16.2 Uitgangsprincipes en ontwerpvisies voor het 'nat' systeem

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de ingrepen op het nat systeem in het kader van de aanleg van de infrastructuur. De opgesomde milderende maatregelen uit de watertoets (zie paragraaf 9) worden hier geconcretiseerd door concreet aan te geven hoe wordt ingegrepen op het waterlopensysteem.

Deze ingrepen worden doorgevoerd volgens het principe van ‘vasthouden-bergen-afvoeren’. Tevens vormen de te nemen maatregelen om mogelijke effecten te milderen of te herstellen, zoals omschreven in de watertoets, de basis voor het hertekenen van de hydrografie in de ruime omgeving van het tracé.

 

N49 - Palingbeek

Hoe zwakker de helling van het talud, hoe meer ruimte en mogelijkheden er zijn. Een helling van 20/4 of flauwer wordt aangeraden, zeker voor het deel onder de maximale waterspiegel. Over de volledige breedte van de Palingbeek is dit aan weerszijden toe te passen. Om de Palingbeek over zijn volledige lengte een licht meanderend verloop te geven, kan het op plaatsen nodig blijken om (waar de zone minder dan 30 m bedraagt) het talud steiler te maken. Dit kan tot 12/4, op voorwaarde dat het om korte lengtes gaat. Oeverversterkingen zijn niet nodig, gezien de Palingbeek zeer traag stroomt. Zoals op de rest van het tracé van de Palingbeek zal riet het nieuw aangelegde tracé snel koloniseren. Hiervoor zijn geen aanplantingen nodig. Bij het herleggen van de beek is het wel belangrijk dat ook de bedding niet uniform wordt aangelegd. Een afwisseling van locale dieptes en ondieptes (ook over het langsverloop) verhoogt de diversiteit van de ontwikkelende habitats.

De aanleg van een plasvormige structuur moet de aankoppeling van de Palingbeek en de Laarbeek geleidelijker maken.

Palingbeek ten Z van Blokkersdijk

Ten zuiden van Blokkersdijk wordt de Palingbeek in het (nieuwe) landschap ingepast. Opnieuw worden hellingen van maximum 12/4 nagestreefd buiten de winterbedding en 20/4 binnen de winterbedding. Ook het geplande bufferbekken in het noordoosten van deze zone zal landschappelijk verweven worden met de verbrede Palingbeek, zodat dit bekken bij hogere peilen kan overlopen in de beek.

 

Palingbeek op de ZW hoek van Blokkersdijk

De herwaardering en herprofilering van de Palingbeek wordt doorgezet binnen de grens van het vogelrichtlijngebied, dit echter enkel om de natuurwaarde van het gebied te vergroten. De Palingbeek wordt zoveel mogelijk naar het oosten gelegd om het vogelrichtlijngebied zoveel mogelijk te vrijwaren.

Palingbeek en kruising Tophatgracht

De Tophatgracht, die het gebied ontwatert, wordt voor een heel groot stuk verwijderd. Enkel ten noorden van de huidige kruising met de Palingbeek blijft de Tophatgracht bestaan. Omwille van opvangcapaciteit moet de beek daar wél verbreed worden tot een soort van ‘plas’. Ook deze plas wordt natuurtechnisch ingericht, hoewel hij blijft liggen op het huidige peil van de Tophatgracht. De hevelinstallatie kan op deze manier blijven bestaan.

 

Rotbeek en plas Middenvijver

 

Ter hoogte van de Middenvijver, ± 50 m ten westen van de grens van het woonuitbreidingsgebied wordt een zone van ongeveer 9 ha afgegraven tot op het peil van het gebied het Rot (tussen 3.5 en 4 m TAW). Op deze manier zal tijdelijk een ondiepe plas ontstaan, die daarna net als het Rot zal dichtgroeien. Het peil van de Rotbeek wordt niet veranderd, een stuw verhindert dat de Rotbeek ‘leegloopt’ in de nieuw aangelegde Palingbeek langs het ophogingslichaam. Landscaping zorgt voor een inpassing van de plas en een ‘leeglopen’ van het Rot in de zone rond de Donkersplassen, aangezien deze op 2.5 m TAW liggen.

De Rotbeek kan eventueel extra ‘gevoed’ worden door een persleiding vanuit het bufferbekken in de meest oostelijke snipper tussen de infrastructuur.

Donkersbeek

Langs de ophogingslichamen (aan de teen) wordt een langsgracht getrokken die begint op 2.5 m TAW. De Donkersbeek die nu veel lager ligt en het gebied zo’n beetje ontwatert, zal worden verwijderd/verlegd. Op deze manier zal het gebied wel natter worden maar kan er toch nog steeds ontwaterd worden.

Burchtse Scheibeek

Er zal een gereduceerd tij op het Burchtse Weel worden gezet, zodat het peil hier 3 tot 4 m zal verhogen. Hierdoor moet de afwatering van de Burchtse Scheibeek worden aangepast. Een pompstation zal het water (vanuit een opvangbekken) continu pompen naar een hoger gelegen bekken, van waaruit het dan naar de Schelde stroomt. De combinatie tussen zoet water uit deze nieuwe en verlengde ‘Burchtse Scheibeek’ en het brakke water zal een uniek schor laten ontwikkelen. Het overtollige water stroomt naar de Schelde.

E17 - Zwaluwbeek

De Zwaluwbeek kan (waar mogelijk) best op dezelfde manier worden ingericht als de Palingbeek.

 

Conclusie

 

CONCLUSIE
De realisatie van een nat systeem vormt een wezenlijk onderdeel van de milderende maatregelen in het kader van de aanleg
van de OWV
33. Ook de elementen m.b.t. grondwaterstanden, bemalingen e.d. zijn van essentieel belang voor het behoud van aanwezige natuurwaarden en fauna en flora. Deze uitgangsprincipes en ontwerpvisies zijn te beschouwen als een tussenstap tussen de watertoets bij de plan-MER, waar globale maatregelen worden voorgesteld los van de concrete infrastructuurwerken, en de project-MER voor de Oosterweelverbinding. In de project-MER worden de maatregelen m.b.t. grond- en oppervlaktewater verder gefinaliseerd en geïmplementeerd in de stedenbouwkundige vergunning.
Om de realisatie van dit nat systeem volgens de hierboven omschreven principes mogelijk te maken, wordt in het GRUP binnen de verschillende bestemmingszones voorzien dat ingrepen i.f.v. de realisatie van het nat systeem steeds mogelijk zijn en waar nodig verplicht worden gemaakt als onderdeel van de infrastructuurwerken en de aanleg van de OWV.

In tussentijd heeft verder overleg plaatsgevonden met de verschillende bevoegde instanties. In bijlage XII van het GRUP wordt een overzicht gegeven van deze overlegmomenten en zijn de verslagen toegevoegd. Op die manier wordt een globaal overzicht gegeven van alle stappen, studies en onderzoek dat is gebeurd en dat lopende is. Deze gegevens reiken voldoende informatie aan en moeten het de adviesverlenende instanties mogelijk maken een advies te formuleren.

 

Algemene inrichtingsprincipes voor de waterlopen

Hoe zwakker de helling van het talud, hoe meer ruimte en mogelijkheden er zijn. In de literatuur wordt, zeker voor het deel onder de maximale waterspiegel, een taludhelling van 20/4 of flauwer aangeraden.

 [image]

 [image]

Om de waterlopen over hun volledige lengte een natuurlijk verloop te geven, kan het talud plaatselijk steiler worden gemaakt tot een taludhelling van 12/4, op voorwaarde dat dit slechts over kleine stukken wordt volgehouden. Riet zal het nieuw aangelegde tracé van de waterloop snel koloniseren.

 

Bij het herleggen van een waterloop is het wel belangrijk dat ook de bedding niet uniform wordt aangelegd. Een afwisseling van locale dieptes en ondieptes verhogen de diversiteit van de ontwikkelende habitats.

 [image]

Hierdoor zal het profiel van de waterloop over het volledige verloop lichtjes wijzigen.

 [image]

 

 

 

Oppervlaktewater

De oppervlakte aan verhard wegdek zal vergroten. Hierdoor zal ook het volume vervuild regenwater dat van het wegdek afvloeit worden vergroot. Om de kwaliteit van het grondwater en de waterlopen te behouden en te optimaliseren dient het oppervlakkig afstromend water opgevangen te worden in open en verharde greppels en gezuiverd te worden. Het gezuiverde water zou dan zoveel mogelijk geïnfiltreerd moeten worden. Er moet naar gestreefd worden de infiltratie zo veel mogelijk te verspreiden om het grondwaterstromingspatroon zo weinig mogelijk te wijzigen.

Om bij noodweer extra hoeveelheden te kunnen opvangen kunnen extra reservoirs in de ruimten tussen de afzonderlijke wegen in het wegencomplex gebouwd worden en kunnen deze lokaal aan een kleinschalige waterzuivering onderworpen worden. Het water kan daarna in het oppervlaktewatersysteem worden gebracht.

Grondwater - verdroging

Binnen het GRUP zijn geen specifieke elementen opgenomen m.b.t. het grondwater.