RUP KEERLUS MOERELEI | |||||||||||||||||
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding Aanleiding voor de opmaak van dit RUP is de aanleg van een fietspad onderdeel uitmakend van het provinciaal Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (hierna BFF) en deel uitmakend van de fietsprojecten uit het Masterplan 2020 1
Sinds 2007 2 werkt nv Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (hierna BAM genoemd) in overleg met de Vlaamse overheid - Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), de provincie Antwerpen, de stad Antwerpen en eventuele andere betrokken steden of gemeenten aan de realisatie van een aantal fietsroutes. In overleg werd beslist om te focussen op:
Figuur 1. Overzicht fietsprojecten Masterplan Antwerpen en aanduiding deelproject
Figuur 2. Overzicht tracé fietsroute en ingrepen 1.2 Situering Het studiegebied is gelegen in het district Hoboken, aan de spoorwegovergang met de Sint-Bernardsesteenweg (SBS) op de gemeentegrens met Hemiksem. Het gebied kan omschreven worden als een contactzone, waar verschillende ruimtelijke structuren samenkomen: twee aaneengesloten open ruimtegebieden: de omgeving van het Fort 8 en het open ruimtegebied rondom het kasteel Klaverblad, de woonwijken Nachtegalenhof-Zwaluwenhof te Hoboken en Varenvelden te Hemiksem en de industrieterreinen langs de Scheldeboorden.
Figuur 3 +4: Situering RUP 1.3 Afbakening van het plangebied Het plangebied van het RUP volgt grotendeels de begrenzingen van het plangebied van het BPA Moerelei 4. De plangrenzen aan noordoostelijke zijde en langs de Moerelei vallen samen met deze van het BPA. De noordoostelijke plangrens werd reeds in het BPA bepaald door het ontwerpvoorstel voor de keerlus enerzijds en het behoud van de bestaande poel (buiten de plangrens) als waardevol natuurelement. In noordwestelijke richting wordt het plangebied ten opzichte van het BPA uitgebreid met een smalle strook dat het gedeelte van het ontworpen fietspad omvat waarvan sommige delen binnen de contouren van de goedgekeurde niet-vervallen verkaveling vallen. Doel van de opname van dit plandeel is het gedeeltelijk opheffen van de verkaveling, waardoor het fietspad kan verwezenlijkt worden 5.
Figuur 5: Afbakening plangebied 2 BESCHRIJVING VAN DE BESTAANDE TOESTAND Het projectgebied wordt in noordwestelijke richting begrensd door de N148 (Sint-Bernardsesteenweg) en in zuidwestelijke richting door de Moerelei. Deze laatste vormt eveneens de gemeentegrens met Hemiksem. Beide wegen worden gekenmerkt door een ander profiel en hiërarchie en ook de bebouwing erlangs is verschillend van aard. De Sint-Bernardsesteenweg heeft voornamelijk een verbindende functie. De erffunctie van de weg is eerder beperkt en overwegend gesitueerd aan de oostzijde. Diverse ontwikkelingen hebben zich als onafhankelijke eilanden aangeschakeld op de steenweg. De aanpalende bebouwing is vooral gericht op wonen. De Moerelei is op te delen in verschillende secties met specifieke kenmerken. Zo is het deel dat aansluit op de Sint-Bernardsesteenweg te typeren als woonstraat. Meer oostwaarts voorbij het projectgebied, is de Moerelei onverhard en wordt aan weerszijde geflankeerd door een bomenrij. Deze sectie fungeert als langzaamverkeerverbinding door het open ruimtegebied Klaverblad-Cleydael. Tot slot is er een deel van het plangebied van het RUP gelegen tussen de spoorweg en de achtertuinen van de huizen gelegen in de Den Haaglaan.
Figuur 6: Orthofoto plangebied
Figuur 7: Weergave bestaande feitelijke toestand 3 JURIDISCHE PLANNINGSCONTEXT 3.1 Bestemmingsplannen 3.1.1 Gewestplan Het gewestplan duidt het gebied aan als parkgebied. Enkel de woningen en achtertuinen van de Den Haaglaan maken deel uit van het woongebied.
Figuur 8: Gewestplan Volgens artikel 5.1.1. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen geldt voor de woongebieden: De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaalculturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Volgens artikel 14.4.4. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen geldt voor de parkgebieden: De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen. 3.1.2 BPA Keerlus Moerelei
Figuur 9: BPA Keerlus Moerelei Voorliggend RUP vervangt het BPA Moerelei volledig. De ruimtelijke inrichtingsprincipes van het gebied, die aan de grondslag lagen van het BPA , blijven behouden in het RUP. De voorschriften uit het BPA werden minimaal aangepast. Het RUP blijft op hoofdlijnen voorzien in de mogelijkheid tot aanleg van een keerlus voor de tramverlenging op de Sint-Bernardsesteenweg met bijzondere aandacht voor de landschappelijke inpassing ervan. Naast de beperkte inhoudelijke wijziging van de voorschriften op vlak van aanlegmogelijkheden voor het fietspad, werden de voorschriften van het BPA geherevalueerd. Dit hoofdzakelijk in functie van het inbouwen van noodzakelijke flexibiliteit voor de landschappelijke inrichting van het gebied en het inpassen van de tramkeerlus en eventuele aanhorige kleinschalige infrastructuur (dienstlokaal,…). Tenslotte moeten de voorschriften uit het BPA herwerkt worden om tegemoet te komen aan de huidige decretale en andere vormvereisten. Deze worden bepaald door de regelgeving uit de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening, de uitvoeringsbesluiten en het handboek RUP van de stad Antwerpen. 3.1.3 Verkaveling Nachtegalenhof De wijk Nachtegalenhof, gelegen tussen de spoorlijn 52 Antwerpen – Puurs en de Sint Bernardsesteenweg maakte deel uit van een geldende, niet-vervallen verkaveling.
De verkaveling werd verschillende malen gedeeltelijk gewijzigd. Aanleiding van de verkavelingswijziging van 1970 ten opzichte van de verkaveling uit 1964 was de in onbruik geraakte spoorlijn richting Oude God. Verschillende eigenaars van de aangrenzende percelen kregen daardoor de mogelijkheid om bijkomend gronden van de NMBS te verwerven als uitbreiding op de tuinstrook in de verkaveling (uitbreiding eigendommen niet zichtbaar op plan).
Een deel van het gepland fietspad overschrijdt de achterste perceelsgrens van de percelen uit de verkaveling. Binnen de verkavelingsvoorschriften is de aanleg van fietsinfrastructuur niet toegestaan waardoor het noodzakelijk is de verkaveling voor dit gedeelte op te heffen.
Figuur 10: Verkaveling Den Haaglaan
Figuur 11: Raakpuntenontwerp fietspad - percelen verkaveling 3.1.4 RUP fort 8 (in voorbereiding) In uitvoering van het s-RSA is de stad gestart met de opmaak van een Masterplan ‘Fort 8’. Het masterplan, dat de blauwdruk zal vormen voor het RUP, moet ruimtelijk een aantal zaken verbeteren in het fort en omgeving. Technisch is het RUP vooral nodig om volgende problemen op te lossen:
In mei 2009 werd een procesnota voor dit RUP door het college goedgekeurd. In de procesnota werd een voorstel tot afbakening RUP opgenomen. Onderlinge afstemming tussen voorliggend RUP en het RUP Fort 8 is noodzakelijk.
Figuur 12: Voorstel afbakening RUP fort 8 – procesnota mei 2009 3.1.5 RUP Varenvelden (Hemiksem) Het RUP Varenvelden is definitief vastgesteld door de gemeenteraad van Hemiksem op 17 maart 2009. De noordgrens van het plangebied valt samen met de gemeentegrens met Antwerpen, zijnde de as van de Moerelei.
Figuur 13. RUP Varenvelden - Hemiksem 3.2 Sectorale plannen 3.2.1 Monumenten, landschappen, stadsgezichten In of aangrenzend aan het projectgebied bevinden zich geen beschermde monumenten, landschappen en/of stadsgezichten.
Figuur 14: Overzicht monumenten, landschappen en stadsgezichten 3.2.2 Archeologische advieskaart De geplande keerlus is wel gesitueerd in een zone die op de lokale archeologische advieskaart wordt aangeduid als archeologisch onderzoeksgebied, waarin archeologische sites bekend zijn. Bij alle grondwerken binnen het plangebied moet Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO Vlaanderen), entiteit Onroerend Erfgoed gecontacteerd worden en om advies inzake archeologie gevraagd worden.
Figuur 15: Archeologische advieskaart 3.2.3 Habitat- of vogelrichtlijngebied Het projectgebied is niet geselecteerd als habitat- of vogelrichtlijngebied. Het ligt ook niet in de invloedsfeer van een habitat- of vogelrichtlijngebied.
Figuur 16: Habitat- en vogelrichtlijngebieden 3.3 Onderzoek tot milieueffectrapportage Gezien de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit inzake de plan-MER’s (dd. 01/12/2007) werd het RUP gescreend op de MER-plicht. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de conclusies van de dienst MER met betrekking tot het verplicht voorgeschreven onderzoek tot milieueffectrapportage (‘screening’). Op 27 januari 2012 heeft de dienst MER naar aanleiding van een schrijven van de stad Antwerpen op 17 januari 2012 geoordeeld dat het screeningsdossier de nodige informatie bevatte over het voorgenomen plan en dat de relevante milieudisciplines besproken zijn. De dienst MER oordeelt dat de uitgebrachte adviezen i.k.v. het onderzoek tot milieueffectrapportage geen elementen bevatten waaruit kan besloten worden dat het gevoerde onderzoek onvolledig of onjuist is. De adviezen bevatten wel voorstellen hoe het plan te verbeteren is en/of aandachtspunten:
Rekening houdend met bovenvermelde concludeert de dienst MER dat het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is. De screeningsnota en het besluit zijn bijgevoegd in bijlage bij dit RUP. 4 PLANNINGSCONTEXT 4.1 Relatie RSV Het gebied is volgens het gewestelijk RUP Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen (BVR 19/06/09) gelegen binnen het stedelijk gebied. Er geldt ter plaatse geen deelplan met herbestemming. Het RSV streeft naar duurzame mobiliteit, met het afremmen van de groei van de automobiliteit door het verbeteren van kwantitatieve en kwalitatieve condities voor de alternatieve vervoerswijzen als één van de belangrijkste uitgangspunten. De betreffende fietsroute Hoboken-Hemiksem kadert binnen het Masterplan 2020 dat in 2010 werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. 4.2 Relatie met het RSPA Het plangebied is volgens het RSPA gelegen in de deelruimte ‘Grootstedelijk Antwerpen’. Voor deze deelruimte staat onder andere het verbeteren van de bereikbaarheid voorop. Dit kan onder andere door de uitbouw van grootstedelijke fietsverbindingen. Als algemeen uitgangspunt voor de gewenste ruimtelijke verkeers- en vervoersstructuur staan onder andere het verdichten van het openbaar vervoer en het verbinden met een lokaal ontsluitend netwerk voorop. Ook het belang van flankerende maatregelen zoals verbeterde doorstromingsmogelijkheden en verzorging van de halte-infrastructuur wordt benadrukt. In samenwerking met de Vlaamse overheid hebben de Vlaamse provincies op elkaar aansluitende verbindende functionele fietsroutenetwerken uitgetekend. De provincie is verantwoordelijk voor de opvolging van de realisatie van het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk. In het RSPA zijn de beide fortengordels geselecteerd als bakenreeksen. Dit betekent ondermeer dat de provincie een bovenlokale visie kan ontwikkelen rond deze fortengordels. Momenteel is de provincie bezig met de opmaak van een kaderplan met uitvoeringsgericht actieplan voor de fortengordels rond Antwerpen. Ook de schansen worden hierin onderzocht. 4.3 Relatie met het s-RSA Het strategisch ruimtelijk structuurplan Antwerpen (hierna s-RSA), werd definitief goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 22 december 2006. In het s-RSA worden twee ruimtelijke strategieën vastgelegd om het structuurplan uit te werken: het generiek beleid en het actief beleid. Het generiek beleid beschrijft een aantal beelden (of thema’s) van de stad die een richtinggevend kader aanreiken. Door te focussen op één hoofdthema geeft elk beeld tegelijkertijd de mogelijkheid om de realiteit te kaderen. Elk beeld is een manier om het beleid van de toekomst van de stad te definiëren. Het actief beleid is een projectmatige benadering van een aantal welomschreven ruimten, die op hun beurt strategische programma’s en projecten bepalen.
Figuur 17: Selectiekaart spoorstad Het beeld van de ‘Spoorstad’ omvat alle ruimtelijke en functionele mobiliteitsaspecten. Het versterken van het openbaar vervoer wordt centraal gesteld binnen het lager netwerk dat ondermeer bestaat uit het netwerk van tramsporen, het netwerk van stedelijke en territoriale boulevards, lokale wegen, stations en spoorbundels.
De Sint-Bernardsesteenweg wordt in het s-RSA geselecteerd als territoriale boulevard (met tramverbinding). De territoriale boulevard verbindt het centrum van Antwerpen via de Brederodestraat en Kolonel Silvertopstraat met Hemiksem, Schelle en Niel.
Figuur 18 + 19: s-RSA zachte en harde ruggengraat met tramtracé Het actief beleid duidt ondermeer de Zachte Ruggengraat aan als grootstedelijk systeem van groene ruimten. De zachte ruggengraat is een aaneenschakeling van vijf grote stedelijke parken. Het gebied rondom Fort 8 is aangeduid en opgenomen als programmaonderdeel van het Scheldepark, één van deze vijf parken. Naast een reorganisatie van de sportinfrastructuur in dit gebied gaat bijzondere aandacht uit naar de bereikbaarheid van het gebied en de relatie met het omliggende woongebied. De fietsroute Hoboken-Hemiksem levert een belangrijke aanzet en wezenlijke bijdrage aan bovengenoemde doelstellingen uit het s-RSA. 4.4 Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (BFF) Aanleiding voor de opmaak van dit RUP is de aanleg van een fietspad onderdeel uitmakend van het provinciaal bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk en deel uitmakend van de fietsprojecten uit het Masterplan 2020. De bovenlokale functionele fietsroutes zijn de routes voor fietsverplaatsingen van meer dan vijf kilometer, voor woon-werk-, woon-school- en woon-winkelverkeer. Concreet gaat het om gemeentegrensoverschrijdende fietspaden die een verbinding vormen tussen verschillende (woon)kernen en attractiepolen zoals scholen, bedrijven, sportcentra, ziekenhuizen, culturele centra en stations. Het fietspad dat mogelijk gemaakt wordt met dit RUP maakt deel uit van het BFF en is hierin een alternatieve bovenlokale fietsroute. Deze lopen vaak parallel aan de functionele fietsroutes, langs rustigere, autoluwe gemeentewegen. De fietser kiest dan tussen de kortste (functionele) of de veiligste en aangenaamste (alternatieve) route.
Figuur 20: Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk 4.5 Masterplan Antwerpen 4.5.1 Fietspad Hoboken – Hemiksem Het Masterplan Mobiliteit Antwerpen (dd. 2005) volstond niet om de huidige verkeersproblemen op te lossen. Er ontstond een noodzaak om het Masterplan te actualiseren en op te waarderen tot het Masterplan 2020 7. Het nieuwe plan, goedgekeurd door de Vlaamse Regering in 2010 is meer dan een verzameling van infrastructuurwerken en houdt een brede waaier van bijkomende beleidsmaatregelen in. De organisatie van de mobiliteit gebeurt in een nieuw modal shift plan. Tegen 2020 moet minstens 50% van alle verplaatsingen in de Antwerpse agglomeratie met het openbaar vervoer, met de fiets of te voet gebeuren. De fietsroute Hoboken-Hemiksem maakt deel uit van dit plan.
Figuur 21: Overzicht van de projecten voor de aanleg van nieuwe fietspaden in grootstedelijk Antwerpen De belangrijkste knelpunten op het tracé van de fietsroute Hoboken-Hemiksem zijn:
4.5.2 Overleg en besluitvorming tramlijn Hemiksem fase 2 Naast het fietsproject dat de directe aanleiding vormt voor de herziening van het BPA, ligt een ander onderdeel van het Masterplan 2020 aan de basis van het BPA: de tramlijn Hemiksem. Voor deze tramlijnverlenging werd reeds in oktober 2002 een projectnota goedgekeurd door de PAC. Onderstaand worden de krachtlijnen van deze tramverlenging tot op de grens met Hemiksem meegegeven. Het planproces rond dit project ligt stil.
Figuur 22: SBS: typedwarsprofiel herinrichting met trambaan
4.6 GNOP Antwerpen Bij de belangrijkste natuurwaarden van de zuidelijke districten behoort het gebied forten 7 en 8 en de wijk Klaverblad. Grote Struisbeek In zijn bovenloop heeft de beek een waardevolle structuur met plaatselijk sterke meandering, hoge steile uitgeholde oevers, diepe buitenbochten en aangeslibde binnenbochten. Via de Bovenvliet mondt deze beek uit in de Schelde.
Fort VII en Schoonselhof Fort 7 is biologisch zeer waardevol.. Naast open water , dijktaluds, wegbermen en eiken-berkenbos bestaat dit fort uit mesofiele hooilanden, droge zure graslanden en begroeide muren. Het Schoonselhof vormt samen met de forten 7 en 8 min of meer een geheel. Kenmerkend voor het Schoonselhof (begraafplaats en park) zijn de geknotte linden-, paardekastanjes en de eiken-, beuken- en lindendreven. De perken zijn omringd door taxus en haagbeuk. Berk is een kenmerkende boom voor de zijdreven. De parkvijver wordt gevoed met grond- en regenwater en sluit aan op de Hollebeek. Achter het kasteel ligt het Sterbos (zomereik en beuk) en aansluitend op de kasteelvijver is er een oud beukenbos met ondergroei van eik terug te vinden.
Hollebeek De Hollebeek ontstaat op de grens Hoboken (Antwerpen) en Hemiksem. Zij stroomt aanvankelijk naar het noordoosten, doorheen het Schoonselhof. In het centrum van Hoboken is zij opgenomen in het rioleringsnet. Deze riool mondt uit in het wachtbekken ‘Hollebeek’, van waaruit het water naar de Schelde wordt afgevoerd. De biologische waterkwaliteit van de Hollebeek is middelmatig en wordt gaandeweg nadelig beïnvloed door lozingen. Structureel is de beek matig ontwikkeld, de loop is ondiep, smal, diep ingesneden en kent een bochtig verloop.
Hof Ter Beke Dit voormalig Hof van Plaisantie bestaat uit een kasteel, hoeve, boomgaard en een parkbos (eikenbeukenbos met kruidlaag).
Groenenhoekbos (Gevaertbos) Het betreft een Eiken-berkenbos met ondergroei in beheer door een natuurvereniging.
Wijk Klaverblad De omgeving van kasteel Klaverblad bestaat vooral uit extensief begraasde weilanden omzoomd met knotwilgen. De Klaverbladdreef wordt daarentegen geflankeerd door eiken. In het gebied ligt eveneens een bos van 45 ha en een oude Duitse nep-luchthaven compleet met uitkijkpost. Hier komen uilen voor.
Schansen De schansen zijn op de biologische waarderingskaart aangeduid als biologisch waardevol. Hier wordt verder geen melding over gemaakt in het GNOP.
Besluitend kan gezegd worden dat de Schans, het Fort VIII en verschillende onderdelen van het achterliggende gebied van de Kasteeldomeinen Klaverblad en Cleydael biologisch zeer waardevolle gebieden zijn. Naast deze gebieden is de smalle spie tussen het spoor en de verkaveling Den Haaglaan aangeduid als biologisch waardevol. Deze spie is een drassige zone; het RUP grenst net aan deze zone.
Figuur 23: Biologische waarderingskaart 5 ONTWIKKELINGSVISIE EN KRACHTLIJNEN RUP De doelstellingen, visie en concepten uit het BPA Keerlus Moerelei blijven waar mogelijk behouden. 5.1 Visie De rol die het gebied dient te vervullen is deze van poort ten opzichte van het open ruimtegebied Klaverblad-Cleydael. De tramhalte en andere infrastructuur (fietsenstalling ed) dienen deze rol te ondersteunen. De inrichting van het projectgebied moet gericht zijn op herkenbaarheid en landschappelijke integratie ten opzichte van de open ruimte. 5.2 Doelstellingen
5.3 Concepten 5.3.1 Openhouden zone schans en zichtassen naar de open ruimte Gezien het belang van het open ruimtegebied op zich en voor de omringende woongebieden is enerzijds het openhouden van bepaalde zichtassen naar het open ruimtegebied vanaf de aanpalende woonzone en van op de Sint-Bernardsesteenweg belangrijk. Anderzijds is het essentieel de zone rond de schans, als landmark en cultuurhistorisch landschapelement, te vrijwaren van ingrepen.
5.3.2 Minimaal ruimtebeslag Om de bestaande landschappelijke- en natuurwaarde zo min mogelijk aan te tasten moet gezocht worden naar een oplossing met minimaal ruimtebeslag. Er wordt gestreefd naar een compacte ingreep en het vermijden van versnippering van het open ruimtegebied.
5.3.3 Maximale integratie van de infrastructuur Het geheel van bijkomende infrastructuur en eventueel andere voorzieningen moet ruimtelijk kwalitatief zijn en geïntegreerd worden in de bestaande omgeving.
Figuur 26: Concept 3 5.4 Programma De realisatie van traminfrastructuur, samen met de realisatie van een fietspad liggen aan de basis van dit RUP. In voorafgaandelijke planprocessen werd de ruimtelijk inpassing van deze infrastructuren uitgebreid onderzocht. De resultaten 9 uit deze planprocessen kunnen worden aangewend als basismateriaal voor het RUP. Onderstaand worden beknopt de krachtlijnen van beide infrastructuurprojecten weergegeven. 5.4.1 Ontwerp fietspad
Figuur 27: Provinciaal functioneel en recreatief fietsroutenetwerk De fietsroute Hoboken Hemiksem vormt een onderdeel van het provinciaal bovenlokaal fietsroutenetwerk en het masterplan 2020. Het ontwerp van de fietsroute was erop gericht ontbrekende schakels in het fietsroutenetwerk te detecteren en waar mogelijk optimalisatievoorstellen te formuleren voor trajecten waar reeds fietsinfrastructuur aanwezig was. Op bovenstaande figuren is te zien dat het plangebied van het RUP zich bevindt op een knooppunt van verschillende fietsroutes uit het bovenlokale en lokale fietsroutenetwerk. Naast het functioneel fietsroutenetwerk vormen delen van de fietsroute Hoboken-Hemiksem ook een belangrijke schakel in het recreatief fietsroutenetwerk (knooppunten). De ruimtelijke inpassing van de ontbrekende schakels fietsinfrastructuur is uitgebreid onderzocht en in kaart gebracht (zie start- en projectnota’s GBC/PAC). Verschillende alternatieven, zowel op niveau van het tracé als de ligging van het fietspad ten opzichte van de rijweg werden onderling afgewogen. Het weerhouden fietspadontwerp is gedetailleerd in kaart gebracht op basis van uitgevoerde terreinopmetingen:
Figuur 28: Ontwerp fietspad t.h.v. kruising SBS en spoorwegovergang Parallel met de spoorlijn aan de zijde van het fort wordt een dubbelrichtingsfietspad voorzien van 3meter breed in doorlopend beton. Er wordt geopteerd voor een materiaal met hoge levensduur, geen oneffenheden en een lage gevoeligheid voor vervorming (wortelopstuw). Waar het fietspad ruimte inneemt van achtertuinen van woningen in de Den Haaglaan, wordt, gezamenlijk met de aanleg van het fietspad, een kwalitatieve en groene afsluiting ten opzichte van de achtertuinen voorzien. Concrete afspraken omtrent de kwalitatieve groene afsluiting worden gemaakt in overleg met de bewoners van de aanpalende tuinen. Op vraag van de bewoners kunnen per perceel of over meerdere percelen afsluitingen worden voorzien, eventueel met poortje. De afwatering van het fietspad wordt globaal gezien verzorgd door een open grachtenstelsel parallel met het spoor. Ter hoogte van de achtertuinen aan de Den Haaglaan wordt tussen fietspad en spoorweg een betonnen kanaal met deksel voorzien.
Figuur 29: Typedwarsprofiel inplanting fietspad ter hoogte van tuinen Den Haaglaan Voor de verbinding richting Bredestraat wordt samengewerkt met de NMBS voor het bekomen van een verbrede spoorwegovergang met fietspaden aan weerszijden van de Sint-Bernardesteenweg-Bredestraat. Voor de aansluiting van het fietspad langs de Moerelei richting Tulpenlaan werd een projectvoorstel uitgewerkt conform de richtlijnen van het fietsvademecum. Het voorstel omvat de aanleg van een dubbelrichtingsfietspad van minimaal 2 meter breed ten noorden van de rijweg met een voldoende schrikafstand ten opzichte van de rijweg. De inplanting van het fietspad houdt rekening met de aanwezige ondergrondse leidingen. De bestaande afwateringsgracht wordt een beetje verschoven en benut als bufferruimte tussen het fietspad en de rijweg.
Figuur 30: Typedwarsprofiel ‘Moerelei’ Volgens het weerhouden voorkeursprofiel komt het fietspad daardoor te liggen in een ‘zone voor KLE’, aangeduid in het ‘BPA Keerlus’. Het fietspad langs de Moerelei wordt uitgevoerd in betontegels (20cm x 20cm) in overstemming met het materiaal toegepast in de Tulpenlaan (Hemiksem). In functie van de verwerving van gronden noodzakelijk voor de uitvoering van het globale fietspadproject werd een onteigeningsplan opgemaakt. De afbakening van het onteigeningsplan overschrijdt het plangebied van voorliggend RUP. Het onteigeningsplan wordt daarom niet samen met dit RUP in procedure gebracht maar zal afzonderlijk verlopen, samen met de uitvoering van het fietspadproject (onteigeningsprocedure van algemeen nut).
In het kader van de opmaak van het BPA ‘keerlus Moerelei’ werd onderzoek verricht naar de aanleg en inpasbaarheid van een keerlus voor de doortrekking van de tramlijn op de SBS. Tot op heden zijn er geen nieuwe elementen die een herziening van de concepten en voorstellen uitgewerkt in het kader van het BPA keerlus noodzaken. Ook voor het gegeven van de keerlus dient er dus geen bijkomend onderzoek te worden verricht. Tijdens het ontwerpproces werden verschillende varianten voor de keerlus ontwikkeld, die elk vanuit een ander standpunt voor- en nadelen boden. Na technische optimalisatie door De Lijn werd volgende oplossing weerhouden als voorkeursvariant
Figuur 31: Voorkeursvariant keerlus tram Deze variant verenigt zowel maatschappelijke, landschappelijke en technische eisen en vormde de basis voor het BPA (over te nemen in dit RUP). Zo werd er rekening gehouden met de woonkwaliteit van de woningen in de directe omgeving (en specifiek langs de Moerelei) door de visuele- en geluidshinder te minimaliseren. Ten voordele van de landschappelijke kwaliteit werd er geopteerd voor een minimale ruimte-inname door de positionering van de keerlus, een maximale afstand tot de schans en het behoud van de bestaande poel. Ook wat betreft de technische eisen beantwoordt het ontwerp aan de vraag: de keerbewegingen kunnen vlot uitgevoerd worden, een noodspoor is voorzien en het geheel hypothekeert een eventuele doortrekking naar Hemiksem niet. Aansluitend bij de keerlus, wordt in het RUP de mogelijkheid voorzien voor het oprichten van een dienstgebouw. Het betreft een technisch dienstlokaal voor het personeel van De Lijn met refter, sanitaire voorzieningen, technische ruimte,… . Het lokaal staat uitsluitend ten dienste van het personeel en de exploitatie van de tramlijn. Halte-infrastructuur en/of reizigersaccommodatie (perron, schuilruimte, fietsenstallingen,…) wordt voorzien naast het grasveld (zone voor keerlus), op de Sint-Bernardsesteenweg zelf. 5.4.2 Ontwerp keerlus In het kader van de opmaak van het BPA ‘keerlus Moerelei’ werd onderzoek verricht naar de aanleg en inpasbaarheid van een keerlus voor de doortrekking van de tramlijn op de SBS. Tot op heden zijn er geen nieuwe elementen die een herziening van de concepten en voorstellen uitgewerkt in het kader van het BPA keerlus noodzaken. Ook voor het gegeven van de keerlus dient er dus geen bijkomend onderzoek te worden verricht. Tijdens het ontwerpproces werden verschillende varianten voor de keerlus ontwikkeld, die elk vanuit een ander standpunt voor- en nadelen boden. Na technische optimalisatie door De Lijn werd volgende oplossing weerhouden als voorkeursvariant
Figuur 31: Voorkeursvariant keerlus tram Deze variant verenigt zowel maatschappelijke, landschappelijke en technische eisen en vormde de basis voor het BPA (over te nemen in dit RUP). Zo werd er rekening gehouden met de woonkwaliteit van de woningen in de directe omgeving (en specifiek langs de Moerelei) door de visuele- en geluidshinder te minimaliseren. Ten voordele van de landschappelijke kwaliteit werd er geopteerd voor een minimale ruimte-inname door de positionering van de keerlus, een maximale afstand tot de schans en het behoud van de bestaande poel. Ook wat betreft de technische eisen beantwoordt het ontwerp aan de vraag: de keerbewegingen kunnen vlot uitgevoerd worden, een noodspoor is voorzien en het geheel hypothekeert een eventuele doortrekking naar Hemiksem niet. Aansluitend bij de keerlus, wordt in het RUP de mogelijkheid voorzien voor het oprichten van een dienstgebouw. Het betreft een technisch dienstlokaal voor het personeel van De Lijn met refter, sanitaire voorzieningen, technische ruimte,… . Het lokaal staat uitsluitend ten dienste van het personeel en de exploitatie van de tramlijn. Halte-infrastructuur en/of reizigersaccommodatie (perron, schuilruimte, fietsenstallingen,…) wordt voorzien naast het grasveld (zone voor keerlus), op de Sint-Bernardsesteenweg zelf.
6 VAN VISIE NAAR STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 6.1 Doelstelling en strategie De voorschriften uit het BPA worden minimaal aangepast. Het RUP blijft op hoofdlijnen voorzien in de mogelijkheid tot aanleg van een keerlus voor de tramverlenging op de Sint-Bernardsesteenweg met bijzondere aandacht voor de landschappelijke inpassing ervan. Naast de beperkte wijziging van de voorschriften op vlak van aanlegmogelijkheden voor het fietspad, worden de voorschriften van het BPA inhoudelijk geherevalueerd. Dit hoofdzakelijk in functie van het inbouwen van noodzakelijke flexibiliteit voor de landschappelijke inrichting van het gebied en het inpassen van de tramkeerlus en eventuele aanhorige kleinschalige infrastructuur (dienstlokaal,…). Tenslotte moeten de voorschriften uit het BPA herwerkt worden om tegemoet te komen aan de huidige decretale en andere vormvereisten. Deze worden bepaald door de regelgeving uit de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening, de uitvoeringsbesluiten en het handboek RUP van de stad Antwerpen. 6.2 Aanvullingen en aanpassingen ten opzichte van het BPA Onderstaand worden de voorschriften integraal weergegeven. De aanvullingen en aanpassingen ten opzichte van het BPA werden aangeduid in kleur. Rood = geschrapte voorschriften uit het BPA Blauw = inhoudelijke aanvullingen van het voorschrift Groen = herformulering voorschrift naar aanleiding van de vormvereisten (geen inhoudelijke wijziging).
ART. 1 Zone voor publiek domein Overeenstemming aanduiding gebiedscategorieën Vlaams Gewest: 8. Lijninfrastructuur.
1.1. Bestemming - Openbare weg - Aanleg van een keerlus met noodspoor - Het oprichten van één dienstgebouw binnen het daartoe voorziene aanduidingsvlak - Opvang van oppervlaktewater - Aanplant van streekeigen beplanting ten voordele van de landschappelijke integratie van de keerlus in de omgeving. Onder landschappelijke integratie worden volgende doelstellingen begrepen: - behoud visuele openheid van het gebied vanaf de Sint-Bernardsesteenweg naar de Schans; - bewerkstelligen van een visuele buffering tussen de keerlus en de bebouwing langs de Moerelei; - voorzien van opgaande begroeiing en struiklaag ter ondersteuning van het behoud en ontwikkeling van de vleermuizenhabitats van Fort 7 en fort 8 en de nabije omgeving van de schans. - voorzien van een kwalitatieve, groene afsluiting tussen het fietspad langs de spoorlijn en de achtertuinen van de woningen van de Den Haaglaan
De zone is bestemd voor de aanleg van een keerlus met noodspoor, de opvang van oppervlaktewater en de aanplant van beplanting ten voordele van de landschappelijke integratie van de keerlus in de omgeving. Het oprichten van halte-infrastructuur, een dienstgebouw en/of fietsenstalling evenals andere constructies is verboden in deze zone.
1.2. Inrichting Keerlus Tram (overdruk): De inrichting van deze zone, aangeduid in overdruk op het bestemmingsplan, moet gericht zijn op ruimtelijke kwaliteit en maximaal behoud van de bestaande landschappelijke kwaliteit. Uitgangsgedachte is de minimale belasting van het gebied in combinatie met een zo functioneel mogelijke inrichting wat betreft traminfrastructuur. De landschappelijke waarde van het gebied is in grote mate toe te kennen aan het groene en open karakter van de zone en de aanwezigheid van de schans, als landmark en cultuurhistorisch landschapelement. Deze kwaliteiten zijn bepalend voor de inrichtingsvoorschriften. Bij alle grondwerken binnen het plangebied moet het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Monumenten en Landschappen Onroerend Erfgoed gecontacteerd worden en om advies inzake archeologie gevraagd worden. Ophogingen en afgravingen van het terrein, die niet strikt noodzakelijk zijn voor de realisatie van de bestemming, zijn niet toegestaan. Het oprichten van één dienstgebouw, met een maximale bebouwde vloeroppervlakte van 60m² en een maximale bouwhoogte van 3 meter is toegestaan. Het inrichten van kleinschalige accommodatie voor reizigers is niet toegestaan. Wat betreft de gedeeltelijke verharding van de zone in functie van het onderhoud (rond en tussen de sporen) zijn enkel grastegels toegestaan. Het inzaaien met een gepast grasmengsel en onderhoud van de gazon in de hele zone (met uitzondering van de zone voor grasland) door de beheerder/eigenaar is verplicht. In de zone voor de keerlus met uitzondering van de niet te beplanten zone en het grasland (zoals aangeduid op het bestemmingsplan), is het aanplanten van maximaal 10 solitaire bomen toegestaan. De plantsoorten die hiervoor in aanmerking komen zijn: gewone vlier (Sambucus nigra), éénstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), struikhazelaar (Corylus avellana), zomereik (Quercus robur), (knot) wilg (Salix alba) en zwarte els (Alnus glutinosa). Andere aanplanten Omheiningen (tijdelijke) opslag e.d., zijn niet toegestaan ten voordele van de landschappelijke identiteit van het gebied en de aansluiting op het openruimtegebied Klaverblad-Cleydael. Verlichting moet tot het minimum gereduceerd worden. Enkel verlichting noodzakelijk om op een veilige manier manoeuvres uit te voeren is toegestaan. Niet te beplanten (overdruk): in de niet te beplanten zone, zoals aangeduid op het bestemmingsplan, mogen geen hoogstammen en/of andere diepwortelende planten aangeplant worden en dienen spontaan ontwikkelde hoogstammen en/of andere diepwortelende planten verwijderd te worden. Het oprichten van halte-infrastructuur, een dienstgebouw en/of fietsenstalling evenals andere constructies is verboden in deze zone. Grasland (overdruk): de huidige natuurwaarde van het grasland, aangeduid op het bestemmingsplan, dient maximaal behouden te blijven. Betreding voor andere doeleinden dan het noodzakelijk onderhoud is niet toegestaan. Tweemaal jaarlijks onderhoud van deze zone is verplicht (maaibeurt in juni en in september). Het oprichten van halte-infrastructuur, een dienstgebouw en/of fietsenstalling evenals andere constructies is verboden in deze zone. Bij eventuele beschadiging dient herstel te gebeuren door inzaaien met Italiaans raaigras en goed te verdichten. Het beplanten van deze zone is verboden.
ART. 2 ZONE VOOR KLEIN LANDSCHAPSELEMENT 2.1 Bestemming Deze zone is bestemd voor de aanplant van een bijkomend structurerend kle (klein landschapselement). Enkel betreding in functie van het noodzakelijk onderhoud is toegelaten. De eigenaar/beheerder is verplicht de nodige beheersmaatregelen uit te voeren. Andere handelingen zijn verboden in deze zone. 2.2 Inrichting Het is verboden in deze zone constructies op te richten evenals (tijdelijke) opslag. Bij alle grondwerken binnen het plangebied moet het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Monumenten en Landschappen gecontacteerd worden en om advies inzake archeologie gevraagd worden. Ophogingen en afgravingen van het terrein, die niet strikt noodzakelijk zijn voor de realisatie van de bestemming, zijn niet toegestaan. Eventuele ophogingen mogen niet hoger gerealiseerd worden dan het maaiveldniveau van het aanpalend openbaar domein. Openingen in de houtkant ten voordele van de visuele relatie vanuit de wijk zijn toegestaan. De plantsoorten die in aanmerking komen zijn: gewone vlier (Sambucus nigra), éénstijlige meidoorn (Crataegus monogyna), struikhazelaar (Corylus avellana), zomereik (Quercus robur), (knot)wilg (Salix alba) en zwarte els (Alnus glutinosa). 6.3 Verantwoording van de aanpassingen en aanvullende voorschriften De bestemmingszone van Artikel 1 ‘zone voor publiek domein’ werd gekozen uit de limitatieve lijst van 14 hoofdbestemmingen uit het handboek RUP van de stad Antwerpen. De bestemmingszone van Artikel 1 is van toepassing over het volledige plangebied. Artikel 2 ‘zone voor Kleine Landschapselementen’ uit het BPA vervalt. De gehanteerde overdrukken uit het BPA (grasland, niet te beplanten zone) blijven behouden en worden overgenomen in het RUP. Ook de ruimte waarbinnen de keerlus voor de tramlijn met dienstlokaal moet gerealiseerd worden wordt nu aangeduid met een aanduidingsvlak in overdruk. Buiten de gebieden waarvoor restricties en of specificaties gelden door een overdruk, zijn alle bestemmingen, infrastructuren en constructies toegelaten die deel kunnen uitmaken van het openbaar domein. Hieronder wordt verstaan: aanleg van verhardingen in functie van voet- en fietspaden, wegenis, traminfrastructuur, parkeervoorzieningen en allerhande straatmeubilair en groenvoorzieningen noodzakelijk voor een verkeersveilige en comfortabele inrichting van het publiek domein 6.4 Limitatieve opgave van op te heffen voorschriften Conform Artikel 2.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening worden volgende voorschriften opgeheven die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan: BPA Keerlus Moerelei (MB 30/05/07)
Bestemmingen Gewestplan Parkgebied Volgens artikel 14.4.4. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen geldt voor de parkgebieden: De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen.
Woongebied Volgens artikel 5.1.1. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen geldt voor de woongebieden: De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.
Verkaveling HO 1970/V/0060 dd. 12 mei 1970. Verkavelingsvoorschriften voor de gedeelten van de loten langs de Den Haaglaan gelegen in het plangebied. Het gaat over gedeelten van volgende percelen: Antwerpen 37e Afd. / Hoboken 2 / Sectie C / percelen 654 B5, 654 C5, 654 D5 en 654 G5. 7 REGISTER VAN DE PERCELEN DIE MOGELIJKS IN AANMERKING KOMEN VOOR PLANSCHADEVERGOEDING, PLANBATENHEFFING, BESTEMMINGSWIJZIGINGS- COMPENSATIE OF COMPENSATIE INGEVOLGE BESCHERMINGS-VOORSCHRIFTEN In bijlage is kaart voor planbaten en planschade opgenomen. Daarop staat het gebied afgebeeld dat van woongebied naar openbaar nut omgezet wordt. 8 BIJLAGEN 8.1 Watertoets In toepassing van artikel 8 van het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 moeten alle uitvoeringsplannen worden onderworpen aan een watertoets. Het plangebied wordt afgetoetst op zijn ligging binnen overstromingsgevoelige gebieden. Dit gebeurt door het raadplegen van de kaartlagen van de watertoets:
Het plangebied is grotendeels onverhard. Voor de realisatie van het plan zal zo minimaal mogelijk bijkomende verharding voorzien worden:
Sinds 1 maart 2012 is een aangepast of gewijzigd besluit met betrekking tot de watertoets van kracht. Bij dit besluit werden de kaarten met effectief en overstromingsgevoelige gebieden geactualiseerd. De actualisatie hield echter voor het plangebied van voorliggend RUP geen wijzigingen in. De conclusies met betrekking tot de watertoets kunnen bijgevolg behouden blijven. 8.2 Externe mensveiligheid Deze paragraaf heeft specifiek betrekking op het aspect externe (mens)veiligheid zoals bedoeld in de Seveso II-richtlijn, of, m.a.w. de risico’s waaraan mensen in de omgeving van Seveso-inrichtingen (kunnen) blootgesteld worden ten gevolgde van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen. Uit de aard van de in het plan beschouwde ontwikkelingen volgt dat binnen het plangebied geen Seveso-inrichtingen aanwezig of mogelijk zijn. Het plangebied zelf is niet te aanzien als een aandachtsgebied. Bijgevolg stelt het plan op het vlak van de externe mensveiligheid geen probleem, en beslist de dienst Veiligheidsrapportering dat er bij het RUP Keerlus Moerlei geen ruimtelijk veiligheidsrapport dient opgemaakt. 8.3 Screening op mogelijke milieueffecten De screeningsprocedure naar aanleiding van RUP Keerlus Moerelei is afgerond. Er is een screeningsnota (zie bijlage bij dit RUP) opgemaakt, de adviesinstanties werden opgevraagd en aangeschreven. Het volledige dossier werd opgestuurd naar de dienst MER.
Op 27 januari 2012 besliste de dienst MER, Vlaams gewest, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, dat het plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is. De beslissing van de Dienst MER wordt toegevoegd aan de toelichtingsnota. 8.3.1 Conclusie Plan-MER-screening
Het plan valt onder de toepassing van het plan-mer-decreet, maar is niet van rechtswege plan-merplichtig.
De uitgebrachte adviezen bevatten geen elementen waaruit de dienst MER kan besluiten dat het uitgevoerde onderzoek naar de aanzienlijkheid van de milieueffecten onvolledig of onjuist is. De adviezen bevatten wel voorstellen hoe het plan te verbeteren is en/of aandachtspunten:
Er kan aldus geconcludeerd worden dat het plan niet leidt tot (een project met) significant negatieve milieugevolgen. De opmaak van een plan-MER zou niet leiden tot bijkomende inzichten met minder negatieve milieueffecten als gevolg. 8.3.2 Besluit dienst-MER
8.4 Verslag plenaire vergadering
voetnoten 1 Zie ook ‘3. Planningscontext’ en ‘5. Planproces’ 2 Voor een uitgebreid overzicht van het gevoerd planproces tot op heden zie: ‘5. Planproces’ 3 De verkaveling werd in de loop van het openbaar onderzoek van dit RUP, opgehoffen. 4 Zie: 3.1.2 BPA keerlus Moerelei 5 De verkaveling werd opgehoffen op 26 juni 2012. 6 Bij RWO gekend onder het nummer 048/0002(4) 7 Masterplan 2020. Bouwstenen voor de uitbreiding van het Masterplan Mobiliteit Antwerpen (2010) 8 Opgesteld door: Provinciaal instituut voor hygiëne, in opdracht van: Stad Antwerpen, statuut: Definitief goedgekeurd door gemeenteraad, 28 april 1997. 9 Zie start- en projectnota’s GBC/PAC Tramlijn Hemiksem en fietsroute Hoboken-Hemiksem.
|