3 Aanleiding en doel van de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

 

Antwerpen beschikt over een zeer uitgebreid wegennet en ligt op het kruispunt van verschillende belangrijke internationale wegen (E17, E19, E34-N49, A12). Al deze wegen worden verbonden door de kleine ring rond Antwerpen (R1).

Het autoverkeer op de ring rond Antwerpen ondervindt meer en meer problemen als gevolg van verkeersopstoppingen en files – zogenaamde congestie – door structurele knelpunten, ongevallen, wegenwerken en incidenten.

De congestie heeft zware gevolgen voor de bereikbaarheid van de Antwerpse agglomeratie en vooral voor de haven en de industrie rond de haven.

De R1 lijdt aan oververzadiging. Bij ongevallen of werken zijn geen haalbare alternatieven beschikbaar.

Om een antwoord te bieden op deze problemen, werd in 1997 het Masterplan Antwerpen3 opgesteld waarbij na onderzoek en afweging een reeks projecten zijn aangereikt die beschouwd kunnen worden als de “prioriteit der prioriteiten”.

Het gaat hierbij o.m. om de sluiting van de kleine ring (de Oosterweelverbinding), de optimalisatie van de Singel, de herinrichting van een aantal gewestwegen, een aantal stedelijke openbaar vervoersprojecten (tram) en enkele optimalisatieprojecten voor het waterwegentransport.

 

 

Wat houdt dit RUP in

Het gewestelijk RUP ‘Oosterweelverbinding’ is een belangrijke stap in de uitvoering van het Masterplan Antwerpen. Het omvat het sluiten van de kleine ring R1 aan de noordzijde van de stad Antwerpen ter hoogte van Oosterweel.

 

Waarom een RUP

Om de realisatie van de Oosterweelverbinding mogelijk te maken, dienen de bestemmingen volgens het geldende gewestplan gewijzigd te worden. Dit gebeurt door de opmaak van een gewestelijk RUP.

 

Het RUP is een uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) wordt een optimalisering van het wegennet vooropgesteld. Deze optimalisering houdt een categorisering van het wegennet (bestaande en nog te realiseren wegen) in, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen hoofdwegen, primaire wegen, secundaire wegen en lokale wegen.

In de bindende bepalingen van het RSV wordt de “noordelijke sluiting Ring (R1): te ontwerpen” geselecteerd als primaire weg categorie I4. Tevens wordt gesteld dat de primaire wegen categorie I als hoofdfunctie verbinden op Vlaams niveau en aanvullende functie verzamelen op Vlaams niveau, en dat het Vlaams Gewest deze wegvakken aanduidt in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Voor de nieuw aan te leggen wegvakken worden door het Vlaams Gewest in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen terreinen gereserveerd.

De Oosterweelverbinding vervolledigt de R1 tot een volwaardige stedelijke ringweg, samen met de optie om het ‘stedelijk verkeer’ op de rest van de R1 te scheiden van het ‘doorgaand verkeer’. Door het concept van de gesloten ringweg wordt aan het inkomend verkeer van op de radiale hoofdwegen en het lagere wegennet de keuze geboden om ofwel in wijzerzin of in tegenwijzerzin de ringweg te gebruiken, teneinde Oosterweelverbinding is dan ook een verbindingsfunctie op Vlaams niveau.

 

Waarover gaat dit RUP

Het RUP is beperkt tot de herbestemmingen voor de realisatie van de Oosterweelverbinding. Het RUP omvat daarom in hoofdlijnen 3 inhoudelijke componenten, die in bestemmingen en bijhorende verordenende voorschriften zijn gevat:

  • De ruimte voor de realisatie van de infrastructuur voor de Oosterweelverbinding: dit omvat de nieuwe wegenis en kunstwerken (bruggen, viaduct, tunnel), de aanpassingen aan de bestaande (kruisende) wegenis.
    Eveneens wordt voorzien in de opheffing van de volgens het gewestplan ingetekende hoofdwegen die niet meer geselecteerd zijn als gevolg van de realisatie van de Oosterweelverbinding. Tegelijkertijd worden de in het verleden in het gewestplan vastgelegde reservatiezones opgeheven die niet meer nodig zijn als gevolg van de keuze van het tracé voor de Oosterweelverbinding. Op die manier worden geplande ontwikkelingen althans niet meer juridisch gehinderd door de opgelegde beperkingen van het bijhorende voorschrift.

  • De ruimte om de werken aan deze infrastructuur te kunnen uitvoeren: het gaat zowel om de werfzones voor de bereikbaarheid van de te realiseren infrastuctuur als de werfzones voor de uitrusting en inrichting van de werf. Ook zijn werfzones afgebakend voor de stockage van grondstoffen en tijdelijke berging van grondoverschotten (bv. voor de realisatie van de tunnel). Deze zones zijn ‘tijdelijk’. Hieronder wordt verstaan dat na de realisatie van de wegeninfrastructuur en ongelijkvloerse wegeninfrastructuur de huidige bestemming terug van toepassing is en de nodige werken zullen worden uitgevoerd zodat de bestemming terug kan uitgeoefend worden.

  • De ruimte om het natuurlijk functioneren te vrijwaren voor, tijdens en na de aanleg van de Oosterweelverbinding, overeenkomstig de Europese richtlijnen daaromtrent. Tegelijkertijd worden maatregelen opgelegd en vastgelegd in bestemmingen om de tijdelijke impact op de aanwezige natuurwaarden te milderen.

Het plangebied is strikt beperkt tot de hiertoe benodigde zones.

Er is voor gezorgd dat binnen deze zones ook bijkomende maatregelen vergund kunnen worden om de impact van de Oosterweelverbinding voor, tijdens en na de werken te milderen, bv. wat betreft waterbeheersing, lokale wegenis en fiets/wandelpaden, recreatief medegebruik, natuurverbindingen,... Ook zijn ruime afstanden bewaard t.o.v. hindergevoelige functies zoals wonen en gemeenschapsvoorzieningen.

Ook het recreatief gebruik van de omgeving wordt zoveel mogelijk gevrijwaard en waar nodig verplaatst tijdens en na de werken.

Andere elementen – zoals nieuwe stedelijke ontwikkelingen, bijkomende natuur- of landbouwzones, ... - zijn niet meegenomen in dit RUP. Deze maken immers het onderwerp uit van andere planningsprocessen en kunnen via afzonderlijke plannen of maatregelen gerealiseerd worden. Dit betekent evenwel niet dat er geen rekening is gehouden met andere plannen en plannningsprocessen (zie verder).

 

Hoe past dit RUP in andere planningsprocessen

Er is rekening gehouden met specifieke visies uit andere planningsprocessen 5.

Een aantal van deze planningsprocessen zijn nog volop aan de gang. Op basis van een weloverwogen en duidelijk vastgelegde overlegstructuur is op geregelde tijdstippen een terugkoppeling gebeurd met de actoren en de verschillende beleidsniveau’s.

Hieruit zijn een aantal randvoorwaarden meegegeven waarvan een aantal zijn verankerd in het RUP. Voor de vertaling van een aantal andere randvoorwaarden is het RUP niet het juiste instrument en zal in een verder traject worden bepaald welke stappen nog ondernomen moeten worden en met welke instrumenten deze moeten gerealiseerd worden (bv. door op te nemen in het bestek, door de opmaak van een inrichtingsstudie, door het uitstippelen van actieplannen, door bijzondere voorwaarden op te nemen in de stedenbouwkundige vergunning, door de opmaak van uitvoeringsplannen of BPA’s, e.a.)

 

Waar situeert dit RUP zich binnen het traject van de realisatie van de Oosterweelverbinding en wat is de relatie met de planMER

Alle projecten van het Masterplan Antwerpen en dus ook de Oosterweelverbinding werden in de plan- MER 6 onderzocht op hun gevolgen voor mens en milieu.

Binnen het onderzoek in het kader van de plan-MER zijn 7 varianten voor Linkeroever (LO) en 2 varianten voor Rechteroever (RO) onderzocht 7.

Uit de conclusies van de plan-MER blijkt dat er geen significante impact is op Blokkersdijk (vogelrichtlijngebied) en de impact op de slikken en schorren langs de Schelde (habitatrichtlijngebied) slechts tijdelijk en niet significant is.

Dit neemt niet weg dat voor de inpassing van de wegeninfrastuctuur een aantal maatregelen zijn opgenomen die maken dat de impact, hoewel niet significant, toch gemilderd wordt.

Daarom zijn in de planMER per onderzochte discipline een aantal mitigerende (milderende) maatregelen opgesomd. Hoe deze maatregelen doorwerken in het GRUP is samengevat in hoofdstuk 15.

De planMER voor het Masterplan kan eveneens worden gebruikt als planMER voor de Oosterweelverbinding.

Op basis van de conclusies van de plan-MER en de parallelle onderzoeken 8, de Sociale Impactanalyse (SIA) en de Maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) heeft de Vlaamse Regering op 10 juni 2005 gekozen voor de volledige uitvoering van het Masterplan Antwerpen, met tolheffing op de Oosterweelverbinding. Op basis van deze strategische keuze is dit GRUP opgemaakt waarin de definitieve tracékeuze wordt verankerd.

Eveneens is er de decretale verplichting tot opmaak van een Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR), een watertoets en een passende beoordeling.

De onteigeningen zullen gebeuren overeenkomstig de procedure van de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemene nutte.

Finaal is er de stedenbouwkundige vergunning die moet worden afgeleverd voor de realisatie van de Oosterweelverbinding. De realisatie van de Oosterweelverbinding is een MER-plichtig project. In de project-MER zullen de voorgestelde milderende maatregelen uit de plan-MER verder worden uitgewerkt op een zodanig detailniveau dat hieruit concrete en ruimtelijk te vertalen ingrepen die kunnen worden afgetoetst op het niveau van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.

Naast de opmaak van het RUP Oosterweelverbinding zijn er een aantal parallelle processen opgestart die interfereren met het RUP.

Zo zijn er de inrichtingsstudies die reeds zijn opgestart voor Middenvijver, Burchtse Weel en St.-Annabos.

Deze 3 gebieden spelen een cruciale rol in het project Oosterweelverbinding, zowel voor, tijdens als na de infrastructuurwerken.