Ziektevergoeding
Bij afwezigheid door ziekte geldt de wetgeving over het gewaarborgd loon.
Regeling voor arbeiders
De eerste maand heeft een arbeider met artikel 60-statuut geen gewaarborgd loon bij ziekte.
Vanaf de tweede maand ziekte geldt de regeling van het gewaarborgd loon:
- eerste 7 dagen: 100%
- 8ste tot en met 14de dag: 86,93%
- 15de tot en met 30ste dag: 26,93%
Regeling voor bedienden
De eerste maand heeft een bediende artikel 60-medewerker gewaarborgd loon bij ziekte:
- vanaf de eerste dag : 100%
- opgelet! bij een contract van minder dan 3 maanden geldt de regeling voor arbeiders
Voor arbeiders en bedienden geldt:
- De onvolledige of onderbroken arbeidsdag beschouwen we niet als de eerste dag van de periode van gewaarborgd loon, maar als een gewerkte dag. De periode van 30 dagen gewaarborgd loon voor arbeiders en bedienden start nooit vanaf de onderbroken arbeidsdag, wel vanaf de volgende dag.
- Artikel 60-medewerkers hebben het eerste jaar van hun traject artikel 60 meestal geen recht op een vergoeding van het ziekenfonds. Daarvoor moet de artikel 60-medewerker een wachttijd van een jaar doorlopen hebben. Bovendien moet deze binnen een referteperiode genoeg arbeidsdagen en arbeidsinkomen bewijzen.
- Is het maandelijkse inkomen van de artikel 60-medeweker lager dan de leefloonnorm? De artikel 60-medewerker kan via de begeleider een financiële tussenkomst bij een sociaal centrum aanvragen.
- De artikel 60-medewerker vraagt een ziekte-uitkering bij het ziekenfonds aan via het getuigschrift van arbeidsongeschiktheid (het ‘vertrouwelijke formulier’). Vaak krijgt de medewerker het getuigschrift bij de dokter. Is dat niet zo? Dan vraagt deze het online aan of downloadt deze het via de website van de mutualiteit.
- De behandelende arts vult het getuigschrift in. Deze moet altijd de diagnose of de symptomen van de arbeidsongeschiktheid vermelden en vermeldt de begin- en einddatum van de arbeidsongeschiktheid.
- De artikel 60-medewerker stuurt bij een verlenging een nieuw getuigschrift op.
- De aangifte van arbeidsongeschiktheid moet voor arbeiders binnen 14 kalenderdagen gebeuren (begindatum ziekte + 13 dagen) en voor bedienden binnen 28 kalenderdagen (begindatum ziekte + 27 dagen). De artikel 60-medewerker bezorgt de aangifte nooit via een brievenbus van de mutualiteit. De artikel 60-medewerker stuurt het origineel getuigschrift (geen kopie) op met de post naar de adviserende arts. De poststempel geldt als datum van aangifte. De medewerker schrijft op de enveloppe "Aangifte arbeidsongeschiktheid." De medewerker kan het ingevulde originele getuigschrift ook gewoon afgeven aan de adviserende arts en vraagt dan altijd om een ontvangstbewijs.
Bij erkenning van de arbeidsongeschiktheid ontvangen de artikel 60-medewerker en stad Antwerpen (als werkgever) inlichtingenformulieren om in te vullen. Info.werkervaringsklant vult het bewijs in na de werkhervatting. Dit moet enkel gebeuren bij een vroegtijdige werkhervatting.
Verlenging ziekte
Het getuigschrift vermeldt een einddatum. Is de artikel 60-medewerker langer arbeidsongeschikt? Dan verlengt de dokter de arbeidsongeschiktheid.
De artikel 60-medewerker bezorgt het nieuwe getuigschrift digitaal of per post aan de mutualiteit binnen 7 kalenderdagen (= einddatum van het laatste getuigschrift + 7 dagen)
Herval ziekte
Ging de artikel 60-medewerker werken en wordt deze opnieuw ziek? Dan spreken we over 'herval'. De artikel 60-medewerker bezorgt het nieuwe getuigschrift digitaal of per post aan de mutualiteit binnen 7 kalenderdagen (= begindatum ziekte + 7 dagen).
Let op! Enkel in deze gevallen is er sprake van 'herval':
- De medewerker was minder dan 1 jaar arbeidsongeschikt en wordt opnieuw ziek binnen de 14 dagen.
- De medewerker was langer dan 1 jaar arbeidsongeschikt (invaliditeit) en wordt opnieuw ziek binnen de 3 maanden.
Wordt een medewerker opnieuw ziek na die 14 dagen of 3 maanden? Dan spreken we niet over een herval. De artikel 60-medewerker doet dan een nieuwe aangifte.