5.5 Algemene concepten

 

5.5.1 Algemene houding: duurzaam en intensief ontwikkelen

Aan de basis van de ontwikkeling ligt een houding die duurzaamheid en intensivering voorop stelt. Deze houding wordt vertaald in verschillende aspecten: compact bouwen, bouwen in synergie en bouwen in relatie tot water.

 

Door de bebouwbare oppervlakte compact te organiseren dwingt het plan tot zuinig omgaan met de oppervlakte en tot doordacht ontwerpen en bouwen.
Zuinig omgaan met ruimte heeft een aantal voordelen. Compact bouwen leidt tot duurzaam bouwen, het vraagt minder infrastructuur en laat meer ruimte voor ongekende ontwikkelingen op lange termijn. Ook wordt door compacte bebouwing de inname van de open ruimte beperkt.

 

Bouwen in synergie heeft betrekking op het creëren van een ruimtelijke samenhang tussen de verschillende programma’s. De architectuur van gebouwen en de inrichting van openbare ruimte dragen hiertoe bij. Tegelijk heeft synergie betrekking op het functioneren van de verschillende programma’s, op het zoeken naar overlappende programmaonderdelen en deze vervolgens in te zetten voor gezamenlijk gebruik.

 

Bouwen in relatie tot water vraagt aandacht voor de invloed van de bebouwde of verharde ruimte op de waterhuishouding van de omgeving. Het algemeen principe van het vasthouden van water, bergen en vervolgens afvoeren wordt gehanteerd.

5.5.2 Algemene ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit

Gezien de stedelijke ambitie van het RUP Havanastraat, is architecturale kwaliteit van groot belang. In functie van de gewenste beeld- en belevingskwaliteit moeten de constructies en de inrichting van het gebied kwaliteitsvol uitgevoerd worden. Zowel de architectuur van de gebouwen als de vormgeving en inrichting van de buitenruimte moeten bijdragen tot een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit.

Alle constructies moeten uitgevoerd worden met het oog op de functionaliteit (het gebruik van de ruimten), de herkenbaarheid (aard van de activiteiten en locatie) en het verhogen van de beeldkwaliteit (plaatsing en vormgeving).

 

De gebiedsontwikkeling van het gebied Havana volgt het principe van de duurzame stedenbouw of stedenbouw die in alle stadia van het planproces maximaal kansen en mogelijkheden benut om een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een hoge milieukwaliteit tot stand te brengen. Dit betekent concreet dat projecten zowel conceptueel, constructief, als esthetisch voor lange tijd zijn bedacht en uitgevoerd en dit in harmonie met de omgeving.

De constructies en de inrichting van het gebied moeten voldoen aan de gewenste milieukwaliteit. Zowel de vormgeving en de uitrusting van de gebouwen als de inrichting en uitrusting van de buitenruimte moeten een zo minimaal mogelijke milieubelasting tot stand brengen (en waar mogelijk een verbetering van het milieu en een verhoging van de leefbaarheid).

 

Zoals te begrijpen uit de lucht- en geluidstudies en het plan-MER zijn zowel de luchtkwaliteit als de geluidhinder op de Havanasite niet ideaal. De kazerne is voor beide aspecten nog de ‘beste’ locatie van de ganse site, maar ook hier is de omgeving verre van ideaal om te wonen, of functies onder te brengen voor kwetsbare groepen.

EMA, dienst energie en milieu van de stad Antwerpen, dringt erop aan een (geïntegreerde) studie te laten uitvoeren naar effectieve maatregelen, die ervoor zorgen dat de opgegeven referentie- of grenswaarden voor geluid en luchtkwaliteit niet overschreden worden.

 

Onderaan wordt het beoordelingskader luchtkwaliteit en geluidshinder voor kwetsbare groepen ter info meegegeven.

 

Beoordelingskader luchtkwaliteit en geluidshinder voor kwetsbare groepen
(scholen en kinderdagverblijven)

 

Op zoek naar een beoordelingsmethode die rekening houdt met de extra gevoeligheid van kinderen wordt door de stad Antwerpen momenteel een beoordelingskader gevoelige doelgroepen uitgewerkt. Dit beoordelingskader is van toepassing wanneer nieuwe scholen en kinderdagverblijven worden gebouwd of bestaande scholen en kinderdagverblijven worden uitgebreid.

 

Voor luchtkwaliteit wordt van volgende overwegingen uitgegaan:

 

NO2

t.e.m. 38 µg/m³

39 µg/m³ - 40 µg/m³

41 µg/m³ - 43 µg/m³

44 µg/m³ en meer

Positief

Negatief

 

C

 

 

C

Mogelijke maatregelen

C

Mits remedieerbaar

D

Niet-remedieerbaar

D

 

  • Positief advies: onder de 38 µg/m³, maar

  • Risicozone type 1: 38 µg/m³ - 39 µg/m³(onder de EU-norm van 40 µg/m³)

  • Risicozone type 2: 40 µg/m³ - 43 µg/m³ (met remedieerbare toestand)

  • Negatief advies: vanaf 44 µg/m³ en voor gebouwen tussen EU-norm van 40 µg/m³ en 43 µg/m³ met niet-remedieerbare toestand

  • boven de 44 µg/m³ kan niet meer gebouwd of verbouwd worden

  • functies in de zone ≥ 40 µg/m³ krijgen geen bouw- of verbouwvergunning als ze gelegen zijn of gepland worden op een locatie waar geen belangrijke en voldoende brede verkeersluwe zijde is voorzien

 

Mogelijke maatregelen:

  • Ingrepen op het niveau van het gebouw: voorzien van een ventilatiesysteem, waarvan de aanzuiging is aangebracht aan de meest verkeersluwe zijde van het gebouw.

  • Ventilatiesysteem is bij voorkeur gekoppeld aan een filtersysteem met actieve koolstof (zodat ook de gasvormige NOx-en kunnen ‘afgevangen’ worden).

  • Lokalen aan de straatzijde enkel gebruiken voor tijdelijke functies (bijv. refter, tekenklas, …)

  • Ommuren van de speelplaats van de school, zodat er afdoende afscherming is van de verkeersemissies.

 

 

 

Voor geluid wordt van volgende overwegingen uitgegaan:

 

 

< 58dB (Lden)

58-62dB (Lden)

63-67dB (Lden

>= 68dB (Lden)

Advies

 

C

 

 

C

+

milderende maatregelen

C

indien verkeersluwe zijde

D

indien geen verkeersluwe zijde

D

 

Mogelijke maatregelen zijn:

  • Toepassen van de Belgische norm NBN S 01-400-2 “Akoestische criteria voor schoolgebouwen” met als aanvulling een streven naar een geluidsbelasting van Laeq = 55dB tijdens de speeltijden;

  • Maatregelen nemen om de akoestiek binnen in de klaslokalen en andere lokalen te optimaliseren (BIM, 2014);

  • Beroep doen op een geluidsspecialist om bovenstaande 2 maatregelen correct toe te passen.

  • Overzichtsplan van het projectgebied aanpassen aan de aanwezigheid en positionering van de verschillende geluidsbronnen tegenover de geplande gebouwen;

  • Het grondplan, volumes en oriëntaties van de verschillende lokalen en functies binnenin de gebouwen aanpassen aan de geluidsbronnen. Voorbeeld: slaapruimtes langs minst belaste zijde, kleedruimtes, technische lokalen… langs meest geluidbelaste zijden;

  • Zo groot mogelijke bufferzone tussen de gevoelige functies en lokalen en de geluidsbronnen;

  • Gebruik van geluidswerende gevels;

  • Gebruik van akoestisch isolerende materialen;

  • Vermijden van reflecterende materialen (vb. bakstenen muur rond speelplaats).

5.5.3 Waterberging

Retourbemaling tijdens de werken

Het onttrekken van grondwater leidt niet alleen tot het verlagen van het grondwater in de een sleuf of in een bouwput, maar ook tot verlagingen van de grondwaterstand in de omgeving. Deze verlagingen in de omgeving kunnen in sommige gevallen ongewenst zijn. Hierbij valt te denken aan het negatief beïnvloeden van:

  • Door grondwater verplaatsbare verontreinigingen

  • Zettingen, verlagingen beneden de historisch laagste grondwaterstand in zettingsgevoelige bodem

  • Archeologische vindplaatsen

  • De grondwaterstand in een “nat” natuurgebied

  • Grondwateronttrekking van derden

  • Verdroging parken en groenstroken

  • Zoet-zoutwatergrens

 
Overstromingsgevoeligheid

de oostelijke groenzone moet steeds kunnen overstromen en voor de overige bebouwing op de site dienen minimaal de principes van overstromingsveilig bouwen toegepast te worden aangezien overstromingen niet uitgesloten zijn. De overstromingspeilen dienen hierbij steeds afgestemd te zijn op de meest recente en accurate modelgegevens.

Collectief open grachtensysteem naar Wadi in zone Ge

Bij het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning is een afwijking op de verplichting tot bufferen van water op eigen terrein te verantwoorden omdat gestreefd wordt naar een collectief open grachtensysteem op openbaar domein richting groenzone.
In de groenzone kan tussen de bestaande nutsinfrastructuur en de zone Ce3 een wadi aangelegd worden voor het vertraagd afvoeren van hemelwater van de zone De, en eventueel andere zones.

Het overschot aan regenwater van de grootschalige detailhandel en andere bebouwing binnen het plangebied kan na hergebruik overlopen in een grachtenstelsel langs de centrale groene as. De wadi kan op zijn beurt via een nieuwe gracht verbonden worden met de bestaande gracht aan de voet van het talud van de snelweg. De overstortgracht van wadi naar de gracht aan de voet van de talud of de ingekokerde gracht aan de zijde van Oude Landen (zie referentieplan open ruimte) loopt langsheen de centrale as doorheen de open ruimte.

 

Volgens de beschikbare gegevens (grafisch plan, referentieplan open ruimte en ecostudie met oa thema water, 2011) zijn er volgende elementen om het hemelwater van de gebouwen en verharde oppervlakten te bufferen en vertraagd af te voeren:

 

De grondwaterstand is vrij hoog in de oostelijke zijde van het plangebied dus er is mogelijks maar een buffercapaciteit van 25 cm hoog boven die grondwaterstand.

 

Gracht 6,75 m breed x 295 m lengte = 1.991 m²  

met bufferend vermogen van 0.2 m³/m²  of  ca  400 m³

Wadi 4.920 m²                                                             

met bufferend vermogen van 0.25m³/m² of ca 1.235 m³                           

Totaal           1.635 m³            

 

1.635 m³ = 1.635.000 L dat kan gebufferd worden.
Stel dat 20.000 m² dakoppervlakte afwatert naar de gracht en wadi.

Dit geeft een buffervermogen van 80 l/m² (een extensief groendak heeft een bufferend vermogen van 35 l/m²).

                                                           

Raming realisatie gracht / wadi (VH = vermoedelijke hoeveelheid)

  • Uitgraving voor gebruik binnen de werf    VH  7.000 m³        4,5 €/m³      31.500 €

  • Plaatselijk ophoging herbruik gronden      VH 7.000 m³        2,75 €/m³         19.250 €

  • Profileren bermen wadi en gracht                VH 1.500 m²        3,5 €/m³            5.250 €

  • Profileren terrein grondbalans                      VH 20.000 m²    1.25 €/m³         25.000 €

  • Aanleg grasland bezaaiing                            VH 200 are         75 €/m³           15.000 €

  • Hydraulische bezaaiing bermen                    VH 15 are          130 €/m³           1.950 €

  • Maaien vlakke grasvegetaties 2beurt/j/2j     VH 800 are        6,50 €/m³           5.200 €

  • Maaien taluds 2 beurt/j/2j                             VH 60 are       30,00 €/m³        1.800 €

Totaal excl BTW                                                                                         104.950 €

In de raming zit 2 jaar onderhoud ( extensief eco maaibeheer ) verwerkt maar geen verder aanplant of realisatie bruggen en wegen parkaanleg.

 

Filtering regenwater

In de algemene voorschriften staat dat het regenwater afkomstig van parkeerruimte gefilterd dient te worden met olie-afscheiders. Betreffende deze filtering van het potentieel verontreinigd hemelwater moeten de KWS afscheiders regelmatig onderhouden worden, geïnstalleerd worden met sedimentvang en coalescentiefilter, en voldoen aan EN 858 en DIN 1999, teneinde de infiltratietapaciteit en de kwaliteit van het grondwater en

het oppervlaktewater te beschermen. Dit moet in de latere vergunningen worden opgelegd.

5.5.4 Warmtenet

Collectieve warmtevoorziening met het oog op aansluiting op een warmtenet

 

De stad plant in samenwerking met haar partners de aanleg van een stadswarmtenet voor de wijken Luchtbal en Rozemaai en enkele naburige industriegebieden. Dit staat beschreven in het plan van aanpak zoals goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen op 12/12/2014. De aanleg van dit warmtenet zal de energievoorziening van de stad verder verduurzamen en verzekeren voor de toekomst. De aangesloten gebouwen zullen op die manier toegang krijgen tot een schone en betrouwbare warmtebron. Zo wordt tenslotte ook de druk op de luchtkwaliteit in de omgeving verminderd. Voor de verwarming van de gebouwen en warm water is er immers geen verbranding meer nodig van fossiele brandstoffen op de site.

 

Het plangebied behoort ook tot het leveringsgebied van het toekomstige warmtenet. Elke nieuw op te richten gebouw met een zekere warmtevraag ( tot 70 °C) moet dus de nodige voorzieningen treffen om aan te sluiten op het warmtenet. Binnen het plangebied geldt bovendien een aansluitverplichting op het warmtenet voor zover dit warmtenet reeds werd gerealiseerd.

 

Indien op het moment van de vergunningsaanvraag onvoldoende garanties bestaan over de beschikbaarheid van het warmtenet, wordt de warmtevoorziening voor de gebouwen collectief georganiseerd. Eén warmteproductie-eenheid per bouwvolume is daarbij een goed uitgangspunt.

 

Ook de bouw van een warmtecentrale (eventueel met schouw en al dan niet met bijhorende ondersteunende of educatieve ruimte) is toegelaten. De warmtecentrale kan dienst doen voor warmteopwekking, warmteopslag of booster pompstation. Het maximaal bouwvolume van de warmtecentrale is beperkt tot 4500 m³, exclusief schouw. De inplanting, het volume en de architecturale uitwerking van de warmtecentrale moet geïntegreerd worden in de omgeving.

 

De transportleiding is immers gepland langs de havanna-site. Het is mogelijk dat het warmtedistributienet zone Luchtbal wordt afgetakt op Havanna voor verdere wijkverdeling. In dat geval is er behoefte aan een warmtecentrale/ warmteopslag/ boosterpompstation. Vroeger werd deze ingetekend in een verdichtingslocatie in wijk Luchtbal maar dit project is naar timing een te groot risico momenteel om er van uit te gaan dat in dit programma een warmtecentrale kan opgenomen worden.