RUP BINNENSTAD | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
COLOFON
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding tot RUP In het kader van het meerjarenplan 2008-2012 werd de vraag gesteld voor de herbestemming van enkele gebouwen gelegen in de zone voor gemeenschapsuitrusting. Dit was de concrete aanleiding tot de herziening van het BPA Binnenstad. Er werd al snel besloten om geen individuele bestemmingswijzigingen door te voeren in de vorm van kleine ruimtelijke uitvoeringsplannen (postzegel-RUP's). Dit verbrokkelt het ruimtelijk instrumentarium in de binnenstad dat vandaag al zeer complex is en lost het algemene probleem niet op dat aan de basis ligt van de vraag naar herbestemmingen. Tegelijkertijd werd er samen met de stedelijke dienst vergunningen gekeken naar het dagelijks gebruik van het BPA Binnenstad. De algemene evaluatie van het BPA was zeer positief, de manier waarop het BPA een evenwicht tot stand brengt tussen flexibiliteit en juridische zekerheid wordt als een groot pluspunt ervaren door de dienst vergunningen. Dit wordt bevestigd door een aantal bewonersverenigingen. Maar het BPA is dertig jaar oud en er zijn bepaalde situaties die het plan niet kon voorzien, bepaalde functies zijn er ook bijgekomen tegen de jaren ’80 en het wetgevend en controlerend kader is drastisch veranderd tegenover die tijd. De visie over de binnenstad en de opbouw van het BPA Binnenstad worden overgenomen in het RUP. Het RUP Binnenstad is dus een actualisatie van het BPA Binnenstad. De aanpassingen hebben te maken met een modernisering van de voorschriften en de terminologie. Andere veranderingen zijn voorgekomen uit de screening van het dagelijks gebruik, waarin drie algemenere moeilijkheden aan het licht kwamen: 1.1.1 Begrip gemeenschapsuitrusting niet langer toereikend De zone voor gemeenschapsuitrusting wordt in stedenbouwkundige plannen traditioneel gebruikt voor alle gebouwen van de verschillende overheden en bedrijven die het algemeen nut dienen en niet handelen uit winstbejag. De bedoeling van de zone is om een grote vrijheid te laten voor overheidsgebouwen, maar veel strikter te zijn voor commerciële bedrijven, zodat er een soort reservatie van deze gronden optreedt voor overheden. Deze reservatie van gronden heeft echter zijn beperkingen, aangezien het een indeling op basis van eigendom is in plaats van op basis van ruimtelijke kenmerken en lasten. In de praktijk zien we dat zo een reservatie niet werkt omdat ze niet gebaseerd is op ruimtelijke kenmerken. Het geeft eerder aanleiding tot ad hoc herbestemmingen en leegstand dan tot een reservatie van gronden voor zwakkere functies. Dit probleem kende men al bij de opmaak van het BPA Binnenstad in 1980. De zone voor gemeenschapsuitrustingen van het BPA is in tegenstelling tot de gangbare praktijk dan ook een veel flexibelere zone. Het is een gemengde zone die gebaseerd is op de typologie van het gebouw en niet op de eigendomsstructuur. Deze 'reservatie' heeft in de binnnenstad dus nooit bestaan. Toch bleef deze zone zeer streng voor kantoren, terwijl de gebouwen in de zone voor gemeenschapsuitrusting vaak overheidskantoren zijn, die op sommige momenten slecht gelegen zijn en op andere momenten midden in een kantorenas gesitueerd zijn. De reservatie van gronden op basis van eigendom heeft dus zijn minpunten. Het is geen flexibele manier van werken en kan aanleiding geven tot slechte ruimtelijke ordening, waar een groot kantoorgebouw van de overheid in een klein woonweefsel geplaatst wordt. Ook de inhoud van het begrip gemeenschapsuitrusting (functie) is de laatste jaren gevoelig gewijzigd. Vroeger waren gemeenschapsvoorzieningen bedrijven met een openbaar nutskarakter en zij functioneerden zonder enig winstbejag. Het merendeel van deze bedrijven waren eigendom van de stad, de kerkfabriek, de provincie, het gewest of de staat. Met de privatiseringsgolf van bedrijven als "Belgacom, Post, NMBS, en het voorafgaandelijk competitief maken ervan, maar ook ziekenhuizen en bejaarden- of gehandicapteninstellingen die vandaag zoeken naar een exploitatie die niet verlieslatend is" 1 , wordt het begrip gemeenschapsvoorzieningen gevoelig verruimd. "Het criterium van afwezigheid van enig winstbejag kan niet langer gehanteerd worden bij de beoordeling van het karakter van de gemeenschapsvoorziening." 2 Onder gemeenschapsvoorzieningen wordt vandaag gerekend: de niet-commerciële dienstverlening van de overheid, het onderwijs, de sociaal-medische dienstverlening, de voorzieningen voor cultuur, recreatie en ontmoeting, kerkelijke voorzieningen en religieuze gebouwen en centra, club- en buurthuizen, muziekscholen en vrije tijdscentra, bioscopen, accommodatie voor verenigingsleven, congres- en tentoonstellingsinfrastructuur. 3 Enerzijds is er dus een verruiming van de term gemeenschapsvoorzieningen waardoor er nog moeilijk gesproken kan worden van een reservering van gronden voor functies van algemeen nut. Anderzijds zien we dat de verschillende overheden en stadsdiensten gemakkelijker gebouwen verkopen en aankopen. Hierdoor ontstaat er een situatie waar veel gemeenschapsvoorzieningen buiten de zone voor gemeenschapsvoorzieningen gelegen zijn en dat er anderzijds binnen deze zone meer en meer particuliere gebouwen zijn. Deze dubbele evolutie brengt een fundamenteel probleem van deze zone aan het licht. De zone voor gemeenschapsuitrusting is traditioneel geen ruimtelijke zone, het groepeert geen functies met gelijkaardige stedenbouwkundige noden en lasten (overlast, parkeerdruk, e.d.) of een gelijkaardige typologie. 1.1.2 Uitholling van het stimuleringsbeleid wonen Het BPA Binnenstad’ en het BPA ’Antwerpen-Zuid-Aan de Leien’ zijn opgesteld in een tijd waarin het bewonersaantal van de Binnenstad drastisch gedaald was, van 82745 inwoners in 1920 naar 21584 inwoners in 1977. De oorspronkelijke reden voor de opmaak van dit BPA in 1980 was de versterking en aanmoediging van de woonfunctie in heel de Binnenstad. Door de jaren heen is deze stimulatie van de woonfunctie van het BPA verzwakt, omdat het huidige juridische apparaat vaak een striktere beschrijving vraagt en minder interpretatie duldt dan dertig jaar geleden. Op dit moment bestaat er een interpretatiemogelijkheid in de tabel van de bestemmingen in de stedenbouwkundige voorschriften van het BPA ’Binnenstad’ die kan leiden tot misverstanden rond de termen ‘hoofdbestemming’ en ‘nevenbestemming’. Hierdoor valt de stimulering van de woonfunctie in enkele bestemmingszones weg. Het wegwerken van deze interpretatiekloof en daarmee woningen terug onbeperkt toelaten in alle gebouwen van de binnenstad is een bijkomende reden voor het opmaken van deze herziening.
Evolutie bewoners Binnenstad. 1.1.3 Te complex planningskader in de binnenstad Een laatste algemeen probleem van het ruimtelijk instrumentarium van de binnenstad is de versnippering ervan. Door de jaren heen zijn voor de binnenstad 22 verschillende BPA’s opgemaakt. Vermoedelijk zijn er 40 rooilijnplannen nog geldig, maar ze zijn zeer moeilijk traceerbaar. Met de verandering van bijzondere plannen van aanleg naar ruimtelijke uitvoeringsplannen, in navolging van het decreet op de ruimtelijke ordening van 1999, zijn de planningsinstrumenten gevoelig gewijzigd. Naar aanleiding van deze nieuwe manier van werken, maakt de stad Antwerpen een nieuwe standaardisering van de toekomstige RUP’s op. Deze nieuwe format heeft als voordeel dat het gemakkelijker bruikbaar wordt in het kader van het vergunningenbeleid, maar ook dat men in de toekomst deze plannen digitaal zal kunnen raadplegen. Door te kiezen voor de opmaak van een nieuw RUP voor bijna de ganse binnenstad, vereenvoudigt men de huidige juridische situatie zeer sterk. Eén BPA zal blijven bestaan naast het RUP Binnenstad: het BPA Binnenstad (gedeelte Falconplein – Zeemanshuis), goedgekeurd door ministerieel besluit op 18 september 2007. Dit BPA is destijds opgemaakt in functie van een nieuw project op deze locatie. De opmaak van het BPA ging gepaard met wedstrijden, bouwblokstudies en een afzonderlijk communicatieproces. Dit BPA laat de bouw toe van een aantal nieuwe gebouwen. Nieuwbouw vraagt in ruimtelijke uitvoeringsplannen strikte en duidelijke regels, omdat men niet vertrekt van een bestaand weefsel. Het RUP Binnenstad is een uitvoeringsplan dat individuele bouwaanvragen moet begeleiden van een bestaand weefsel. Hier wordt gewerkt met een harmonieregel, waar de bebouwing van de omgeving de maat aangeeft voor uitbreiding en verbouwing van een pand en men steeds kan vertrekken van een bestaand volume. Dit is zeer moeilijk toe te passen op het project van het zeemanshuis en zal onvermijdelijk zorgen voor verwarring bij de bouwaanvraag. Daarom is er gekozen om dit BPA niet op te nemen in het RUP Binnenstad. In de toekomst, wanneer dit project gerealiseerd is, zou men via een herziening dit bouwlok wel gemakkelijk kunnen invoegen in het RUP Binnenstad. 1.2 Feitelijke toestand 1.2.1 Situering Het plangebied, dat hierboven de binnenstad genoemd wordt, bevindt zich op de rechteroever van de Schelde. Het is gelegen in het oudste deel van de stad. Het wordt in het noorden afgebakend door de Brouwersvliet-Oudeleeuwenrui-Ankerrui en Koeikensgracht, in het zuiden door de Namenstraat en de achterste perceelsgrens van de gebouwen die grenzen aan de Jan Van Gentstraat. Het ligt tussen de Scheldekaaien en de Leien. Zoals besproken in punt 1.1.3 is het bouwblok dat begrensd wordt door het Falconplein, Falconrui, Hoornstraat en de Oude Leeuwenrui uit het plangebied van het RUP Binnenstad gehouden. 1.2.2 Kadastrale percelen
1.2.3 Topografische kaart
1.2.4 Luchtfoto
1.2.5 Gedempte Zuiderdokken
Omdat er tijdens het openbaar onderzoek een aantal bezwaarschriften vragen hadden over de feitelijke toestand en de bestemmingszone van de Gedempte Zuiderdokken wordt de volgende verduidelijking hier mee opgenomen:
1. Bestaande juridische toestand.
De Zuiderdokken werden gedempt in 1969. Na de demping waren deze dokken oorspronkelijk, in het BPA nr. 76 dat op 23 juni 1972 werd goedgekeurd, bestemd als zone voor openbaar plantsoen en recreatie met als voorschrift dat plantsoen, sport en spel toegelaten is. In 1979 werd het gewestplan Antwerpen van kracht: daarin werden de dokken aangeduid als een parkgebied. Het BPA Antwerpen-Zuid aan de Leien nam de parkbestemming over in 1985 en vertaalde deze bestemming al naar zone voor park en recreatie.
2. Bestaande feitelijke toestand.
In de praktijk is de bestemming parkgebied op de Gedempte Zuiderdokken nooit (volledig) verwezenlijkt.
Immers: in de noordelijke kop van het gebied werd een speelplein gerealiseerd (het Regenboogpark). Dit speelplein werd in 2006 heraangelegd, na het bekomen van een vergunning daartoe bij de gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar (vergunning van d.d. 28 november 2006). Deze invulling strookt met het gewestplan en het BPA..Het middengedeelte van het gebied werd sedert de demping in 1969 aangelegd als een terrein dat wordt aangewend voor twee gebruiken, namelijk in hoofdzaak betreft het een parking en occasioneel worden er ook evenementen georganiseerd zoals de Sinksenfoor.
De Sinksenfoor is een kermis die jaarlijks vanaf het begin van de 20ste eeuw op de Leien heeft plaatsgevonden, en in 1969 naar de Gedempte Zuiderdokken is verhuisd. Deze jaarlijkse kermis vond al plaats vóór de goedkeuring van het gewestplan. De evenementen zoals de Sinksenfoor worden niet geregeld via een stedenbouwkundige vergunning die getoetst wordt aan de wetgeving ruimtelijke ordening, maar krijgen een tijdelijke vergunning die volgens de milieuwetgeving en de politiecodex worden uitgereikt.
In de zuidelijke kop van het gebied is er eveneens een inrichting als speel- en sportterrein (het Waterpoortpark). Dit terrein werd in 2010-2011 heraangelegd. Voor de heraanleg van het speelterrein gebeurde dit na het bekomen van de vergunning van d.d. 10 juni 2011 van de gewestelijke stedenbouwkundig ambtenaar. Het sportterrein (basketbalveldje) werd reeds eerder heraangelegd. Hiervoor werd geen stedenbouwkundige vergunning aangevraagd, aangezien het besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000 (en latere wijzigingen) tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen bepaalde dat hiervoor geen stedenbouwkundige vergunning vereist is. Deze invulling strookt met het gewestplan en het BPA.
3. Gewenste juridische toestand/bestemming (afwijking van het gewestplan)
Het RUP wenst de Gedempte Zuiderdokken onder te brengen in een zone voor publiek domein. Dit is een afwijking van de bestemming parkgebied uit het gewestplan. Een RUP kan het gewestplan veranderen (artikel 7.4.5 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, VCRO). Een afwijking van de gewestplanbestemming parkgebied is wenselijk voor de Gedempte Zuiderdokken op grond van de hiernavolgende ruimtelijke afweging.
Vooreerst wordt er op gewezen dat ontwikkeling als zuiver parkgebied onrealistisch/achterhaald is… Immers : van in het begin was het steeds de bedoeling dat de dokken niet zouden ingericht worden als een “zuiver” parkgebied, dat wil zeggen “een terrein dat door beplanting met bomen en heesters tot een wandel- en rustplaats is ingericht”, maar wel degelijk als een multifunctionele sociale zone waar niet alleen groen, maar ook sport en spelfuncties centraal staan.
Zoals hierboven aangehaald werden de Gedempte Zuiderdokken eerst bestemd als zone voor plantsoen, sport en spel in het BPA nr. 76 dat op 23 juni 1972 werd goedgekeurd.
Ten tijde van het gewestplan werd reeds in de toelichtingsnota van het gewestplan aangehaald dat de groengebieden (zoals een parkgebied) een belangrijke sociale functie hadden. Zij omschreven dit als volgt: ‘Als norm kan vooropgesteld worden dat in 10 vierkante meter per inwoner, aan openbaar groen dient voorzien per nabuurschap (1000 tot 1500 inwoners), zo het gaat over een wijk met eengezinswoningen. De 10 vierkante meter kan gesplitst worden in 2 vierkante meter per inwoner ten behoeve van de kinderspeelpleinen, 3 vierkante meter ten behoeve van sport- en speelweiden, 5 vierkante meter per inwoner ten behoeve van het nodige buurtgroen, voetgangersverbindingen en verkeersgroen’. We kunnen zeggen dat deze beschrijving in dezelfde geest lag als de oorspronkelijke bestemming van het BPA.
Dit werd nog eens bevestigd door het BPA Antwerpen Zuid aan de Leien dat in de jaren ’80 deze zone weer als zone voor park en recreatie bestemde. Met andere woorden: de geest van het gewestplan en de voorafgaande en navolgende BPA’s was telkens dat deze zone een multifunctioneel gebruik had waar groen, sport en spelfuncties centraal staan. De herbestemming die wordt voorgesteld naar zone voor publiek domein kan in diezelfde geest worden gelezen, als een multifunctioneel plein. 1.2.6 Sint-Paulus kerk, klooster en ruïne
Omdat er tijdens het openbaar onderzoek een aantal bezwaarschriften vragen en opmerkingen hadden over de feitelijke toestand en de bestemmingszone van de Sint-Paulus kerk, het klooster en de ruïne wordt de volgende verduidelijking hier mee opgenomen:
De kerk is een beschermd monument. De functie in deze kerk is een gemeenschapsfunctie. Dit kan zonder problemen in de zone voor centrumfuncties Ce5.
Het klooster was vroeger een gemeenschapsfunctie maar is vandaag (gedeeltelijk) verkocht en gedeeltelijk heropgebouwd. Dit klooster is samen met de kerk beschermd als monument. In een beschermd monument [kunnen] meer functies toegelaten worden, indien deze functies zo uitgevoerd worden dat zij het monument ten goede komen en dat de dienst Onroerend Erfgoed Vlaanderen hierover positief adviseert. Dit is buiten het bereik van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het klooster zal volgens de huidige stedenbouwkundige vergunning verbouwd moeten worden, ofwel moeten zij opnieuw een vergunning aanvragen.
Het klooster hoort thuis in de zone Ce5 omdat het een ruimtelijk geheel vormt met de kerk en de ruïne waardoor zij het beste in een dezelfde bestemmingszone ondergebracht worden. Verder is het klooster een multifunctioneel gebouw, een typisch gebouw van de zone Ce5 (zoals beschreven in de toelichtingsnota) dat meerdere functies aankan. Dit is geen traditioneel woonhuis, dat grondig verbouwd moet worden om andere functies toe te laten. Het klooster kan beter niet in een zone Wo1 omdat een respectvolle renovatie van dit beschermde monument met kwalitatieve materialen en eerbied voor het gebouw en het bouwblok belangrijker is dan de specifieke functie die zich in het pand bevindt.
De ruïne was vroeger een deel van het klooster. Dit gedeelte is nog niet opgebouwd. Het is samen met het klooster en de kerk beschermd als monument. Een deel van de ruïne ligt in het centrum van het bouwblok. Het vormt ruimtelijk echter één geheel met het klooster en kan niet in een andere zone liggen. Ook is het moeilijk om een beschermd monument in een zone onder te brengen waar geen constructies zijn toegelaten. 2 JURIDISCHE EN PLANNINGSCONTEXT 2.1 Relatie met structuurplannen 2.1.1 Strategisch Ruimtelijk structuurplan Antwerpen (s-RSA) Het strategisch Ruimtelijke Structuurplan: Antwerpen Ontwerpen (s-RSA) geeft in het richtinggevend deel aan dat een aanpassing van het BPA Binnenstad nodig kan zijn in de komende jaren: "In de Binnenstad kan indien nodig het BPA Binnenstad aangepast worden naar aanleiding van bouwblokprojecten, wijzigende maatschappelijke omstandigheden en het beeldkwaliteitplan." 4 De binnenstad bevindt zich volledig in de strategische ruimte van de harde ruggengraat. Dit is de ruimte van het metropolitaans gebied, de ‘Stad aan de Stroom’. De strategische projecten binnen het plangebied zijn de Gedempte Zuiderdokken, het Schipperskwartier, de Universiteitsbuurt en het Theaterplein. De Gedempte Zuiderdokken zijn een strategisch project dat de volgende jaren gepland wordt en in uitvoering zal gaan. Het ruimtelijk uitvoeringsplan zal niet vastleggen welke functies het plein zal vervullen en hoe het plein er zal uitzien. Dit gebeurt in een appart pproces. Het RUP doet wel uitspraken binnen welke grenzen dit project zal uitgevoerd worden (zie punt 1.2.5 van deze toelichtingsnota). De andere projecten zijn reeds in uitvoering.
s-RSA | Harde Ruggengraat
Het strategisch Ruimtelijk Structuurplan: Antwerpen Ontwerpen haalt de volgende aandachtspunten aan met betrekking op de binnenstad:
Elk van deze punten werd opgenomen in het onderzoek dat dit RUP voorafging. Sommige punten kunnen letterlijk opgenomen worden als een doelstelling van het RUP zelf, andere punten vragen een meer actief beleid en zullen op een andere manier behandeld worden. Hier zal voornamelijk gekeken worden of het RUP een eventuele toekomstige maatregel of project niet onmogelijk maakt. 2.1.2 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) Het provinciaal ruimtelijk structuurplan Antwerpen (RSPA) hanteert hoofd- en deelruimten om de beleidsvisie voor de provincie weer te geven. Het gewenste ruimtelijk beeld voor de hoofdruimte “Antwerpse fragmenten” wordt voor de stad Antwerpen verder gebiedsgericht uitgewerkt aan de hand van de deelruimte “Grootstedelijk Antwerpen”. Eén van de doelstellingen voor de deelruimte Grootstedelijk Antwerpen is om in dit gebied bij voorkeur de hoogdynamische activiteiten onder te brengen, langs de ene kant om de synergie tussen deze activiteiten aan te moedigen en de middelen efficiënt aan te wenden, langs de andere kant om de bestaande kwetsbare en natuurlijk waardevolle gebieden te vrijwaren. Toch staat er over de Antwerpse kernstad (binnenstad en negentiende eeuwse gordel) dat hier de morfologische en functionele dichtheid kan worden verlaagd. Ook het RUP Binnenstad probeert een evenwicht te vinden tussen de verwevenheid van functies en tegelijkertijd de mogelijke overlast die een doorgedreven mix in sommige gevallen kan meebrengen zoveel mogelijk in te perken3.
RSPA | Ruimtelijk concept voor Antwerpse Fragmenten 2.1.3 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (BVR 23-09-1997) geeft de beleidscontext op Vlaams niveau. Het RSV concipieert Vlaanderen open en stedelijk waarbij de stedelijke gebieden selectief worden uitgebouwd en de open ruimten worden behouden en waar mogelijk worden versterkt. De uitgangspunten voor stedelijke gebieden zijn ontwikkeling, concentratie en verdichting. Dit betekent o.m. een beleid gericht op het creëren van bijkomende woningen in een kwalitatieve woonomgeving en het versterken van het stedelijk functioneren aan de hand van een mix van functies (diensten, gemeenschapsvoorzieningen, stedelijke voorzieningen,…). Het plangebied ligt in het grootstedelijk gebied Antwerpen waar de herwaardering van een historisch stuk stedelijk weefsel wordt nagestreefd door een invulling van stedelijke woonvormen vermengd met bedrijvigheid, diensten en gemeenschapsvoorzieningen. De uitgangspunten en doelstellingen van dit RUP zoals beschreven in hoofdstuk 3 zijn conform aan de principes van het RSV.
RSV | gewenste ruimtelijke structuur | gedeconcentreerde bundeling 2.2 Bestaande juridische toestand 2.2.1 Gewestplan Het ruimtelijk uitvoeringsplan Binnenstad treedt volledig in de plaats van het gewestplan. Dit wil zeggen dat wat op dit ogenblik door het gewestplan is vastgelegd, overgenomen moet worden in het RUP of vervalt. Het gewestplan: KB 03/10/79 In het gewestplan wordt het ganse plangebied aangeduid als woongebied. De enige uitzondering hierop zijn de Gedempte Zuiderdokken die aangeduid zijn als Parkgebied. Voorschriften Woongebieden: Artikel 5.1 De Woongebieden De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Voorschriften Parkgebieden: Artikel 14 De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen. Het RUP Binnenstad bestaat uit zeer flexibele zones. Wonen en woonondersteunende functies (gemeenschapsvoorzieningen) zijn overal onbeperkt toegelaten, behalve in de zone voor groen en de zone voor publiek domein. De voorschriften van het RUP kunnen dus gezien worden als een verdere detaillering van de gewestplanbestemming (KB 03/10/79). Enkel voor de Gedempte Zuiderdokken wordt een bestemmingswijziging voorgesteld (zie punt 1.2.5 van deze toelichtingsnota).
Figuur 6 | Gewestplan. Herziening van het gewestplan: MB 28/10/98 In deze herziening krijgt het plangebied een andere bestemming van woongebied, naar woongebied met culturele, historische en esthetische waarde. In dit gebied geldt de wenselijkheid van behoud. De stad voert dit uit door bij elke bouwaanvraag een CHE-rapport te vragen. In de toelichtingsnota van de herziening wordt de bestemming als volgt beschreven: Zone met culturele, historische en esthetische waarde: De specifieke stedelijke context met een grote concentratie aan historische gebouwen biedt in het grootstedelijk gebied Antwerpen een waaier aan culturele, historische en/of esthetische waarden, die een bescherming als landschap, monument, stads- of dorpsgezicht overstijgen. Een appreciatie op het niveau van het gewestplan, door de opname van (niet als dorpsgezicht of stadsgezicht beschermde) gebieden als zones met culturele, historische en esthetische waarde, zou in de toekomst een beter behoud van deze waarden moeten waarborgen. A16. Antwerpen – historische binnenstad en Zuidkwartier (kaartblad 15/3) (323 ha) omwille van de aanwezigheid van een belangrijke bovengronds bouwhistorisch-archief in de historische binnenstad en omdat de Zuidwijk een voorbeeld is van een negentiende-eeuwse planmatige stadsaanleg waarin industriële en havenactiviteiten en culturele activiteiten verzoend worden met een voorname woonwijk. Herziening van het gewestplan: MB 07/07/00 In het gewestplan van 1979 werd reeds een beperking gesteld op de hoogte van de gebouwen in het plangebied. In deze wijzigingen worden de voorschriften betreffende de hoogte van de gebouwen veranderd: Artikel 1. Bijzondere voorschriften betreffende de hoogte van de gebouwen Artikel 1 van de aanvullende stedenbouwkundige voorschriften die behoren bij het gewestplan Antwerpen, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 3 oktober 1979 houdende vaststelling van het gewestplan Antwerpen, zoals meermaals gewijzigd, wordt vervangen door de volgende bepaling: §1.Voor het optrekken van gebouwen gelegen in de volgende woongebieden, gelden de hierna vermelde bijzondere voorschriften: 1° in het stadscentrum van Antwerpen, dit is het gedeelte van de stad begrensd door de Leien; […] In deze gebieden wordt de maximale bouwhoogte afgestemd op de volgende criteria: 1° de in de onmiddellijke omgeving aanwezige bouwhoogte; 2° de eigen aard van de hierboven gelegen gebieden; 3° de breedte van het voor het gebouw gelegen openbaar domein.
2.2.2 Bijzondere plannen van aanleg In de binnenstad bevinden zich 22 geldige BPA’s op het moment van de opmaak van het RUP Binnenstad. Dit zorgt voor een lappendeken van juridische instrumenten. Het BPA 'Binnenstad' en het BPA 'Antwerpen-Zuid-aan de Leien' zijn beiden gebiedsdekkende, verruimde BPA’s. De overige 20 BPA’s zijn wat men noemt ‘postzegel-BPA’s’. Dit zijn plannen waarvan het plangebied meestal niet groter is dan een bouwblok. Deze BPA’s zijn opgemaakt naar aanleiding van een specifiek project. Het RUP ‘Binnenstad’ heeft als doelstelling 21 BPA’s samen te voegen in één RUP. Dit ruimtelijk uitvoeringsplan moet zo flexibel zijn dat een constante aanpassing via ‘postzegel-RUP’s’ bij elk nieuw project niet langer noodzakelijk is. Eén BPA zal blijven bestaan: het BPA ‘Binnenstad’ (gedeelte Falconplein – Zeemanshuis). Oorzaken hiervan staan toegelicht in artikel 1.1.3 van deze toelichtingsnota. De samenvoeging van de 21 BPA’s is in praktijk minder problematisch dan het lijkt. Het merendeel van de ‘postzegel-BPA’s’ zijn op dezelfde manier opgemaakt als het BPA ‘Binnenstad’. Dit werd beslist door de gemeenteraad op 7 mei 1987: “Met het oog op de eenvormigheid van de stedebouwkundige voorschriften in de binnenstad, is het noodzakelijk dat de voorschriften van de voornoemde B.P.A.’s worden aangepast, conform aan deze van het B.P.A.-Binnenstad.”
Geldige BPA’s in het plangebied op het moment van de opmaak. Slechts de vier jongste BPA’s wijken af van het BPA ‘Binnenstad’ en zij introduceren geheel nieuwe bestemmingen, zoals zone voor doorgang, zone voor overdekte open ruimte, zone voor horeca en dienstverlening. Maar ook deze zones kunnen gemakkelijk geconverteerd worden in het nieuwe gestandaardiseerde systeem, indien het gaat over een bestaand bebouwd weefsel.
2.2.3 Rooilijn- en verkavelingsplannen In de loop der jaren zijn er 106 rooilijnplannen opgemaakt in de binnenstad en 21 verkavelingsvergunningen. Een heel groot deel van deze plannen zijn al opgeheven bij de opmaak van het BPA Binnenstad. Het bijzonder plan van aanleg gebruikte zelf rooilijnen als grens van de bestemmingszones. Vandaag zijn er nog 40 rooilijnplannen geldig in de binnenstad en 4 verkavelingsvergunningen. Deze zullen allemaal volledig opgeheven worden, ook al lopen zij voor een gedeelte buiten het plangebied. De opsomming van deze op te heffen voorschriften vindt u in punt 5.2 van deze toelichtingsnota. Het RUP Binnenstad gebruikt geen rooilijnen. Vanaf het moment van de goedkeuring van het RUP Binnenstad zullen er dus geen rooilijnen en verkavelingsvergunningen meer geldig zijn in de binnenstad. 2.2.4 Statuut van wegen De Brouwersvliet/Oudeleeuwenrui/Ankerrui en de Leien zijn gewestwegen. Alle overige wegen gelegen in het plangebied zijn gemeentewegen. Er zijn geen buurtwegen of trage wegen aanwezig in het plangebied. 2.2.5 Recht van voorkoop Er is een recht van voorkoop op één perceel in het plangebied. Dit staat aangeduid op het grafisch plan van het RUP. Dit voorkooprecht geldt voor een periode van 15 jaar. Het recht wordt in eerste instantie gegeven aan het Vlaamse gewest, in tweede instantie aan de stad Antwerpen. Het voorkooprecht wordt ingevoerd om eventuele uitbreiding van het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen of het Wereldculturencentrum Zuiderpershuis vzw mogelijk te maken als het perceel verkocht wordt. Dit wordt in de voorschriften als een overdruk, artikel 11 aangeduid. 2.2.6 Bouwcode De gemeentelijke stedenbouwkundige verordening ‘Bouwcode’ is van kracht vanaf 4 april 2011. De voorschriften van dit ruimtelijk uitvoeringsplan primeren boven deze van de Bouwcode. Maar er is tijdens de opmaak van de twee reglementen getracht om zoveel mogelijk voorschriften die in de bouwcode worden opgenomen niet te herhalen in het RUP. Bijvoorbeeld de normen voor fietsenbergplaatsen bij een gebouw worden niet opgenomen in het ruimtelijk uitvoeringsplan, omdat zij reeds in de bouwcode voor heel het Antwerps grondgebied opgenomen zijn. Enkel daar waar het RUP strengere of andere reglementen wil, die specifiek zijn voor de binnenstad, worden de voorschriften van de bouwcode overschreven in het ruimtelijk uitvoeringsplan. 2.2.7 Stedenbouwkundige verordening raamprostitutie Deze stedenbouwkundige verordening is slechts van toepassing voor het concentratiegebied Raamprostitutie. Dit is een klein gedeelte van het plangebied. Voor de juiste percelen die in het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moet u specifiek naar deze verordening kijken. Deze reglementen gaan over een heel specifiek thema, namelijk de inrichting van een raamprostitutiepand. Ze zijn van toepassing naast het ruimtelijk uitvoeringsplan Binnenstad die niets over dit thema zegt. Raamprostitutie is een activiteit die door de politiecodex wordt verboden of toegelaten. 2.2.8 Gewestelijke verordening hemelwaterputten Deze gewestelijke stedenbouwkundige verordening bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakten. Het algemene uitgangsprincipe hierbij is dat zoveel mogelijk herbruikt wordt. In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd naar de riolering. 3 VISIE 3.1 Uitgangspunten Het plangebied van dit RUP Binnenstad is het ruimtelijke brandpunt voor verschillende sectoren, stedelijke en private diensten. De binnenstad is het kerngebied voor toerisme; het is het grootste concentratiegebied van monumenten en tegelijkertijd de rijkste archeologische zone. Het winkelhart van de stad ligt in dit plangebied, verweven tussen de grootste concentratie horecakernen. En deze functies dienen allemaal vervlochten te worden met een dichte woonomgeving. Op een plaats waar zoveel activiteiten samenkomen, kan het niet anders dan dat er gestreefd moet worden naar een evenwicht, een gulden middenweg waarin al deze onderwerpen voldoende belicht worden zonder hiermee een andere groep te benadelen. Om dit te bereiken werd er bij de opmaak van het RUP Binnenstad vertrokken van twee uitgangspunten. Ten eerste werd er gewerkt vanuit het bestaande bijzondere plan van aanleg (BPA) van de binnenstad. Het RUP Binnenstad wordt dus een herziening van het vroegere BPA Binnenstad. Dit is een verruimd BPA dat dertig jaar geleden deze evenwichtsoefening met succes heeft uitgevoerd. Het BPA Binnenstad is goedgekeurd in 1980 en hieraan is een onderzoek (de structuurschets Binnenstad en het BPA) voorafgegaan van ongeveer 10 jaar waarin elk gebouw van de binnenstad en elke plaats werd onderzocht. Het is niet nodig om dit grootschalig onderzoek over te doen, aangezien de basiselementen en de bestemmingszones nog dezelfde zijn. Deze zones zijn namelijk gebaseerd op de typologie van de gebouwen en het weefsel van de Binnenstad is de laatste dertig jaar niet fundamenteel veranderd. Toch is de manier waarop wij met deze gebouwen omgaan, de manier van bouwen en verbouwen, van kopen en verkopen de laatste 30 jaar wel gewijzigd. Vanuit deze wijzigingen in de maatschappelijke context ontstond er wel de noodzaak om de voorschriften op te frissen. Op sommige plaatsen zijn wel individuele bestemmingswijzigingen doorgevoerd, om verschillende redenen. De lijst van deze veranderingen met de bijhorende visie hierachter, vindt u in punt 5.3 van deze toelichtingsnota. Om deze herziening zo goed mogelijk te verwezenlijken, hebben wij gekozen voor een proces dat zoveel mogelijk gebaseerd is op communicatie en overleg, zowel intern naar de verschillende stadsdiensten, als naar het beleid toe en naar de private groeperingen en burgers. Deze uitgebreide communicatie is het tweede uitgangspunt van dit proces. De verschillende nota's die opgemaakt werden tijdens dit proces (procesnota, richtnota, voorontwerp) waren dan ook de belangrijkste resultaten, discussiedocumenten en communicatiemiddellen van dit proces. Er is een participatienamiddag georganiseerd op 15 september 2008 waarop de richtnota van het RUP Binnenstad uitgebreid werd besproken in drie thematische werkgroepen. Op basis van de richtnota en de bijsturingen van de participatienamiddag werd het voorontwerp opgemaakt. Dit voorontwerp werd voorgesteld op de infonamiddag RUP Binnenstad, gehouden op 27 februari 2010 in de politietoren Oudaan. Hierop werden alle bewoners van de binnenstad uitgenodigd via een uitgebreide brochure. Het was mogelijk om ook hier vragen en opmerkingen mee te geven die dan verwerkt werden in het voorontwerp RUP. Hierna begon de decretale goedkeuringsprocedure van het RUP met de wettelijk bepaalde normen van inspraak (plenaire vergadering, openbaar onderzoek).
3.2 Doelstellingen Er zijn drie doelstellingen die de basis vormen van dit RUP. Deze doelstellingen komen vanuit een analyse van het gebied zelf, maar ook vanuit de visie die geformuleerd is in het strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen en de structuurschets van de binnenstad, die opgesteld is in de jaren ‘70. Deze laatste vormde de basis voor het BPA Binnenstad.
Doelstelling | Woongebied
Doelstelling | Verwevenheid
4 EEN BOUWAANVRAAG VOORBEREIDEN IN ENKELE STAPPEN 4.1 Pré-advies op maat van uw project Om te weten of een project kans maakt of wat de mogelijkheden zijn voor een bepaald pand of perceel, raden we u ten stelligste aan een afspraak te maken voor een voorbespreking met één van de consulenten van de dienst stedenbouwkundige vergunningen. De consulenten informeren en adviseren gratis particulieren, ontwikkelaars en architecten. Het is een dagelijks beredeneren en constructief zoeken naar kwalitatieve en leefbare stedenbouwkundige oplossingen. Aangezien dit RUP een complex RUP is en de bouwhoogte, bouwdiepte, e.d. niet nominatief vastgelegd wordt, is een voorbespreking met de stedelijke dienst vergunningen in de binnenstad zeker belangrijk. Een voorbespreking bevordert een vlotte afhandeling van uw dossier. Deze toelichtingsnota geeft u reeds een eerste idee waaraan uw project in de binnenstad moet voldoen, wat belangrijk is en wie u hiervoor moet contacteren. Maar naast dit RUP bestaan er natuurlijk ook algemene regels die voor de ganse stad gelden, bijvoorbeeld in de stedenbouwkundige verordening 'Bouwcode' staan er regels over minimale vrije hoogte. Er zijn ook regels die voor het ganse gewest gelden in de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen. Om alle informatie te hebben, niet alleen over dit RUP maar over alle regels waaraan uw project moet voldoen, en om te weten welke regels primeren en hoe ze uitgevoerd kunnen worden, kan u dus best even contact opnemen met de mensen van stedenbouwkundige vergunningen voor u uw definitieve bouwaanvraag indient. Bij een voorbespreking is het belangrijk om zo veel mogelijk informatie mee te brengen over het te realiseren project, bijvoorbeeld:
Inlichtingen: Stedenbouwkundige vergunningen
4.2 CHE-rapport Al vanaf 1999 worden nieuwbouw en verbouwingsplannen onderworpen aan een erfgoedtoets. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat achter veel gevels, vooral daterend uit de 19de eeuw, oudere kernen verborgen gaan. Sinds het ontstaan van de stad in de 10e eeuw is er veel gebouwd, gesloopt en verbouwd. In oude huizen zijn daarom diverse bouwstijlen, constructies en materialen uit verschillende perioden terug te vinden. Bij een bouwhistorische studie worden deze bouwsporen onderzocht en gedocumenteerd. Het vastleggen van bouwhistorische gegevens heeft twee doelen:
Hoe gaat dit praktisch in zijn werk Wanneer u een pand wil kopen of verkopen, of wanneer u een bouwaanvraag indient, wordt in de eerste plaats nagekeken wat het statuut is van de bestaande bebouwing. Misschien is het beschermd als monument, is het onderdeel van een stads- of dorpsgezicht of valt het binnen een beschermd landschap. In de binnenstad zijn 681 beschermde monumenten, 12 beschermde stadsgezichten en 6 beschermde landschappen gelegen. Ongeveer 10,5% van de gebouwen is er met andere woorden beschermd door een gewestelijk decreet. Het statuut van uw pand staat altijd vermeld op de notariële akte. Ook bij de stedelijke dienst monumentenzorg kan u terecht voor meer informatie. Deze dienst is wettelijk verplicht een actuele lijst bij te houden van de op dat moment geldende beschermingen. Voor alle beschermde panden is men bij geplande werkzaamheden verplicht advies te vragen aan het agentschap Ruimte en Erfgoed van de Vlaamse overheid. Dit advies is altijd bindend. Zelfs wanneer de geplande werken geen stedenbouwkundige vergunning vereisen of wanneer de tussenkomst van een architect niet noodzakelijk is, moet er een machtiging verkregen worden. De Vlaamse overheid voorziet in subsidies, waarvan de omvang varieert naargelang de geplande werken en het statuut van het gebouw. Uitgebreide info over welke werken in aanmerking komen voor welke subsidies vindt u op de website http://www.onroerenderfgoed.be of kan verkregen worden door rechtstreeks contact op te nemen met de administratie van het agentschap Ruimte en Erfgoed, afdeling Antwerpen, http://www.ruimte-erfgoed.be. Niet alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen krijgen het statuut ‘beschermd monument’. Toch vormen deze ook een onderdeel van het bouwkundig erfgoed van stad Antwerpen. De ‘Inventaris van het bouwkundig erfgoed’ werd opgemaakt door de Vlaamse overheid voor heel Vlaanderen. Per gemeente heeft men een overzicht opgesteld van deze relicten met een korte beschrijving van het pand. Sinds 2010 wordt aan deze inventaris een juridisch statuut verleend door de vaststelling ervan door de bevoegde minister. Dit betekent dat er speciale regels gelden voor deze panden, die gehanteerd worden wanneer men een bouwaanvraag indient. Wat deze regels precies inhouden kan men nakijken op de website http://www.inventaris.vioe.be onder het item ‘Rechtsgevolgen’. Bij verbouwingen aan panden opgenomen in deze vastgestelde inventaris is het de taak van de stedelijke dienst monumentenzorg om de werken aan dit niet-beschermd waardevol erfgoed deskundig te begeleiden. Hierbij draagt het advies van de stedelijke dienst monumentenzorg reeds in belangrijke mate toe bij. Er zijn ongeveer 2736 relicten in het plangebied, dit zijn ongeveer 33% van alle gebouwen. Tenslotte voorziet ook het ruimtelijk uitvoeringsplan in een garantie voor het behoud van het bouwkundig erfgoed in de binnenstad. De binnenstad is namelijk in het gewestplan in haar geheel beschreven als ‘gebied met culturele, historische en/of esthetische waarde’, kortweg een CHE-gebied. Deze inkleuring wordt integraal overgenomen in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Concreet betekent dit dat alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen maximaal bewaard en gerestaureerd moeten worden. Om de waardevolle bebouwing van de overige bebouwing te kunnen onderscheiden wordt een CHE-rapport opgemaakt. Dit is een bouwhistorische en beschrijvende studie van een gebouw. Het is aangewezen om tijdig (voor het indienen van de bouwaanvraag) een afspraak te maken met de dienst monumentenzorg, die meer informatie kan geven over het specifieke pand en de krijtlijnen uittekent waarbinnen de architect kan ontwerpen. De dienst bepaalt op basis van een plaatsbezoek en een verkennend gesprek met de architect en/of bouwheer over de geplande werken, de inhoud en de omvang van de studie. Er bestaan geen vastomlijnde regels voor de opmaak van een CHE-rapport. De eisen die gesteld worden zijn afhankelijk van de historische waarde van het pand en de aard en de omvang van de aangevraagde werken. In ieder geval bevat een CHE-rapport minstens een historiek van het gebouw, een beschrijving van zowel het interieur als het exterieur en een opmeting van de bestaande toestand. In bepaalde omstandigheden worden deze gegevens verder aangevuld met een bouwfysische studie. Het dossier wordt geïllustreerd aan de hand van tekeningen en foto’s. Het CHE-rapport wordt toegevoegd aan de beschrijvende nota van de bouwaanvraag. Het zorgt ervoor dat de dienst stedenbouwkundige vergunningen in samenwerking met de stedelijke dienst monumentenzorg – die de bouwaanvraag beoordeelt – weet wat waardevol is en op welke manier hiermee in de bouwaanvraag wordt omgegaan. Indien het rapport te weinig informatie bevat of niet bij de bouwaanvraag gevoegd werd, kan de bouwaanvraag niet beoordeeld worden. Voor de opmaak van een bouwdossier kan u dus best contact opnemen met de stedelijke dienst Welstands- en monumentenzorg. Zij kunnen u begeleiden bij de opmaak van een CHE-rapport.
Inlichtingen: Welstands- en monumentenzorg
Waardevol gebouw | deels gerestaureerd, deels verbouwd.
4.3 Archeologie De Vlaamse regering heeft in 1993 een wet uitgevaardigd 5 waarin zij stellen dat de ontdekking, de bescherming en het behoud van archeologisch patrimonium van algemeen nut is. Dit betekent dat elke individuele eigenaar en gebruiker bepaalde verplichtingen heeft tegenover archeologie en men de werken en handelingen op zijn terrein kan stilleggen en vergunningen kan intrekken, als dit in het belang is van het archeologisch onderzoek. Volgens de wet heeft men als eigenaar twee plichten. De eerste is een meldingsplicht. Deze plicht zegt dat iedereen die een goed vindt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologisch monument is, dat hij binnen de drie dagen hiervan aangifte moet doen bij de administratie. De tweede verplichting die men heeft is een zorgplicht. Dit wil zeggen dat de eigenaar en gebruiker ervoor moet zorgen dat de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden bewaard, beschermd en voor vernieling behoed moeten worden. De binnenstad is de plaats waar de ontstaansgeschiedenis van de stad ligt. Dit is een locatie waar de grootste concentratie archeologische monumenten aanwezig zijn in de ondergrond. De sporen die bewaard zijn gebleven in de grond onder onze voeten vormen een soort bodemarchief. Het werk van de archeologen bestaat erin dit bodemarchief te "lezen" en zo de materiële geschiedenis van de stad en haar omgeving te leren kennen. In Vlaanderen heeft men zoals hierboven beschreven redelijk veel verplichtingen als eigenaar en bouwheer voor de bewaring en bescherming van deze sporen. Om u hierin bij te staan heeft de dienst Archeologie van de stad Antwerpen een archeologische advieskaart opgemaakt, die de waarschijnlijkheid van archeologische vondsten in de hele stad in kaart brengt, zodat u op voorhand als bouwheer kan inschatten wat de waarschijnlijkheid is dat u in uw project geconfronteerd zal worden met archeologisch waardevol materiaal.
Archeologische advieskaart Antwerpen
De binnenstad wordt hier bijna helemaal aangeduid als archeologisch onderzoeksgebied. Dit wil zeggen dat de ondergrond archeologische sites herbergt waarvan de locatie, omvang en aard gekend zijn. In deze zone is het zeer waarschijnlijk dat men archeologische vondsten blootlegt als men gaat graven in de bodem. Archeologisch (voor)onderzoek en archeologische begeleiding moeten dus geïntegreerd worden in de planning en het bouwproces. Om die redenen staat in het ruimtelijk uitvoeringsplan duidelijk vermeld dat bij elke bodemverstoring een voorafgaand archeologisch advies noodzakelijk is. Dit voorkomt een onverwachtse stopzetting van uw bouwprojecten. Wanneer u een verbouwing doet die de ondergrond ongemoeid laat, is zo een advies uiteraard niet nodig, aangezien u zeker geen archeologische vondsten zal blootleggen. Hoe gaat dit praktisch in zijn werk Bij elke bodemverstoring dient archeologisch advies ingewonnen te worden in de eerste fase van de planning. In overleg met de archeologen wordt een bepaalde periode afgesproken en een bestek opgemaakt voor een archeologisch onderzoek voor de aanvang van de werken. Het archeologisch vooronderzoek zal gebeuren in verschillende stappen:
Eventueel kan tijdens de verdere werkzaamheden gekozen worden voor het verder archeologisch begeleiden van de werken. Hoewel u bij het woord archeologie direct zult denken aan opgravingen, ligt de nadruk toch op behoud van de historische resten. De ondergrond zelf biedt immers de beste omstandigheden hiervoor. Samen met de dienst archeologie kan bijvoorbeeld besproken worden hoe met het gebruik van bepaalde funderingen de archeologische vondsten ondergronds bewaard kunnen blijven. Inlichtingen: Archeologie
4.4 Welke activiteiten kan ik uitoefenen op mijn perceel? Het ruimtelijke uitvoeringsplan Binnenstad bestaat uit een grafisch plan, een plan bestaande juridische en feitelijke toestand, voorschriften en deze toelichtingsnota. Op het grafisch plan staat de kaart van de binnenstad. Op dit plan kan men zien in welke bestemmingszone of zones een bepaald perceel ligt. Aan deze zone(s) hangen voorschriften vast, die zeggen welke activiteiten er op dit perceel uitgeoefend mogen worden en welke activiteiten beperkt of verboden zijn. Het gaat over de activiteiten die de gebruiker van het pand uitoefent, niet over de activiteiten van de eigenaar. Indien bijvoorbeeld een school (een gemeenschapsvoorziening) haar gebouwen verhuurt aan een kantoorbedrijf, kan dit enkel wanneer de functie kantoor is toegelaten in de bestemmingszone van de gebouwen. De bestemmingszones zijn dus zones op het grafisch plan waaraan regels aan verbonden zijn. De bestemmingszones van het RUP Binnenstad zijn vier zones voor wonen: Wo1, Wo2, Wo3 en Wo4, twee zones voor centrumfuncties: Ce5 en Ce6, een zone voor groen en een zone voor publiek domein. Functies zijn de activiteiten die op het perceel plaatsvinden. De functies die worden beschreven in het RUP zijn wonen, groothandel, industrie, logistiek, opslag, detailhandel, kantoren en diensten, vrije tijdsvoorzieningen, reca (restaurant en café), hotels, gemeenschapsvoorzieningen. Als u niet zeker bent in welke functie uw activiteit thuishoort, kan u het best contact opnemen met de stedelijke dienst vergunningen. 4.4.1 Bestemmingszones: zone voor wonen (Wo1) Deze zone is een traditionele woonzone, het zijn hoofdzakelijk kleinere gebouwen, vaak gebouwd als eengezinsgebouwen in smallere straten. In deze zone is het wonen veruit de belangrijkste functie. Naast deze woonfunctie is slechts een van de ondergeschikte functies toegelaten. Deze ondergeschikte functies zijn slechts toegestaan op het gelijkvloers of één verdieping, zodat men vanuit de straat het beeld en de activiteiten van een woonstraat behoudt. Naast wonen zijn er nog twee functies die heel het gebouw of perceel in beslag kunnen nemen, dat zijn hotels of gemeenschapsfuncties. Ze kunnen uiteraard ook als nevenfunctie voorkomen. Een hotel komt sporadisch voor in de binnenstad en als zij de maat en schaal van de omliggende bebouwing aanhouden kunnen zij hier en daar in woonstraten voorkomen, zonder dat dit de woonstraat verandert of voor overlast zorgt. Een gemeenschapsfunctie is bijvoorbeeld een basisschool, een bejaardentehuis of een wijkcentrum. Deze functies zijn ondersteunend aan het wonen, waardoor zij ook in een woongebied onbeperkt toegelaten zijn. zone voor wonen (Wo2) Deze woonzone lijkt sterk op de woonzone Wo1, maar laat iets meer kantoren toe. Ook de verhouding woonfunctie/niet-woonfunctie verandert, minimum de helft moet woningen zijn. Het is een bestemmingszone die de overgang maakt tussen de zones waar een doorgedreven mix van functies mogelijk is (de centrumzones Ce5 en Ce6) en de typische woonwijken. Ook hier zijn hotels en gemeenschapsfuncties toegelaten in het hele gebouw zoals beschreven in 4.4.1 zone voor wonen (Wo3) Deze zone heeft dezelfde voorschriften als de woonzone Wo1, maar hier komt bij dat de helft van het terreinoppervlakte onbebouwd moet blijven. Dit is een woonzone waar expliciet de bestaande open ruimte beschermd wordt of een toekomstige grote, onbebouwde, niet overdekte ruimte opgelegd wordt. Dit gebeurt op plaatsen zoals de gevangenis in de Begijnenstraat, waar een ‘nabestemming’ wonen op rust en waar de bestaande open ruimte gevrijwaard moet blijven. Langs de andere kant wordt deze zone ook gebruikt om functies die in het verleden het volledige perceel hebben volgebouwd te verplichten bij een volgende bouwaanvraag minstens de helft van het terrein open en niet-overdekt te laten, om zo het bestaande bouwblok terug te herstellen, bijvoorbeeld bij oude bovengrondse garages. zone voor wonen (Wo4) Dit is een zeer vrije zone. De helft van de bruto vloeroppervlakte moet een woonfunctie hebben, voor de rest is de invulling vrij. Deze bestemmingszone wordt gebruikt om een mix toe te laten tussen wonen en andere functies, buiten de traditionelere woonbuurten. Zij wordt voornamelijk in kantoorzones en aan de randen van het plangebied gebruikt. zone voor centrumfuncties (Ce5) Terwijl in de woonzones het stimuleren van woningen centraal staat, is de mix van functies belangrijk in de centrumzones. Dit wil niet zeggen dat wonen of gemeenschapsfuncties hier niet mogelijk zijn, het wil zeggen dat naast wonen en gemeenschapsfuncties, kantoren, vrije tijdsvoorzieningen, hotels en dergelijke ook toegelaten kunnen worden. De centrumzone Ce5 is een zone die gebaseerd is op een typologie van publieke gebouwen. Dit zijn multifunctionele gebouwen (zie 1.1.1). Er zijn veel monumenten in deze zone die verspreid zijn over de ganse binnenstad. Het gebouw laat vele functies toe, maar de ligging zorgt er vaak voor dat grootschalige kantoren (groter dan 1500m² bvo) en bedrijven hier niet mogelijk zijn. zone voor centrumfuncties (Ce6) Ook in deze centrumzone staat de mix van functies centraal, maar deze zone is voornamelijk gebaseerd op de plaats in het plangebied. Dit is een weefsel waar hoofdzakelijk grotere bestaande gebouwen voorkomen (vroegere kantoren of bedrijfsgebouwen), die gebouwd zijn langs assen met een betere bereikbaarheid van openbaar vervoer of autoverkeer zoals de as van de Meir, de Lange Gasthuisstraat en de randen van het plangebied. Deze zone is meer geclusterd en minder verweven tussen de woonzones waardoor meer functies hier onbeperkt toegelaten zijn. zone voor groen (Gr) Deze zone beschermt de onbebouwde, niet-overdekte ruimtes in de binnenstad. Bovengrondse en ondergrondse constructies zijn niet toegelaten. Verharding is niet toegelaten, enkel de minimale verharding nodig voor de toegang van de gebouwen, of de minimale verharding nodig voor de speeltuigen. In deze zone wordt de volle grond beschermd, een kwaliteit die zeldzaam wordt in de binnenstad. Op deze plekken wordt de mogelijkheid open gehouden om maximaal water te laten infiltreren in de bodem en ongeremd hoogstammige bomen te laten groeien. De sociale funcite van deze groene ruimte zijn belangrijk en daarom zijn zitbanken en speeltuigen met een natuurlijk karakter ook toegelaten. zone voor publiek domein (Pu) In deze zone bevinden zich voornamelijk de openbare wegen en de publieke pleinen of doorgangen van de binnenstad. De nadruk in deze zone ligt op het publieke karakter. Het merendeel van deze zone is eigendom van de overheid en/of geaffecteerd bij het openbaar domein. Geen enkel voorschrift in het RUP kan echter de publieke toegankelijkheid van een plek garanderen. Toegankelijkheid is eerder een gebruik en minder een inrichting die beoordeelt kan worden bij een bouwaanvraag. De bovenstaande zones, met hun bijhorende voorschriften geven de bestemmingszones aan met elk hun specifieke functies die er toegelaten of beperkt toegelaten zijn. Maar dit zegt nog niets over de schaal en de typologie van de functies. Een eensgezinsgebouw en een appartementsgebouw met 100 woningen valt onder dezelfde functie wonen, maar heeft een totaal andere stedenbouwkundige impact. Daarom is een voorschrift toegevoegd over de draagkracht van de omgeving, waarin gezegd wordt dat indien de typologie en schaal van de activiteiten zo sterk verschilt met deze van de omgeving dat zij voor overlast kan zorgen of de ruimtelijke kwaliteiten van de straat en de buurt sterk zal veranderen, de ruimtelijke draagkracht van de omgeving overschreden wordt. Een kleinere schaal, een kleiner of ander programma kan opgelegd worden als voorwaarde voor een positieve behandeling van de bouwaanvraag.
4.4.2 Specifieke regels voor functies zijn: Kantoren Kantoren van een overheid hebben dezelfde ruimtelijke impact dan kantoren van een privaat bedrijf. Overheidskantoren worden daarom in het RUP Binnenstad ingedeeld onder de functie kantoren en niet onder de functie gemeenschapsfuncties. Dit staat ingeschreven in de stedenbouwkundige voorschriften in de defintie van "kantoor". Hotel De functie van een hotel wordt in de zones voor wonen Wo1, Wo2 en Wo3 beperkt. Er is geen maximaal aantal kamers of een maximale oppervlakte opgelegd. Dit werkt zeer beperkend en komt niet altijd overeen met de bestaande bebouwing van de binnenstad. Een hotel in woonzone Wo1, 2 en 3 kan zich vestigen in een bestaand gebouw, maar mag dit gebouw niet uitbreiden in volume of verschillende gebouwen samenvoegen om een groter hotel te maken. Het hotel moet zich aanpassen aan de bestaande bebouwing en de bestaande schaal van de straat. Als men een nieuwbouw opricht moet dit nieuwe gebouw zich ook aanpassen aan de schaal, afmetingen en volumes van de omgeving volgens de harmonieregel. Een hotel van dezelfde schaal en grootte als de overige gebouwen past perfect in een woonstraat, maar een hotel die een schaalvergroting veroorzaakt in een woonstraat zorgt voor overlast. Publiek domein De aanleg van publiek domein is in alle zones mogelijk, indien dit ruimtelijk wenselijk is. De binnenstad kent zo weinig publiek domein in vergelijking met het gebruik ervan. Indien aan alle kwalitatieve eisen voldaan worden om een nieuw publiek plein te creëren, is dit mogelijk binnen alle zones van dit RUP. Overdruk - detailhandel (dh) Voor detailhandel en reca staat verwevenheid versus bundeling centraal. Verwevenheid zorgt voor levendigheid en gezelligheid, het trekt mensen aan en creëert een gezellige drukte. Detailhandel en horeca worden om die redenen overal toegelaten op het gelijkvloers in de binnenstad. Maar deze functies kunnen ook voor conflicten en overlast zorgen. Daarom is men ook hier op zoek gegaan naar een gulden middenweg. Er zijn overdrukken detailhandel en reca aangeduid waar deze functies toegelaten worden. Een overdruk legt extra voorschriften op naast de voorschriften van de bestemmingszones die blijven gelden. Als er tegenstrijdigheden zijn tussen de voorschriften van de bestemmingszones en deze van de overdrukken, primeren de voorschriften van de overdrukken. In de overdruk detailhandel wordt detailhandel ook toegelaten in de kelder en op de eerste verdieping. Indien deze zone voor detailhandel samenvalt met een gebouw in de zone voor centrumfuncties Ce6, wordt detailhandel in het hele gebouw toegelaten.
Overdruk - reca (r) In de overdruk reca worden restaurants en cafés ook toegelaten in de kelder en op de eerste verdieping. Indien deze zone samenvalt met een gebouw in de zone voor centrumfuncties Ce6, wordt reca in het hele gebouw toegelaten. In deze zone voor reca worden ook feestzalen en dansgelegenheden toegelaten met een netto handelsoppervlakte van maximaal 750m². Buiten deze zones zijn nergens feestzalen en dansgelegenheden toegelaten.
Overdruk - voorkooprecht Dit is een overdruk die een juridische kwestie regelt, meer uitleg in punt 2.2.5. 4.5 Hoe moet ik bouwen/verbouwen Hoe het uiterlijk van het gebouw eruit moet zien en welk volume men mag bouwen, wordt bepaald door de harmonieregel. Dit geldt enkel voor delen van een gebouw of voor gebouwen die niet behouden en gerestaureerd dienen te worden, zoals besproken in punt 4.2 Het bouwvolume, de positie van het gebouw, de voorgevel- en achtergevelbouwlijn, de bouwdiepte, de bouwhoogte, de gevelopbouw en gevelgeleding, de bedaking, de dakbedekking, de kleur en gevelmaterialen, de schrijnwerken, de beglazing en buitenschildering, de uitsprongen en insprongen, moeten in harmonie zijn met het referentiebeeld. Kortom alle uiterlijke kenmerken van het gebouw moeten in harmonie zijn met het referentiebeeld. Dit referentiebeeld wordt gevormd door de buitenkant van de gebouwde omgeving en bestaat uit de gebouwen welke inzake harmonische samenhang het talrijkst zijn. Dit referentiebeeld is afhankelijk van de context, het kan gaan over één kant van de straat, van straathoek tot straathoek, het kan gaan over een hele straat of een gebied. Harmonie met de omgeving en het referentiebeeld begint met voldoende kennis van de ruimtelijke kenmerken van de omgeving. Deze kennis dient ingezet te worden opdat het op te richten of te verbouwen gebouw op doelbewuste en gemotiveerde wijze een relatie aangaat met de omgeving. Een referentiebeeld is dus een logisch ruimtelijk geheel, op het Zuid zal een bouwaanvraag bijvoorbeeld kunnen afgewogen worden met als referentiebeeld een ruimer gebied, aangezien dit een wijk is die gezamenlijk gebouwd is geweest, waardoor de samenhang van de typische 19de eeuwse eengezinsgebouwen belangrijk is. In andere gevallen zal harmonie bekeken worden zoals op de afbeelding hieronder tussen de gebouwen langs een zijde van de straat, van straathoek tot straathoek.
4.6 Mobiliteit 4.6.1 Laden en lossen Laden en lossen is vaak een probleem in de binnenstad waar geen eenduidige oplossingen voor bestaat. Elke detailhandel- en horecazaak heeft op gepaste tijden nood aan toeleveringen. Maar dit zorgt vaak voor veel verkeersellende en grote vrachtwagens blokkeren meer dan eens de binnenstad. Het is negatief voor de detailhandel- en horecazaak zelf, als hun dagelijkse werking telkens moeilijkheden schept en het is een frustratie voor vele bewoners. In het ideale geval zouden alle winkels hun toeleveringen moeten krijgen via kleine bestelwagens zodat de grote opleggers uit de binnenstad verdwijnen. In het ideale geval zou het laden en lossen per straat gezamenlijk georganiseerd moeten zijn met voorbehouden plaatsen op het openbaar domein. Dit is de mobiliteitsvisie voor de toekomst, maar het is nog geen realiteit vandaag. Het vergt een aangepaste werking van winkels die vaak internationaal georganiseerd zijn en waarvan de toeleveringen gestandaardiseerd verlopen. Ook het vrijhouden van laad- en loszones in een openbaar domein dat door vele actoren geclaimd wordt, blijft moeilijk. In dit RUP wordt dus niet gestreefd naar een strenge reglementering voor laden en lossen. Wel is het een aandachtspunt. Vaak zien wij vandaag problemen omdat over laden en lossen niet grondig nagedacht wordt tijdens de planning van detailhandel- en horecazaken. Tijdens de bouwaanvraag van een detailhandel- of horecazaak vraagt het RUP expliciet naar de oplossingen voor laden en lossen. Als deze oplossingen verkeersovertredingen inhouden, bijvoorbeeld het blokkeren van een straat, dan wordt de bouwaanvraag niet goedgekeurd. Er wordt dus op het moment van de bouwaanvraag een werkbare oplossing gevraagd voor het laden en lossen. Maar die oplossing kan verschillen naar het volledig organiseren van inpandig laden en lossen, tot bijvoorbeeld het gebruik van gemeenschappelijke laad- en loszones (bijvoorbeeld de Nationalestraat). 5 VOORSCHRIFTEN 5.1 Stedenbouwkundige voorschriften De bundel 'stedenbouwkundige voorschriften' van dit RUP bestaan uit voorschriften die juridisch bindend zijn en een toelichting die uitleg geeft over de achterliggende reden of doelstelling van deze voorschriften. Ook deze toelichtingsnota geeft meer uitleg over de voorschriften en hoe deze worden toegepast tijdens de procedure van de bouwaanvraag in hoofdstuk 4. 5.2 Op te heffen voorschriften 5.2.1 Op te heffen voorschriften van het gewestplan Na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, worden de voorschriften van het gewestplan, die binnen de begrenzing van dit ruimtelijk uitvoeringsplan liggen volledig opgeheven en vervangen door de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Volgende voorschriften van het gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 03/10/1979) worden door de opmaak van dit RUP volledig opgeheven:
Volgende voorschriften van de herziening van het gewestplan (MB 28/10/98) worden door de opmaak van dit RUP volledig opgeheven:
Volgend voorschrift van de herziening van het gewestplan (MB 07/07/00) wordt door de opmaak van dit RUP volledig opgeheven:
5.2.2 Op te heffen bijzondere plannen van aanleg De volgende bijzondere plannen van aanleg worden na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan door de bevoegde overheid volledig opgeheven:
5.2.3 Op te heffen verkavelingsvergunningen Alle verkavelingsplannen die nog rechtsgeldig zijn in het plangebied, worden na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan door de bevoegde overheid volledig opgeheven:
5.2.4 Op te heffen rooilijnplannen Alle rooilijnplannen die nog rechtsgeldig zijn in het plangebied, worden na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan door de bevoegde overheid volledig opgeheven:
5.3 Ruimteboekhouding Als een algemeen principe worden de bestemmingszones van het BPA Binnenstad volledig overgenomen. De onderliggende percelen vormen hier de uitzondering. De motivatie hiervan wordt er telkens bij opgenomen:
5.4 Planschade en planbaten Register van de percelen die mogelijks in aanmerking komen voor planschadevergoeding, planbatenheffing, bestemmingswijzigings- compensatie of compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften. Overeenkomstig artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dient een ruimtelijk uitvoeringsplan een register te bevatten van de percelen waarop een bouwbeperking wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal-of gebruikersschadecompensatie ingevolge een bestemmingswijziging of overdruk. Aangezien er geen bouwbeperking worden doorgevoerd en er dus ook geen aanleiding is voor een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaal-of gebruikersschadecompensatie is dergelijk register voor dit RUP niet noodzakelijk. De regeling over de planschade is terug te vinden in artikel 2.6.1 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de planbatenheffing is te vinden in artikel 2.6.4 en volgende van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De regeling over de kapitaalschadecompensatie is te vinden in artikel 6.2.1. en volgende van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. De regeling over de gebruikerscompensatie is te vinden in het decreet van 27 maart 2009 houdende vaststelling van een kader voor de gebruikerscompensatie bij bestemmingswijzigingen, overdrukken en erfdienstbaarheden tot openbaar nut. De tekst van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en van het decreet gronden pandenbeleid kan geraadpleegd worden op www.ruimtelijkeordening.be, rubriek wetgeving. De tekst van het decreet gebruikerscompensatie kan geraadpleegd worden op www.codex.vlaanderen.be, zoekterm "gebruikerscompensatie". 6 BIJLAGEN BIJLAGE A: Watertoets Het plangebied Binnenstad is het oudste bebouwde deel van de stad, hier is de stad ontstaan. Ten westen van het projectgebied loopt de Schelde. Overstromingsgevaar vanuit de Schelde wordt tegengegaan door de waterkering langs de Schelde. De waterkering wordt in het kader van het geactualiseerd sigmaplan verhoogd. Alle watertoetskaarten werden geraadpleegd: de hellingenkaart, de kaart met erosiegevoelige gebieden, de winterbed-kaart, de kaart met overstromingsgevoelige gebieden, de kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden en de kaart met infiltratiegevoelige bodems. De meest relevante watertoetskaarten voor het studiegebied worden hieronder besproken. Uit de kaart met overstromingsgevoelige gebieden kan worden afgeleid dat het plangebied niet overstromingsgevoelig is.
Legende:
De kaart met de gebieden die gevoelig zijn voor grondwaterstroming werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er minder of meer aandacht moet uitgaan naar de effecten van ingrepen op de grondwaterstroming. Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Voor de watertoets, die onder meer van belang is voor het evalueren van geplande bouwwerken, gaat de aandacht in de eerste plaats uit naar de ondiepe grondwaterstroming. Deze stroming kan worden beïnvloed of verstoord door ondergrondse constructies: tunnels, schachten, kelders, ondergrondse garages, damwanden, kwelschermen en dergelijke. Voor dergelijke constructies zijn meestal ook uitgravingen nodig, en vaak gaat de aanleg of de instandhouding ervan ook gepaard met het onttrekken van grondwater door drainering, tijdelijke bemaling of permanente bemaling. Ingevolge de vele watervlakken in de nabijheid van het projectgebied is het volledige projectgebied gelegen in een zone die zeer gevoelig is voor rondwaterstroming (type 1). Wanneer in deze zone ondergrondse constructies gebouwd worden met een diepte van meer dan 3 m of een horizontale lengte van meer dan 50 m, dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Bij de oprichting en constructie van de gebouwen en gerelateerde ondergrondse constructies (parkings) dient extra aandacht uit te gaan naar deze (grond) waterproblematiek. Het risico is reëel dat men zeer sterk moet bemalen waardoor verzakkingen in de omgeving kunnen optreden. Het opstellen van een retour-bemaling is hiervoor een mogelijke oplossing. Dit wordt reeds opgelegd in de stedenbouwkundige verordening ‘Bouwcode’ die vandaag de goedkeuringsprocedure doorloopt.
Legende:
De kaart met infiltratiegevoelige gebieden toont voor het ganse plangebied niet infiltratiegevoelige bodems. Dit wil zeggen dat ze niet geschikt zijn voor infiltratie. De reden voor hun ongeschiktheid voor infiltratie ligt waarschijnlijk in het feit dat het plangebied bijna volledig verhard en/of bebouwd is. Vandaag is het plangebied voorzien van zowel een gescheiden als een gemengd rioleringsstelstel. Dit wordt bepaald bij de heraanleg van elke straat. Er wordt steeds gekozen voor een gescheiden stelsel, en hier wordt enkel vanaf geweken als er te weinig ruimte is of het water niet kan afvloeien. Dit maakt geen deel uit van het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan en is een bevoegdheid van Aquafin nv.
Legende:
A.1 Het plan De realisatie van het RUP brengt geen noemenswaardige toename van de verharde oppervlakte met zich mee (het plangebied is bijna volledig verhard). Goedkeuring van het RUP zal ervoor zorgen dat de zones gelegen in de zone voor groen (gr) wordt onbebouwd gelaten. Er wordt zoveel mogelijk getracht deze ruimte niet overdekt te laten en met waterdoorlatende materialen op te bouwen. Ook is er in de algemene stedenbouwkundige voorschriften een voorschrift voor open ruimte, tuinen en terrassen. Dit voorschrift zorgt ervoor dat de schaarse bestaande open ruimte in de binnenstad bewaard moet blijven. Deze voorschriften komen uit het bestaande BPA Binnenstad, ze zijn iets anders geformuleerd en duidelijker gesteld. Toch zal er op het terrein weinig veranderen. A.2 Beschrijving en beoordeling effecten Conform artikel 8 van het decreet inzake integraal waterbeleid moet het RUP in het kader van de planvorming en het vergunningenbeleid getoetst worden op de watergerelateerde aspecten. A.3 Watertoets op planniveau Een eerste toetsing gebeurt op het planningsniveau. Zoals reeds gesteld ligt het plangebied niet in een recent overstroomd gebied of in een risicogebied voor overstromingen. Het volledige plangebied is gelegen in een zone die zeer gevoelig is voor grondwaterstroming (type 1). Wanneer in deze zone ondergrondse constructies gebouwd worden met een diepte van meer dan 3 m of een horizontale lengte van meer dan 50 m, dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. De kaart met infiltratiegevoelige gebieden toont voor het ganse plangebied niet infiltratiegevoelige bodems. Dit wil zeggen dat de bodem in het plangebied niet geschikt is voor infiltratie. In deze fase kan reeds gesteld dat in de geplande situatie:
BIJLAGE B: MER screening
Een screening naar mogelijke relevante factoren die in milieueffecten zouden kunnen resulteren, werd uitgevoerd. In dit hoofdstuk is een samenvatting te vinden van de verschillende relevante thema’s waarover binnen de screening uitspraken gevraagd worden.
Referentiesituatie: Het plangebied is het oudste bebouwde deel van Antwerpen. Het loopt ongeveer samen met de vroegere Spaanse omwalling, die vanaf de 16de eeuw de scheiding tussen de stad en haar omgeving vormde. De jongste wijk in het plangebied is de stadswijk “’t Zuid” die in 1875 gepland werd en kort daarna gebouwd. De bestaande bebouwde context in het plangebied is over het algemeen dus meer dan 100 jaar oud en de punctuele veranderingen en vernieuwingen werden sinds 1980 geregeld door het BPA Binnenstad in het oudste gedeelte en het BPA Antwerpen-Zuid-binnen de Leien in de wijk “’t Zuid”.
Geplande situatie: Alle juridische instrumenten in het plangebied zullen vervangen worden door het ruimtelijk uitvoeringsplan Binnenstad. Dit plan is zowel inhoudelijk als naar vorm gebaseerd op het bestaande BPA Binnenstad. Bij de volgende beschrijving van de milieueffecten zal dus voornamelijk gekeken worden naar de verschillen tussen deze twee instrumenten, nl. het BPA Binnenstad en het RUP Binnenstad.
Structuur ondergrond
Toestand grondwatertafel
Bodem- en grondwaterverontreiniging
Structuur afwatering
Waterkwaliteit
Afvoer en buffering van regenwater
Algemene geluidskwaliteit
Verkeersgeluid
Geluid en trillingen in aanlegfase
Algemene luchtkwaliteit / verkeersemissies lucht
Geur- en stofhinder
Structurele en perceptieve kenmerken landschap
Erfgoedwaarde
Archeologie
Ecologische kwaliteit
Verstoring avifauna
Gebruikswaarde
Beeld- en belevingswaarde
Leefbaarheid en woonkwaliteit
Verkeersstructuur / bereikbaarheid
Intensiteit en doorstroming autoverkeer
Veiligheid en comfort van zwakke weggebruikers
Aanbod en doorstroming openbaar vervoer
Gelet op de beperkte veranderingen die het ruimtelijk uitvoeringsplan zal doorvoeren tegenover de bestaande (juridische) situatie van de bijzondere plannen van aanleg die gelden in de Binnenstad, is er geen extra impact te verwachten op de omgeving. Gelet op de afwezigheid van risico’s voor menselijke gezondheid en veiligheid en op de relevante milieuproblemen zoals beschreven in vorig hoofdstuk, en aangezien geen grensoverschrijdende effecten verwacht kunnen worden, zijn we van mening dat geen plan-MER dient opgemaakt te worden.
BIJLAGE C: Bereik en tekortzones Tekorten (in aantal of hectare) worden afgebeeld in grafieken. Er is een tekort als er minder (in aantal of hectare) voorziening(en) zijn per bevolkingsdichtheid in vergelijking met een norm of een stadsgemiddelde. In wijken met meer inwoners zullen er meer voorzieningen moeten zijn dan in wijken met minder inwoners. Deze wijken zijn de SWO-wijken (SWO = stedelijk wijkoverleg). Het stedelijk wijkoverleg werd opgericht als informatie- en communicatiekanaal voor het bestuur en om de inspraak voor de bewoners te bevorderen. De 9 districten werden opgedeeld in een aantal wijken van een 10.000 à 15.000-tal inwoners. De afbakening van deze wijken houdt ook rekening met barrières (een wijk kan niet doorkruist worden door een barrière bv. Ring, Leien,…). De binnenstad heeft drie wijken: Stadhuis-Sint Jacob-Hessenhuis, Sint Andries-Bourla en Zuid-Museum.
Een wijk kan dus minder dan gemiddeld of lager dan de norm scoren voor een bepaalde voorziening en heeft hiervoor dus een tekort. Maar inwoners willen niet enkel genoeg voorzieningen in de wijk, men wil deze ook binnen een aanvaardbare loopafstand.
Naargelang het niveau van de voorziening heeft deze voorziening een andere loopafstand : - niveau buurt: loopafstand van 400m (10 min wandelen) - niveau wijk: loopafstand van 800m (20 min wandelen) - niveau stadsdeel: loopafstand van 1.600m (10 min fietsen)
De loopafstandsanalyse houdt ook rekening met barrièrewerking en doorgangen. Zo kan de niet-bereikte bevolking in tekortzones gelokaliseerd worden en een evenwichtige spreiding op basis van loopafstand nagestreefd worden. Via het afbakenen van tekortzones -dit zijn dus de woonzones die buiten het bereik van een bepaalde voorziening vallen- kan nagegaan worden of een bepaalde site binnen of buiten bereik ligt.
De onderstaande tabel geeft aan welke normen van toepassing zijn en welke de stadsgemiddelden zijn. Verder worden ook de bereiken van de verschillende voorzieningen opgelijst. Dit zijn de afstanden die men wenst te overbruggen voor een bepaalde voorziening.
Met de onderstaande analyse van de tekorten en de tekortzones werd de heraanleg van de Scheldekaaien niet in rekening gebracht. Op het tijdstip van de analyse wist men de exacte invulling van deze Scheldekaaien niet. Op welke plekken wordt het een groene ruimte, op welke plekken zal het een plein worden? Dit zal een ander beeld geven in de tekorten en de tekortzones. Wel zullen de Scheldekaaien een enorme positieve impact hebben op de tekorten en tekortzones van de open ruimte voorzieningen. Het volledige onderzoek werd niet bijgevoegd bij deze toelichtingsnota, enkel de samenvattende tabellen voor de drie wijken. Dit onderzoek werd uitgevoerd in 2008 en maakt gebruik van de gegevens die toen beschikbaar waren.
BIJLAGE D: Voetnoten 1 Sebreghts, H.C.; Tijs, Reiner: Ruimte Ordenen. Het juridisch kader. Uitgeverij Vanden Broele, 2007, p. 369 2 Sebreghts, H.C.; Tijs, Reiner: Ruimte Ordenen. Het juridisch kader. Uitgeverij Vanden Broele, 2007, p. 370 3 Sebreghts, H.C.; Tijs, Reiner: Ruimte Ordenen. Het juridisch kader. Uitgeverij Vanden Broele, 2007, p. 367 4 Strategisch Ruimtelijk Structuurplan: Antwerpen Ontwerpen. Richtinggevend gedeelte, p. 97 5 Decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 1999 en 28 februari 2003. |