BIJLAGE 4: WATERTOETS

 

BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE

 

Het projectgebied Dam-West ligt in een waterrijk gebied. Ongeveer 1,5 kilometer ten westen van het projectgebied loopt de Schelde. Vlak ten westen van de Noorderlaan ligt het Asiadok. Ten noordoosten van Dam-West loopt het Albertkanaal. Vanuit het zuidoosten stroomt het Groot Schijn, een waterloop van eerste categorie noordwestwaarts.
Op 1 kilometer ten oosten van Dam_west wordt het Groot Schijn gevoed door het Klein Schijn (Wezelsebeek), een waterloop van tweede categorie. Verder stroomafwaarts buigt het Groot Schijn af naar het noorden.

 

Alle watertoetskaarten werden geraadpleegd: de hellingenkaart, de kaart met erosiegevoelige gebieden, de winterbedkaart, de kaart met overstromingsgevoelige gebieden, de kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden en de kaart met infiltratiegevoelige bodems. De meest relevante watertoetskaarten voor het studiegebied worden hieronder besproken.

Uit de kaart met overstromingsgevoelige gebieden kan worden afgeleid dat het westelijke deel van het projectgebied Dam-West niet overstromingsgevoelig is, terwijl het oostelijk deel van het gebied effectief overstromingsgevoelig is.

Omdat het niet om een recent overstroomd gebied gaat (cf. raadpleging ROG-kaarten), betreft het een deel van een gemodelleerd overstromingsgebied (MOG). De gebruikte modellen voor de afbakening van MOG’s zijn steeds gebaseerd op gedetailleerde topografische opmetingen van de gemodelleerde waterloop (in dit geval waarschijnlijk het Groot Schijn dat oostwaarts ligt of minder waarschijnlijk de Schelde die westwaarts ligt), waarbij om de 50 tot 200 meter dwars-profielen van de bedding van de waterloop opgenomen worden. Via een hydrologische (neerslag-afvoer) modellering en een hydrodynamische modellering zijn de modellen in staat om, na afijking, de waterstand (in m TAW) in de rivier en in de overstroomde gebieden te beschrijven voor geselecteerde buien. De aldus bekomen waterlijn wordt tenslotte in combinatie met informatie over de valleihoogte aangewend om de gemodelleerde overstromingsgebieden af te bakenen.

We kunnen hier aldus stellen dat de inkleuring als ‘effectief overstromingsgevoelig’ een resultaat is van een theoretische benadering op een grotere schaal (Vlaanderen). In de praktijk gaat het niet om een recent overstroomd gebied of om een risicogebied voor overstromingen.

 

Hierbij dient wel gesteld dat het gebied van Dam_west een hoge grondwaterstand kent, wat soms problemen geeft in kelders. Deze hoge grondwaterstand is toe te schrijven aan de opwaartse druk veroorzaakt door het Albertkanaal en de nabijgelegen dokken. Sommige delen van Dam_west bevinden zich onder het niveau van het wateroppervlak van de dokken en het Albertkanaal.

De kaart met de gebieden die gevoelig zijn voor grondwaterstroming werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er minder of meer aandacht moet uitgaan naar de effecten van in grepen op de grondwaterstroming. Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Voor de watertoets, die onder meer van belang is voor het evalueren van geplande bouwwerken, gaat de aandacht in de eerste plaats uit naar de ondiepe grondwaterstroming. Deze stroming kan worden beïnvloed of verstoord door ondergrondse constructies: tunnels, schachten, kelders, ondergrondse garages, damwanden, kwelschermen en dergelijke. Voor dergelijke constructies zijn meestal ook uitgravingen nodig, en vaak gaat de aanleg of de instandhouding ervan ook gepaard met het onttrekken van grondwater door drainering, tijdelijke bemaling of permanente bemaling. Ingevolge de vele waterlopen in de nabijheid van het projectgebied is het volledige projectgebied Dam-West gelegen in een zone die zeer gevoelig is voor grondwaterstroming (type 1). Wanneer in deze zone ondergrondse constructies gebouwd worden met een diepte van meer dan 3 m of een horizontale lengte van meer dan 50 m, dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.

De kaart met infiltratiegevoelige gebieden toont voor het ganse plangebied Dam-West niet infiltratiegevoelige bodems. Dit wil zeggen dat ze niet geschikt zijn voor infiltratie. De reden voor hun ongeschiktheid voor infiltratie ligt waarschijnlijk in het feit dat ze bebouwd zijn enerzijds, maar ook in de hoge grondwaterstand anderzijds.

Momenteel is het plangebied voorzien van een gemengd rioleringsstelsel. Hemelwater en afvalwater worden gemend afgevoerd via de Royerssluis naar de RWZI Kielsbroek gelegen ten zuiden van het stadscentrum op enkele kilometers van het plangebied.

Er zijn evenwel plannen (maken geen deel uit van voorliggend RUP!) om het plangebied op termijn af te koppelen en te voorzien van een gescheiden rioleringsstelsel. Om de problemen van de hoge grondwaterstand op te lossen en dit grondwaterpeil onder controle te houden denkt men eraan om de regenwaterafvoerleiding te voorzien o.v.v. poreuze (geperforeerde) buizen. Op deze manier kade grondwaterstand ter hoogte van Dam_west voldoende laag gehouden worden. Indien het grondwaterpeil te hoog komt, wordt het grondwater afgevoerd. Elders kan dit grondwater doorheen de poreuze buizen opnieuw in de bodem infiltreren.

 

Figuur 50

 

 [image]

 

Figuur 51 - ROG (Risicozones overstromingen)

 

 [image]

 

Figuur 52 - DHM (Digitaal HoogteModel)

 

 [image]

Figuur 53 - overstromingsgevoeligheid

 

 [image]

Figuur 54 - infiltratiegevoeligheid

 

 [image]

HET PLAN

 

De realisatie van het RUP brengt geen noemenswaardige toename van de verharde oppervlakte met zich mee (eerder status quo of beperkte afname van de verharde oppervlakte te verwachten).

 

Het RUP voorziet bovendien volgende maatregelen:

Bij nieuwbouw of uitbreiding is het verplicht om nieuwe daken aan te leggen als groendak, indien het dak een helling heeft van minder dan 15°;

De verplichting tot het aanleggen van een groendak vervalt voor de dakoppervlakte die voorzien wordt van een hemelwaterput waarvan de inhoud overeenstemt met de grootte van het dakoppervlak;

Voor verhardingen van onbebouwde ruimten gelegen buiten de zones voor publiek domein, mogen enkel waterdoorlatende materialen worden gebruikt;

Voor de Kalkstraat, Snellestraat en Joossensgang is verharding met asfalt evenmin toegelaten

 

Het plan voorziet ook dat voldaan wordt aan de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening m.b.t. de opvang en afvoer van hemelwater.

 

BESCHRIJVING EN BEOORDELING EFFECTEN

Conform artikel 8 van het decreet inzake integraal waterbeleid moet het RUP in het kader van de planvorming en het vergunningenbeleid getoetst worden op de watergerelateerde aspecten.

 

Watertoets op planniveau

Een eerste toetsing gebeurt op het planningsniveau.

Zoals reeds gesteld ligt het plangebied Dam-West niet in een recent overstroomd gebied of in een risicogebied voor overstromingen. Voor de hoge grondwaterstand wordt op termijn een oplossing voorzien. Deze oplossing wordt voorzien, los van dit plan.

Het volledige plangebied is gelegen in een zone die zeer gevoelig is voor grondwaterstroming (type 1). Wanneer in deze zone ondergrondse constructies gebouwd worden met een diepte van meer dan 3 m of een horizontale lengte van meer dan 50 m, dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.

De kaart met infiltratiegevoelige gebieden toont voor het ganse plangebied Dam-West niet infiltratiegevoelige bodems. De hoge grondwaterstand bevestigt dit. Dit wil zeggen dat de bodem in het plangebied niet geschikt is voor infiltratie.

In deze fase kan reeds gesteld dat in de geplande situatie:

de verharde oppervlakte niet toeneemt;

hemelwater afkomstig van gebouwen deels zal aangewend worden voor hergebruik (hemelwaterputten), en voor het overige vertraagd afgevoerd worden (groendaken).

hemelwater en afvalwater op termijn gescheiden zal worden. Hierbij wordt er door gebruik te maken van poreuze buizen voor gezorgd dat de grondwaterstanden ter hoogte van het plangebied niet voor problemen kunnen zorgen.

de vuilvracht mogelijk zal toenemen. Gezien de afkoppeling zal het volume dat naar het RWZI moet afgevoerd worden, evenwel afnemen (helpt overstortfrequentie stroomafwaarts dalen);

 

Er wordt niet verwacht dat het plan in negatieve effecten zal resulteren voor wat de waterhuishouding betreft.

 

Watertoets op projectniveau

Een tweede toetsing situeert zich op het inrichtings- en kavelniveau en gebeurt in een latere fase, wanneer meer nauwkeurige technische informatie beschikbaar is met betrekking tot de uitvoering van de diverse bouwwerken. Dit situeert zich op het vergunningenniveau, in het kader van de aanvragen van de vereiste stedenbouwkundige vergunningen.

Indien bemaling noodzakelijk is voor de aanleg van ondergrondse constructies, zal om de stabiliteit van de nabijgelegen weginfrastructuur niet in het gedrang te brengen, voor de concrete bouwprojecten waarbij bemaling nodig is, een technische studie moeten uitwijzen of maatregelen nodig zijn om de stabiliteit te garanderen. Conform Art. 8 van het Decreet Integraal Waterbeleid moet deze informatie voor concrete projecten aangeleverd worden bij de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning.