10.2.1 Algemene principes

 

Bij het opstellen van het grafisch plan werden enkele algemene principes gehanteerd m.b.t. de aanduiding van de wegeninfrastructuur (gebied voor wegeninfrastructuur en gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur), de werfzones, de leidingen, de garantie van doorwerking van de ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen vanuit het plan-MER en de herbestemming van kleine gebieden (snippers) ten gevolge van de gewijzigde ligging van het gebied voor wegeninfrastructuur van het bestaande GRUP Oosterweelverbinding (d.d. 2006). Deze algemene principes worden in wat volgt verduidelijkt. Daarna wordt gebiedsgericht ingegaan op specifieke deelzones.

 

 

10.2.1.1 Principes aangaande wegeninfrastructuur

 

Het uitgangspunt bij de bestemmingen met betrekking tot wegeninfrastructuur is de realisatie van de derde Scheldekruising en aansluitingen op het bestaand hoofdwegennet conform de beslissing van de Vlaamse regering van 14 februari 2014.

Vanuit het principe van duurzaam ruimtegebruik en op basis van het onderzoek dat vooraf ging aan de opmaak van het GRUP, bestemt het GRUP Oosterweelverbinding - wijziging de nodige ruimte voor de derde Scheldekruising en aansluitingen op het bestaand hoofdwegennet.

 

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen wegeninfrastructuur en ongelijkgrondse wegeninfrastructuur. De ongelijkgrondse wegeninfrastructuur is enkel voor de aanleg van de tunnels bedoeld. In de ruimte boven de tunnels blijven de bestaande bestemmingen van toepassing en deze gronden kunnen in functie

hiervan ingericht en gebruikt worden. In deze zone geldt evenwel een bouwverbod.

De ruimte voor wegeninfrastructuur zal op sommige plaatsen niet volledig ingenomen moeten worden door de Oosterweelverbinding. Deze gronden kunnen ingericht en gebruikt worden conform de stedenbouwkundige voorschriften voor het aangrenzend gebied en moeten op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd worden in de omgeving.

 

 

10.2.1.2 Principes aangaande werfzones

 

Als gevolg van de aard, de duur en de omvang van de infrastructuurwerken die worden uitgevoerd voor de realisatie van de Oosterweelverbinding, is het noodzakelijk om op weloverwogen locaties werfzones in

te richten. Het GRUP Oosterweelverbinding – wijziging duidt een aantal van deze werfzones op het grafisch plan aan (overdruk). De grondkleur, aangegeven door de geldende plannen van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplannen blijft voor deze gebieden gelden. Deze gebieden worden tijdelijk bezwaard met een erfdienstbaarheid en bijhorende beperkingen.

Niet alle werfzones worden aangeduid op het grafisch plan. Enkel de belangrijkste zones waarvan in dit stadium kan worden aangenomen dat ze nodig zijn, worden als dusdanig aangeduid. Dit betekent niet dat er geen bijkomende werfzones ingericht kunnen worden in zoverre het wetgevend kader dit toelaat.

Het uitgangsprincipe bij de keuze van de werfzones is duurzaam ruimtegebruik en het beperken van mogelijke hinder ten opzichte van de woongebieden, groengebieden, natuurgebieden en gebieden met erfgoedwaarde. De werfzones worden bij voorkeur ingericht in restruimtes al dan niet langs (bestaande of aan te leggen) weginfrastructuur. Dit neemt niet weg dat er nood is aan grote, ruimtelijk samenhangende terreinen die goed bereikbaar zijn en strategisch gelegen zijn in functie van de geplande werken. Kwetsbare gebieden, waar de inrichting van werfzones absoluut niet kan worden getolereerd omwille van de aanwezige natuurwaarden, omwille van hun statuut of een andere reden, blijven gevrijwaard van mogelijke verstoring.

De omvang en complexiteit van het project vereist dat bepaalde werken parallel uitgevoerd zullen moeten worden. Dit impliceert nood aan voldoende ruimte op verschillende plaatsen langs het tracé. De aard van de werken vraagt ruimte voor grondopslag, materiaal en de interne organisatie van de verschillende werven (werfketen, parkeervoorzieningen, …).

Bij de locatie van de werfzones is in eerste instantie gezocht naar zinvolle en voldoende grote plekken in functie van het uit te voeren werk. In de mate van het mogelijke vallen deze zones samen met plekken die op heden een eerder ongedefinieerd gebruik kennen of voorzien zijn om op korte termijn heringericht te worden.

Twee types werfzones worden aangewend: de werfzones parallel aan de (toekomstige) wegeninfrastructuur en de grotere aaneengesloten gebieden voor werfinstallaties en opslag.

 

 

10.2.1.2.1 Werfzones langsheen de infrastructuur

Er worden parallel aan de toekomstige wegeninfrastructuur zones gerserveerd voor de realisatie van deze infrastructuur. In deze zone kunnen alle werfactiviteiten plaats vinden zoals bijvoorbeeld: het werfverkeer, grondwerken, de realisatie van de infrastructuur, stockeren van bouwmaterialen, de aanleg van rioleringen, van geluidswallen en –schermen. Bij het bepalen van de grens van deze zones werd er rekening gehouden met de omgevingskenmerken en de haalbaarheid om deze gronden te verwerven. Om de impact op de omgeving en onteigeningen tot een minimum te herleiden werden deze parallele werfzones zo compact mogelijk gedimensioneerd.

 

10.2.1.2.2 Zones voor werfinstallaties

Naast de parallelle werfzones noodzakelijk om de werf te bereiken en de werken in situ te kunnen uitvoeren, dient de aannemer gedurende de werken te beschikken over een grotere aaneengesloten zone in de onmiddellijke nabijheid van de uit te voeren werken. Deze zone voor werfinstallaties kan door de aannemer worden gebruikt voor de inrichting van een werfketen, een betoncentrale, een breekinstallatie, de stockage van bouwmaterialen,….

 

 

 

10.2.1.3 Principes aangaande leidingen

 

Op het grafisch plan worden verschillende aanduidingen voorzien in functie van leidingen: een leidingstrook, enkelvoudige leidingen en hoogspanningsleidingen. De aanduiding van leidingen gebeurt in overeenstemming met het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en maximaal gebundeld met de hoofd- en primaire wegen en in afstemming op de omgeving.

De leidingstrook wordt aangeduid in functie van de te verleggen Fluxysleiding, die een ander tracé zal kennen dan de leidingstrook die aangeduid werd in het GRUP Oosterweelverbinding d.d. 2006. De aanduidingen van de enkelvoudige leidingen en hoogspanningsleidingen op het grafisch plan zijn louter het gevolg van een overname van deze aanduidingen hetzij op het grafisch plan GRUP Oosterweelverbinding van 2006 hetzij op het gewestplan.

De op het grafisch plan aangeduide leidingen geven geen volledige weergave van de leidingen binnen het plangebied. Binnen het plangebied liggen ook andere leidingen die omwille van de realisatie van de Oosterweelverbinding zullen verlegd moeten worden. Deze worden niet specifiek aangeduid op het plan. Werken in functie van leidingen zijn steeds toegelaten in het gebied voor (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur. Ter hoogte van de sleuven zullen bij en na de realisatie van het project Oosterweelverbinding en in overleg met de betrokken partners op bepaalde plekken mogelijkheden worden voorzien voor het kruisen van deze sleuf.

 

 

10.2.1.4 Vertaling van milderende maatregelen van het plan-MER

 

De ruimtelijke vertaling van de milderende maatregelen gebeurt op verschillende manieren (zie ook 8.3). Er zijn milderende maatregelen die de afbakening van bepaalde bestemmingsgebieden bepalen (bv. gebied voor wegeninfrastructuur ter hoogte van het knooppunt Groenendaallaan, de aanduiding van de boszone Sint-Annabos, de aanduiding van de natuurgebieden t.h.v. Oosterweelknooppunt). Verder geven verschillende milderende maatregelen in de bestemmingsvoorschriften met betrekking tot de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur aanleiding tot opname van gebiedsspecifieke bepalingen (bv. Park&Ride Blancefloerlaan, bepalingen m.b.t. werfzones).

Daarnaast wordt op het grafisch plan een contour (gebied voor landschappelijke en functionele inpasssing van wegeninfrastructuur) ingetekent, waarbinnen alle werken in functie van de realisatie van de ruimtelijk vertaalbare milderende maatregelen mogelijk zijn. Binnen deze contour worden waar nodig de milderende maatregelen verplichtend gemaakt. De realisatie van de (ruimtelijk vertaalbare) milderende maatregelen wordt gegarandeerd door bepalingen die opgenomen zijn binnen de stedenbouwkundige voorschriften horende bij deze contour. De aanvrager zal immers in de stedenbouwkundige aanvraag in functie van de infrastructuur garanties moeten geven met betrekking tot de concrete realisatie van deze maatregelen.

 

 

10.2.1.5 Herbestemming in functie van wijzigingen gebied voor wegeninfrastructuur op rechteroever

 

De derde Scheldekruising en aansluitingen op het bestaand hoofdwegennet conform het besluit van de Vlaamse regering van 14 februari 2014 hebben een andere footpint dan het project waarvoor in 2006 het GRUP Oosterweelverbinding werd opgemaakt. Dit houdt in dat voor bepaalde gronden die in 2006 bestemd zijn voor wegeninfrastructuur, deze bestemming niet meer relevant is. Deze gronden zullen niet worden aangewend voor de realisatie van de Oosterweelverbinding en worden daarom herbestemd in dit GRUP. Het gaat over relatief kleine oppervlakten die grenzen aan de zone voor wegeninfrastructuur. De bestemming van deze gebiedjes wordt afgestemd op de aanpalende bestemmingsgebieden.