1 Planningscontext op Vlaams niveau | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kaart 5a: Overzicht planningscontext op macroniveau 1.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
De bindende bepalingen
Stedelijke gebieden Antwerpen wordt geselecteerd als grootstedelijk gebied. Stedelijke gebieden kunnen één of meer gemeenten of delen ervan bevatten. De naamgeving verwijst naar de centrale gemeente binnen het stedelijk gebied. De grootstedelijke gebieden worden door het Vlaams Gewest in samenspraak met de betrokken bestuursniveaus in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend. Antwerpen maakt deel uit van het stedelijk netwerk op internationaal niveau: de Vlaamse Ruit9. Gebieden voor economische activiteiten Alle geselecteerde stedelijke gebieden (o.a. grootstedelijke gebieden) zijn economische knooppunten. Wegeninfrastructuur Categorisering van de wegen naar functie: bestaande en nieuwe wegen worden onderverdeeld naar functie in 5 categorieën. Hoofdwegen met hoofdfunctie verbinden op internationaal niveau en aanvullende functie verbinden op Vlaams niveau. Het wegvak R1 van A1 (Ekeren) tot A14/E17 (Linkeroever), het wegvak R2 van N49/A11 (Beveren) tot A12 (Stabroek), het wegvak A11/N49 van A18 (Westkappelle) tot A14 (Linkeroever) en het wegvak A14 van R1 (Antwerpen-LO) naar Rijsel worden als hoofdweg geselecteerd. Primaire wegen categorie I met hoofdfunctie verbinden op Vlaams niveau en aanvullende functie verzamelen op Vlaams niveau. De wegvakken van de noordelijke sluiting van de Ring (R1) van de A11/N49 tot de R1 worden als primaire weg categorie I geselecteerd.
SAMENVATTING
CONCLUSIE
Richtinggevende bepalingen in het RSV m.b.t. wegennfrastructuur
“Primaire wegen hebben én een verbindingsfunctie op Vlaams niveau én een verzamelfunctie op Vlaams niveau. Afhankelijk van welke van beide functies primeert, wordt onderscheid gemaakt tussen de primaire wegen eerste categorie (primaire wegen I) en de primaire wegen tweede categorie (primaire wegen II). Primaire wegen I zijn wegen die noodzakelijk zijn om het net van hoofdwegen te complementeren, maar die geen functie hebben als doorgaande, internationale verbinding. De primaire wegen eerste categorie vormen schakels tussen hoofdwegen daar waar de omrijfactor voor “drukke” vervoersrelaties van gewestelijk belang te groot wordt. In bepaalde gevallen is de maaswijdte in het hoofdwegennet dermate groot of is de omvang van de vervoersstromen van die aard dat er een behoefte aan een tussenschakel bestaat. Deze primaire wegen I mogen het doorgaand, internationaal verkeer van het hoofdwegennet niet aantrekken en mogen aldus de functie van de hoofdwegen niet overnemen.” Dit in tegenstelling tot de hoofdwegen die “verzorgen de verbindingsfunctie (met rechtstreekse aansluiting) voor de grootstedelijke- en regionaalstedelijke gebieden met elkaar, met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en met de groot- en regionaalstedelijke gebieden in Wallonië en Frankrijk (Rijsel/Parijs en Metz/Nancy), Groot-Brittannië (via de Chunnel en de ferryverbindingen), Nederland (Randstad, Brabantse stedenrij, Maastricht) en Duitsland (Ruhrgebied). Tevens verzorgen de hoofdwegen de verbindingsfunctie (met rechtstreekse aansluiting) voor de zeehavens en de internationale luchthaven Zaventem met elkaar en met het achterland van de zeehavens.” Overeenkomstig de verklarende woordenlijst in het RSV is het hoofdwegennet “het wegennet waar de nadruk eenzijdig op de (inter)nationale verbindingsfunctie ligt.” “ De volgende principes staan bij de inrichting van de primaire wegen I voorop.
Toetsing van het RUP Oosterweel aan de richtinggevende bepalingen
De Oosterweelverbinding complementeert het hoofdwegennet (huidig systeem van radiale hoofdwegen aansluitend op de R1). Immers de omvang van de vervoersstromen op de R1 is van die aard, dat dit leidt tot een verminderde bereikbaarheid van haven en stad, met een verminderde leefbaarheid en toenemende deconcentratie van stedelijke functies als gevolgen. Door het concept van de gesloten ringweg wordt aan het inkomend verkeer van op de radiale hoofdwegen en het lagere wegennet de keuze geboden om ofwel in wijzerzin of in tegenwijzerzin de ringweg te gebruiken, teneinde het (groot)stedelijk gebied optimaal met haar ommeland te verbinden. Bovendien kan de Oosterweelverbinding een alternatief bieden voor de bereikbaarheid van het stedelijk gebied en het havengebied bij congestieproblemen op de R1 (bv. calamiteiten of werken), aangezien noch de Singel (R10) als primaire weg II met de vele kruispunten, noch de Liefkenshoektunnel als vrij veraf gelegen hoofdweg niet aan deze behoefte beantwoorden.
CONCLUSIE 1.2 Gedeeltelijke herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen BVR 12 december 2003
De bindende bepalingen Bindende bepalingen in verband met de lijninfrastructuur: in dit deel van de bindende bepalingen is door de herziening niets gewijzigd.
CONCLUSIE 1.3 Mobiliteitsplan Vlaanderen
De ring rond Antwerpen heeft te maken met veel vertraagd personen- en vrachtverkeer, wat belangrijke economische gevolgen heeft. Bereikbaarheid moet echter verzekerd worden in grootstedelijke gebieden zoals Antwerpen. Deze bereikbaarheid moet in eerste instantie gerealiseerd worden door het oplossen van de missing links op het hoofdwegennet en de primaire wegen categorie I. De aanleg van de Oosterweelverbinding biedt een oplossing voor een missing link op het hoofdwegennet. De weg is gecategoriseerd als primaire weg categorie I en is uit te voeren als een (stedelijke) autosnelweg. Het beleid voor autosnelwegen is gericht op:
Daarnaast is op autosnelwegen ook een specifiek beleid ten aanzien van zogenaamde éénzijdige ongevallen gewenst. Dit betekent concreet veiliger midden- en zijbermen. Gelet op de inherent hogere onveiligheid nabij op- en afritcomplexen (zowel op de snelweg zelf als op de toegangen) dient tenslotte aandacht te gaan naar:
CONCLUSIE 1.4 Vlaams Totaalplan Fiets
Het Vlaams Totaalplan Fiets gaat uit van 2 hoofddoelstellingen: het bevorderen van het fietsgebruik en het vergroten van de verkeersveiligheid voor fietsers. De strategie die hierbij gehanteerd wordt is de gebiedsgerichte aanpak: investeringen ter bevordering van het fietsgebruik gebeuren vooral in stedelijke gebieden en hun toestroom en in landelijke kernen.
CONCLUSIE 1.5 Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 (MINA-plan 3)
Gebiedsgericht beleid
De stedelijke ruimte
Concentratiegebieden van economische activiteiten
Milieubeleid in mobiliteitsaanpak
CONCLUSIE 1.6 Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen
In het afbakeningsproces wordt uitgegaan van de vele planningsprocessen die lopende zijn binnen het Antwerpse. Het afbakeningsproces zoekt een meerwaarde in deze planningsprocessen door het opmaken van een samenhangende visie voor het gehele grootstedelijk gebied. De opties die genomen werden met betrekking tot de Oosterweelverbinding zijn daardoor vertaald in het afbakeningsproces: bij de hypothese van wegenstructuur is de Oosterweelverbinding opgenomen, de afbakeningslijn volgt op linkeroever en rechteroever de contour van de nieuwe verbinding, de ruimtelijke opties voor St.- Annabos en Burchtseweel worden ondersteund.
CONCLUSIE 1.7 Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan afbakening van de zeehavengebieden 'Waaslandhaven fase 1 en omgeving'
Met dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt de leefbaarheid van de bestaande dorpskernen veiliggesteld, de ontwikkeling van de Waaslandhaven bevorderd en de noodzakelijke natuurcompensaties gerealiseerd:
Dit uitvoeringsplan betreft fase 1 van de Waaslandhaven. Later volgt de definitieve noordelijke afbakening van het zeehavengebied. Het plangebied situeert zich in de gemeenten Beveren en Zwijndrecht. Van belang voor het uitvoeringsplan van de Oosterweelverbining is het verordenend grafisch plan 1D. Dit plan betreft de herbestemming van het bestaande industriegebied op het gewestplan naar zone voor zeehavenen watergebonden bedrijven. Dit gebied situeert zich ten noorden van de E34. Langsheen deze E34 wordt een gebouwenvrije strook van 100 meter op het grafisch plan voorzien. Deze gebouwenvrije strook wordt vrijgehouden van toekomstige bebouwing in functie van de naastliggende weg en aanhorigheden. In deze strook zijn alle werken, handelingen en constructies toegelaten voor weg-, spoor-, water-, nuts- en pijpleidinginfrastructuur.
CONCLUSIE
|