Artikel 29 Spreiding en mix studentenkamers

 

Wanneer voor 1 januari 2009 een woning werd opgedeeld met het doel studentenhuisvesting te creëren, kan een afwijking worden gemotiveerd op dit artikel onder volgende voorwaarden:

1. Er is geen stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen toegekend die stelt dat er studentenhuisvesting gecreëerd werd tussen 1 januari 2009 en het moment van de regularisatieaanvraag.

2. De aanvrager moet door enig rechtens toegelaten bewijsmiddel aantonen dat de stedenbouwkundige inbreuk dateert van voor 1 januari 2009. De aanvrager moet daarvoor zelf bewijsstukken (conformiteitsattest, geregistreerd huurcontract studentenkamer, contract Kotweb, vaststelling pandtoezicht, notariële akte met vermelding aantal studentenkamers, ..) aanleveren.

Het voldoen aan de hoger gestelde voorwaarden, ontslaat de vergunningverlenende overheid niet van een toetsing van de aanvraag aan de goede ruimtelijke ordening. Aanvragen voor woningen die voor 2009 wederrechtelijk werden gecreëerd maar die voor een onaanvaardbare woningdruk zorgen, kunnen op grond van een onverenigbaarheid met de goede ruimtelijke ordening worden afgewezen.

  1. Bij de inwerkingtreding van de bouwcode wordt het aantal vergunde of vergund geachte studentenkamers in het afgebakende gebied voor kamers geplafonneerd. Op de percelen gelegen in het afgebakend gebied voor kamers mag bij nieuwbouw, herbouw, wijziging aantal woongelegenheden of functiewijziging het aantal studentenkamers niet vermeerderd worden.

De maximale kotdichtheid in het ‘afgebakend gebied voor studentenkamers’ (zie definitielijst) is 40%. De kotdichtheid is de verhouding van studentenkamers tot het aantal geregistreerde inwoners. Door het maximum op 40% te leggen, blijft er een goed evenwicht tussen studenten en bewoners.

Er kunnen geen bijkomende studentenkoten gecreëerd worden in het ‘afgebakend gebied voor studentenkamers’. De bestaande kamers kunnen blijven en verbeterd worden, als de nodige omgevingsvergunning in orde is. Binnen het ‘afgebakend gebied voor studentenkamers’ is het mogelijk om een aantal kamers op de ene locatie te schrappen en datzelfde aantal kamers te creëren op een andere locatie.

  1. Voor studentenkamerprojecten die niet gelegen zijn in het afgebakend gebied voor kamers en niet gelegen zijn op de afgebakende campusterreinen is per 8 kamers minimaal één zelfstandige woongelegenheid verplicht, tenzij een verenigbare publiek toegankelijke, levendige functie in de plint wordt voorzien.

De stad wil pas afgestudeerden in de stad houden. In gebouwen buiten de ‘afgebakend gebieden’ met 8 studentenkoten moet er daarom ook een zelfstandige woning van minstens 35 m² komen. Deze bijkomende zelfstandige woning kan vervangen worden door andere functies als hierdoor een levendige plint ontstaat zoals een detailhandelszaak, strijkatelier, kinderkribbe, kantoren, ...

Grotere studentenhomes zullen dus bestaan uit een mix van kamerwonen en kleine zelfstandige wooneenheden met grote collectieve delen. Omdat het echter fundamenteel over een project voor studentenhuisvesting gaat, is artikel 27 niet van toepassing.

De mix die hier wordt opgelegd heeft tot doel een zekere sociale controle in te bouwen en een beperking op de potentiële overlast van hoge concentraties studentenkamers zonder toezicht. Indien dus geopteerd wordt voor een functionele mix in plaats van een woontype-mix, mag die bijkomende functie dus niet volkomen autonoom functioneren van het wonen.

  1. Uitzondering: voor kamers uitgebaat door een erkende residentiële zorgvoorziening, jeugdzorgcentrum, internaat geldt dit artikel niet.

Voeg bij je vergunningsaanvraag altijd het bewijs van erkenning en /of subsidiëring toe.