4.1 Water

In mei 2011 werd een onderzoek opgeleverd naar de waterhuishouding en watergevoeligheid op de site Havana. De aanleiding van dit onderzoek was de overstromingsgevoeligheid van het oostelijk deel van het plangebied.

 

In de periode van dit onderzoek werden verschillende ruimtelijke programma’s op de site geprojecteerd. Een definitieve invulling van de site Havana was nog niet gekend.
De studie spitste zich toe op een tiental ontwikkelingsscenario’s op basis van de geprojecteerde ruimtelijke programma’s.

 

De conclusie van de studie luidt als volgt:

De oostelijke zone van het projectgebied, die op de watertoetskaarten nog aangeduid staat als overstromingsgevoelig, blijkt niet meer overstromingsgevoelig te zijn door de recente werkzaamheden aan de Schijnkoker.

Er zijn geen uitvoeringsdetails over de scenario’s gekend, waardoor nog geen gedetailleerde inschatting van de effecten op de waterhuishouding mogelijk is. Er zijn ook te weinig gegevens gekend over de huidige bodemopbouw, -bodemeigenschappen en grondwaterregime. Dit wordt best in kaart gebracht met een aanvullende terreininventarisatie en meetcampagne.

Het oprichten van verharde oppervlakken moet gecompenseerd worden met de aanleg van infiltratie- of buffervoorzieningen. De oppervlakte die hiervoor nodig is in de vorm van buffergrachten of –vijvers werd per scenario berekend (met de aanname van 100% verharding). Op vlak van verharding en hemelwaterbuffering is elk scenario uitvoerbaar, op voorwaarde dat er voldoende compenserend buffervolume voorzien wordt. In ieder geval heeft infiltratie de voorkeur op buffering met vertraagde lozing, op voorwaarde dat uit aanvullend onderzoek blijkt dat er goede infiltratiemogelijkheden zijn.

Enerzijds bevindt de projectsite zich aan de rand van het kunstmatige havengebied, met in de huidige situatie o.a. een opgehoogd maaiveld, grote verharde oppervlakken en grote (bedrijfs-)gebouwen met vermoedelijk ondergrondse structuren. Het grondwaterstromingspatroon is m.a.w. in de huidige situatie al in min of meerdere mate verstoord. Anderzijds is er volgens de BWK geen belangrijke grondwaterafhankelijke vegetatie of natte natuur in de onmiddellijke omgeving ten oosten van de site ‘Havanastraat’. De A12 betekent waarschijnlijk een hydrologische barrière tussen de projectsite en het vochtige natuurgebied Oude Landen in het noorden. Daarom is de huidige inschatting (op basis van de beperkte gegevens die voorhanden zijn) dat de impact van ontwikkelingen in dit gebied op de grondwaterstroming en het effect op natuurwaarden vermoedelijk eerder beperkt blijft. Op de grondwaterkwets-baarheidskaart blijkt de projectsite zich in het gebied met verzilt grondwater te bevinden. De diepte van het grensvlak tussen zoet en zout water is op basis van deze kaart echter niet af te leiden. In de verzilte gebieden is het vooral van belang dat bij de aanleg en instandhouding van ondergrondse constructies de grondwaterstroming niet in die mate verstoord wordt (bvb. ten gevolge van bemalingen) dat er verzilting van het zoete water optreedt. Veel zal echter afhangen van de uitvoeringsdetails, zoals aanwezigheid en afmetingen van de ondergrondse structuren, en de duur en grootte van eventuele tijdelijke bemalingen. Die details zijn in dit stadium nog niet gekend, zodat er nog geen gedetailleerde inschatting van de effecten kan gebeuren. Het is daarom wenselijk om de aspecten verstoring van het grondwaterstromingspatroon en effecten op de verzilting verder te onderzoeken op basis van aanvullende gegevens over de bodemeigenschappen, het grondwaterregime, de verziltingstoestand en uitvoeringsdetails van de scenario’s.

De (theoretisch) maximaal te verharden oppervlakte is op 2 manieren bepaald. Indien het hemelwater in grachten gebufferd wordt, is er 169921 m2 of 88% verharding mogelijk. Indien de laag gelegen oostelijke zone als buffervijver of -plas ingericht wordt, is er 135558 m² of 70% verharding mogelijk.

 

De Zone voor Groen valt grotendeels samen met het deel van het terrein dat volgens de watertoetskaart effectief overstromingsgevoelig is en tijdens de extreme storm van september '98 overstroomd was.

 

Door de VMM - afdeling Operationeel Waterbeheer zijn ondertussen zeer ingrijpende werken uitgevoerd om overstromingen in de toekomst zoveel mogelijk te vermijden. De kans dat het perceel met overstromingen te maken krijgt, is dan ook aanzienlijk kleiner geworden. Evenwel hebben de meest recente modellen uitgewezen dat bij een hoog klimaatscenario delen van dit terrein wel onder water komen te staan.

Omdat overstromingen nooit helemaal kunnen uitgesloten worden, vraagt dienst VMM - afdeling Operationeel Waterbeheer dat er enkele voorzorgen worden genomen om het risico op wateroverlast tegen te gaan, vooral in het oostelijke deel van het gebied dat lager gelegen is. Een inrichting als open ruimte sluit hier goed op aan maar ook in het noordelijke deel

waar men volgens de ontwikkelingsvisie bebouwing voorziet, dient men hier aandacht voor te hebben bij de verdere concretisering van de plannen, bijvoorbeeld met een voorzorgsmaatregel zoals het voorzien van een dorpelpeil, minimaal 30 cm boven het huidige maaiveldpeil. Dit is in de voorschriften opgelegd.

 

Maar er zijn meer voorzorgsmaatregelen die bij uitvoering kunnen meegenomen worden:

  • Garandeer in alle omstandigheden de waterafvoer van het gebouw. Desnoods door een pompinstallatie.

  • Een overstroming veroorzaakt extra druk op de riolen. Met omgekeerde stroming als mogelijk gevolg. Terugslagkleppen op de regenwaterafvoer en de vuilwaterafvoer verhinderen dat.

  • Vermijd een ondergrondse stookolietank of een tank met te lage vul- en ontluchtingsopeningen. De tank kan opdrijven of stookolie verliezen.

  • Bouw bij voorkeur geen ondergrondse constructies bij nieuwbouw, tenzij eventueel als kruipkelder. Kiest u toch voor ondergrondse ruimten, bewaar er dan geen kostbaar materiaal. Ook ruimten met waterdichte bodems en wanden ontsnappen niet altijd aan het overstromingswater.

  • Zorg voor (regen)putten met waterdichte en verankerde deksels. Zo voorkomt u dat overstromingswater insijpelt.

  • Bouw bij voorkeur op kolommen of werk met een overstroombare kruipkelder. Zo neemt u geen overstromingsruimte in.

  • Hoog het terrein alleen op waar dit echt noodzakelijk is. Hoog in elk geval nooit de tuin op. Zo neemt u minder overstromingsruimte in.

  • Graaf ergens op uw perceel eenzelfde oppervlakte en volume af, boven de hoogste grondwaterstand. Zo compenseert u de inname van overstromingsruimte.

 

Op www.watertoets.be staat meer informatie over bouwen in overstromingsgevoelige gebieden.