2.2 Scheldelandschap

De aanslibbende, zacht hellende ecologische oever typeert de bolle oevers langsheen de Schelde op regionale schaal. Het Droogdokkeneiland maakt met zijn slikken- en schorrenoever deel uit van dit landschappelijk geheel van groene open ruimten langs de Scheldeboorden en vormt de overgang tussen de stedelijke passage van de Schelde doorheen Antwerpen en de groene corridor die zich verder noordwaarts langs de haven uitstrekt. De ligging van het projectgebied in de bocht van de Schelde maakt de relatie met de groene Linkeroever bijna tastbaar.

Het Droogdokkenpark kenmerkt zich door een bijzonder landschap dat sterk beïnvloed wordt door de getijden. De getijdenoever zoals voorgesteld in het Masterplan Scheldekaaien, streeft een bijzonder contact met het water na, waar de getijdenwerking voelbaar is. De groene dijk die langzaam afhelt naar de Schelde brengt het water ook fysiek dichterbij, in tegenstelling tot de rest van de Scheldekaaien, waar door de rechte kaaimuur op 7mTAW toch een zekere afstand tot het water ontstaat.

Het Droogdokkeneiland vormt vooral een landschappelijke eenheid met het gebied van het Noordkasteel, waarbij de Royerssluis als centrale spil fungeert. Beide gebieden kenmerken zich door de verstrengeling van natuur- en cultuurlandschap.

Het projectgebied wordt omgeven door water onder invloed van getijden enerzijds en watervlakken met een constante waterhoogte anderzijds. De band met het water heeft op deze plek een lange en gevarieerde geschiedenis, waarvan sommige sporen tot vandaag bewaard gebleven zijn. In oorsprong lagen de mondingen van het Schijn en het Vosseschijn in het gebied. Ten gevolge van de meanders van de riviertjes was de grond er destijds eerder moerassig. In de zestiende eeuw werden vervolgens dijken opgericht als deel van de verdedigingswerken tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Het gebied tussen de Kattendijk en de Steendijk werd ingezet als zoetwaterbekken, met water aangevoerd door het Schijn. De sluis in de Kattendijk die het Vossenschijn naar de Schelde moest laten vloeien, bestaat nog steeds. Tot dan bleef dit gebied hoofdzakelijk ruraal, met de aanwezigheid van wol- en lakennijverheid die door het Schijn en het Vossenschijn van water en energie werden voorzien. Vanaf de negentiende eeuw werden met de bouw van het Kattendijkdok en het eerste droogdok de aanzet gegeven tot de gestage ontwikkeling van het droogdokkenareaal tijdens de industriële hoogdagen van de twintigste eeuw tot het wat desolate havengebied zoals we het vandaag kennen.

Water vormt bijgevolg een belangrijke structurele drager van het gebied en moet zoveel mogelijk ingezet worden in de ontwikkeling van het projectgebied. De historische gelaagdheid van het gebied kan hierbij een interessante insteek vormen voor het parkontwerp.

Zowel de Schelde als de droogdokken en het Kattendijkdok geven ten slotte ook aanleiding tot allerhande watergerelateerde activiteiten.