

 

 

 

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden

In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functies in het natuurgebied. Ondergeschikt betekent ‘van betrekkelijk minder grote betekenis’. Recreatief medegebruik laat evenwel toe dat bepaalde zones in het natuurgebied afgeschermd kunnen worden, niet toegankelijk zijn voor het publiek omwille van de natuurwaarde.

Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18 en volgende.

Artikel 3.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de ontwikkeling, de instandhouding en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu, bos en van de landschapswaarden zijn toegelaten.

Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, zijn volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:

1° het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, natuur- en milieueducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

2° het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dit noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

3° alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden,

Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied.

Kleinschalige infrastructuur voor het al dan niet toegankelijk maken bestaat onder meer uit:

toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen …

Kleinschalige infrastructuur voor natuureducatie is bijvoorbeeld: informatieborden,

verrekijkers, knuppelpaden, vogelkijkhutten …

Kleinschalige infrastructuur voor recreatief medegebruik: zitbanken, picknicktafels,

vuilnisbakken …

Niet-gemotoriseerd verkeer is onder meer: wandelen, fietsen, paardrijden ...

Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding. Onder openbare wegen worden ook verkeersveilige fietspaden begrepen.

Artikel 3.3. Omgeving aansluitingscomplex Oosterweelknoop

 

Het natuurgebied dat aangeduid is met de overdruk werfzone moet na het gebruik ervan als werfzone en uiterlijk bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding ingericht worden als rietmoeras.

Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:

- het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur voor het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

- het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen, toegangswegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

 

 

 

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.

Artikel 4. Parkgebied

 

Artikel 4.1. Bestemming

 

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud,landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies.

Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven.

Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie.

Artikel 4.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven.

 

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 5. Werfzone

 

Artikel 5.1. Bestemming

 

Werfzones zijn tijdelijk - gedurende de aanleg van de wegeninfrastructuur - bestemd voor de inrichting, de voorbereiding en de realisatie van alle noodzakelijke werken in het kader van de aanleg van de wegeninfrastructuur, evenals de stockage van materialen, grondstoffen en tijdelijke grondoverschotten en de werfuitrusting voor het personeel.

Het gaat om tijdelijke infrastructuur waarbij aan de inrichting volgende eisen worden gesteld:

- weloverwogen keuze van de toeritten waarbij een minimale hinder t.a.v. het lokale wegennet, de langzaam verkeersverbindingen zoals fietspaden wordt gegarandeerd;

- uitvoeren van maatregelen die de hinder t.a.v. de aanpalende functies beperken (o.a. aanbrengen van geluidsbermen en zichtschermen, beplantingen, ontwateringsgrachten, omleggen van beken, kunstwerken, omheiningen, ...);

Volgende verplichtingen kunnen opgelegd worden in het kader van het afleveren van de stedenbouwkundige vergunning:

- ter beperking van bodemverstoring: gebruik van rijplaten;

- beperking in gewicht en snelheid van de voertuigen;

 

- afgraving, stapeling en herbruik van de teelaardelaag, e.d.

Artikel 5.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In dit gebied zijn gedurende de aanleg van de wegeninfrastructuur alle werken, handelingen en wijzigingen voor de inrichting, de exploitatie en de beveiliging van de werfzones toegelaten.

Na de realisatie van de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur, is de in grondkleur aangegeven bestemming van de bestaande verordenende plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen of het onderhavig ruimtelijk uitvoeringsplan van toepassing en kunnen de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om deze grondbestemming te realiseren en moeten de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om de verstoorde aanwezige natuurwaarden te herstellen. De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur bevat de nodige informatie over de toepassing van deze inrichtingsbepalingen.

 

 

In dit gebied zijn eveneens toegelaten:

- alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, het verplaatsen en bundelen van nutsleidingen;

- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de passende beoordeling, alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van het behoud, de vervanging of de ontwikkeling van natuurwaarden in de speciale beschermingszone voor kwetsbare vogelsoorten, andere diersoorten of planten of van het beperken van de milieu-impact;

- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken,

handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.

 

Artikel 5.3. Werfzone Scheldetunnel

 

Bij werken in de werfzone van de Scheldetunnel moet opwerveling van slib en in slib opgeslagen nutriënten vermeden worden door gebruik van best beschikbare technieken, en door het enkel terugstorten van materiaalfracties die geen risico inhouden op opwerveling.

Bij de aanleg van de Scheldetunnel moeten maatregelen getroffen worden om significante verstoring van fauna te vermijden en moet te allen tijde een corridor voor aquatische fauna behouden blijven. Volgende maatregelen worden minstens genomen:

- het preventief wegjagen met ultrasoon geluid van visfauna in de Schelde

- ingrepen, zoals heien, langzaam beginnen zodat de dieren onbeschadigd weg kunnen komen.

De herstelwerken aan het habitatrichtlijngebied Schelde- en Durme-estuarium als gevolg van de tijdelijke verstoring gedurende de aanleg van de tunnel dienen binnen het jaar volgend op de beëindiging van de werken aan de tunnel uitgevoerd te worden. Het herstel dient te gebeuren door de heraanleg van het schor (Weel van Farnese). De aanvraag van een

stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van de tunnel bevat de nodige informatie over de toepassing van deze inrichtingsbepalingen.

De schorren bij de afgezonken tunnel dienen afgewerkt te worden met een bodemlaag met

 

passend sedimenttype, hoogte en hellingsgraad die snel kolonisatie bevordert.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel 6. Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven

 

Artikel 6.1. Bestemming

 

Het gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruik maken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Het gebied is bestemd voor de industriële gronden binnen een zeehaven. Het is een onderdeel van een zeehaven die naast het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven eveneens andere gebieden, eigen aan een zeehaven, bevat zoals de dokken en sluizen in een zeehaven. Omdat de overgang tussen het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, en de gebieden voor waterwegen of waterwegverbindingen of andere infrastructuren niet altijd heel precies aan te geven is op een RUP wordt een zekere soepelheid aan de dag gelegd en wordt dit opgenomen in de voorschriften voor infrastructuur (gebied voor waterweginfrastructuur, gebied voor spoorinfrastructuur, gebied voor wegeninfrastructuur). In deze voorschriften is opgenomen: “Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.” Onder die soepelheid wordt verstaan dat de grens niet strikt moet worden geïnterpreteerd. Werken aan de kade om bepaalde infrastructuren aan te brengen zijn bijvoorbeeld toegelaten, zoals aanpassingswerken in functie van een binnenvaartterminal, het aanpassen van een kade met het oog op een andere manier van laden en lossen, renovatie of aanpassing van sluizen, verwijdering van linkspans,...

Een beperktere inname van het infrastructuurgebied is bijgevolg steeds mogelijk op basis van bovenvermelde bepaling. Een ruimere inname is niet evident, tenzij de vergunningsaanvrager hiervoor gebruik kan maken van het besluit voor lijninfrastructuur- en nutswerken die een kleine wijziging inhouden (besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, §2, en artikel

4.7.1, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg van de Vlaamse Bouwmeester).

Artikel 6.2 Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie. Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

Alle handelingen die nodig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn mogelijk. Bijgevolg is de aanleg en het onderhoud van waterkerende dijken (b.v. Sigmadijken) toegelaten.

Windturbines, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie worden eveneens beschouwd als het type bedrijfsactiviteiten waarvoor het zeehavengebied is bestemd. Er is geen specifieke aanduiding voor nodig. Wel kunnen

de geschikte locaties voor windturbines in de praktijk beperkt zijn door b.v. de te respecteren afstanden tot omliggende natuurgebieden. Om na te gaan of de inplanting van windturbines opportuun is, wordt best een afwegingskader opgemaakt. Voor linkeroever bestaat reeds

zo’n afwegingskader.

 

 

 

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

Zeehavengebonden en zeehavengerelateerd:

Zeehavengebonden activiteiten zijn deze die ofwel enkel in een zeehaven kunnen uitgeoefend worden ofwel deze die nodig zijn om een zeehaven te laten functioneren. Zeehavengerelateerde activiteiten zijn deze die heel nauw verbonden zijn met het functioneren van een zeehaven. Het preciese onderscheid tussen zeehavengebonden en zeehavengerelateerd is niet altijd precies te maken.

Onder ecologische infrastructuur wordt verstaan het geheel van kleine landschapselementen en vlakvormige natuurwaarden die de landschapswaarde van het gebied moeten helpen verzekeren of die de doorgang van bepaalde (dier)soorten door het gebied moeten helpen verzekeren. Voorbeelden zijn restgronden, reservegronden die nog niet ingenomen zijn door bedrijven, waterpartijen, bomenrijen, grachten, bermen en dergelijke meer. In dit gebied

wordt de tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten. De permanente ecologische infrastructuur wordt met een eigen gebiedsbestemming aangeduid of zit vervat in de

bestemming ‘gebied voor wegeninfrastructuur’.

Het gaat hier specifiek over de mogelijkheid voor bewakingspersoneel om tijdens hun dienst een gebouw of lokaal te kunnen gebruiken. Het gaat hier wel degelijk niet om een woonfunctie.

Om de beschikbare doch beperkte ruimte in het zeehavengebied zo optimaal mogelijk te gebruiken staat een zuinig en intensief ruimtegebruik en een doelmatig grondbeleid voorop en zijn er in de stedenbouwkundige voorschriften randvoorwaarden opgelegd voor kantoorgebouwen in het zeehavengebied. Immers, de haven dient gevrijwaard te worden als een economisch knooppunt, als een ruimte voor een gebied van blijvend industrieel-logistiek economisch belang. Kantoorontwikkeling is te weren is in het zeehavengebied, ook omwille van hun totaal ander mobiliteitsprofiel en omdat ze, door hun personeels- en soms ook bezoekers-intensieve bezetting, vanuit externe veiligheidsoverwegingen industriële ontwikkelingen zouden kunnen hypothekeren. De bestaande kantoorgebouwen in het zeehavengebied kunnen benut worden door haven gerelateerde bedrijven of door bedrijven die elders in de haven een logistieke activiteit uitoefenen.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel 7. Industriegebied

 

Artikel 7.1. Bestemming

 

De industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

 

 

 

 

Artikel 7.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan:

- het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;

- de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;

- het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers

Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’.

Artikel 8. Gebied voor dagrecreatie

 

Artikel 8.1. Bestemming

 

De recreatiegebieden zijn bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accomodatie, al dan niet met inbegrip van de verblijfsaccomodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren.

De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accomodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccomodatie.

Voorbeelden van recreatie zijn: een zwembad, voetbalveld voor niet-professioneel gebruik, speelruimten en voorzieningen voor activiteiten voor jeugdwerking, tennisvelden, plas voor waterrecreatie, manege, terreinen voor lawaaierige sporten, een voetbalstadion.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.

Artikel 9. Bufferzone

 

Artikel 9.1. Bestemming

 

 

 

 

De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden.

 

Artikel 9.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In deze zone zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van leidingen en telecommunicatie infrastructuur toegelaten. Ook de aanleg van aanhorigheden bij weginfrastructuur is toegestaan evenals de werken, handelingen en wijzigingen voor paden voor niet-gemotoriseerd verkeer, lokale dienstwegen en interventiewegen.

Onder aanhorigheden van weginfrastructuur wordt onder andere verstaan:

al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de

parkeerplaatsen langs autosnelwegen.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

Artikel 10. Gebied voor waterweginfrastructuur

 

Artikel 10.1. Bestemming

 

Dit gebied is bestemd voor waterweginfrastructuur en aanhorigheden.

Gemeenschaps- of openbare nutsvoorzieningen voor waterweginfrastructuur kunnen de volgende voorzieningen zijn: reception facilities om de scheepsruimen te reinigen, plaatsen om afval af te leveren.

Artikel 10.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van waterweginfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en paden voor niet- gemotoriseerd verkeer toegelaten.

 

Artikel 10.3. Integratie in de omgeving

 

Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘gemeenschapsvoorzieningen –

 

 

 

 

nutsvoorzieningen’.

Artikel 11. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen

 

Artikel 11.1. Bestemming

 

Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

 

Artikel 11.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten.

De betrokken werken, handelingen en wijzigingen kunnen worden toegelaten ongeacht het publiek- of privaatrechtelijk statuut van de initiatiefnemer of het al dan niet aanwezig zijn van winstoogmerk.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bos’.

Artikel 12. Bosgebied

 

Artikel 12.1. Bestemming

 

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos, waarbij het recreatief medegebruik een ondergeschikte functie is.

“Bos” moet in ruime zin geïnterpreteerd worden, zoals in het Bosdecreet. Open plekken in

het bos vallen daar bijvoorbeeld ook onder

Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie in bosgebied. Ondergeschikt betekent

‘van betrekkelijk minder grote betekenis’.

Hoogdynamische dagrecreatieve of verblijfsrecreatie is uitgesloten (sportvelden, golfterreinen, omvangrijke speeltuinen, permanente kampeervoorzieningen ...).

Artikel 12.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

 

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten.

Alle werken, handelingen en wijzigingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten. “Bos” moet in ruime zin geïnterpreteerd worden, zoals in het Bosdecreet. Open plekken in het bos vallen daar bijvoorbeeld ook onder

Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als bosgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied ...

In het gebied is de oprichting van gebouwen niet toegelaten.

Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:

- het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk

Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als bosgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied ...

Kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied is toegelaten:

- kleinschalige infrastructuur voor de recreatieve functie zoals speeltuigen, infrastructuren voor speelbossen of speelzones in een bos en speelweiden, een overdekte picknickplaats, beperkte sanitaire voorziening.

- kleinschalige infrastructuur, gericht op recreatief medegebruik: zitbanken, picknicktafels,

vuilnisbakken …;

- kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken voor educatief of recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen

...;

- kleinschalige infrastructuur gericht op educatie zoals informatieborden, verrekijkers,

 

 

 

maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen,

inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

- het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

knuppelpaden, vogelkijkhutten ...;

- kleinschalige infrastructuur voor niet-gemotoriseerd verkeer zoals: wandelen, fietsen, paardrijden...

Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding. Onder openbare wegen worden ook verkeersveilige fietspaden begrepen.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.

Art 13. Gemengd Openruimtegebied

 

Artikel 13.1. Bestemming

 

Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg, landbouw en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende werken, handelingen en wijzigingen toegelaten:

het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie;

- het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid;

- het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op het gebruik van het gebied

voor landbouw of hobbylandbouw.

Binnen dit gebied zijn ook alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van een geluidsscherm- of berm langs de E17.

 

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie

 

 

 

 

van de grondkleur.

Artikel 14. Grote eenheid Natuur

 

Artikel 14.1. Bijzondere bepaling

 

Het op het grafisch plan in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN).

Dit gebied is een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk . Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied.

In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen

 

 

 

 [image]

 

 

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 15. Leidingstrook

 

Artikel 15.1. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd met het oog op het optimale ruimtegebruik van de leidingstrook.

De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.

Een leidingstrook wordt in overdruk aangegeven wat betekent dat de grenzen van de leidingstrook vastliggen.

Aanhorigheden van een leidingstrook zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leidingen te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 16. Enkelvoudige leiding

 

Artikel 16.1. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

 

 

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd met het oog op het optimale ruimtegebruik van de leidingstrook. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.

Het tracé dat opgenomen wordt voor de enkelvoudige leiding is een symbolische aanduiding. Dat betekent dat de grens van het tracé gevolgd moet worden in de mate dat er geen onoverkomelijke obstakels zijn die een aanpassing vereisen. Onoverkomelijke obstakels zijn bijvoorbeeld bomen, structuur van de ondergrond, kleine constructies of andere obstakels voor het tracé die bij de opmaak van het RUP niet bekend zijn. Gebouwen vallen normaal gezien niet onder die obstakels omdat die bij de opmaak van het RUP bekend zijn.

Aanhorigheden van een leiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 17. Hoogspanningsleiding

 

Artikel 17.1. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorighedenDe aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.

Deze aanduiding betreft de bestaande en nieuwe (bovengrondse) hoogspanningsleidingen en aanhorigheden.

Aanhorigheden van een hoogspanningsleiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 [image]

Artikel 18. Op te heffen overdrukken

 

Onderstaande overdrukken van het GRUP Oosterweelverbinding (definitief vastgesteld met de beslissing van de Vlaamse Regering dd. 16 juni 2006), zoals aangeduid op het grafisch plan, worden opgeheven:

- art. 2. gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur;

- art. 5. werfzone;

- art. 6. leidingstrook;

 

- art. 9. reservatiegebied voor hoogspanningsleiding.

 

De in grondkleur aangegeven bestemmingen van de bestaande verordenende plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen of het onderhavig ruimtelijk uitvoeringsplan blijven van toepassin

 

 

 

 

 

 

11.2 Op te heffen voorschriften

 

11.2.1 Gewestplan

 

De huidige stedenbouwkundige voorschriften zoals vastgelegd op Gewestplan nr. 14 en KB van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen en de aanvullende voorschriften worden opgeheven ter hoogte van de bestemmingswijzigingen die ingevolge het huidige GRUP Oosterweelverbinding – wijziging worden ingevoegd.

De huidige stedenbouwkundige voorschriften zoals vastgelegd op Gewestplan nr. 14 en KB van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen en de aanvullende voorschriften worden opgeheven ter hoogte van de bestemmingswijzigingen die ingevolge het huidige GRUP Oosterweelverbinding – wijziging worden ingevoegd.

Het betreft de volgende (aanvullende) gewestplanbestemmingen:

  • woongebied

  • woonuitbreidingsgebied

  • gebied voor stedelijke ontwikkeling

  • gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut

  • gebieden bestemd voor de vestiging van grootwinkelbedrijven

  • recreatiegebieden

  • gebieden voor dagrecreatie

  • parkgebieden

  • bufferzones

  • groengebied

  • natuurgebied

  • bijzondere natuurgebieden (waterzuivering, afvoerleidingen en leidingstraten)

  • industriegebieden

  • ambachtelijke bedrijven en kmo's

  • gebied voor kleine niet-hinderlijke bedrijven en kantoren

  • bestaande autosnelwegen

  • bestaande waterwegen

 

 

 

11.2.2 GRUP Oosterweelverbinding

 

De huidige stedenbouwkundige voorschriften volgens het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 worden opgeheven ter hoogte van de bestemmingswijzigingen die ingevolge het huidige GRUP Oosterweelverbinding – wijziging worden ingevoegd.

 

De huidige stedenbouwkundige voorschriften volgens het GRUP Oosterweelverbinding van 2006 worden opgeheven ter hoogte van de bestemmingswijzigingen die ingevolge het huidige GRUP Oosterweelverbinding – wijziging worden ingevoegd.

Het betreft volgende:

  • artikel 1 Gebied voor wegeninfrastructuur

  • artikel 3 Natuurgebied

 

Bijkomend worden een aantal overdrukken opgeheven ter hoogte van de bestemmingswijzigingen die ingevolge het huidige GRUP Oosterweelverbinding – wijziging worden ingevoegd. Deze zijn aangeduid op het grafisch plan 4:

  • artikel 2 Ongelijkvloerse wegeninfrastructuur

  • artikel 5 Werfzone

  • artikel 6 Leidingstrook

  • artikel 9 Reservatiegebied voor hoogspanningsleiding

 

 

 

11.2.3 GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen

 

 

Een aantal stedenbouwkundige voorschriften vastgelegd in het GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen worden opgeheven. Het betreft volgende:

Antwerpen worden opgeheven. Het betreft volgende:

  • gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven

  • spoorinfrastructuur

  • waterinfrastructuur

  • verkeers- of vervoersinfrastructuur

 

 

 

 

12 Ruimtebalans

 

De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is weergegeven in volgende ruimtebalans.

 

 

Tabel 2. Ruimtebalans

 

 

 

Bestemmingscategorie

 

Voor

 

 

Na

 

 

Verschil

 

 

overig groen

 

 

11 ha

 

 

18 ha

 

 

+ 7 ha

 

natuur en reservaat

 

 

2 ha

 

 

3 ha

 

 

+ 1 ha

 

Bos

 

 

0

 

 

5 ha

 

 

+ 5 ha

 

Bedrijvigheid

 

 

15 ha

 

 

2 ha

 

 

- 13 ha

 

openbaar nut

 

 

0

 

 

1 ha

 

 

+ 1 ha

 

Wonen

 

 

7 ha

 

 

0

 

 

- 7 ha

 

Recreatie

 

 

8 ha

 

 

1 ha

 

 

- 7 ha

 

Lijninfrastructuur

 

 

96 ha

 

 

109 ha

 

 

+ 13 ha

 

GEN in overdruk

 

 

0

 

 

34 ha

 

 

+ 34 ha

 

GENO in overdruk

 

 

0

 

 

0

 

 

0

 

Totaal GEN/GENO in overdruk

 

 

0

 

 

34 ha

 

 

+ 34 ha

 

Natuurverweving

 

 

0

 

 

0

 

 

0

 

 

In voorkomend geval dient een ruimtelijk uitvoeringsplan een register te bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding9, een planbatenheffing 10 of een kapitaal- of gebruikerssschadecompensatie 11 als gevolg van een bestemmingswijziging of overdruk. Voor dit register wordt verwezen naar de afzonderlijke bijlage 3c.

 

 

 

 

 

voetnoten

 

1

Bron Masterplan 2020, pagina 6

 

 

2

n de BVR van 14/02/2014 werd een verkeerde link opgenomen. De juiste link naar de documenten is: http://www.vlaanderen.be/nl/mobiliteit-en-openbare-werken/wegen/masterplan-2020-antwerpse-ring

 

 

3

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, gecoördineerde versie, p. 363

 

4

 

De categorisering van dit gedeelte van de R1 werd gewijzigd bij de tweede herziening van het RSV goedgekeurd bij beslissing van de Vlaamse regering van 17 december 2010. Door de herziening werd de categorisering van primaire weg gewijzigd naar hoofdweg.

 

5

Hierbij dient opgemerkt dat deze infiltratie-/buffervoorziening gespreid over het volledige tracé gerealiseerd moet worden en niet op één enkele locatie, zodat een bepaalde verharde oppervlakte effectief afwatert naar het te voorziene infiltratie-/buffersysteem (met een volume rekening houdend met bovenstaande normen).

 

6

 

In de luchtmodellering werd uitgegaan van een “worst case” situatie met behoud van de bestaande lussen vlakbij de bewoning.

 

7

 

De vakliteratuur geeft echter aan dat de milderende effecten van een groenbuffer niet hard kunnen gemaakt worden (bron; LNE, duurzame ruimtelijke planning).

 

8

 

Zie BVR 14 februari 2014

 

9

Zoals vermeld in artikel 2.6.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

10

Zoals vermeld in artikel 2.6.4 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

 

11

Zoals vermeld in boek 6, titel 2 of 3 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en zoals vermeld in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut.