11.1 Verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 

 

 

Verordenende stedenbouwkundige voorschriften

Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften

 [image]

Overdruk

 

 

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

 

 

Artikel 0 Zone voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur

 

Artikel 0.0. Toepassingsgebied

 

De bepalingen opgenomen in artikel 0 gelden voor het geheel van de gebieden binnen de afgebakende contour.

 

Artikel 0.1. Bepalingen met betrekking tot uitvoering van de werken

 

De uitvoeringstermijn voor de realisatie van de Oosterweelverbinding moet zo kort mogelijk gehouden worden. In de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat de in dit artikel opgenomen maatregelen en bijkomend de maatregelen zoals omschreven in de artikels 1.3., 1.4. en 5.3. gebeuren van zodra de uitvoering ervan technisch mogelijk is en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

 

Artikel 0.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en ingrepen in functie van de verbetering van de gezondheid. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten met het oog op:

- behoud en realisatie van ecologische infrastructuur en kleine landschapselementen;

- de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek

 

 

 

 

en het voorkomen van wateroverlast;

- realisatie van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer en voor dienstverkeer en nooddiensten.

De uitvoering van deze werken dient te gebeuren op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang.

 

Artikel 0.3. Specifieke bepalingen aangaande de weginrichting

 

Volgende bepalingen gelden in dit gebied:

- De wegeninfrastructuur moet, in zoverre dit technisch mogelijk is, compact worden geconcipieerd in functie van het duurzaam ruimtegebruik op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang;

- Wegverlichting in kwetsbare zones moet beperkt worden tot het strikt noodzakelijke in functie van veiligheid en om lichtverstrooiing en ecologische impact in de aangrenzende open ruimtegebieden te vermijden. De verlichting moet beperkte aantrekking van nachtvlinders hebben en een neerwaarts gebundelde lichtstraal. Wit licht moet vermeden worden.

- Geluidsarme wegbedekking moet gebruikt worden in zoverre dat technisch mogelijk is.

- De verlichting in de tunnels moet voldoen aan de technische vereisten en moet bijdragen aan de belevingswaarde van de weggebruiker .

- Er moeten bij de realisatie van de Oosterweelverbinding afdoende maatregelen genomen worden om significante uitstoot aan de Scheldetunnelmonden en kanaaltunnelmonden te vermijden

- De timing van de uitvoering van de werken is erop gericht om belangrijke trekperiodes van vogels te vermijden.

 

Artikel 0.3.1. Overbruggingen en overkappingen

 

Binnen de zone voor landschappelijke en functionele inpassing van de infrastructuur zijn alle werken toegelaten in functie van de aanleg, het functioneren of de aanpassing van overbruggingen en overkappingen. Overbruggingen en overkappingen moeten zodanig ingericht worden dat ze ruimtelijk en functioneel deel uitmaken van de omgeving en/of een ondersteunende rol vervullen voor functies in de omgeving.

 

Artikel 0.3.2. Geluids-, lucht- en visuele buffering en afscherming van de Oosterweelverbinding

 

De realisatie van de grondbestemming dient ten aanzien van het omliggend woongebied afdoende afscherming van de wegeninfrastructuur te realiseren. Significante negatieve effecten met betrekking tot de luchtkwaliteit en geluid moeten daarbij vermeden worden.

Ten opzichte van volgende gebieden moet geluids- en visuele buffering worden gerealiseerd bij de aanleg van de Oosterweelverbinding:

- Blokkersdijk, Middenvijver, Sint-Annabos en Vliet;

- de site Noordkasteel

- Rivierenhof en Groot Schijn.

 

 

 

 

Ter hoogte van Blokkersdijk, Middenvijver en Vliet moet de ontworpen geluidsbuffering voorzien

in een reductie van de bijkomende verstoring. De verhoging mag niet meer dan 3 dB(A)

bedragen.

 

Artikel 0.3.3. Landschappelijke inpassing

 

Autoweginfrastructuur inclusief de aansluitingen op het onderliggend wegennet evenals aanhorigheden moeten ruimtelijk kwalitatief en landschappelijk ingepast zijn in de omgeving.

 

Artikel 0.3.4. Integratie in de omgeving

 

Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.

 

Artikel 0.4. Specifieke bepalingen aangaande werfzones

 

Werfzones worden dusdanig ingericht dat hun impact op erfgoedwaarden zoveel mogelijk beperkt wordt. Indien technisch mogelijk mogen geen werfzones ingericht worden binnen ankerplaatsen, relictzones, beschermde landschappen en in de directe omgeving van beschermd bouwkundig erfgoed.

Werfzones gelegen in natuurgebied, parkgebied of bosgebied en werfzones die gelegen zijn binnen een speciale beschermingzone, VEN, of beschermd landschap moeten na beëindiging van het gebruik en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding heraangelegd worden conform de stedenbouwkundige voorschriften voor de betreffende grondkleur en op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang. In de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat de heraanleg van deze zones gebeurt onmiddellijk na de beëindiging van het gebruik als werfzone en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Na de realisatie van de Oosterweelverbinding moeten de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om eventuele verstoorde aanwezige natuurwaarden te herstellen. In de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de Oosterweelverbinding moet gegarandeerd worden dat de herstelmaatregelen gebeuren onmiddellijk na de beëindiging van het gebruik als werfzone en ten laatste bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding.

Na het gebruik ervan als werfzone moet bij de herinrichting van Sint-Annabos 18 ha buitendijks gebied ontwikkeld worden bestaande uit 12 ha slik en schor en 6 ha ooibos.

 

Artikel 0.5. Specifieke bepalingen aangaande te nemen maatregelen bij werken aan de leidingstrook

 

Nieuwe leidingen worden gerealiseerd met het oog op het optimale ruimtegebruik van de leidingstrook.

Volgende bepalingen gelden :

- in geval van significante verstoring van de avifauna op Blokkersdijk bij verplaatsing van leidingen naar de leidingstrook, moet afdoende visuele afscherming gerealiseerd worden;

- werken aan de op het grafisch plan aangeduide leidingstrook moeten uitgevoerd worden buiten het broedseizoen en het overwinteringsseizoen;

 

 

 

 

- bij werken aan de leidingstrook, zoals aangeduid op het grafisch plan, mag de werfstrook

niet ingezaaid worden om open zand te behouden;

- bij verplaatsingswerken van bestaande leidingen naar de leidingstrook, zoals aangeduid op het grafisch plan, mogen de bestaande leidingen niet opgebroken worden om de werkzone te beperken;

- bij verplaatsingswerken van bestaande leidingen naar de leidingstrook, zoals aangeduid op het grafisch plan, moet de kruising met de Palingbeek via een gestuurde boring ondergronds gerealiseerd worden.

 

Artikel 0.6. Bestemming en inrichting onbenutte gronden

 

Na aanleg van de infrastructuur en bijhorende landschappelijke en/of stedenbouwkundige ingrepen, worden voor het gedeelte van het gebied voor wegeninfrastructuur dat niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast. Als referentiemoment geldt de definitieve oplevering van de werken. Voor de afbakening van het niet benutte gedeelte ten opzichte van de naastliggende bestemming, geldt dat vanaf de grens van twee bestemmingszones een loodrechte lijn wordt uitgezet op de weginfrastructuur.

 

Artikel 0.7. Grondbalans

 

Grondoverschotten die het gevolg zijn van werken in het kader van een stedenbouwkundige vergunningsaanvraag moeten binnen de zone voor landschappelijke en functionele inpassing worden aangewend voor eventuele ophogingen die eveneens vervat zijn in betreffende stedenbouwkundige vergunningsaanvraag. Indien de grondkwaliteit of –kwantiteit dit niet toelaat kan de grond worden afgevoerd naar een locatie buiten de zone voor landschappelijke en functionele inpassing.

 

Artikel 0.8. Specifieke bepalingen aangaande waterbeheersing

 

In functie van waterbeheersing in het algemeen gelden volgende bepalingen:

- afwatering moet worden voorzien middels onverharde bermen, open grachten parallel aan het wegtracé of middels een open infiltratie- en/of buffersysteem in zoverre dit ruimtelijk en technisch mogelijk is. Waar dit ruimtelijk en technisch niet mogelijk is, moet een ondergronds infiltratie- of minstens buffersysteem voorzien worden. Deze bepaling houdt in dat het drainerend effect van grachten steeds geminimaliseerd moet worden en dat de aanleg van grachten afgestemd moet worden op eventuele opstuwing van hemelwater. Permanente drainage door grachten met lagere grondwaterstanden tot gevolg is niet toegestaan.

- afstromend hemelwater van wegenis moet via onverharde bermen en grachten of bufferbekkens worden opgevangen. Indien er onvoldoende ruimte is voor dergelijke voorzieningen moet dit via een koolwaterstof-afscheider-installatie en een sedimentvanger geleid worden alvorens te lozen op oppervlaktewater;

- maatregelen moeten genomen worden om infiltratie van vervuild run-off water in natuurgebieden te vermijden door zuivering (olieafscheiders) en vertraagde afvoer naar de beken te garanderen;

- evenwaardige ruimte voor water met een vergelijkbaar volume aan berging/buffering moet voorzien worden voor het verlies aan komberging;

 

 

 

 

- het waterpeil van de Noordkasteelvijvers dient gemonitord te worden opdat verdroging

van de natuurgebieden te allen tijden vermeden wordt. Indien er verdroging dreigt dan moet niet vervuild hemelwater afkomstig van de zone voor verkeers- en vervoersinfrastructuur moet ingeschakeld worden om verdroging van de site Noordkasteel te beperken.

 

Artikel 0.9. Specifieke bepalingen aangaande waterlopen

 

In functie van waterlopen gelden volgende bepalingen:

- waterlopen moeten maximaal open, als corridor, behouden worden en moeten maximaal worden opengelegd. Overwelving en/of inbuizing van de waterlopen is enkel toelaatbaar wanneer de realiseerbaarheid van het Oosterweelproject en/of de werking van aanpalende activiteiten daardoor in het gedrang komt;

- in functie van de habitat van de watervleermuis moet boven gekruiste waterlopen een hindernisvrije ruimte van minstens 50 cm worden gerespecteerd;

- oeverstroken moeten maximaal vrijgehouden worden van hindernissen en bebouwingen;

- werken in functie van gekruiste, verlegde of heringerichte waterlopen, grachten en bufferbekkens moeten gebeuren op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang;

- de dimensionering van de onderdoorgangen van gedwarste waterlopen moet de goede doorstroming in functie van het door te voeren debiet en van bestaande mogelijke of effectieve overstromingsgevoelige gebieden garanderen.

- Bij overwelvingen en inbuizingen van waterlopen worden faunapassages voorzien, tenzij de technische realiseerbaarheid van het Oosterweelproject daardoor in het gedrang komt.

 

 

 

Het “creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang” kan door het toepassen van de technieken natuurtechnische milieubouw zoals uitgewerkt in de vademecums.

Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums- natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Artikel 0.10. Inrichting ruimtelijk kwetsbaar gebied

 

De inrichting van ruimtelijk kwetsbaar gebied (natuurgebied, parkgebied, bosgebied, speciale beschermingzones, VEN, ankerplaatsen, relictzones en beschermde landschappen en in de directe omgeving van beschermd bouwkundig erfgoed) dient te gebeuren op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang.

Het “creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang” kan door het toepassen van de technieken natuurtechnische milieubouw zoals uitgewerkt in de vademecums.

Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecums- natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Artikel 0.11. Bepalingen aangaande beschermingszones

 

 

 

 

- werken in of met mogelijke impact op speciale beschermingszones, gebieden van het VEN en natuurreservaten kunnen niet starten tussen 1 maart en 30 juni. Voor werken die doorlopen gedurende de broedperiode dienen voor 1 maart de nodige maatregelen genomen worden die het vestigen van broedvogels in de werfzone voorkomen (bv door het preventief verwijderen van vegetatie) of evenwaardge maatregelen

- werken bij kunstlicht in leefgebieden van beschermde vleermuizenpopulaties moet in de periode tussen half april en eind juni beperkt blijven, teneinde significante effecten op die populaties te vermijden.

 

Artikel 0.12. Landschappelijke en ecologische ingrepen

 

Bestaande ecologische corridors en stapstenen in de vorm van bomenrijen, houtkanten, rietgrachten en waterlopen moeten maximaal behouden blijven.

Bermen moeten aangelegd en beheerd worden op een wijze die gericht is op het op het creëren, herstellen, ontwikkelen of handhaven van de levensvoorwaarden voor de inheemse flora, fauna en hun levensgemeenschappen in hun onderlinge samenhang.

De realisatie van de Oosterweelverbinding moet gepaard gaan met de aanleg van nieuwe geleidende beplantingen op bermen en natuurlijke structuren teneinde versnippering en barrièrewerking te vermijden.

Bij de realisatie van de Oosterweelverbinding moeten maatregelen genomen worden om aanrijding van wilde dieren te beperken.

De realisatie van de Oosterweelverbinding moet gepaard gaan met:

- aanplant van bomen en struwelen als geleiding en hop-over waar mogelijk ter hoogte van het aansluitingscomplex Oosterweelknoop;

- heraanleg van de bermen waarbij struweelzones worden gecreëerd en aanplanting van een bufferzone ten aanzien van het Rivierenhof volgens ecologische principes ter hoogte van de aansluiting van de E313 richting aansluitingscomplex Schijnpoort.

 

Artikel 0.13. Ontsnipperende maatregelen en natuurbehoud

 

Ten minste gelijktijdig aan de realisatie van de Oosterweelverbinding of ten laatste tijdens het eerste plantseizoen volgend hierop moeten onderstaande ontsnipperende maatregelen en faunapassages gerealiseerd worden:

- realisatie natte ecoverbinding Vlietbeek;

- realisatie natte ecoverbinding Laarbeek;

- realisatie ecoduct Vliet - Middenvijver;

- realisatie verbinding Middenvijver – Sint-Annabos door opbraak Charles De Costerlaan;

dit houdt afschaffing van de verkeersfunctie voor gemotoriseerd verkeer met uitzondering

van dienst- en onderhoudsverkeer en nooddiensten in en opbraak van de verharding sanering en natuurtechnische heraanleg Palingbeek;

- aanplant van struweel op bermen als hop-over ter hoogte van de aansluiting van de

Oosterweelverbinding (linkeroever) op de E34.

 

Artikel 0.14. Bereikbaarheid en verbindingen en oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers

 

 

 

 

Bij de realisatie van de Oosterweelverbinding moet de bereikbaarheid van de bestaande activiteiten langsheen het wegtracé gegarandeerd blijven.

Bij de realisatie van de Oosterweelverbinding moeten comfortabele en veilige verbindingen en oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers voorzien worden. Ter hoogte van volgende zones moeten verbindingen en oversteekmogelijkheden voor fietsers en voetgangers worden gerealiseerd:

- Sint-Annabos/Blokkersdijk

- aansluitingscomplexOosterweelknoop

- aansluitingscomplex Schijnpoort.

- aansluitingscomplex Waaslandhaven

 

Artikel 0.15. Opmaak van provinciale of gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen

 

Een gemeente of provincie kan voor een deel of voor delen van dit gebied een ruimtelijk uitvoeringsplan opmaken in functie van een verdere verfijning van het gebied, in functie van het toevoegen van bijkomende functies op voorwaarde dat de realisatie van de wegeninfrastructuur, de ruimtelijk vertaalbare maatregelen uit de milieunota, de Park&Ride ter hoogte van de Blancefloerlaan en de Pompgemalen ifv Groot en Klein Schijn niet in het gedrang wordt gebracht.

De mogelijkheid voor de gemeente of provincie om een RUP op te maken dat de bestemming verfijnt en bijkomende functies toevoegt is enkel van toepassing in de gebieden bestemd als industriegebied, bufferzone, gebied voor wegeninfrastructuur, gebied voor dagrecreatie, parkgebied, gemengd openruimtegebied en het gebied voor gemeenschaps- en openbaar nutsvoorzieningen.

Daar waar de functie geen verband houdt met de algemene bestemming van het gebied, krijgen de voorschriften van dat gemeentelijk plan na de goedkeuring ervan voorrang op de voorschriften, opgenomen in dit plan.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

Artikel 1. Gebied voor wegeninfrastructuur

 

Artikel 1.1. Bestemming

 

Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden.

Onder aanhorigheden van wegeninfrastructuur wordt onder andere verstaan:

al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de parkeerplaatsen langs autosnelwegen.

Onder aanhorigheden van waterwegen wordt onder andere verstaan:

sluizen, liften, hellende vlakken, stuwen, pompstations, spaar- en overloopbekkens, oevers

 

 

 

 

of dijken en eventuele grachten achter het dijktalud, meerpalen, geleide inrichtingen,

signalisatie, aanlegplaatsen, dokken, aanlegbolders, kaaimuren, meetinstallaties voor waterpeil, debiet, stroomsnelheid en waterkwaliteit.

Onder aanhorigheden van spoorwegen wordt onder andere verstaan:

Spooruitrustingen zoals sporen, bovenleidingen, seininrichting, kabelwerken, alle grond- en kunstwerken voor de realisatie van de dragende structuur, alle gebouwen en andere constructies, met noodzakelijke toegangswegen, die verband houden met het onderhoud en de exploitatie van de spoorlijn zoals tractie-onderstations, sectioneerposten, seinposten, onderhoudsplatformen, dienstlokalen, communicatie, alle toegangs- en langswegen ten behoeve van onderhouds- en veiligheidsdoeleinden, alle voorzieningen op het gebied van veiligheid en eventuele ventilatie zoals evacuatieschachten, afsluitingen, ventilatie- uitrustingen, de infrastructuren voor de afwatering van de spoorbedding zoals grachten, duikers, pompstations.

Eventuele stopplaatsen/treinstations, voor zover die in de aangeduide strook te lokaliseren zijn en voor zover hiertoe beslist wordt.

Artikel 1.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van deze wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, geluids - en visuele buffering van de infrastructuur, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.

Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving

 

 

In dit gebied zijn eveneens toegelaten:

- alle handelingen, werken en wijzigingen i.f.v. tolheffing en verkeershandhaving;

- alle handelingen voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van waterweginfrastructuur en aanhorigheden;

- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de passende beoordeling, alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van het behoud, de vervanging of de ontwikkeling van natuurwaarden in de speciale beschermingszone voor kwetsbare vogelsoorten, andere diersoorten of planten of van het beperken van de milieu-impact;

- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.

 

Artikel 1.3. Viaduct van Merksem

 

 

Bij de realisatie van de Oosterweelverbinding moet het bestaande viaduct van Merksem worden afgebroken en vervangen door verdiept gelegen wegeninfrastructuur.

Gelijkgrondse wegeninfrastructuur behelst zowel wegeninfrastructuur op maaiveldniveau als op een grondlichaam of verdiept gelegen. Bruggen en tunnels zijn geen gelijkgrondse maar ongelijkgrondse wegeninfrastructuur.

 

 

 

Artikel 1.4. Park & Ride Blancefloerlaan

 

Ter hoogte van de Blancefloerlaan moet een park&ride worden gerealiseerd die aansluit op een aan te leggen parallelweg en deel uitmaakt van de realisatie van de Oosterweelverbinding. De park&ride moet gerealiseerd zijn op het ogenblik van de openstelling van de Oosterweelverbinding.

 

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 2. Gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur

 

Artikel 2.1. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

 

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren en de aanpassing van de ongelijkvloerse wegeninfrastructuur in de vorm van één of meerdere tunnels en aanhorigheden. Daarnaast zijn werken, handelingen en wijzigingen in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen toegelaten.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, het functioneren en de aanpassing van wegeninfrastructuur niet in het gedrang wordt gebracht.

Alle werken van natuurtechnische milieubouw zijn toegelaten. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot "milieuvriendelijke" oplossingen voor ruimtelijke ingrepen.

Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de "Vademecums Natuurtechniek", die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-

en-infrastructuur/vademecums-natuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.

Artikel 2.2. Bouwverbod

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk, geldt een verbod om gebouwen en constructies op te richten andere dan noodzakelijk voor de ongelijkvloerse wegeninfrastructuur, in functie van de ruimtelijke inpassing, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren en leidingen.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘Reservaat en natuur’.

Artikel 3. Natuurgebied

 

Artikel 3.1. Bestemming

 

 

 

 

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden

In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functies in het natuurgebied. Ondergeschikt betekent ‘van betrekkelijk minder grote betekenis’. Recreatief medegebruik laat evenwel toe dat bepaalde zones in het natuurgebied afgeschermd kunnen worden, niet toegankelijk zijn voor het publiek omwille van de natuurwaarde.

Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18 en volgende.

Artikel 3.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de ontwikkeling, de instandhouding en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu, bos en van de landschapswaarden zijn toegelaten.

Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, zijn volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:

1° het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied, natuur- en milieueducatie of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

2° het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dit noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

3° alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden,

Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied.

Kleinschalige infrastructuur voor het al dan niet toegankelijk maken bestaat onder meer uit:

toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen …

Kleinschalige infrastructuur voor natuureducatie is bijvoorbeeld: informatieborden,

verrekijkers, knuppelpaden, vogelkijkhutten …

Kleinschalige infrastructuur voor recreatief medegebruik: zitbanken, picknicktafels,

vuilnisbakken …

Niet-gemotoriseerd verkeer is onder meer: wandelen, fietsen, paardrijden ...

Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding. Onder openbare wegen worden ook verkeersveilige fietspaden begrepen.

Artikel 3.3. Omgeving aansluitingscomplex Oosterweelknoop

 

Het natuurgebied dat aangeduid is met de overdruk werfzone moet na het gebruik ervan als werfzone en uiterlijk bij de definitieve oplevering van de Oosterweelverbinding ingericht worden als rietmoeras.

Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:

- het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur voor het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

- het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen, toegangswegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

 

 

 

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.

Artikel 4. Parkgebied

 

Artikel 4.1. Bestemming

 

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een park. Dit gebied heeft ook een sociale functie. Binnen dit gebied zijn natuurbehoud,landschapszorg en recreatie nevengeschikte functies.

Het behoud van de ruimtelijke samenhang en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van het gebied wordt als randvoorwaarde ingeschreven.

Recreatie moet hier verstaan worden in verhouding tot de andere functies van het gebied. Het is een nevengeschikte functie en geen enige functie noch de enige hoofdfunctie.

Artikel 4.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. De genoemde werken, handelingen en wijzigingen zijn toegelaten voor zover de ruimtelijke samenhang in het gebied, de cultuurhistorische waarden, horticulturele waarden, landschapswaarden en natuurwaarden in het gebied bewaard blijven.

 

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 5. Werfzone

 

Artikel 5.1. Bestemming

 

Werfzones zijn tijdelijk - gedurende de aanleg van de wegeninfrastructuur - bestemd voor de inrichting, de voorbereiding en de realisatie van alle noodzakelijke werken in het kader van de aanleg van de wegeninfrastructuur, evenals de stockage van materialen, grondstoffen en tijdelijke grondoverschotten en de werfuitrusting voor het personeel.

Het gaat om tijdelijke infrastructuur waarbij aan de inrichting volgende eisen worden gesteld:

- weloverwogen keuze van de toeritten waarbij een minimale hinder t.a.v. het lokale wegennet, de langzaam verkeersverbindingen zoals fietspaden wordt gegarandeerd;

- uitvoeren van maatregelen die de hinder t.a.v. de aanpalende functies beperken (o.a. aanbrengen van geluidsbermen en zichtschermen, beplantingen, ontwateringsgrachten, omleggen van beken, kunstwerken, omheiningen, ...);

Volgende verplichtingen kunnen opgelegd worden in het kader van het afleveren van de stedenbouwkundige vergunning:

- ter beperking van bodemverstoring: gebruik van rijplaten;

- beperking in gewicht en snelheid van de voertuigen;

 

- afgraving, stapeling en herbruik van de teelaardelaag, e.d.

Artikel 5.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In dit gebied zijn gedurende de aanleg van de wegeninfrastructuur alle werken, handelingen en wijzigingen voor de inrichting, de exploitatie en de beveiliging van de werfzones toegelaten.

Na de realisatie van de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur, is de in grondkleur aangegeven bestemming van de bestaande verordenende plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen of het onderhavig ruimtelijk uitvoeringsplan van toepassing en kunnen de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om deze grondbestemming te realiseren en moeten de nodige werken en maatregelen uitgevoerd worden om de verstoorde aanwezige natuurwaarden te herstellen. De aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van de (ongelijkvloerse) wegeninfrastructuur bevat de nodige informatie over de toepassing van deze inrichtingsbepalingen.

 

 

In dit gebied zijn eveneens toegelaten:

- alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, het verplaatsen en bundelen van nutsleidingen;

- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de passende beoordeling, alle werken, handelingen, en wijzigingen in functie van het behoud, de vervanging of de ontwikkeling van natuurwaarden in de speciale beschermingszone voor kwetsbare vogelsoorten, andere diersoorten of planten of van het beperken van de milieu-impact;

- voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken,

handelingen en wijzigingen in functie van de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden.

 

Artikel 5.3. Werfzone Scheldetunnel

 

Bij werken in de werfzone van de Scheldetunnel moet opwerveling van slib en in slib opgeslagen nutriënten vermeden worden door gebruik van best beschikbare technieken, en door het enkel terugstorten van materiaalfracties die geen risico inhouden op opwerveling.

Bij de aanleg van de Scheldetunnel moeten maatregelen getroffen worden om significante verstoring van fauna te vermijden en moet te allen tijde een corridor voor aquatische fauna behouden blijven. Volgende maatregelen worden minstens genomen:

- het preventief wegjagen met ultrasoon geluid van visfauna in de Schelde

- ingrepen, zoals heien, langzaam beginnen zodat de dieren onbeschadigd weg kunnen komen.

De herstelwerken aan het habitatrichtlijngebied Schelde- en Durme-estuarium als gevolg van de tijdelijke verstoring gedurende de aanleg van de tunnel dienen binnen het jaar volgend op de beëindiging van de werken aan de tunnel uitgevoerd te worden. Het herstel dient te gebeuren door de heraanleg van het schor (Weel van Farnese). De aanvraag van een

stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van de tunnel bevat de nodige informatie over de toepassing van deze inrichtingsbepalingen.

De schorren bij de afgezonken tunnel dienen afgewerkt te worden met een bodemlaag met

 

passend sedimenttype, hoogte en hellingsgraad die snel kolonisatie bevordert.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel 6. Gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven

 

Artikel 6.1. Bestemming

 

Het gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruik maken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Het gebied is bestemd voor de industriële gronden binnen een zeehaven. Het is een onderdeel van een zeehaven die naast het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven eveneens andere gebieden, eigen aan een zeehaven, bevat zoals de dokken en sluizen in een zeehaven. Omdat de overgang tussen het gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven, en de gebieden voor waterwegen of waterwegverbindingen of andere infrastructuren niet altijd heel precies aan te geven is op een RUP wordt een zekere soepelheid aan de dag gelegd en wordt dit opgenomen in de voorschriften voor infrastructuur (gebied voor waterweginfrastructuur, gebied voor spoorinfrastructuur, gebied voor wegeninfrastructuur). In deze voorschriften is opgenomen: “Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.” Onder die soepelheid wordt verstaan dat de grens niet strikt moet worden geïnterpreteerd. Werken aan de kade om bepaalde infrastructuren aan te brengen zijn bijvoorbeeld toegelaten, zoals aanpassingswerken in functie van een binnenvaartterminal, het aanpassen van een kade met het oog op een andere manier van laden en lossen, renovatie of aanpassing van sluizen, verwijdering van linkspans,...

Een beperktere inname van het infrastructuurgebied is bijgevolg steeds mogelijk op basis van bovenvermelde bepaling. Een ruimere inname is niet evident, tenzij de vergunningsaanvrager hiervoor gebruik kan maken van het besluit voor lijninfrastructuur- en nutswerken die een kleine wijziging inhouden (besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, §2, en artikel

4.7.1, §2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg van de Vlaamse Bouwmeester).

Artikel 6.2 Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten.

Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie. Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten.

Alle handelingen die nodig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn mogelijk. Bijgevolg is de aanleg en het onderhoud van waterkerende dijken (b.v. Sigmadijken) toegelaten.

Windturbines, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie worden eveneens beschouwd als het type bedrijfsactiviteiten waarvoor het zeehavengebied is bestemd. Er is geen specifieke aanduiding voor nodig. Wel kunnen

de geschikte locaties voor windturbines in de praktijk beperkt zijn door b.v. de te respecteren afstanden tot omliggende natuurgebieden. Om na te gaan of de inplanting van windturbines opportuun is, wordt best een afwegingskader opgemaakt. Voor linkeroever bestaat reeds

zo’n afwegingskader.

 

 

 

In het gebied zijn eveneens gebouwen of lokalen voor bewakingspersoneel toegelaten.

In het gebied zijn kantoorgebouwen niet toegelaten, tenzij ze noodzakelijk zijn voor en een inherent onderdeel zijn van de exploitatie van haven- en industriële activiteiten. De bestaande kantoorgebouwen kunnen behouden blijven binnen het bestaande bouwvolume op het moment van definitieve vaststelling van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Uitbreidingen zijn niet toegelaten.

Zeehavengebonden en zeehavengerelateerd:

Zeehavengebonden activiteiten zijn deze die ofwel enkel in een zeehaven kunnen uitgeoefend worden ofwel deze die nodig zijn om een zeehaven te laten functioneren. Zeehavengerelateerde activiteiten zijn deze die heel nauw verbonden zijn met het functioneren van een zeehaven. Het preciese onderscheid tussen zeehavengebonden en zeehavengerelateerd is niet altijd precies te maken.

Onder ecologische infrastructuur wordt verstaan het geheel van kleine landschapselementen en vlakvormige natuurwaarden die de landschapswaarde van het gebied moeten helpen verzekeren of die de doorgang van bepaalde (dier)soorten door het gebied moeten helpen verzekeren. Voorbeelden zijn restgronden, reservegronden die nog niet ingenomen zijn door bedrijven, waterpartijen, bomenrijen, grachten, bermen en dergelijke meer. In dit gebied

wordt de tijdelijke ecologische infrastructuur toegelaten. De permanente ecologische infrastructuur wordt met een eigen gebiedsbestemming aangeduid of zit vervat in de

bestemming ‘gebied voor wegeninfrastructuur’.

Het gaat hier specifiek over de mogelijkheid voor bewakingspersoneel om tijdens hun dienst een gebouw of lokaal te kunnen gebruiken. Het gaat hier wel degelijk niet om een woonfunctie.

Om de beschikbare doch beperkte ruimte in het zeehavengebied zo optimaal mogelijk te gebruiken staat een zuinig en intensief ruimtegebruik en een doelmatig grondbeleid voorop en zijn er in de stedenbouwkundige voorschriften randvoorwaarden opgelegd voor kantoorgebouwen in het zeehavengebied. Immers, de haven dient gevrijwaard te worden als een economisch knooppunt, als een ruimte voor een gebied van blijvend industrieel-logistiek economisch belang. Kantoorontwikkeling is te weren is in het zeehavengebied, ook omwille van hun totaal ander mobiliteitsprofiel en omdat ze, door hun personeels- en soms ook bezoekers-intensieve bezetting, vanuit externe veiligheidsoverwegingen industriële ontwikkelingen zouden kunnen hypothekeren. De bestaande kantoorgebouwen in het zeehavengebied kunnen benut worden door haven gerelateerde bedrijven of door bedrijven die elders in de haven een logistieke activiteit uitoefenen.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.

Artikel 7. Industriegebied

 

Artikel 7.1. Bestemming

 

De industriegebieden zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk: bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop.

 

 

 

 

Artikel 7.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze rekening houden met zuinig ruimtegebruik. Daarbij wordt minstens aandacht besteed aan:

- het optimaal gebruiken van de percelen, echter rekening houdend met de verplichtingen inzake veiligheid;

- de mogelijkheid om bepaalde diensten onder te brengen in gemeenschappelijke gebouwen op het bedrijventerrein;

- het groeperen en organiseren op het bedrijventerrein van parkeermogelijkheden voor de gebruikers en bezoekers

Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘recreatie’.

Artikel 8. Gebied voor dagrecreatie

 

Artikel 8.1. Bestemming

 

De recreatiegebieden zijn bestemd voor het aanbrengen van recreatieve en toeristische accomodatie, al dan niet met inbegrip van de verblijfsaccomodatie. In deze gebieden kunnen de handelingen en werken aan beperkingen worden onderworpen ten einde het recreatief karakter van de gebieden te bewaren.

De gebieden voor dagrecreatie bevatten enkel de recreatieve en toeristische accomodatie, bij uitsluiting van alle verblijfsaccomodatie.

Voorbeelden van recreatie zijn: een zwembad, voetbalveld voor niet-professioneel gebruik, speelruimten en voorzieningen voor activiteiten voor jeugdwerking, tennisvelden, plas voor waterrecreatie, manege, terreinen voor lawaaierige sporten, een voetbalstadion.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.

Artikel 9. Bufferzone

 

Artikel 9.1. Bestemming

 

 

 

 

De bufferzones dienen in hun staat bewaard te worden of als groene ruimte ingericht te worden, om te dienen als overgangsgebied tussen gebieden waarvan de bestemmingen niet met elkaar te verenigen zijn of die ten behoeve van de goede plaatselijke ordening van elkaar moeten gescheiden worden.

 

Artikel 9.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In deze zone zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van leidingen en telecommunicatie infrastructuur toegelaten. Ook de aanleg van aanhorigheden bij weginfrastructuur is toegestaan evenals de werken, handelingen en wijzigingen voor paden voor niet-gemotoriseerd verkeer, lokale dienstwegen en interventiewegen.

Onder aanhorigheden van weginfrastructuur wordt onder andere verstaan:

al dan niet verharde bermen, grachten en taluds, de stationeer- en parkeerstroken, de wegsignalisatie en wegbebakening, de verlichting, de afwatering, de beplantingen, de veiligheidsuitrustingen zoals stootbanden en hulpposten, de geluidswerende constructies, de

parkeerplaatsen langs autosnelwegen.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.

Artikel 10. Gebied voor waterweginfrastructuur

 

Artikel 10.1. Bestemming

 

Dit gebied is bestemd voor waterweginfrastructuur en aanhorigheden.

Gemeenschaps- of openbare nutsvoorzieningen voor waterweginfrastructuur kunnen de volgende voorzieningen zijn: reception facilities om de scheepsruimen te reinigen, plaatsen om afval af te leveren.

Artikel 10.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van waterweginfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en paden voor niet- gemotoriseerd verkeer toegelaten.

 

Artikel 10.3. Integratie in de omgeving

 

Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving.

 

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘gemeenschapsvoorzieningen –

 

 

 

 

nutsvoorzieningen’.

Artikel 11. Gebied voor gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen

 

Artikel 11.1. Bestemming

 

Het gebied is bestemd als gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

 

Artikel 11.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het aanbieden van gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten.

De betrokken werken, handelingen en wijzigingen kunnen worden toegelaten ongeacht het publiek- of privaatrechtelijk statuut van de initiatiefnemer of het al dan niet aanwezig zijn van winstoogmerk.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bos’.

Artikel 12. Bosgebied

 

Artikel 12.1. Bestemming

 

Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos, waarbij het recreatief medegebruik een ondergeschikte functie is.

“Bos” moet in ruime zin geïnterpreteerd worden, zoals in het Bosdecreet. Open plekken in

het bos vallen daar bijvoorbeeld ook onder

Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie in bosgebied. Ondergeschikt betekent

‘van betrekkelijk minder grote betekenis’.

Hoogdynamische dagrecreatieve of verblijfsrecreatie is uitgesloten (sportvelden, golfterreinen, omvangrijke speeltuinen, permanente kampeervoorzieningen ...).

Artikel 12.2. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

 

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten.

Alle werken, handelingen en wijzigingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten. “Bos” moet in ruime zin geïnterpreteerd worden, zoals in het Bosdecreet. Open plekken in het bos vallen daar bijvoorbeeld ook onder

Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als bosgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied ...

In het gebied is de oprichting van gebouwen niet toegelaten.

Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:

- het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk

Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als bosgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied ...

Kleinschalige infrastructuur voor de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied is toegelaten:

- kleinschalige infrastructuur voor de recreatieve functie zoals speeltuigen, infrastructuren voor speelbossen of speelzones in een bos en speelweiden, een overdekte picknickplaats, beperkte sanitaire voorziening.

- kleinschalige infrastructuur, gericht op recreatief medegebruik: zitbanken, picknicktafels,

vuilnisbakken …;

- kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegankelijk maken voor educatief of recreatief medegebruik zoals toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen

...;

- kleinschalige infrastructuur gericht op educatie zoals informatieborden, verrekijkers,

 

 

 

maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen,

inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

- het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

knuppelpaden, vogelkijkhutten ...;

- kleinschalige infrastructuur voor niet-gemotoriseerd verkeer zoals: wandelen, fietsen, paardrijden...

Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding. Onder openbare wegen worden ook verkeersveilige fietspaden begrepen.

 [image]

Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘overig groen’.

Art 13. Gemengd Openruimtegebied

 

Artikel 13.1. Bestemming

 

Binnen dit gebied zijn natuurbehoud, bosbouw, landschapszorg, landbouw en recreatie nevengeschikte functies. Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze functies zijn toegelaten. Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden zijn, in uitzondering op het onbebouwde karakter van het gebied, de volgende werken, handelingen en wijzigingen toegelaten:

het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op de sociale, educatieve of recreatieve functie van het gebied, waaronder sanitaire gebouwen of schuilplaatsen van één bouwlaag met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² met uitsluiting van elke verblijfsaccomodatie;

- het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid;

- het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur die gericht op het gebruik van het gebied

voor landbouw of hobbylandbouw.

Binnen dit gebied zijn ook alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van een geluidsscherm- of berm langs de E17.

 

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie

 

 

 

 

van de grondkleur.

Artikel 14. Grote eenheid Natuur

 

Artikel 14.1. Bijzondere bepaling

 

Het op het grafisch plan in overdruk aangeduide gebied is een Grote Eenheid Natuur (GEN).

Dit gebied is een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk . Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied.

In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen

 

 

 

 [image]

 

 

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 15. Leidingstrook

 

Artikel 15.1. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van ondergrondse transportleidingen en hun aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd met het oog op het optimale ruimtegebruik van de leidingstrook.

De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de leidingen en hun aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.

Een leidingstrook wordt in overdruk aangegeven wat betekent dat de grenzen van de leidingstrook vastliggen.

Aanhorigheden van een leidingstrook zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leidingen te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 16. Enkelvoudige leiding

 

Artikel 16.1. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

 

 

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. Nieuwe leidingen worden gerealiseerd met het oog op het optimale ruimtegebruik van de leidingstrook. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.

Het tracé dat opgenomen wordt voor de enkelvoudige leiding is een symbolische aanduiding. Dat betekent dat de grens van het tracé gevolgd moet worden in de mate dat er geen onoverkomelijke obstakels zijn die een aanpassing vereisen. Onoverkomelijke obstakels zijn bijvoorbeeld bomen, structuur van de ondergrond, kleine constructies of andere obstakels voor het tracé die bij de opmaak van het RUP niet bekend zijn. Gebouwen vallen normaal gezien niet onder die obstakels omdat die bij de opmaak van het RUP bekend zijn.

Aanhorigheden van een leiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 [image]

Overdruk

Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur.

Artikel 17. Hoogspanningsleiding

 

Artikel 17.1. Toegelaten werken, handelingen en wijzigingen

 

In het gebied, aangeduid met deze overdruk zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van een hoogspanningsleiding en haar aanhorighedenDe aanvragen voor vergunningen voor een hoogspanningsleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming.

De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de bestaande hoogspanningsleiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.

Deze aanduiding betreft de bestaande en nieuwe (bovengrondse) hoogspanningsleidingen en aanhorigheden.

Aanhorigheden van een hoogspanningsleiding zijn de constructies of gebouwen die nodig of nuttig zijn om de leiding te kunnen exploiteren. De aanhorigheden kunnen bovengronds of ondergronds aangebracht zijn.

 [image]

Artikel 18. Op te heffen overdrukken

 

Onderstaande overdrukken van het GRUP Oosterweelverbinding (definitief vastgesteld met de beslissing van de Vlaamse Regering dd. 16 juni 2006), zoals aangeduid op het grafisch plan, worden opgeheven:

- art. 2. gebied voor ongelijkvloerse wegeninfrastructuur;

- art. 5. werfzone;

- art. 6. leidingstrook;

 

- art. 9. reservatiegebied voor hoogspanningsleiding.

 

De in grondkleur aangegeven bestemmingen van de bestaande verordenende plannen van aanleg, de ruimtelijke uitvoeringsplannen of het onderhavig ruimtelijk uitvoeringsplan blijven van toepassin