3.4 Algemene voorschriften

De voorschriften zijn een aanvulling op de Bouwcode die steeds moet worden toegepast. Indien er een strijdigheid is tussen beide, primeren de voorschriften van dit RUP.

De algemene voorschriften zijn van toepassing voor het gehele plangebied en dus voor elke zone.

 

0.1 Afstemming categorieën van gebiedsaanduiding

In artikel 2.2.3, §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering op 15 mei 2009, wordt opgelegd dat een stedenbouwkundig voorschrift ten allen tijden sorteert onder een categorie of subcategorie van gebiedsaanduiding.

0.2 Werken van algemeen belang

Onder nutsleidingen kan onder meer het warmtenet verstaan worden. De gemeenteraad keurde immers op 27 juni 2011 het klimaatplan (jaarnummer 920) goed waarin het zich engageert om onder andere tegen 2050 CO2-neutraliteit te bereiken. Daarin worden warmtenetten vermeld als belangrijke infrastructuur om de energietransitie naar een koolstofarme economie door te maken. Bij onderzoek naar de mogelijkheden voor een warmtetracé in Antwerpen Noord wordt in de wijk Luchtbal de focus gelegd op restwarmte vanuit de haven. Specifiek wordt ter hoogte van het plangebied het tracé van het warmtenet parallel met de Kempenstraat gepland.

0.3 Inpassing gebouwen in stedelijke, landschappelijke en historische context

Dit is een voorschrift om bij de vergunningsaanvraag te kunnen beoordelen of de inpassing in de stedelijke, landschappelijke en historische context op een voldoende kwalitatieve manier gebeurt. Hiertoe zullen volgende aspecten beoordeeld worden:

 

  • het respecteren van de historische constructies en infrastructuren;

  • het project overschrijdt de ruimtelijke draagkracht niet;

  • het bestaan van een kwaliteitsvolle relatie tussen de stedelijke en landschappelijke context;

  • een materiaalgebruik dat aansluit bij dat van gebouwen in de omgeving of er positief mee contrasteert.

 

0.4 Algemene ruimtelijke kwaliteit

De gebiedsontwikkeling van Kop Spoor Noord biedt in alle stadia van het planproces maximaal kansen en benut mogelijkheden om een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een hoge leefkwaliteit tot stand te brengen en deze in de tijd te handhaven.

Ruimtelijke kwaliteit is nauw verbonden met:

 

  • ruimtelijke differentiatie (gebruiks- en belevingswaarde);

  • flexibiliteit (toekomstwaarde);

  • de opgave en het concreet te realiseren programma;

  • landschappelijke en cultuurhistorische onderlegger en stedenbouwkundige uitgangssituatie;

  • de ruimtelijke invulling en ruimtelijke structuur.

 

Algemene ruimtelijke kwaliteit komt als volgt aan bod in de voorschriften:

In functie van de gewenste beeld- en belevingskwaliteit moeten de constructies en de inrichting van het gebied kwaliteitsvol uitgevoerd worden. Zowel de architectuur van de gebouwen als de vormgeving en inrichting van de buitenruimte moeten bijdragen tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit. Het Masterplan Eilandje, het Beeldkwaliteitplan Buitenruimte Eilandje, het Waterplan, het Groenplan en het Beeldkwaliteitplan Architectuur Eilandje vormen het afwegingskader voor het beoordelen van deze ruimtelijke kwaliteit en de goede ruimtelijke ordening.

 

0.5 Duurzame stedenbouw

Op stadsniveau wordt duurzame stedenbouw als volgt gedefinieerd: ‘Stedenbouw die in alle stadia van het planproces maximaal kansen en mogelijkheden benut om een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een hoge milieukwaliteit tot stand te brengen, en die deze in de tijd weet te handhaven, zodat ook toekomstige generaties daarin delen’.

Duurzame stedenbouw behelst aldus een ‘duurzame ruimtelijke ontwikkeling’ waarbij de ruimte beheerd wordt ten behoeve van de huidige generatie, zonder dat de behoeften van de toekomstige generaties in het gedrang gebracht worden. Daarbij worden de ruimtelijke behoeften van de verschillende maatschappelijke activiteiten gelijktijdig tegen elkaar afgewogen. Op deze manier wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit.

 

0.6 Duurzaam bouwen

De ambities op vlak van duurzaamheid moeten op een geïntegreerde wijze worden verwerkt tot een samenhangend ontwerp. Hierbij is het noodzakelijk dat kruisbestuivingen of verknopingen van verschillende thema’s in een kwalitatief plan worden verwerkt. Een goede beeldkwaliteit moet hand in hand gaan met onder meer een hoge belevingswaarde en een gevarieerd programma, met een duurzaam energieconcept en duurzame materialen.

Er moet worden nagegaan op welke manier architectuur en duurzaamheid elkaar kunnen ondersteunen. De consequenties van ontwerp- en duurzaamheidskeuzes moeten op elkaar afgestemd zijn. Een verantwoord materiaalgebruik is niet te rijmen met een overdadig materiaalgebruik. De afstemming van waterdoorlatende oppervlakten moet gebeuren in relatie met de ondergrondse parking. Het ontwerp beperkt het aantal bouwknopen en het constructiesysteem verzekert de kwalitatieve uitvoering van bouwknopen op bouwfysisch vlak (thermisch, luchtdichtheid).

Daarbij is duurzaamheid meer dan zuinig energie-, water- en materiaalgebruik maar vloeit het tevens voort uit een slim ontwerp dat flexibel en aanpasbaar is zodat een gebouw meerdere generaties met wisselend gebruik kan overleven. Hier wordt een pleidooi gevoerd om niet enkel aandacht te hebben voor de harde technische duurzaamheid, maar eveneens op het afstemmen ervan op de zachte culturele duurzaamheid.

Duurzaam bouwen richt zich op 3 onderdelen: energie, water en materialen. Elk van die onderdelen moeten op een analoge manier worden benaderd volgens het “triasprincipes”. Het triasprincipe omvat 3 stappen:

  • Beperk de vraag

  • Vul de resterende vraag op een hernieuwbare manier in

  • Spring zuinig om met eindige bronnen

 

0.7 Verschijningsvorm

0.8 Referentiepeil

Er wordt een vast referentiepeil opgelegd ten aanzien waarvan de geldende bouwhoogten worden uitgezet. Dit referentiepeil stemt overeen met de dokrand die op het grafisch plan is aangeduid. Dit referentiepeil ligt op een hoogte van 6,29 TAW.

0.9 Maatregelen in functie van akoestiek en lucht

0.10 Hoogbouw

De bepaling is bedoeld om er voor te zorgen dat effecten van hoogbouw worden onderzocht. Hoogbouw is tenslotte een bijzondere bouwvorm. Het is een gebouw dat zich duidelijk van het gemiddelde onderscheidt als zijnde hoger. Hoogbouw is contextueel, dus zal de drempelhoogte van 50,00m bewust niet als ijzeren regel worden gehanteerd. Het blijft mogelijk om gebouwen die lager zijn als hoogbouw te beschouwen en beoordelen. Hoogbouw bepaalt de skyline. Daarom gaat er bijzondere aandacht naar het stadsbeeld. Hoogbouw is atypisch in de wijk, buurt of straat wat betekent dat de beeldkwaliteit een architecturale afweging vereist. Hoogbouw telt ruim wat voordelen zoals het uitzicht, de beperkte grondinname, de compacte bouwvorm, de energetische uitdagingen, … maar hoogbouw wordt ook getypeerd door knelpunten zoals windval op het maaiveld, de vermindering van licht- en zonnetoetreding in de omgeving, het gebrek aan integratie in de omgeving, … Op basis van de rapportering van de effecten wordt er afgewogen en beoordeeld. De beoordelingscriteria, de werkwijze evenals de selectie van gebieden zijn beschreven in de HoogBouwNota van de stad Antwerpen.