|
HOEK LEUGENBERG | ||||||||||||
|
COLOFON
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding De opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan is het gevolg van een planologisch attest dat op 11 mei 2012 door de stad Antwerpen werd afgeleverd. Het RUP heeft betrekking op Van Gansen Services bvba, een verdeler en hersteller van twee automerken, met maatschappelijke zetel te Leugenberg 105, Ekeren. Het RUP is opgesteld om:
1.2 Situering Het bedrijf ligt langs de Leugenberg in Ekeren, nabij het op- en afrittencomplex van de A12. De weg Leugenberg vormt de ontsluiting van de kernen van Hoevenen, Kapellen en Leugenberg naar het autosnelwegennetwerk richting Antwerpen en Nederland. Figuur 1 I Luchtfoto situering De omgeving van het plangebied is een infrastructureel landschap. Het op- en afrittencomplex van de A12 is zeer ruim gedimensioneerd en loopt parallel met de Kloosterstraat die de verbinding met het centrum van Ekeren verzekert. Tussen de afrit en de A12 ligt de Edisonwijk, een kleine woonwijk die volledig is begrensd door verkeersinfrastructuren. De omgeving van het plangebied wordt tevens gekenmerkt door de aanwezigheid van vele landbouwgronden. Ten noorden van het centrum van Ekeren, liggen grote aaneengesloten weilanden en akkerlanden. Ten westen van Leugenberg, parallel met de A12, liggen grote gehelen landbouwgronden die via Hoevenen tot aan Berendrecht en Zandvliet reiken. Aan de overzijde van de Leugenberg ligt een bebouwingslint met verschillende woningen en bedrijven.
Figuur 2 I Fotoreeks plangebied, huidig gebruik: grasland Het plangebied van het voorliggende RUP omvat de percelen 277C3, 277D3 en 277E3 en is ca. 1,3 ha groot. Op volgende figuur is het plangebied weergegeven. Figuur 3 I afbakening plangebied 1.3 Relatie met het s-RSA Het richtinggevend gedeelte van het strategisch Ruimtelijke Structuurplan: Antwerpen Ontwerpen (sRSA) werd definitief goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 22 december 2006. Het beeld van Dorpen en metropool stelt voor ‘werken’ het volgende:
Het beeld van de Spoorstad gaat uit van de visie dat openbaar vervoer, treinen en tramlijnen, een positieve rol kunnen spelen in het verwezenlijken van een nieuwe stedelijke concentratie, waarbij de verdere spreiding, fragmentatie en gebrek aan stedelijkheid in het grootstedelijk gebied wordt tegengegaan. Het versterken van het openbaar vervoer wordt centraal gesteld binnen het lager netwerk. De basisdoelstelling voor het lager netwerk is het territorium te laten werken als een spons, waar een gemakkelijke doorwaadbaarheid doorheen een dicht en wijdverspreid netwerk mogelijk is. Dit is in hoofdzaak mogelijk door een nog verder doorgedreven modal split. In het s-RSA wordt een tramlijn langs de Noorderlaan voorgesteld (territoriale boulevard) tot in Ekeren, waardoor heel de noordelijke omgeving van de stad, waaronder Leugenberg een betere ontsluiting met het openbaar vervoer krijgt. Figuur 4 I Lager netwerk s-RSA Besluit Door de verlening van een positief planologisch attest wordt de uitbreiding beschouwd als verenigbaar met de omgeving. De omvang en de aard van de exploitatie op het plangebied maken dat het bedrijf niet in aanmerking komt voor de categorie ‘omgevingszonevreemde bedrijven’ zoals omschreven in het ruimtelijk structuurplan Antwerpen. De garantie op een goede leefkwaliteit komt niet in gevaar door de activiteiten van Van Gansen Services bvba. Hierdoor vormt de historisch gegroeide lokale bedrijvigheid een bijdrage aan een gezonde menging van functies en lokale tewerkstelling zoals aangegeven in het s-RSA. Het RUP geeft hieraan uitvoering. 2 ONTWIKKELINGSVISIE 2.1 Algemene visie Het RUP verankert de aanvraag van het planologisch attest om de huidige bedrijfsvoering met drie vestigingen te wijzigen naar één vestiging. Hierdoor eindigt de ruimtelijke versnippering van het bedrijf, wat naast een verhoging van de economische efficiëntie, ook de vervoersbewegingen tussen de drie vestigingen vermijdt. Ten tweede blijkt dat geen van de huidige locaties voldoende groot is om de gewenste en noodzakelijke uitbreiding van de showroom en de werkplaats te realiseren. Ten derde wordt op geen enkele van de locaties voldaan aan de internationale eisen die door de invoerders van de wagens worden opgelegd aan de officiële verdelers en herstellers. Het RUP biedt een planologisch antwoord op de wens tot concentratie, het plaatsgebrek en de internationaal opgelegde eisen voor officiële verdelers en herstellers van auto’s. 2.2 Visie op het plangebied De ontwikkeling van het bedrijf is bepaald op basis van de aanvraag tot planologisch attest, de aandachtspunten die vanuit dit attest worden aangereikt en een algemene toets van de ruimtelijke context. Dit houdt een vertaling in het RUP in van volgende elementen:
3 WATERTOETS Op 11 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets goed. Dit besluit geeft aan de overheden die vergunningen afleveren richtlijnen voor de toepassing van de watertoets. Er werden watertoetskaarten opgemaakt die dienen ter evaluatie van de effecten van vergunningsplichtige ingrepen of van plannen of programma’s waarbij het bodemgebruik op een bepaalde locatie of voor een bepaald gebied wordt gewijzigd. Op basis van deze watertoetskaarten kunnen voor het plangebied volgende vaststellingen worden gemaakt:
Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf Het plangebied ligt in een omgeving waar de bodemlagen de laatste decennia sterk zijn verstoord door de aanleg van wegen- en spoorinfrastructuur. De goedkeuring van het RUP biedt de juridische mogelijkheid om bijkomende bebouwing en verharding te voorzien. De plaatselijke verstoring van de bodemlagen zal echter beperkt zijn. Ondergrondse bouwlagen zijn niet toegestaan. Het plangebied is gelegen in vlak gebied. Bebouwing en verharding van het plangebied veroorzaakt geen hinder voor het natuurlijk reliëf. Historische bodem- en/of grondwatervervuilende activiteiten zijn niet toegelaten in het plangebied. Het RUP laat dit evenmin toe. Wijziging van de infiltratiemogelijkheden Door de toename van verharde oppervlakte is de infiltratie van hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Het systeem van infiltratie van hemelwater naar grondwater moet in evenwicht blijven. De ondergrond van het plangebied is grotendeels infiltratiegevoelig, maatregelen voor naar infiltratie zijn als gevolg een belangrijk aandachtspunt. Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast voor bebouwing en verharding. Beiden worden beperkt in oppervlakte tot wat strikt bedrijfsorganisatorisch en functioneel nodig is. Op de plaatsen waar het mogelijk is, zal de verharding in waterdoorlatende materialen worden uitgevoerd. Water dat plaatselijk niet kan infiltreren, wordt opgevangen en maximaal hergebruikt, waarna het vertraagd wordt afgevoerd. Afhankelijk van de effectieve bouwwerken, zal de dimensionering van de buffercapaciteit en de buffercapaciteit bepaald worden. De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is van toepassing. Door het nemen van gepaste maatregelen en het naleven van de sectorale wetgeving, wordt geen negatief effect verwacht in vergelijking met de referentiesituatie. Wijziging grondwaterstromen – verdroging Het plangebied is matig tot zeer gevoelig voor grondwaterstromingen (type 2 en 1). Indien er in een type 1 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 3 meter of een horizontale lengte van meer dan 50 meter dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Voor type 2 geldt dit bij een diepte van meer dan 5 meter en een lengte van meer dan 100 meter. Dergelijke ondergrondse bouwlagen zijn niet toegelaten in het plangebied. Er wordt geen negatief verwacht op de grondwaterstromingen. Veiligheidsaspecten als gevolg van gewijzigde waterhuishouding Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in een risicozone. De zuidelijke grens ligt in van nature overstroombaar gebied en is volgens de overstromingsgevoelige gebieden, versie 2011, mogelijk overstromingsgevoelig. De veiligheid tegen overstromingen moet gegarandeerd worden. Het hemelwater moet opgevangen en nuttig herbruikt. Het overtollige regenwater dient ter plaatse te infiltreren. Door het nemen van de gepaste maatregelen is er geen significant verschil op het overstromigsregime te verwachten in vergelijking met de referentiesituatie. Wijziging waterkwaliteit Op het terrein zijn momenteel geen activiteiten aanwezig die de waterkwaliteit beïnvloeden. Via de milieuvergunning wordt opgelegd dat er geen verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Bij navolging van de sectorale wetgeving is er geen reden om negatieve effecten op de waterkwaliteit te verwachten.
4 VOORSCHRIFTEN
4.2 Algemene voorschriften Voor het plangebied gelden algemene stedenbouwkundige voorschriften die voor de verschillende bestemmingen gelden.
4.3 Bijzondere voorschriften De bestaande bedrijfssite en de percelen van de uitbreiding wordt bestemd als een ‘zone voor bedrijf’ en ‘zone voor groen’. Binnen het plangebied kunnen de bestaande bedrijfsactiviteiten verder worden gezet en zullen de bouwwerken die met het planologisch attest werden aangevraagd, mogelijk worden. Het RUP zal tevens voorschriften opnemen om het bedrijf ten opzichte van de aangrenzende percelen te bufferen.
5 GEVOLGEN EN ACTIES TER PLAATSE Om de uitwerking van dit RUP te realiseren worden geen initiatieven door het stadsbestuur genomen. De realisatie van het RUP zal voornamelijk een private aangelegenheid zijn. 5.1 Gevolgen voor de feitelijke of juridische toestand Na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, worden de voorschriften van het gewestplan, die binnen de begrenzing van dit ruimtelijk uitvoeringsplan liggen, opgeheven en vervangen door de voorschriften van het ruimtelijk uitvoeringsplan. Volgend voorschrift van het gewestplan nr. 14 Antwerpen (KB 03/10/1979) wordt door de opmaak van dit RUP effectief opgeheven:
5.2 Ruimteboekhouding De impact van de bestemmingswijziging in het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding van het RSV is weergegeven in volgende tabel.
5.3 Register van percelen waarvoor planbaten, planschade, kapitaalschade of gebruikersschade kan verschuldigd zijn In overeenstemming met artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening dient een ruimtelijk uitvoeringsplan een register te bevatten van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of een kapitaalschadecompensatie of gebruikersschadecompensatie. De planbatenheffing is een belasting op de meerwaarde die een grond krijgt door een bestemmingswijziging. Dat is het geval bij bestemmingswijzigingen waarbij onbebouwbare gronden herbestemd worden tot woonzone, zone voor bedrijvigheid of recreatiezone. Voor dit ruimtelijk uitvoeringsplan betekent dit dat in de bestemmingszone ‘Zone voor bedrijf’ en ‘Zone voor groen’ planbaten kunnen verschuldigd zijn doordat een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd voor percelen die voorheen niet bebouwd konden worden. 5.4 Herbevestigd agrarisch gebied 5.4.1 Omzendbrief RO/2010/01 Volgens de omzendbrief RO/2010/01 van 7 mei 2011 worden gemeentelijke initiatieven die een planologische aanpassing van de beleidsmatig herbevestigde agrarische gebieden inhouden voldoende terughoudend beoordeeld. Als algemeen uitgangspunt geldt dat de overheid die een planningsinitiatief neemt om de bestemming van een herbevestigd agrarisch gebied te wijzigen in de mate van het mogelijke en bij voorkeur binnen hetzelfde planningsinitiatief, de nodige acties opneemt om het planologisch evenwicht te herstellen. Tevens geeft omzendbrief RO/2010/01 aan dat er principieel een beleidsmarge is om bestemmingswijzingen door te voeren in herbevestigd agrarisch gebied voor gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen in uitvoering van goedgekeurde planologische attesten. 5.4.2 Motivering inname Het plangebied waarop de uitbreiding van bedrijfsactiviteiten mogelijk wordt, is gelegen binnen herbevestigd agrarisch gebied in de regio ‘Antwerpse gordel en Klein Brabant’. Het betreft het ‘Landbouwgebied tussen Berendrecht, Ertbrand en Ekeren’. De betrokken percelen, samen zo’n 11.085 m² groot, zijn eigendom van één eigenaar: de eigenaar van de aanpalende garage en tevens aanvrager van het planologisch attest dat aanleiding gaf tot dit RUP. Onderzoek naar alternatieve locaties Het onderzoek naar alternatieve locaties is in vooronderzoek tijdens de procedure van het planologisch attest gebeurd. Van de drie bedrijfslocaties biedt enkel degene aan Leugenberg de nodige mogelijkheden om de gewenste uitbreiding kwaliteitsvol te realiseren. Een herlokalisatie wordt voor dit bedrijf niet voorgesteld. Onderzoek naar de impact op de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische structuur Het betreft een ingesloten, kleinschalig terrein waarop geen agrarische uitbating plaats vindt. Het grondgebruik bestaat uit grasland. Een beperkt deel is afgezet voor het grazen van dieren. Een zone direct grenzend aan de garage wordt vandaag al gebruikt als stallingsplaats voor auto’s. Aangrenzende percelen zijn veelal tuinen van een woonlint aan de Bredeweg. Een perceel ten zuiden van het plangebied is tevens in gebruik als grasland. Door het grondgebruik rondom het perceel en de beperkte grootte van het perceel, blijft versnippering tot een minimum beperkt en is bijgevolg de impact op de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische structuur ook beperkt. Onderzoek naar mogelijke flankerende maatregelen voor landbouw Voorstellen voor planologische ruil of het ter beschikking stellen van bruikbare ruilgrond voor de getroffen landbouwers is hier, door het huidige grondgebruik van het perceel, en het feit dat geen actieve landbouwer wordt getroffen, niet aan de orde. Het voorzien van een compensatiegebied Er wordt in het RUP geen planologische compensatie voorzien voor deze beperkte aansnijding van agrarisch gebied. Het plangebied beperkt zich tot de herbestemming van die percelen waarvoor een planologisch attest werd goedgekeurd. Besluit Een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten op het plangebied is ruimtelijk en bedrijfseconomisch te verantwoorden: Gelet op de beperkte oppervlakte van het plangebied, het gebrek aan landbouwactiviteiten op het terrein en de afgesloten ligging ten opzichte van de rest van het landbouwgebied, is het verlies aan agrarisch gebied niet van die aard dan het afbreuk doet aan de samenhang van de agrarische structuur op macroschaal. Er wordt geen samenhangend agrarisch gebied doorsneden, geen agrarische activiteit in het gedrang gebracht, noch een landbouwer getroffen.
6 BIJLAGE 1: BESTAANDE TOESTAND In de analyse van de bestaande toestand wordt eerst ingezoomd op de 6.1 Profiel bedrijf De bvba Van Gansen Services is een verdeler en hersteller van de automerken Peugeot en Kia, waarvoor het bedrijf beschikt over officiële concessies. Het bedrijf werd opgericht in 1998. 6.2 Profiel bedrijfslocatie Het huidige bedrijfspand ligt op de hoek van de Leugenberg en de Bredeweg. De voorgevel en de hoofdtoegang zijn gericht naar de Leugenberg. Een tweede toegang ligt langs de Bredeweg Het bouwvolume is ongeveer 6,5 meter hoog. De showroom neemt de volledige hoogte in, voor de ruimte met de kantoorfuncties is een tweede bouwlaag binnen deze hoogte voorzien. De stedenbouwkundige vergunning voor dit gebouw werd in 1998 afgeleverd. Voor de aanleg van verhardingen en een parking werd in 1999 een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd. De parking is ca. 1200 m² groot en grenst aan de zuidgevel van het bedrijfsgebouw. Leveringen gebeuren in de huidige toestand langs de Leugenberg. De vrachtwagens stationeren langs de kant van de openbare weg en laden en lossen langs de hoofdtoegang. De percelen waar de uitbreiding is voorzien ten zuiden van het bedrijf zijn momenteel grasland. Een beperkt deel is afgezet voor het grazen van dieren. Een zone die direct aan de verharding van de garage grenst wordt gebruikt als stalplaats voor wagens van de garage. Ten zuiden van het plangebied liggen enkele woningen en een tuincentrum. Het bedrijf genereert momenteel drie types vervoersbewegingen: van bezoekers, werknemers en bedrijfsverkeer met de twee overige vestigingen. De hoofdvestiging aan Leugenberg 105 telt dagelijks gemiddeld 230 voertuigbewegingen. Het aantal voertuigbewegingen voor de koetswerkafdeling aan de Steenstraat in het centrum van Ekeren bedraagt 50. De stelplaats aan Leugenberg 131 heeft dagelijks zo’n 25 voertuigbewegingen. 7 BIJLAGE 2: JURIDISCH KADER 7.1 Gewestplan Volgens het gewestplan is het plangebied gelegen in woongebied en agrarisch gebied. De percelen langsheen de Bredeweg zijn voor de eerste 50 meter gelegen in woongebied. Hierbinnen valt het huidige bedrijfsgebouw. De zuidelijke percelen waarop de aanvraag tot uitbreiding betrekking heeft, liggen in agrarisch gebied. 7.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt de open ruimte in het buitengebied maximaal gevrijwaard voor landbouw, natuur en bos. Vlaanderen werd hiervoor opgedeeld in dertien buitengebied regio’s. Het gebied van Leugenberg behoort tot de regio Antwerpse Gordel en Klein Brabant. Het Landbouwgebied Leugenberg werd aangeduid als een ruimtelijk functioneel samenhangend gebied dat gevrijwaard moet blijven voor land- en tuinbouw. Op 27 maart 2009 keurde de Vlaamse regering de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplanbestemming als agrarisch gebied goed. Figuur 6 I Bevestiging agrarische bestemming
Inhoudelijke keuzes voor dit gebied zijn:
8 BIJLAGE 3: BELEIDSKADER 8.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd door de Vlaamse Regering in 1997 goedgekeurd. In het RSV wordt een onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied, het zogenaamde ‘Vlaanderen, open en stedelijk’. Het plangebied behoort tot het buitengebied.
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wil de open ruimte in het buitengebied maximaal vrijwaren voor landbouw, natuur en bos. In 2001 besliste de regering de afbakening van deze landbouw-, natuur- en bosgebieden aan te pakken in twee fasen. In een eerste fase werd in 2003 ca. 86.500 ha bestaand natuurgebied aangeduid als onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) . In de tweede fase worden sinds 2004 de landbouwgebieden en de resterende natuur- en bosgebieden afgebakend.
Zoals in de stedelijke gebieden moeten ook in de kernen van het buitengebied multifunctionele ontwikkeling en verweving van functies voorop staan. Bijkomende ruimte in het buitengebied voor o.m. dienstverlening, kleinhandel en lokale economie wordt daarom aansluitend bij de kern gerealiseerd. Wel moet het belang en de reikwijdte van die functies afgestemd zijn op het niveau van de kern. Voor bedrijven in het buitengebied geldt dat uitbreidingsmogelijkheden voor lokale bedrijven worden gegarandeerd, maar een eventuele uitbreiding moet steeds (op gemeentelijk niveau) worden geëvalueerd in functie van de ruimtelijke ontwikkeling van de kern. 8.2 Provinciaal structuurplan Antwerpen Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen werd in januari 2001 definitief vastgesteld. In het structuurplan worden vier grote hoofdruimten aangeduid binnen de provincie, waarvan de ‘Antwerpse fragmenten’ van toepassing is voor het RUP. Karakteristiek voor de hoofdruimte is de sterke verwevenheid van functies en activiteiten. Aan deze hoofdruimte wordt een beleid gekoppeld van omgaan met fragmentatie: de verdergaande fragmentatie van de provincie Antwerpen wordt binnen de grenzen van de ‘Antwerpse fragmenten’ gehouden. De kwaliteit van de woonomgevingen moet worden verhoogd, met nieuwe nederzettings- en woontypologieën, nabijheid van voorzieningen, goede verplaatsingsmogelijkheden en groenstructuren. 8.3 Planologisch attest Van Gansen Op 11 mei 2012 werd aan het bedrijf een positief planologisch attest verleend. In het besluit over dit attest werden geen voorwaarden gekoppeld. De ruimtelijke behoeften op korte termijn, zoals weergegeven in de aanvraag tot planologisch attest, zijn:
De ruimtelijke behoeften op lange termijn zijn:
8.4 Masterplan 2020 Het Masterplan 2020 is een uitbreiding van het in 2005 goedgekeurde Masterplan Mobiliteit Antwerpen met een hele reeks infrastructuurprojecten voor weg, water en openbaar vervoer om de mobiliteitsproblemen in en rond Antwerpen aan te pakken. Een tramverlenging naar Ekeren is een van de openbaar vervoersprojecten die werden opgenomen in het Masterplan 2020. 8.5 Tramlijnprojecten Brabo 2 De tramverlenging naar Ekeren is een project van het Masterplan en behoort ook tot het Brabo 2-project van De Lijn. De Vlaamse regering keurde in september 2011 de aanpak voor het Brabo 2-project goed. De tramverlenging Ekeren loopt vanaf de Noorderplaats via Noorderlaan en Ekerstesteenweg tot aan de ‘Mieren’ in Ekeren. Vanaf het kruispunt met de Groenendaallaan wordt de Noorderlaan van rooilijn tot rooilijn heraangelegd (inclusief tramkeerlus Metropolis, een aan de oostzijde excentrisch gelegen trambusbaan en een ventweg aan de westzijde). 8.6 Locatiestudie Tramlijn Ekeren. Knooppunt Leugenberg In navolging van een collegiale brief van 29 mei 2009 gericht aan BAM werd het studierapport ‘Masterplan Antwerpen. Tramlijn Ekeren. Knooppunt Leugenberg’ opgemaakt. De uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijf Van Gansen Services liggen namelijk in één van de zoeklocaties voor de Park & Ride (P&R) met keerlus aan de Leugenberg. Een aantal andere percelen in de directe nabijheid van Leugenberg en het op- en afrittencomplex van de A12 komen eveneens in aanmerking voor het realiseren van de P&R met keerlus. In het studierapport ‘Masterplan Antwerpen. Tramlijn Ekeren. Knooppunt Leugenberg’ zijn vier potentiële locaties voor P&R met keerlus opgenomen. Het terrein waarop de vraag naar uitbreiding van Van Gansen betrekking heeft wordt aangeduid als locatie A. De locaties B en C liggen respectievelijk ten westen en ten oosten van de brug van Leugenberg. Locatie D is gelegen tussen de woonwijk Edison en het op- en afrittencomplex van de A12. Figuur 7 I Potentiële locaties P&R met keerlus Het stedelijk standpunt over dit studierapport is in een collegebesluit van 12 maart 2010 opgenomen. Een scenario dat de stad Antwerpen in de toekomst verder wil ondersteunen is het aanpassen van de huidige infrastructuur ter hoogte van Leugenberg teneinde de ruimtelijke impact te minimaliseren, de verkeersbewegingen te optimaliseren en om daarbinnen de tramverlenging te passen. Zowel op ruimtelijk vlak als vanuit mobiliteitsoogpunt levert deze ingreep verbeteringen op. Locaties B en D krijgen daarbij de voorkeur. Voor locatie A, waarop de uitbreiding van Van Gansen betrekking heeft en die in het studierapport wordt omschreven als een locatie met hoog potentieel, wordt geopteerd om de ontwikkeling niet louter mobiliteitsgericht, maar ook in een breder perspectief te bekijken. Het vervolledigen van de lintbebouwing langs de Leugenberg, het potentieel dat gezien wordt in de mogelijkheid om de huidige activiteiten van Van Gansen in één vestiging te herlocaliseren en de ambitie voor een optimalisatie en bundeling van de bestaande infrastructuur op termijn, bieden kansen voor een betere organisatie van de omgeving. Besluit De goedkeuring van een planologisch attest voor Van Gansen Services heeft tot gevolg dat één van de vier zoeklocaties uit de locatiestudie ‘Masterplan Antwerpen. Tramlijn Ekeren. Knooppunt Leugenberg’ van BAM voor het openbaar vervoersknooppunt in het kader van de tramdoortrekking naar Ekeren verdwijnt. 8.7 Biologische waarderingskaart De biologische waarderingskaart geeft aan dat noch het terrein voor de beoogde uitbreiding, noch direct daaraan grenzende percelen als waardevol worden beschouwd. In de ruime omgeving komen enkele grote gehelen van cultuurgraslanden en opgehoogde of afgegraven terreinen langs verkeersinfrastructuren voor die minder tot zeer waardevol zijn.
Figuur 8 I Biologische waarderingkaart 8.8 Archeologische adviesplicht Het betrokken plangebied is gelegen in een zone met adviesplicht. 8.9 Erfgoedwaarde In de omgeving van het plangebied ligt de ankerplaats ‘Poldergebied van Stabroek met overgangszone naar de Kempen’ 9 BIJLAGE 4: MER SCREENING Link naar MER-dossier : http://www.lne.be/mer_databank_raadplegen.cgi?id=3811 Een screening naar mogelijke relevante factoren die in milieueffecten zouden kunnen resulteren werd uitgevoerd. Adviesinstanties werden opgevraagd en aangeschreven. De dienst MER heeft, na ontvangst van het volledige dossier, op 29 april 2014 beslist dat het RUP Hoek Leugenberg geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is. De beslissing van de dienst MER is toegevoegd aan de toelichtingsnota. Deze bijlage bevat de verschillende relevante thema’s uit de merscreening: Bodem en water Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
Voor de discipline bodem en water kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden:
Beoordeling van de effecten Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf Het plangebied ligt in een omgeving waar de bodemlagen de laatste decennia sterk zijn verstoord door de aanleg van wegen- en spoorinfrastructuur. De goedkeuring van het RUP biedt de juridische mogelijkheid om bijkomende bebouwing en verharding te voorzien. De plaatselijke verstoring van de bodemlagen zal echter beperkt zijn. Ondergrondse bouwlagen zijn niet toegestaan. In verhouding tot de verstoringen die de omgeving reeds heeft gekend, is de uitbreiding van de garage te verwaarlozen.
Het plangebied is gelegen in vlak gebied. Bebouwing en verharding van het plangebied veroorzaakt geen hinder voor het natuurlijk reliëf. Voor de twee te verlaten vestigingen van het bedrijf is ten gevolge van het RUP geen verstoring van de bodemlagen of het natuurlijk reliëf te verwachten. Historische bodem- en/of grondwatervervuilende activiteiten zijn niet toegelaten in het plangebied. Het RUP laat dit evenmin toe. Wijziging van de infiltratiemogelijkheden In bepaalde delen van het plangebied is bijkomende verharding mogelijk. Door de toename van verharde oppervlakte is de infiltratie van hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Bovendien is voor de nieuwe bebouwing de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (het zgn. Hemelwaterbesluit) van toepassing. Het systeem van infiltratie van hemelwater naar grondwater moet in evenwicht blijven. De ondergrond van het plangebied is grotendeels infiltratiegevoelig, maatregelen voor naar infiltratie zijn als gevolg een belangrijk aandachtspunt. Het RUP schrijft voor dat op de plaatsen waar het mogelijk is, de verharding in waterdoorlatende materialen moet worden uitgevoerd. Tegelijk is het omwille van de activiteiten van het bedrijf noodzakelijk dat mogelijke infiltratie van vervuilende stoffen wordt vermeden. Conform de milieuwetgeving wordt erop toegezien dat het bedrijf voldoet aan de geldende voorwaarden om het risico op bodemverontreiniging te voorkomen. Water dat plaatselijk niet kan infiltreren, wordt opgevangen en maximaal hergebruikt, waarna het vertraagd wordt afgevoerd. Het Hemelwaterbesluit legt volgende normen op:
De verharde oppervlakte van het plangebied kan geschat worden op maximaal ca. 0,7 ha (0,275 ha bebouwing + bijkomende verharde ruimte), in het “worst case” geval dat de bijkomende verharding NIET in waterdoorlatend materiaal zou worden aangelegd (zie verder). Dit betekent dat een buffer- en infiltratievoorziening van 140m² oppervlakte en 105 m³ volume moet voorzien worden. Deze kan ingepast worden in de bufferzone rond het bedrijfsterrein, meer bepaald in het westelijk deel daarvan. Het zuidelijk deel is minder geschikt omdat dit overstromingsgevoelig gebied betreft (zie §5.3.1). Zuinig ruimtegebruik wordt toegepast voor bebouwing en verharding. Beiden worden beperkt in oppervlakte tot wat strikt bedrijfsorganisatorisch en functioneel nodig is. Door het nemen van gepaste maatregelen en het naleven van de sectorale wetgeving, wordt geen negatief effect verwacht in vergelijking met de referentiesituatie. Voor de twee te verlaten vestigingen van het bedrijf is ten gevolge van het RUP geen wijziging van de infiltratiemogelijkheden te verwachten.
Wijziging grondwaterstromen – verdroging Het plangebied is matig tot zeer gevoelig voor grondwaterstromingen (type 2 en 1). Indien er in een type 1 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 3 meter of een horizontale lengte van meer dan 50 meter dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Voor type 2 geldt dit bij een diepte van meer dan 5 meter en een lengte van meer dan 100 meter. Dergelijke ondergrondse bouwlagen zijn niet toegelaten in het plangebied. Er wordt geen negatief verwacht op de grondwaterstromingen.
Veiligheidsaspecten als gevolg van gewijzigde waterhuishouding Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in een risicozone. De zuidelijke grens ligt in van nature overstroombaar gebied en is volgens de overstromingsgevoelige gebieden, versie 2011, mogelijk overstromingsgevoelig. De veiligheid tegen overstromingen moet gegarandeerd worden. Het hemelwater moet opgevangen en nuttig herbruikt worden. Het overtollige regenwater dient maximaal te infiltreren na herbruik om de afvoer naar het rioleringsstelsel te beperken. Hiervoor wordt infiltratie- en buffercapaciteit voorzien in het plangebied. Door het nemen van de gepaste maatregelen is er geen significant verschil op het overstromigsregime te verwachten in vergelijking met de referentiesituatie. Voor de twee te verlaten vestigingen van het bedrijf is ten gevolge van het RUP geen wijziging van de waterhuishouding te verwachten.
Wijziging waterkwaliteit Op het terrein zijn momenteel geen activiteiten aanwezig die de waterkwaliteit beïnvloeden. Via de milieuvergunning wordt opgelegd dat er geen verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Bij navolging van de sectorale wetgeving is er geen reden om negatieve effecten op de waterkwaliteit te verwachten. Significant negatieve effecten met betrekking tot de discipline ‘Bodem en water’ worden niet verwacht.
Mobiliteit Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
Voor de discipline mobiliteit kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden:
Beoordeling van de effecten Verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting Leugenberg 105 De uitbreidingsmogelijkheden voor de vestiging aan Leugenberg 105 zorgt voor een toename van verkeersbewegingen van en naar het bedrijf. De ontsluiting langs de Leugenberg en de rechtstreekse verbinding zorgen echter voor voldoende ontsluiting. Ondanks de lichte toename van verkeer van en naar het bedrijf worden geen problemen verwacht. Toename parkeerdruk Leugenberg 105 Een minimum van 16 fietsenstalplaatsen voor klanten en minimum 16 voor werknemers wordt opgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP. Richtinggevend voor het aantal parkeerplaatsen voor auto’s is de CROWnormering voor werkplaatsen en showrooms. Op basis van de reële situatie kan een afwijking op deze normering opgenomen worden. Dit echter onder de strikte voorwaarde dat een toename van het aantal parkeerplaatsen duidelijk wordt aangetoond door de aanvrager. In geen geval mag parkeerdruk van het bedrijf afgeschoven worden op omliggende straten. Om dit laatste te garanderen worden door de firma Van Gansen op de site 64 parkeerplaatsen voorzien voor personeel en bezoekers en 97 plaatsen voor voertuigen verbonden aan de bedrijfsactiviteiten. De huidige parkeerdruk op het openbaar domein zal volledig verdwijnen. Verkeersafname – verlaagde wegbelasting Bredeweg, Steenstraat 26 en Leugenberg 131 Door de huidige spreiding van de bedrijfsactiviteiten op drie locatie zijn er regelmatig verplaatsingen nodig tussen de drie sites. De concentratie op één locatie is positief omdat dit aantal onnodige verplaatsingen op deze manier vermeden worden.
Impact op verkeersveiligheid De toegangen tot de garage moeten vlot bereikbaar zijn. De ontsluiting gebeurt via de Leugenberg waarbij een afzonderlijke toegang wordt voorzien voor klanten en voor leveranciers. De kans op conflicten wordt hiermee geminimaliseerd. De ligging langs de Leugenberg en de wijze van inrichten zorgen voor toegangen die voldoende zichtbaarheid vanop de openbare weg om zo de verkeersleefbaarheid niet in het gedrang te brengen. Laden en lossen gebeurt niet langer langs de Leugenberg maar op eigen terrein, waar voldoende ruimte is voorzien om dit veilig af te wikkelen. Dit is zal een gunstig effect hebben op de veiligheid langs Leugenberg. Op de parking voor klanten en die voor personeel en leveranciers worden voetgangerszone voorzien zodat het bedrijfspand op een veilige manier bereikt wordt. Het wegnemen van het verkeer in de Bredeweg verhoogt plaatselijk de veiligheid. Significant negatieve effecten met betrekking tot de discipline ‘Mobiliteit’ worden niet verwacht. Integendeel, door het wegtrekken van de twee vestigingen in Ekeren worden verkeersbewegingen tussen beide vermeden.
Fauna en flora Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
Voor de disciplines fauna en flora kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden:
Beoordeling van de effecten Biotoopverlies door ruimtebeslag Het RUP zal geen invloed hebben op de fauna, flora en biodiversiteit van het plangebied en de onmiddellijke omgeving. Verstoring avifauna De geplande ontwikkeling is dermate kleinschalig dat geen invloed kan verwacht worden op verder gelegen gebieden die faunistisch van belang zijn. Verstoring door toename hinder: geluid en/of licht De bestaande geluidsbronnen zijn de verschillende verkeerswegen die groter zijn dan het geluid dat door het bedrijf wordt gegenereerd. De geluidsimpact van de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten aan Leugenberg 105 is vergelijkbaar met de referentiesituatie. Er wordt dan ook geen bijkomende geluidshinder verwacht wordt voor fauna en flora. Lichtbronnen in de omgeving staan nu voornamelijk langs de verschillende wegen: de lokale wegen en het op- en afrittencomplex van de A12. De activiteiten van het bedrijf vinden voornamelijk binnen plaats en binnen de normale kantooruren, waardoor aangenomen kan worden dat er geen bijkomende lichthinder ten opzichte van fauna en flora zal ontstaan. Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht met betrekking tot de discipline fauna en flora.
Mens Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
Voor de discipline mens kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden:
Beoordeling van de effecten Wijziging bodemgebruik De goedkeuring van het RUP gaat uit van het verdwijnen van een gebied dat in gewestplan werd bestemd als agrarisch gebied. Recent werd dit beleidsmatig herbevestigd als agrarisch gebied. Door de ligging van het plangebied als een geïsoleerd en kleinschalig landbouwgebied, de afwezigheid van professionele landbouwvoering en de eigendomsstructuur lijkt het verlies voor de agrarische structuur aanvaardbaar. De ligging van het plangebied in een gebied dat sterk is bepaald door infrastructuren en bebouwing en daardoor eerder versnipperd ligt te midden van een zeer uitgestrekt herbevestigd agrarisch gebied maken dat voor een ruimere omgeving de landbouwstructuren niet wezenlijk worden geschaad. Tijdens de procedure van het planologisch attest gaf het Vlaams gewest administratie land een voorwaardelijk gunstig advies. De administratie geeft aan dat ‘gelet op de specifieke ruimtelijk ligging (geïsoleerd kleinschalig landbouwgebied) worden de externe landbouwstructuren niet wezenlijk geschaad en kan de afdeling Duurzame landbouwontwikkeling de voorgestelde uitbreiding aanvaarden’. Tevens wordt gesteld dat enkel een gunstig advies kan gegeven worden op voorwaarde dat er bij de opmaak van het RUP rekening wordt gehouden met alle voorwaarden die in de de omzendbrief RO2010/01 werden opgenomen. In haar advies op deze MER-screeningnota gaf Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling evenwel een ongunstig advies, en werd gesteld dat het ingenomen herbevestigd agrarisch gebied (HAG) moest gecompenseerd worden. Op grond van volgende argumenten is de stad Antwerpen evenwel van oordeel dat compensatie van HAG in dit dossier niet aan de orde is, omdat de effecten van het plan op de structuur en het functioneren van het HAG te verwaarlozen zijn:
Wijziging beeld- en belevingswaarde Het RUP maakt het mogelijk dat het plangebied langs de zijde van Leugenberg nagenoeg over de volledige lengte bebouwd kan worden. Het groene karakter van het grasland verdwijnt daardoor en wordt vervangen door een bebouwingswand die de gefragmenteerde bebouwing langs Leugenberg verder afwerkt. Door voldoende ruimte te voorzien voor een groenbuffer lans de perceelsgrenzen wordt de eventuele visuele hinder van de nieuw op te trekken bebouwing tot een minimum beperkt. Voor de twee te verlaten vestigingen van het bedrijf blijft de gewestplanbestemming wonen gelden.
Wijziging leef- en woonkwaliteit De doelstelling om de activiteiten van het bedrijf dat momenteel drie vestigingen heeft, te concentreren in één vestiging is ruimtelijk aanvaardbaar. De vestigingen in het centrum van Ekeren en aan Leugenberg 131 bevinden zich op het gelijkvloers van woningen waardoor er geen enkele buffer naar de directe omwonenden is. In het verleden werd een aantal keer klacht ingediend naar aanleiding van overlast of geurhinder in de vestiging in de Steenstraat. Bij de vergunningverlening voor nieuwe functies in beide te verlaten vestigingen zal beoordeeld worden of deze binnen het bestaande weefsel mogelijk zijn. De ligging en ontsluiting van het plangebied en de grootte bieden duidelijk voordelen voor een concentratie van de bedrijfsactiviteiten op die locatie. Voor de bestendiging van het bedrijf aan Leugenberg 105 worden voorwaarden opgelegd waardoor het plangebied wordt voorzien van een doorlopende groenstrook om zo de site effectief te bufferen naar de aanpalende omwonenden toe, en de site visueel, landschappelijk in te passen in de omgeving. Een controle van de website van de VMM op 17/01/2013 geeft aan dat de luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied zeer goed tot goed is. Het meetstation aan de Ekerse Dijk geeft voor de waarden stikstofdioxide (NO2) en SO2 respectievelijk de quotering “goed” en “uitstekend”. De huidige luchtkwaliteit is conform de grenswaarden uit de betrokken EGrichtlijnen. Er komen geen belangrijke emmissiebronnen bij in het plangebied.
Verstoring door visuele hinder, lichthinder, geluidshinder, geurhinder Eventuele visuele hinder voor de aangrenzende percelen wordt zoveel mogelijk uitgesloten door een groenbuffer langs de perceelsgrenzen te voorzien. Lichthinder is niet te verwachten. De bedrijfsactiviteiten vinden grotendeels en binnen de normale werkuren plaats. De verschillende geluidsbronnen in de omgeving, zoals de lokale wegen en het open afrittencomplex met de A12 genereren een hoger geluidsniveau dan de geplande ontwikkeling aan Leugenberg. Gesteld kan worden dat hier geen merkbare geluidshinder bijkomend wordt veroorzaakt. De centralisatie van de bedrijfsactiviteiten aan Leugenberg 105, waardoor de vestigingen aan de Steenstraat en de Leugenberg 131 verdwijnen en dus ook dagelijks zo’n 75 vervoersbewegingen, maken dat het geluidsniveau op beide locaties zal verminderen. De bedrijfsactiviteiten brengen geen specifieke geurhinder voort. Na uitvoering van de door het RUP toegestane werken, zal dit evenmin het geval zijn.
Veiligheidsrisico’s Er is geen SEVESO-inrichting aanwezig op het plangebied, noch is dit volgens de voorschriften van het RUP mogelijk. Binnen een straal van 2 km vanaf het plangebied komt geen hoog- of laagdrempelig bedrijf voor. Significante effecten met betrekking tot de discipline ‘mens’ worden niet verwacht.
Mens Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
Voor de discipline erfgoed en landschap kunnen bijgevolg volgende mogelijke significante effecten verwacht worden:
Beoordeling van de effecten Inpasbaarheid in de omgeving Het RUP beoogt een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten aan Leugenberg 105. Ten opzichte van het bestaande gebouw op het terrein worden voorschriften opgenomen die een harmonische samenhang met de nieuwbouw garanderen. Er wordt een voldoende brede buffer ten opzichte van de aangrenzende tuinen voorzien zodat het geheel inpasbaar is in de omgeving.
Invloed op waardevol onroerend en landschappelijk erfgoed De geplande ontwikkeling heeft geen invloed op eventuele erfgoedwaarden in de buurt.
Invloed op de archeologische waarden In de voorschriften van het RUP wordt een regulering rond archeologisch patrimonium opgenomen conform de archeologische advieskaart. Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht met betrekking tot de discipline erfgoed en landschap.
Argumentatie waarom geen plan-MER opgemaakt dient te worden Het RUP heeft de intentie om de activiteiten van het bedrijf Van Gansen Services bvba te bestendigen zoals in het planologisch attest werd aangevraagd. Een bestemmingswijziging van de huidige bestemming agrarisch gebied is hiervoor nodig. Gelet op de beperkte impact van het RUP op de omgeving, de afwezigheid van risico’s voor menselijke gezondheid en veiligheid en op de relevante milieuproblemen zoals beschreven in vorig hoofdstuk, en aangezien geen grensoverschrijdende effecten verwacht kunnen worden, zijn we van mening dat geen plan-MER dient opgemaakt te worden.
| ||||||||||||

![i_RUP_11002_214_50004_00001_200000.jpg [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200000.jpg)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200002.png [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200002.png)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200003.png [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200003.png)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200004.png [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200004.png)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200005.png [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200005.png)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200006.png [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200006.png)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200009.jpg [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200009.jpg)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200010.png [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200010.png)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200011.jpg [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200011.jpg)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200012.png [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200012.png)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200013.png [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200013.png)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200014.jpg [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200014.jpg)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200015.png [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200015.png)
![i_RUP_11002_214_50004_00001_200016.jpg [image]](i_RUP_11002_214_50004_00001_200016.jpg)
