19.6 Tracédeel Oosterweelviaduct

Bij de bepaling van het tracé is rekening gehouden met een aantal omgevingskarakteristieken en nautische randvoorwaarden:

  • infrastructuurgevoeligheid van bepaalde gebieden (de mate waarin een gebied een grootschalige infrastructuur kan integreren);

  • aanwezigheid van andere grootschalige infrastructuren (dokken voor zeevaart en binnenvaart, Royersluis, Siberiabruggen, Straatsburgbrug, bruggen Noorderlaan, brug IJzerlaan, spoorlijnen, Albertkanaal, viaduct van Merksem) en geplande infrastructuren (toekomstige openbaar vervoersbrug parallel aan de spoorweg;

  • grens tussen zeevaart en binnenvaart (profiel van vrije ruimte voor doorvaart, voor de zeevaart moet een vrije hoogte voorzien worden van 40 m);

  • beschermde monumenten (de belangrijste zijn de Zeevaartschool, het Pomphuis, de Technische dienst van de Haven, de kademuren van het Kattendijkdok);

  • programma van eisen m.b.t. de bevaarbaarheid van de aanwezige waterlopen (doorvaarthoogte, minimumbreedte, zichtbaarheid, e.a. zie ook bijlage XIVa).

 

 [image]

Figuur 20: vrije ruimteprofiel scheepvaart

Het grote aantal ruimtelijke en technische randvoorwaarden en de stringente criteria die moeten gehanteerd worden bij het ontwerp van de infrastuctuur en de kunstwerken maken dat er, zowel voor het vertikaal als het horizontaal alignement, weinig spelingsruimte is voor de invulling van het tracé.