8 Passende beoordeling ten aanzien van als speciale beschermingszones te beschouwen gebieden

17

 

Het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat - afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s - een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling.

Het gaat om gebieden die door de Vlaamse regering zijn voorgesteld of aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992). De te beschouwen SBZ zijn:

  • vogelrichtlijngebied Blokkersdijk;

  • habitatrichtlijngebied Schelde-estuarium.

In de passende beoordeling wordt geopteerd voor een tracéverschuiving naar het oosten om significante effecten te vermijden (o.a. wijziging grondwaterspiegel, aantasting Blokkersdijk, ...).

Als milderende maatregelen worden gesuggereerd:

  • de grondinname ter hoogte van de beschermde gebieden dient te worden vermeden (door het verkleinen van de werkzones en het compact ontwerpen van het tracé) en dient de tunnelinrit oostwaarts te worden verschoven. Bijkomend dient de lokale ontsluitingsweg naar het zuiden van de E34 te worden verplaatst;

  • in de omgeving van Blokkersdijk dient er bijkomend voor gewaakt te worden dat het waterpeil niet verlaagd wordt (aangepaste bemalingsmethoden);

  • de slikken en schorren langs de Schelde dienen na de bouw van de tunnel te worden hersteld

 

Bijkomend kunnen volgende maatregelen worden uitgevoerd om de omgevingsfactoren voor de SBZ verder te verbeteren:

  • de inrichting van Burchtse Weel als getijdebeïnvloed natuurgebied;

  • de aanwezige natuurgebieden op Linkeroever dienen zoveel als mogelijk via ecologische verbindingen met het gebied Blokkersdijk te worden verbonden;

  • de afbraak van de bestaande verkeersinfrastructuur;

  • om geluidshinder tegen te gaan, kan gewerkt worden met stille wegdekken en een begrenzing met geluidsschermen en –wallen;

  • het oppervlaktewater dient opgevangen te worden in natuurlijke bekkens, waar het middels rietvegetatie een eerste zuivering kan ondergaan.