12 BIJLAGE 8: WATERTOETS

Het plangebied bevindt zich in het bekken van de Benedenschelde, meer bepaald in het deelbekken van de Schelde Haven.

Door het plangebied zelf lopen geen waterlopen. In de directe omgeving zijn een aantal dokken gelegen die als bevaarbare waterloop geklasseerd zijn in de VHA. Het Kempisch dok ligt ten noorden van het plangebied, enkel gescheiden door een vrachtwagenparking. Het Asiadok ligt ca. 100m ten noordoosten en het Willemdok ca. 200m ten zuidwesten van het plangebied.

Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (BS 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd.

Sinds het Uitvoeringsbesluit van 1/03/2011 is de kaart van overstromingsgevoeligheid (2011) verplicht te raadplegen. De andere watertoetskaarten zijn niet meer verplicht te raadplegen in het kader van de watertoets maar kunnen eventueel wel nuttige informatie opleveren.

Het plangebied ligt niet in overstromingsgevoelig gebied (2011). De andere kaarten leveren volgende informatie op:

  • Het gehele plangebied is zeer grondwaterstromingsgevoelig (type 1);

  • Het gehele plangebied is niet infiltratiegevoelig;

  • Het plangebied is gedeeltelijk erosiegevoelig door de helling van de taluds langs de Noorderlaan.

Gezien het plangebied zeer grondwaterstromingsgevoelig is, dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie indien een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m. Dit is bij onderhavig project zeker het geval: er worden 3 ondergrondse bouwlagen voorzien met een lengte van ca. 220m. Er dient bijgevolg advies gevraagd te worden volgens bovenstaande regelgeving.

 [image]

Erosiegevoeligheidskaart

 

 [image]

Hellingenkaart

 

De erosiegevoeligheid van het gebied is irrelevant omdat er geen landbouwpercelen voorkomen.

Het afvalwaterbeleid wordt gestuurd via de gemeentelijke zoneringsplannen, waarin afgebakend wordt welke zones te rioleren zijn en in welke zones IBA’s moeten komen (al dan niet collectief beheerd). Het plangebied valt volledig binnen het “centraal gebied”.

De invulling van het plangebied voorziet de mogelijkheid van bijkomende gebouwen en/of verharde oppervlakten. Het RUP dient steeds te beantwoorden aan de vigerende normen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Deze verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt.

In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd.

De opvang en afvoer van hemelwater afkomstig van de gebouwen dient in overeenstemming met deze verordening opgevangen worden op het terrein zelf, waardoor er geen effecten te verwachten zijn op de waterhuishouding.

Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening dient het buffervolume van een infiltratievoorziening in verhouding te staan tot het gerealiseerde infiltratiedebiet. Het buffervolume van de infiltratievoorziening dient minimaal 300 liter per begonnen 20 m² referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. De oppervlakte van de infiltratievoorziening dient minimaal 2m² per begonnen 100m² referentieoppervlakte van de verharding te bedragen. Van deze afmetingen kan slechts afgeweken worden indien de aanvrager aantoont dat de door hem voorgestelde oplossing een afdoende buffer- en infiltratiecapaciteit heeft.

Indien het plangebied (ca. 2 ha) volledig zou verhard worden – wat niet het geval zal zijn – komt dit overeen met een minimale infiltratieoppervlakte van 400m² en een minimaal buffervolume van 300m³. Tevens zal in de mate van het mogelijke hergebruik van hemelwater (sanitair,…) plaatsvinden.

Milderende maatregelen voor de discipline water zijn:

  • advies aanvragen m.b.t. de ondergrondse bouwlagen (diepte groter dan 5m en horizontale lengte groter dan 100m);

  • toepassen van het Hemelwaterbesluit.

Er zijn vanuit de discipline water geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten, wanneer de geformuleerde aanbevelingen worden gevolgd.

 

 [image]

Situering plangebied op de zoneringsplannen