Voorafgaand

 

1 Leeswijzer

 

Bijlage III bestaat uit een toelichtingsnota. Hieronder volgt de inleiding bij de toelichtingsnota: hierin is de opbouw en de samenstelling van het GRUP Oosterweelverbinding weergegeven met een opsomming van de wettelijke inhoud volgens het decreet houdende de ruimtelijke ordening. Eveneens is een opsomming gegeven van de bijlagen die bij het GRUP Oosterweelverbinding thuishoren.

In de inleiding is eveneens de aanleiding en het doel van het GRUP Oosterweelverbinding kort uiteengezet.

De toelichtingsnota is opgesplitst in een tekstgedeelte en een kaartenbundel.

Het tekstgedeelte van deze toelichtingsnota bestaat uit 7 grote onderdelen:

  • de planningscontext (hoofdstuk 1, 2, 3 en 4),

  • de analyse van de bestaande feitelijke en juridische context (hoofdstuk 5);

  • het overzicht van de relevante elementen uit de verschillende studies die bepalend zijn voor de keuze van het tracé (hoofdstuk 6, 7, 8, 9, 10 en 11)

  • de verantwoording bij de keuze van het tracé (hoofdstuk 12);

  • de visie, doelstellingen en ruimtelijke concepten bij de aanleg van de Oosteweelverbinding en de gehanteerde uitgangsprincipes en de ontwerpvisies (hoofdstuk 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19),

  • de motivatie van de grenzen van het GRUP (hoofdstuk 20),

  • de ruimtebalans en de tabel met de stedenbouwkundige voorschriften (hoofdstuk 21 en 22).

De verklarende woordenlijst in bijlage geeft een beschrijving van de gebruikte terminologie en afkortingen.

De kaartenbundel bevat alle relevante beeldmateriaal ter verduidelijking bij de teksten.

De planningscontext geeft een overzicht van de belangrijkste relevante plandocumenten voor het studiegebied. Per plandocument wordt dezelfde methodiek gehanteerd:

  • in een eerste kader wordt de status, de opdrachtgever en de auteur van het document weergegeven;

  • hierna worden de relevante elementen opgesomd, waarbij de bindende bepalingen worden onderscheiden van de richtinggevende;

  • in een tweede kader worden de relevante elementen van het plandocument al dan niet nogmaals samengevat. Als laatste wordt een conclusie weergegeven. In deze conclusie wordt in voorkomend geval de impact op het GRUP aangegeven.

De planningscontext wordt in kaart gebracht op 2 schaalniveau’s: de planningscontext op macroniveau en de planningscontext op mesoniveau. Bij de planningscontext op macroniveau zijn de bindende bepalingen uit de verschillende plannen op Vlaams en provinciaal niveau op kaart weergegeven. Bij de kaart op mesoniveau zijn zowel de bindende als de richtinggevende bepalingen uit de verschillende plannen op een lager planniveau weergegeven.

Als slot wordt het Masterplan nader toegelicht, waarbinnen de Oosterweelverbinding wordt gekaderd.

De bestaande feitelijke en juridische toestand van het gebied waarbinnen de Oosterweelverbinding wordt gepland, wordt besproken en grafisch weergegeven.

Hierna volgt een samenvatting van de conclusies van de verschillende onderzoeksdocumenten (planMER, RVR, MKBA, SIA). Uit deze onderzoeken wordt de keuze van het tracé bepaald, worden de gevolgen van deze keuze besproken en mogelijke milderende maatregelen aangegeven.

Na de keuze van het tracé worden de visie, doelstellingen en ruimtelijke concepten, evenals de uitgangsprincipes en ontwerpvisies besproken. Deze zijn geïlllustreerd met concepttekeningen. Tenslotte volgt een motivatie voor de grenzen van het GRUP.

De ruimtebalans is een weergave van de gewestplanbestemmingen die worden gewijzigd op het moment dat het GRUP Oosterweelverbinding van kracht is. Per gewestplanbestemming wordt de oppervlakte die wordt omgezet in een nieuwe bestemming aangegeven.

De stedenbouwkundige voorschriften worden weergegeven in tabelvorm. In de linkerkolom worden de eisen gesteld aan inhoudelijke elementen beschreven. Dit zijn elementen die niet verordenend zijn, maar een inhoudelijke verduidelijking geven bij wat uiteindelijk als verordend stedenbouwkundig voorschrift zal worden opgenomen in bijlage II. De middelste tabel geeft integraal de verordenende stedenbouwkundige voorschriften weer. De laatste kolom is een opsomming van de op te heffen voorschriften die momenteel van kracht zijn volgens het geldende gewestplan of bijzondere plannen van aanleg.

2 Samenstelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in de zin van het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999.

Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat:

  • een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; (Bijlage Ia en Ib_1, Ib_2);

  • de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichtingen en/of het beheer (Bijlage II);

  • een weergave van de feitelijke en juridische toestand (Bijlage IIa en IIb);

  • de relatie met het ruimtelijk structuurplan waarvan het een uitvoering is ”Het gewestelijk RUP Oosterweelverbinding is een uitvoering van de bindende bepalingen van het RSV. Het Vlaams Gewest duidt de wegvakken voor de noordelijke sluiting van de ring (R1) aan in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Voor de nieuw aan te leggen wegvakken worden door het Vlaams Gewest in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen terreinen gereserveerd.” (Bijlage IIIa);

  • een opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en opgeheven worden (Bijlage IIIa);

  • een plan-MER (plan milieueffectrapport - Bijlage IV) 1 inclusief de passende beoordeling en de watertoets;

  • een RVR (ruimtelijk veiligheidsrapport - Bijlage V) 2;

Het grafisch plan (Bijlage Ia en Ib) en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (Bijlage II) hebben verordenende kracht.

De teksten en kaarten van de toelichtingsnota (Bijlage IIIa en IIIb), de plan-MER (Bijlage IV), het RVR (Bijlage V), hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

Volgende documenten worden eveneens als bijlage toegevoegd ter verduidelijking en in functie van de leesbaarheid van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding:

  • Beslissing Cel MER (Bijlage VI);

  • Beslissing Cel VR (Bijlage VII);

  • Sociale Impact Analyse (Bijlage VIII);

  • Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (Bijlage IX);

  • Aanvullende stukken m.b.t. het aspect mobiliteit (Bijlage X);

  • Aanvullende stukken m.b.t. het aspect natuur (Bijlage XI);

  • Aanvullende stukken m.b.t. het aspect water (Bijlage XII);

  • Beschrijving van het tracé (Bijlage XIII);

  • Overzicht overige overlegmomenten voorontwerp GRUP (Bijlage XIV).

 

3 Aanleiding en doel van de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

 

Antwerpen beschikt over een zeer uitgebreid wegennet en ligt op het kruispunt van verschillende belangrijke internationale wegen (E17, E19, E34-N49, A12). Al deze wegen worden verbonden door de kleine ring rond Antwerpen (R1).

Het autoverkeer op de ring rond Antwerpen ondervindt meer en meer problemen als gevolg van verkeersopstoppingen en files – zogenaamde congestie – door structurele knelpunten, ongevallen, wegenwerken en incidenten.

De congestie heeft zware gevolgen voor de bereikbaarheid van de Antwerpse agglomeratie en vooral voor de haven en de industrie rond de haven.

De R1 lijdt aan oververzadiging. Bij ongevallen of werken zijn geen haalbare alternatieven beschikbaar.

Om een antwoord te bieden op deze problemen, werd in 1997 het Masterplan Antwerpen3 opgesteld waarbij na onderzoek en afweging een reeks projecten zijn aangereikt die beschouwd kunnen worden als de “prioriteit der prioriteiten”.

Het gaat hierbij o.m. om de sluiting van de kleine ring (de Oosterweelverbinding), de optimalisatie van de Singel, de herinrichting van een aantal gewestwegen, een aantal stedelijke openbaar vervoersprojecten (tram) en enkele optimalisatieprojecten voor het waterwegentransport.

 

 

Wat houdt dit RUP in

Het gewestelijk RUP ‘Oosterweelverbinding’ is een belangrijke stap in de uitvoering van het Masterplan Antwerpen. Het omvat het sluiten van de kleine ring R1 aan de noordzijde van de stad Antwerpen ter hoogte van Oosterweel.

 

Waarom een RUP

Om de realisatie van de Oosterweelverbinding mogelijk te maken, dienen de bestemmingen volgens het geldende gewestplan gewijzigd te worden. Dit gebeurt door de opmaak van een gewestelijk RUP.

 

Het RUP is een uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) wordt een optimalisering van het wegennet vooropgesteld. Deze optimalisering houdt een categorisering van het wegennet (bestaande en nog te realiseren wegen) in, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen hoofdwegen, primaire wegen, secundaire wegen en lokale wegen.

In de bindende bepalingen van het RSV wordt de “noordelijke sluiting Ring (R1): te ontwerpen” geselecteerd als primaire weg categorie I4. Tevens wordt gesteld dat de primaire wegen categorie I als hoofdfunctie verbinden op Vlaams niveau en aanvullende functie verzamelen op Vlaams niveau, en dat het Vlaams Gewest deze wegvakken aanduidt in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Voor de nieuw aan te leggen wegvakken worden door het Vlaams Gewest in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen terreinen gereserveerd.

De Oosterweelverbinding vervolledigt de R1 tot een volwaardige stedelijke ringweg, samen met de optie om het ‘stedelijk verkeer’ op de rest van de R1 te scheiden van het ‘doorgaand verkeer’. Door het concept van de gesloten ringweg wordt aan het inkomend verkeer van op de radiale hoofdwegen en het lagere wegennet de keuze geboden om ofwel in wijzerzin of in tegenwijzerzin de ringweg te gebruiken, teneinde Oosterweelverbinding is dan ook een verbindingsfunctie op Vlaams niveau.

 

Waarover gaat dit RUP

Het RUP is beperkt tot de herbestemmingen voor de realisatie van de Oosterweelverbinding. Het RUP omvat daarom in hoofdlijnen 3 inhoudelijke componenten, die in bestemmingen en bijhorende verordenende voorschriften zijn gevat:

  • De ruimte voor de realisatie van de infrastructuur voor de Oosterweelverbinding: dit omvat de nieuwe wegenis en kunstwerken (bruggen, viaduct, tunnel), de aanpassingen aan de bestaande (kruisende) wegenis.
    Eveneens wordt voorzien in de opheffing van de volgens het gewestplan ingetekende hoofdwegen die niet meer geselecteerd zijn als gevolg van de realisatie van de Oosterweelverbinding. Tegelijkertijd worden de in het verleden in het gewestplan vastgelegde reservatiezones opgeheven die niet meer nodig zijn als gevolg van de keuze van het tracé voor de Oosterweelverbinding. Op die manier worden geplande ontwikkelingen althans niet meer juridisch gehinderd door de opgelegde beperkingen van het bijhorende voorschrift.

  • De ruimte om de werken aan deze infrastructuur te kunnen uitvoeren: het gaat zowel om de werfzones voor de bereikbaarheid van de te realiseren infrastuctuur als de werfzones voor de uitrusting en inrichting van de werf. Ook zijn werfzones afgebakend voor de stockage van grondstoffen en tijdelijke berging van grondoverschotten (bv. voor de realisatie van de tunnel). Deze zones zijn ‘tijdelijk’. Hieronder wordt verstaan dat na de realisatie van de wegeninfrastructuur en ongelijkvloerse wegeninfrastructuur de huidige bestemming terug van toepassing is en de nodige werken zullen worden uitgevoerd zodat de bestemming terug kan uitgeoefend worden.

  • De ruimte om het natuurlijk functioneren te vrijwaren voor, tijdens en na de aanleg van de Oosterweelverbinding, overeenkomstig de Europese richtlijnen daaromtrent. Tegelijkertijd worden maatregelen opgelegd en vastgelegd in bestemmingen om de tijdelijke impact op de aanwezige natuurwaarden te milderen.

Het plangebied is strikt beperkt tot de hiertoe benodigde zones.

Er is voor gezorgd dat binnen deze zones ook bijkomende maatregelen vergund kunnen worden om de impact van de Oosterweelverbinding voor, tijdens en na de werken te milderen, bv. wat betreft waterbeheersing, lokale wegenis en fiets/wandelpaden, recreatief medegebruik, natuurverbindingen,... Ook zijn ruime afstanden bewaard t.o.v. hindergevoelige functies zoals wonen en gemeenschapsvoorzieningen.

Ook het recreatief gebruik van de omgeving wordt zoveel mogelijk gevrijwaard en waar nodig verplaatst tijdens en na de werken.

Andere elementen – zoals nieuwe stedelijke ontwikkelingen, bijkomende natuur- of landbouwzones, ... - zijn niet meegenomen in dit RUP. Deze maken immers het onderwerp uit van andere planningsprocessen en kunnen via afzonderlijke plannen of maatregelen gerealiseerd worden. Dit betekent evenwel niet dat er geen rekening is gehouden met andere plannen en plannningsprocessen (zie verder).

 

Hoe past dit RUP in andere planningsprocessen

Er is rekening gehouden met specifieke visies uit andere planningsprocessen 5.

Een aantal van deze planningsprocessen zijn nog volop aan de gang. Op basis van een weloverwogen en duidelijk vastgelegde overlegstructuur is op geregelde tijdstippen een terugkoppeling gebeurd met de actoren en de verschillende beleidsniveau’s.

Hieruit zijn een aantal randvoorwaarden meegegeven waarvan een aantal zijn verankerd in het RUP. Voor de vertaling van een aantal andere randvoorwaarden is het RUP niet het juiste instrument en zal in een verder traject worden bepaald welke stappen nog ondernomen moeten worden en met welke instrumenten deze moeten gerealiseerd worden (bv. door op te nemen in het bestek, door de opmaak van een inrichtingsstudie, door het uitstippelen van actieplannen, door bijzondere voorwaarden op te nemen in de stedenbouwkundige vergunning, door de opmaak van uitvoeringsplannen of BPA’s, e.a.)

 

Waar situeert dit RUP zich binnen het traject van de realisatie van de Oosterweelverbinding en wat is de relatie met de planMER

Alle projecten van het Masterplan Antwerpen en dus ook de Oosterweelverbinding werden in de plan- MER 6 onderzocht op hun gevolgen voor mens en milieu.

Binnen het onderzoek in het kader van de plan-MER zijn 7 varianten voor Linkeroever (LO) en 2 varianten voor Rechteroever (RO) onderzocht 7.

Uit de conclusies van de plan-MER blijkt dat er geen significante impact is op Blokkersdijk (vogelrichtlijngebied) en de impact op de slikken en schorren langs de Schelde (habitatrichtlijngebied) slechts tijdelijk en niet significant is.

Dit neemt niet weg dat voor de inpassing van de wegeninfrastuctuur een aantal maatregelen zijn opgenomen die maken dat de impact, hoewel niet significant, toch gemilderd wordt.

Daarom zijn in de planMER per onderzochte discipline een aantal mitigerende (milderende) maatregelen opgesomd. Hoe deze maatregelen doorwerken in het GRUP is samengevat in hoofdstuk 15.

De planMER voor het Masterplan kan eveneens worden gebruikt als planMER voor de Oosterweelverbinding.

Op basis van de conclusies van de plan-MER en de parallelle onderzoeken 8, de Sociale Impactanalyse (SIA) en de Maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) heeft de Vlaamse Regering op 10 juni 2005 gekozen voor de volledige uitvoering van het Masterplan Antwerpen, met tolheffing op de Oosterweelverbinding. Op basis van deze strategische keuze is dit GRUP opgemaakt waarin de definitieve tracékeuze wordt verankerd.

Eveneens is er de decretale verplichting tot opmaak van een Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR), een watertoets en een passende beoordeling.

De onteigeningen zullen gebeuren overeenkomstig de procedure van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte.

Finaal is er de stedenbouwkundige vergunning die moet worden afgeleverd voor de realisatie van de Oosterweelverbinding. De realisatie van de Oosterweelverbinding is een MER-plichtig project. In de project-MER zullen de voorgestelde milderende maatregelen uit de plan-MER verder worden uitgewerkt op een zodanig detailniveau dat hieruit concrete en ruimtelijk te vertalen ingrepen die kunnen worden afgetoetst op het niveau van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.

Naast de opmaak van het RUP Oosterweelverbinding zijn er een aantal parallelle processen opgestart die interfereren met het RUP.

Zo zijn er de inrichtingsstudies die reeds zijn opgestart voor Middenvijver, Burchtse Weel en St.-Annabos.

Deze 3 gebieden spelen een cruciale rol in het project Oosterweelverbinding, zowel voor, tijdens als na de infrastructuurwerken.

 

4 Beknopt overzicht van de belangrijkste ingrepen als gevolg van de aanleg van de Oosterweelverbinding

Het grafisch verordenend plan bestaat uit 1 plan met schaal 1/7500. 3 aspecten worden belicht bij dit overzicht van de belangrijkste ingrepen: realisatie van infrastructuur, ingrepen op vlak van natuur, waterlopensysteem, landschappelijke inpassing en recreatie en ingrepen op vlak van fiets- en wandelpaden.

 

 

 

Welke infrastructuur wordt gerealiseerd?

 

 [image]

 

Linkeroever

E17/E34/Oosterweel/R1 in alle richtingen. Richting rechteroever wordt een tunnel gerealiseerd met bijhorende infrastructuur (bediening, veiligheid,…).

Ter hoogte van de Canadastraat wordt een compact en volwaardig aansluitingscomplex aangelegd. Er wordt een aansluiting voorzien op de parallelweg. Op deze manier worden Zwijndrecht en Linkeroever ontsloten. De huidige aansluitingscomplexen nr. 8 (verbinding van de Waaslandhaven met de E34 in oostelijke richting), nr. 7 (Zwijndrecht richting Zelzate) en nr. 17 (Zwijndrecht richting Zelzate) zullen vervangen worden door dit ansluitingscomplex.

De aansluiting van de parallelweg op de E17 wordt in twee richtingen gesplitst. Richting Kennedytunnel wordt een aansluiting voorzien in knoop E17. De aansluiting richting Gent wordt voorzien aan de Pastoon Coplaan. Het huidige op- en afrittencomplex wordt dus aangepast. Tussen de Pastoor Coplaan en de Krijgsbaan wordt de E17 geherprofileerd (aanbrengen nieuwe toplaag en markeringen, plaatsen geluidsschermen en aanleggen rioleringen i.f.v. scheiden en lozen van vervuild oppervlaktewater afkomstig van het wegdek).

Rechteroever

De Oosterweelverbinding bestaat hier uit een tunnel en een viaduct. Het viaduct sluit aan op het bestaande viaduct van Merksem (R1 - E19/A12).

Ter hoogte van de tunneltoerit wordt een volledig aansluitingscomplex Oosterweel voorzien. Dit is een nieuwe aansluiting tussen het bestaand lokaal wegennet en het hoofdwegennet. De haven van Antwerpen wordt via dit nieuwe aansluitingscomplex ontsloten.

Het aansluitingscomplex Groenendaallaan voorziet in een aansluiting op de stedelijke ringweg. Het aansluitingscomplex Schijnpoort wordt op termijn vervolledigd zodat in noordelijke en zuidelijke richting een aansluiting van het lokaal wegennet op de stedelijke ringweg en omgekeerd mogelijk wordt.

 

Welke ingrepen worden voorzien op vlak van natuur, waterlopensysteem, landschappelijke inpassing en recreatie?

 

 [image]

 

Volgende ecologische verbindingen worden gerealiseerd: Laarbeek – Palingbeek, Laarbeek – Burchtse Weel en Donkerbeek - Palingbeek worden ecologische verbindingen gerealiseerd. Het waterlopensysteem wordt uitgebouwd en er zullen werken worden uitgevoerd in functie van de waterbeheersing.

De Charles De Costerlaan wordt afgebouwd. De weg zal enkel voorzien worden voor langzaam verkeer en gebruikt worden als interventieweg.

Middenvijver wordt opgenomen in functie van de aanleg van een nieuwe waterplas om mogelijke tijdelijke impact op Blokkersdijk gedurende de werken te milderen. Burchtse Weel wordt opgenomen in functie van de uitbouw tot een gecontroleerd gereduceerd getijdengebied. Sint-Annabos wordt uitgebouwd tot volwaardige recreatieve groenpool na tijdelijk gebruik als stockageplaats.

 

Welke ingrepen worden voorzien op vlak van fiets en wandelpaden?

 

 [image]

Er worden een aantal langzaamverkeerroutes (functionele en recreatieve) voorzien. Bestaande verbindingen worden hersteld en geoptimaliseerd en missing links worden, waar mogelijk, gerealiseerd.