4 EEN BOUWAANVRAAG VOORBEREIDEN IN ENKELE STAPPEN

 

4.1 Pré-advies op maat van uw project

Om te weten of een project kans maakt of wat de mogelijkheden zijn voor een bepaald pand of perceel, raden we u ten stelligste aan een afspraak te maken voor een voorbespreking met één van de consulenten van de dienst stedenbouwkundige vergunningen.

De consulenten informeren en adviseren gratis particulieren, ontwikkelaars en architecten. Het is een dagelijks beredeneren en constructief zoeken naar kwalitatieve en leefbare stedenbouwkundige oplossingen.

Aangezien dit RUP een complex RUP is en de bouwhoogte, bouwdiepte, e.d. niet nominatief vastgelegd wordt, is een voorbespreking met de stedelijke dienst vergunningen in de binnenstad zeker belangrijk. Een voorbespreking bevordert een vlotte afhandeling van uw dossier.

Deze toelichtingsnota geeft u reeds een eerste idee waaraan uw project in de binnenstad moet voldoen, wat belangrijk is en wie u hiervoor moet contacteren. Maar naast dit RUP bestaan er natuurlijk ook algemene regels die voor de ganse stad gelden, bijvoorbeeld in de stedenbouwkundige verordening 'Bouwcode' staan er regels over minimale vrije hoogte. Er zijn ook regels die voor het ganse gewest gelden in de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen. Om alle informatie te hebben, niet alleen over dit RUP maar over alle regels waaraan uw project moet voldoen, en om te weten welke regels primeren en hoe ze uitgevoerd kunnen worden, kan u dus best even contact opnemen met de mensen van stedenbouwkundige vergunningen voor u uw definitieve bouwaanvraag indient.

Bij een voorbespreking is het belangrijk om zo veel mogelijk informatie mee te brengen over het te realiseren project, bijvoorbeeld:

  • Enkele foto’s die een beeld geven van het perceel (bijvoorbeeld de volledige gevel) en de aanpalende gebouwen.

  • Een volumestudie, waarbij de aansluitingen met aanpalende panden een belangrijk element vormen

  • Eventueel een maquette.

Inlichtingen:

Stedenbouwkundige vergunningen
Francis Wellesplein 1
Tel. 03 338 66 66; fax 03 338 67 88

 

 

4.2 CHE-rapport

Al vanaf 1999 worden nieuwbouw en verbouwingsplannen onderworpen aan een erfgoedtoets. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat achter veel gevels, vooral daterend uit de 19de eeuw, oudere kernen verborgen gaan. Sinds het ontstaan van de stad in de 10e eeuw is er veel gebouwd, gesloopt en verbouwd. In oude huizen zijn daarom diverse bouwstijlen, constructies en materialen uit verschillende perioden terug te vinden. Bij een bouwhistorische studie worden deze bouwsporen onderzocht en gedocumenteerd.

Het vastleggen van bouwhistorische gegevens heeft twee doelen:

  • Documentatie en kennisvergroting
    Eén van de belangrijkste doelen van bouwhistorisch onderzoek is het vergroten van de kennis over de ontwikkeling van de huizen en stedelijke structuren, de constructiewijzen en bouwmaterialen. Door documentatie, interpretatie en analyse van bouwhistorische sporen kan de bouw- en verbouwingsgeschiedenis worden vastgesteld van huizen of huizenblokken.

  • Waardestelling en advisering
    Door de resultaten van bouwhistorisch vooronderzoek worden ontwerpers en gebruikers van gebouwen met een (mogelijke) monumentale waarde geïnspireerd bij het maken van (ver)bouwplannen. De overheid en de dienst stedenbouwkundige vergunningen worden door een bouwhistorisch vooronderzoek gesteund bij het beheer en de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed. De bouwhistorische studies geven al in een vroeg stadium belangrijke informatie die uitgangspunt moeten zijn bij renovaties en restauraties. Dit voorkomt dat belangrijke historische elementen verloren gaan.

Hoe gaat dit praktisch in zijn werk

Wanneer u een pand wil kopen of verkopen, of wanneer u een bouwaanvraag indient, wordt in de eerste plaats nagekeken wat het statuut is van de bestaande bebouwing. Misschien is het beschermd als monument, is het onderdeel van een stads- of dorpsgezicht of valt het binnen een beschermd landschap. In de binnenstad zijn 681 beschermde monumenten, 12 beschermde stadsgezichten en 6 beschermde landschappen gelegen. Ongeveer 10,5% van de gebouwen is er met andere woorden beschermd door een gewestelijk decreet. Het statuut van uw pand staat altijd vermeld op de notariële akte. Ook bij de stedelijke dienst monumentenzorg kan u terecht voor meer informatie. Deze dienst is wettelijk verplicht een actuele lijst bij te houden van de op dat moment geldende beschermingen.

Voor alle beschermde panden is men bij geplande werkzaamheden verplicht advies te vragen aan het agentschap Ruimte en Erfgoed van de Vlaamse overheid. Dit advies is altijd bindend. Zelfs wanneer de geplande werken geen stedenbouwkundige vergunning vereisen of wanneer de tussenkomst van een architect niet noodzakelijk is, moet er een machtiging verkregen worden. De Vlaamse overheid voorziet in subsidies, waarvan de omvang varieert naargelang de geplande werken en het statuut van het gebouw. Uitgebreide info over welke werken in aanmerking komen voor welke subsidies vindt u op de website http://www.onroerenderfgoed.be of kan verkregen worden door rechtstreeks contact op te nemen met de administratie van het agentschap Ruimte en Erfgoed, afdeling Antwerpen, http://www.ruimte-erfgoed.be.

Niet alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen krijgen het statuut ‘beschermd monument’. Toch vormen deze ook een onderdeel van het bouwkundig erfgoed van stad Antwerpen. De ‘Inventaris van het bouwkundig erfgoed’ werd opgemaakt door de Vlaamse overheid voor heel Vlaanderen. Per gemeente heeft men een overzicht opgesteld van deze relicten met een korte beschrijving van het pand. Sinds 2010 wordt aan deze inventaris een juridisch statuut verleend door de vaststelling ervan door de bevoegde minister. Dit betekent dat er speciale regels gelden voor deze panden, die gehanteerd worden wanneer men een bouwaanvraag indient. Wat deze regels precies inhouden kan men nakijken op de website http://www.inventaris.vioe.be onder het item ‘Rechtsgevolgen’. Bij verbouwingen aan panden opgenomen in deze vastgestelde inventaris is het de taak van de stedelijke dienst monumentenzorg om de werken aan dit niet-beschermd waardevol erfgoed deskundig te begeleiden. Hierbij draagt het advies van de stedelijke dienst monumentenzorg reeds in belangrijke mate toe bij. Er zijn ongeveer 2736 relicten in het plangebied, dit zijn ongeveer 33% van alle gebouwen.

Tenslotte voorziet ook het ruimtelijk uitvoeringsplan in een garantie voor het behoud van het bouwkundig erfgoed in de binnenstad. De binnenstad is namelijk in het gewestplan in haar geheel beschreven als ‘gebied met culturele, historische en/of esthetische waarde’, kortweg een CHE-gebied. Deze inkleuring wordt integraal overgenomen in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Concreet betekent dit dat alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen maximaal bewaard en gerestaureerd moeten worden. Om de waardevolle bebouwing van de overige bebouwing te kunnen onderscheiden wordt een CHE-rapport opgemaakt. Dit is een bouwhistorische en beschrijvende studie van een gebouw. Het is aangewezen om tijdig (voor het indienen van de bouwaanvraag) een afspraak te maken met de dienst monumentenzorg, die meer informatie kan geven over het specifieke pand en de krijtlijnen uittekent waarbinnen de architect kan ontwerpen. De dienst bepaalt op basis van een plaatsbezoek en een verkennend gesprek met de architect en/of bouwheer over de geplande werken, de inhoud en de omvang van de studie.

Er bestaan geen vastomlijnde regels voor de opmaak van een CHE-rapport. De eisen die gesteld worden zijn afhankelijk van de historische waarde van het pand en de aard en de omvang van de aangevraagde werken. In ieder geval bevat een CHE-rapport minstens een historiek van het gebouw, een beschrijving van zowel het interieur als het exterieur en een opmeting van de bestaande toestand. In bepaalde omstandigheden worden deze gegevens verder aangevuld met een bouwfysische studie. Het dossier wordt geïllustreerd aan de hand van tekeningen en foto’s.

Het CHE-rapport wordt toegevoegd aan de beschrijvende nota van de bouwaanvraag. Het zorgt ervoor dat de dienst stedenbouwkundige vergunningen in samenwerking met de stedelijke dienst monumentenzorg – die de bouwaanvraag beoordeelt – weet wat waardevol is en op welke manier hiermee in de bouwaanvraag wordt omgegaan. Indien het rapport te weinig informatie bevat of niet bij de bouwaanvraag gevoegd werd, kan de bouwaanvraag niet beoordeeld worden. Voor de opmaak van een bouwdossier kan u dus best contact opnemen met de stedelijke dienst Welstands- en monumentenzorg. Zij kunnen u begeleiden bij de opmaak van een CHE-rapport.

 

Inlichtingen:

Welstands- en monumentenzorg
Francis Wellesplein 1
Tel. 03 338 22 70

 

 [image]

Waardevol gebouw | deels gerestaureerd, deels verbouwd.

 

 

4.3 Archeologie

De Vlaamse regering heeft in 1993 een wet uitgevaardigd 5 waarin zij stellen dat de ontdekking, de bescherming en het behoud van archeologisch patrimonium van algemeen nut is. Dit betekent dat elke individuele eigenaar en gebruiker bepaalde verplichtingen heeft tegenover archeologie en men de werken en handelingen op zijn terrein kan stilleggen en vergunningen kan intrekken, als dit in het belang is van het archeologisch onderzoek. Volgens de wet heeft men als eigenaar twee plichten. De eerste is een meldingsplicht. Deze plicht zegt dat iedereen die een goed vindt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologisch monument is, dat hij binnen de drie dagen hiervan aangifte moet doen bij de administratie. De tweede verplichting die men heeft is een zorgplicht. Dit wil zeggen dat de eigenaar en gebruiker ervoor moet zorgen dat de archeologische monumenten die zich op hun gronden bevinden bewaard, beschermd en voor vernieling behoed moeten worden.

De binnenstad is de plaats waar de ontstaansgeschiedenis van de stad ligt. Dit is een locatie waar de grootste concentratie archeologische monumenten aanwezig zijn in de ondergrond. De sporen die bewaard zijn gebleven in de grond onder onze voeten vormen een soort bodemarchief. Het werk van de archeologen bestaat erin dit bodemarchief te "lezen" en zo de materiële geschiedenis van de stad en haar omgeving te leren kennen. In Vlaanderen heeft men zoals hierboven beschreven redelijk veel verplichtingen als eigenaar en bouwheer voor de bewaring en bescherming van deze sporen. Om u hierin bij te staan heeft de dienst Archeologie van de stad Antwerpen een archeologische advieskaart opgemaakt, die de waarschijnlijkheid van archeologische vondsten in de hele stad in kaart brengt, zodat u op voorhand als bouwheer kan inschatten wat de waarschijnlijkheid is dat u in uw project geconfronteerd zal worden met archeologisch waardevol materiaal.

 [image]

Archeologische advieskaart Antwerpen

 

 

De binnenstad wordt hier bijna helemaal aangeduid als archeologisch onderzoeksgebied. Dit wil zeggen dat de ondergrond archeologische sites herbergt waarvan de locatie, omvang en aard gekend zijn. In deze zone is het zeer waarschijnlijk dat men archeologische vondsten blootlegt als men gaat graven in de bodem. Archeologisch (voor)onderzoek en archeologische begeleiding moeten dus geïntegreerd worden in de planning en het bouwproces. Om die redenen staat in het ruimtelijk uitvoeringsplan duidelijk vermeld dat bij elke bodemverstoring een voorafgaand archeologisch advies noodzakelijk is. Dit voorkomt een onverwachtse stopzetting van uw bouwprojecten.

Wanneer u een verbouwing doet die de ondergrond ongemoeid laat, is zo een advies uiteraard niet nodig, aangezien u zeker geen archeologische vondsten zal blootleggen.

Hoe gaat dit praktisch in zijn werk

Bij elke bodemverstoring dient archeologisch advies ingewonnen te worden in de eerste fase van de planning. In overleg met de archeologen wordt een bepaalde periode afgesproken en een bestek opgemaakt voor een archeologisch onderzoek voor de aanvang van de werken. Het archeologisch vooronderzoek zal gebeuren in verschillende stappen:

    • Het voorbereiden van het terrein: afgraven van de teelaarde of de verstoorde laag tot op het archeologisch leesbare niveau. Heel de zone die staat aangeduid en die verstoord zal worden wordt op deze manier voorbereid.

    • Selecteren van zones voor verder onderzoek

    • Het uitvoeren van het archeologisch onderzoek

    • Het vrijwaren van het terrein voor het vervolg van de werken.

Eventueel kan tijdens de verdere werkzaamheden gekozen worden voor het verder archeologisch begeleiden van de werken. Hoewel u bij het woord archeologie direct zult denken aan opgravingen, ligt de nadruk toch op behoud van de historische resten. De ondergrond zelf biedt immers de beste omstandigheden hiervoor. Samen met de dienst archeologie kan bijvoorbeeld besproken worden hoe met het gebruik van bepaalde funderingen de archeologische vondsten ondergronds bewaard kunnen blijven.

Inlichtingen:

Archeologie
Francis Wellesplein 1
Tel. 03 338 22 70

 

 

4.4 Welke activiteiten kan ik uitoefenen op mijn perceel?

Het ruimtelijke uitvoeringsplan Binnenstad bestaat uit een grafisch plan, een plan bestaande juridische en feitelijke toestand, voorschriften en deze toelichtingsnota. Op het grafisch plan staat de kaart van de binnenstad. Op dit plan kan men zien in welke bestemmingszone of zones een bepaald perceel ligt. Aan deze zone(s) hangen voorschriften vast, die zeggen welke activiteiten er op dit perceel uitgeoefend mogen worden en welke activiteiten beperkt of verboden zijn. Het gaat over de activiteiten die de gebruiker van het pand uitoefent, niet over de activiteiten van de eigenaar. Indien bijvoorbeeld een school (een gemeenschapsvoorziening) haar gebouwen verhuurt aan een kantoorbedrijf, kan dit enkel wanneer de functie kantoor is toegelaten in de bestemmingszone van de gebouwen.

De bestemmingszones zijn dus zones op het grafisch plan waaraan regels aan verbonden zijn. De bestemmingszones van het RUP Binnenstad zijn vier zones voor wonen: Wo1, Wo2, Wo3 en Wo4, twee zones voor centrumfuncties: Ce5 en Ce6, een zone voor groen en een zone voor publiek domein. Functies zijn de activiteiten die op het perceel plaatsvinden. De functies die worden beschreven in het RUP zijn wonen, groothandel, industrie, logistiek, opslag, detailhandel, kantoren en diensten, vrije tijdsvoorzieningen, reca (restaurant en café), hotels, gemeenschapsvoorzieningen. Als u niet zeker bent in welke functie uw activiteit thuishoort, kan u het best contact opnemen met de stedelijke dienst vergunningen.

4.4.1 Bestemmingszones:

 

zone voor wonen (Wo1)

Deze zone is een traditionele woonzone, het zijn hoofdzakelijk kleinere gebouwen, vaak gebouwd als eengezinsgebouwen in smallere straten. In deze zone is het wonen veruit de belangrijkste functie. Naast deze woonfunctie is slechts een van de ondergeschikte functies toegelaten. Deze ondergeschikte functies zijn slechts toegestaan op het gelijkvloers of één verdieping, zodat men vanuit de straat het beeld en de activiteiten van een woonstraat behoudt.

Naast wonen zijn er nog twee functies die heel het gebouw of perceel in beslag kunnen nemen, dat zijn hotels of gemeenschapsfuncties. Ze kunnen uiteraard ook als nevenfunctie voorkomen. Een hotel komt sporadisch voor in de binnenstad en als zij de maat en schaal van de omliggende bebouwing aanhouden kunnen zij hier en daar in woonstraten voorkomen, zonder dat dit de woonstraat verandert of voor overlast zorgt. Een gemeenschapsfunctie is bijvoorbeeld een basisschool, een bejaardentehuis of een wijkcentrum. Deze functies zijn ondersteunend aan het wonen, waardoor zij ook in een woongebied onbeperkt toegelaten zijn.

zone voor wonen (Wo2)

Deze woonzone lijkt sterk op de woonzone Wo1, maar laat iets meer kantoren toe. Ook de verhouding woonfunctie/niet-woonfunctie verandert, minimum de helft moet woningen zijn. Het is een bestemmingszone die de overgang maakt tussen de zones waar een doorgedreven mix van functies mogelijk is (de centrumzones Ce5 en Ce6) en de typische woonwijken.

Ook hier zijn hotels en gemeenschapsfuncties toegelaten in het hele gebouw zoals beschreven in 4.4.1

zone voor wonen (Wo3)

Deze zone heeft dezelfde voorschriften als de woonzone Wo1, maar hier komt bij dat de helft van het terreinoppervlakte onbebouwd moet blijven. Dit is een woonzone waar expliciet de bestaande open ruimte beschermd wordt of een toekomstige grote, onbebouwde, niet overdekte ruimte opgelegd wordt. Dit gebeurt op plaatsen zoals de gevangenis in de Begijnenstraat, waar een ‘nabestemming’ wonen op rust en waar de bestaande open ruimte gevrijwaard moet blijven. Langs de andere kant wordt deze zone ook gebruikt om functies die in het verleden het volledige perceel hebben volgebouwd te verplichten bij een volgende bouwaanvraag minstens de helft van het terrein open en niet-overdekt te laten, om zo het bestaande bouwblok terug te herstellen, bijvoorbeeld bij oude bovengrondse garages.

zone voor wonen (Wo4)

Dit is een zeer vrije zone. De helft van de bruto vloeroppervlakte moet een woonfunctie hebben, voor de rest is de invulling vrij. Deze bestemmingszone wordt gebruikt om een mix toe te laten tussen wonen en andere functies, buiten de traditionelere woonbuurten. Zij wordt voornamelijk in kantoorzones en aan de randen van het plangebied gebruikt.

zone voor centrumfuncties (Ce5)

Terwijl in de woonzones het stimuleren van woningen centraal staat, is de mix van functies belangrijk in de centrumzones. Dit wil niet zeggen dat wonen of gemeenschapsfuncties hier niet mogelijk zijn, het wil zeggen dat naast wonen en gemeenschapsfuncties, kantoren, vrije tijdsvoorzieningen, hotels en dergelijke ook toegelaten kunnen worden. De centrumzone Ce5 is een zone die gebaseerd is op een typologie van publieke gebouwen. Dit zijn multifunctionele gebouwen (zie 1.1.1). Er zijn veel monumenten in deze zone die verspreid zijn over de ganse binnenstad. Het gebouw laat vele functies toe, maar de ligging zorgt er vaak voor dat grootschalige kantoren (groter dan 1500m² bvo) en bedrijven hier niet mogelijk zijn.

zone voor centrumfuncties (Ce6)

Ook in deze centrumzone staat de mix van functies centraal, maar deze zone is voornamelijk gebaseerd op de plaats in het plangebied. Dit is een weefsel waar hoofdzakelijk grotere bestaande gebouwen voorkomen (vroegere kantoren of bedrijfsgebouwen), die gebouwd zijn langs assen met een betere bereikbaarheid van openbaar vervoer of autoverkeer zoals de as van de Meir, de Lange Gasthuisstraat en de randen van het plangebied. Deze zone is meer geclusterd en minder verweven tussen de woonzones waardoor meer functies hier onbeperkt toegelaten zijn.

zone voor groen (Gr)

Deze zone beschermt de onbebouwde, niet-overdekte ruimtes in de binnenstad. Bovengrondse en ondergrondse constructies zijn niet toegelaten. Verharding is niet toegelaten, enkel de minimale verharding nodig voor de toegang van de gebouwen, of de minimale verharding nodig voor de speeltuigen. In deze zone wordt de volle grond beschermd, een kwaliteit die zeldzaam wordt in de binnenstad. Op deze plekken wordt de mogelijkheid open gehouden om maximaal water te laten infiltreren in de bodem en ongeremd hoogstammige bomen te laten groeien. De sociale funcite van deze groene ruimte zijn belangrijk en daarom zijn zitbanken en speeltuigen met een natuurlijk karakter ook toegelaten.

zone voor publiek domein (Pu)

In deze zone bevinden zich voornamelijk de openbare wegen en de publieke pleinen of doorgangen van de binnenstad. De nadruk in deze zone ligt op het publieke karakter. Het merendeel van deze zone is eigendom van de overheid en/of geaffecteerd bij het openbaar domein. Geen enkel voorschrift in het RUP kan echter de publieke toegankelijkheid van een plek garanderen. Toegankelijkheid is eerder een gebruik en minder een inrichting die beoordeelt kan worden bij een bouwaanvraag.

De bovenstaande zones, met hun bijhorende voorschriften geven de bestemmingszones aan met elk hun specifieke functies die er toegelaten of beperkt toegelaten zijn. Maar dit zegt nog niets over de schaal en de typologie van de functies. Een eensgezinsgebouw en een appartementsgebouw met 100 woningen valt onder dezelfde functie wonen, maar heeft een totaal andere stedenbouwkundige impact. Daarom is een voorschrift toegevoegd over de draagkracht van de omgeving, waarin gezegd wordt dat indien de typologie en schaal van de activiteiten zo sterk verschilt met deze van de omgeving dat zij voor overlast kan zorgen of de ruimtelijke kwaliteiten van de straat en de buurt sterk zal veranderen, de ruimtelijke draagkracht van de omgeving overschreden wordt. Een kleinere schaal, een kleiner of ander programma kan opgelegd worden als voorwaarde voor een positieve behandeling van de bouwaanvraag.

 

 

4.4.2 Specifieke regels voor functies zijn:

 

Kantoren

Kantoren van een overheid hebben dezelfde ruimtelijke impact dan kantoren van een privaat bedrijf. Overheidskantoren worden daarom in het RUP Binnenstad ingedeeld onder de functie kantoren en niet onder de functie gemeenschapsfuncties. Dit staat ingeschreven in de stedenbouwkundige voorschriften in de defintie van "kantoor".

Hotel

De functie van een hotel wordt in de zones voor wonen Wo1, Wo2 en Wo3 beperkt. Er is geen maximaal aantal kamers of een maximale oppervlakte opgelegd. Dit werkt zeer beperkend en komt niet altijd overeen met de bestaande bebouwing van de binnenstad. Een hotel in woonzone Wo1, 2 en 3 kan zich vestigen in een bestaand gebouw, maar mag dit gebouw niet uitbreiden in volume of verschillende gebouwen samenvoegen om een groter hotel te maken. Het hotel moet zich aanpassen aan de bestaande bebouwing en de bestaande schaal van de straat. Als men een nieuwbouw opricht moet dit nieuwe gebouw zich ook aanpassen aan de schaal, afmetingen en volumes van de omgeving volgens de harmonieregel. Een hotel van dezelfde schaal en grootte als de overige gebouwen past perfect in een woonstraat, maar een hotel die een schaalvergroting veroorzaakt in een woonstraat zorgt voor overlast.

Publiek domein

De aanleg van publiek domein is in alle zones mogelijk, indien dit ruimtelijk wenselijk is. De binnenstad kent zo weinig publiek domein in vergelijking met het gebruik ervan. Indien aan alle kwalitatieve eisen voldaan worden om een nieuw publiek plein te creëren, is dit mogelijk binnen alle zones van dit RUP.

Overdruk - detailhandel (dh)

Voor detailhandel en reca staat verwevenheid versus bundeling centraal. Verwevenheid zorgt voor levendigheid en gezelligheid, het trekt mensen aan en creëert een gezellige drukte. Detailhandel en horeca worden om die redenen overal toegelaten op het gelijkvloers in de binnenstad. Maar deze functies kunnen ook voor conflicten en overlast zorgen. Daarom is men ook hier op zoek gegaan naar een gulden middenweg. Er zijn overdrukken detailhandel en reca aangeduid waar deze functies toegelaten worden. Een overdruk legt extra voorschriften op naast de voorschriften van de bestemmingszones die blijven gelden. Als er tegenstrijdigheden zijn tussen de voorschriften van de bestemmingszones en deze van de overdrukken, primeren de voorschriften van de overdrukken.

In de overdruk detailhandel wordt detailhandel ook toegelaten in de kelder en op de eerste verdieping. Indien deze zone voor detailhandel samenvalt met een gebouw in de zone voor centrumfuncties Ce6, wordt detailhandel in het hele gebouw toegelaten.

 [image]

 

Overdruk - reca (r)

In de overdruk reca worden restaurants en cafés ook toegelaten in de kelder en op de eerste verdieping. Indien deze zone samenvalt met een gebouw in de zone voor centrumfuncties Ce6, wordt reca in het hele gebouw toegelaten. In deze zone voor reca worden ook feestzalen en dansgelegenheden toegelaten met een netto handelsoppervlakte van maximaal 750m². Buiten deze zones zijn nergens feestzalen en dansgelegenheden toegelaten.

 [image]

 

Overdruk - voorkooprecht

Dit is een overdruk die een juridische kwestie regelt, meer uitleg in punt 2.2.5.

4.5 Hoe moet ik bouwen/verbouwen

Hoe het uiterlijk van het gebouw eruit moet zien en welk volume men mag bouwen, wordt bepaald door de harmonieregel. Dit geldt enkel voor delen van een gebouw of voor gebouwen die niet behouden en gerestaureerd dienen te worden, zoals besproken in punt 4.2

Het bouwvolume, de positie van het gebouw, de voorgevel- en achtergevelbouwlijn, de bouwdiepte, de bouwhoogte, de gevelopbouw en gevelgeleding, de bedaking, de dakbedekking, de kleur en gevelmaterialen, de schrijnwerken, de beglazing en buitenschildering, de uitsprongen en insprongen, moeten in harmonie zijn met het referentiebeeld. Kortom alle uiterlijke kenmerken van het gebouw moeten in harmonie zijn met het referentiebeeld.

Dit referentiebeeld wordt gevormd door de buitenkant van de gebouwde omgeving en bestaat uit de gebouwen welke inzake harmonische samenhang het talrijkst zijn. Dit referentiebeeld is afhankelijk van de context, het kan gaan over één kant van de straat, van straathoek tot straathoek, het kan gaan over een hele straat of een gebied. Harmonie met de omgeving en het referentiebeeld begint met voldoende kennis van de ruimtelijke kenmerken van de omgeving. Deze kennis dient ingezet te worden opdat het op te richten of te verbouwen gebouw op doelbewuste en gemotiveerde wijze een relatie aangaat met de omgeving.

Een referentiebeeld is dus een logisch ruimtelijk geheel, op het Zuid zal een bouwaanvraag bijvoorbeeld kunnen afgewogen worden met als referentiebeeld een ruimer gebied, aangezien dit een wijk is die gezamenlijk gebouwd is geweest, waardoor de samenhang van de typische 19de eeuwse eengezinsgebouwen belangrijk is. In andere gevallen zal harmonie bekeken worden zoals op de afbeelding hieronder tussen de gebouwen langs een zijde van de straat, van straathoek tot straathoek.

 

 [image]

 

 

4.6 Mobiliteit

 

4.6.1 Laden en lossen

Laden en lossen is vaak een probleem in de binnenstad waar geen eenduidige oplossingen voor bestaat. Elke detailhandel- en horecazaak heeft op gepaste tijden nood aan toeleveringen. Maar dit zorgt vaak voor veel verkeersellende en grote vrachtwagens blokkeren meer dan eens de binnenstad. Het is negatief voor de detailhandel- en horecazaak zelf, als hun dagelijkse werking telkens moeilijkheden schept en het is een frustratie voor vele bewoners. In het ideale geval zouden alle winkels hun toeleveringen moeten krijgen via kleine bestelwagens zodat de grote opleggers uit de binnenstad verdwijnen. In het ideale geval zou het laden en lossen per straat gezamenlijk georganiseerd moeten zijn met voorbehouden plaatsen op het openbaar domein. Dit is de mobiliteitsvisie voor de toekomst, maar het is nog geen realiteit vandaag. Het vergt een aangepaste werking van winkels die vaak internationaal georganiseerd zijn en waarvan de toeleveringen gestandaardiseerd verlopen. Ook het vrijhouden van laad- en loszones in een openbaar domein dat door vele actoren geclaimd wordt, blijft moeilijk.

In dit RUP wordt dus niet gestreefd naar een strenge reglementering voor laden en lossen. Wel is het een aandachtspunt. Vaak zien wij vandaag problemen omdat over laden en lossen niet grondig nagedacht wordt tijdens de planning van detailhandel- en horecazaken. Tijdens de bouwaanvraag van een detailhandel- of horecazaak vraagt het RUP expliciet naar de oplossingen voor laden en lossen. Als deze oplossingen verkeersovertredingen inhouden, bijvoorbeeld het blokkeren van een straat, dan wordt de bouwaanvraag niet goedgekeurd. Er wordt dus op het moment van de bouwaanvraag een werkbare oplossing gevraagd voor het laden en lossen. Maar die oplossing kan verschillen naar het volledig organiseren van inpandig laden en lossen, tot bijvoorbeeld het gebruik van gemeenschappelijke laad- en loszones (bijvoorbeeld de Nationalestraat).