|
3 OMGEVINGSKWALITEIT | |
|
Hoe groot of hoe klein een project ook is, het moet altijd zorgen voor omgevingskwaliteit. Dat wordt bekeken met aandacht voor: Artikel 5 Ontwikkelingsgerichte aanpak van erfgoed
De onderstaande paragrafen zijn te zien als een gemeentelijke verfijning van en aanvulling op de gewestelijke regelgeving.. Gebouwen zijn nooit af. Ze veranderen doorheen de tijd. OOk als ze erfgoed zijn. De stad vindt het belangrijk om erfgoed een toekomst te geven. Wat er precies met een gebouw mag of kan gebeuren, hangt af van de waarde van het erfgoed. Beschermde monumenten worden bewaard en gerestaureerd, slechts gedeeltelijk beschermde erfgoedpanden kunnen ook veranderen. Daarbij kunnen ze een nieuwe bestemming, betekenis en invulling krijgen, als de erfgoedwaarde behouden blijft. De term “erfgoedwaarde” is opgenomen in het onroerend erfgoeddecreet: de archeologische, architecturale, artistieke, culturele, esthetische, historische, industrieel-archeologische, technische waarde, ruimtelijk-structurerende, sociale, stedenbouwkundige, volkskundige of wetenschappelijke waarde waaraan onroerende goederen en de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken hun huidige of toekomstige maatschappelijke betekenis ontlenen.
De erfgoedwaarde van een gebouw hangt af van de erfgoedelementen. Die bestaan uit twee groepen: Daarbij zijn de erfgoedelementen aan de buitenkant van een gebouw belangrijker dan die aan het interieur. Om te bepalen of erfgoedelementen bewaard of net veranderd worden, bekijken we zowel de erfgoedwaarde als de noden van de nieuwe plannen (functie, hedendaagse gebruikskwaliteit en duurzaamheidsverwachtingen). Dit gaat bijvoorbeeld om het plaatsen van een lift om het pand integraal toegankelijk te maken. Als een erfgoedelement niet op een goede manier bewaard kan worden, bijvoorbeeld vanwege de slechte bouwfysische toestand, de buitenproportionele financiële gevolgen van een restauratie of de impact op het nieuwe gebruik, dan kan overwogen worden het element te vervangen. Die vervanging kan gemaakt worden vanuit het historisch model, of het kan een interpretatie zijn die inspeelt op de oorspronkelijke elementen. Als de bestaande bebouwing in de buurt van je project gelijke/dezelfde erfgoedkenmerken heeft, moet je hiermee rekening houden bij de ingrepen die je van plan bent. Dat kan bijvoorbeeld spelen in het materiaalgebruik, de architecturale uitwerking, het volume of de inpassing in het straatbeeld. Hiermee wil de stad het uitzicht van de omgeving bewaken. Zeker als je project gelegen is in een zone met culturele, historische en/of esthetische waarde, zal deze situatie zich vaak voordoen. Deze zones kunt u raadplegen op https://www.antwerpen.be/nl/overzicht/vergunningen/veelgestelde-vragen/monumentenzorg-bouw-of-verbouwadvies. Is de aanvraag gelegen binnen CHE-gebied, zal bij de beoordeling van de gevelafwerking extra aandacht gaan naar de inpassing van het gevelbeeld in het straatbeeld zowel qua architectuur, kleurstelling als materiaalgebruik. Ingrepen voor meer comfort of energetische en technische verbeteringen moeten de bestaande erfgoedelementen zoveel mogelijk respecteren. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning hoort ook een analyse en motivatie met informatie over de aanwezige erfgoedwaarden. Daarin staat hoe er met het erfgoed rekening wordt gehouden. Hoe uitgebreid die beschrijving is, hangt af van de geplande werken, maar bevat zeker volgende onderwerpen: Om het historisch beeld van het erfgoed te bewaren, is het nodig om alle veranderingen aan de zij- en achtergevel en aan de hellende daken van het erfgoed minstens officieel te melden via het omgevingsloket.be, ook al is er geen omgevingsvergunning nodig volgens het besluit van de Vlaamse regering van 16 juli 2010. Artikel 6 Ruimtelijke draagkracht De bevolking zal de komende jaren verder groeien in de stad. Een kwaliteitsvolle stedelijke ontwikkeling biedt ruimte aan kwalitatieve woningen, aan voorzieningen voor bewoners, zet in op het behouden van bepaalde bedrijven in woongebied, en op een variatie aan vervoersmogelijkheden. Maar ook de stad moet zich aanpassen aan het veranderende klimaat. Om hitte te vermijden en zware regenbuien op te vangen is er meer groene, onverharde ruimte nodig. Nieuwe open ruimte combineren met extra gebouwen, dat kan enkel met een kwalitatieve ‘verdichting’. Hierbij wordt er meer gedaan met de bestaande bebouwde ruimte. Voorbeelden zijn hoger bouwen en het groeperen of zelfs ‘stapelen’ van verschillende functies. Omdat verdichting kan leiden tot extra verkeer, is het belangrijk dat dit op goed bereikbare locaties gebeurt, waar je je op verschillende manieren kan verplaatsen, zoals met het openbaar vervoer, de fiets of te voet (‘multimodale ontsluiting’). Dit artikel is een aanvulling op de bijzondere voorschriften over de hoogte van de gebouwen uit het Gewestplan Antwerpen. Opgelet, dit gewestplan laat in bepaalde zones niet meer dan 3 of 4 bouwlagen toe. Het gewestplan primeert op de Bouwcode. Woongebieden die niet zijn ingekleurd op bovenstaande kaart hebben een algemene hoogtebeperking van 3 bouwlagen volgens de stedenbouwkundige voorschriften van het gewestplan. Het gebouw moet zich in de omgeving inpassen, maar het moet daarom nog niet noodzakelijk uniform of eenvormig zijn met zijn omgeving, maar het moet wel een bewuste relatie aangaan met zijn omgeving. Dit moet duidelijk gemotiveerd worden in de vergunningsaanvraag. De verdichting gebeurt het best aan de randen van het bouwblok, op de grens met het openbaar domein. In gebieden waar de gebouwen een sterke samenhang vertonen, is het best om de schaal (hoogte, breedte en diepte) van de bestaande gebouwen te volgen. Hiervan kan afgeweken worden als de schaal van het openbaar domein en het bouwblok dit toelaten. Meer concreet zal §1 aanleiding kunnen geven tot scheimuurverhogingen, maar als deze in overeenstemming zijn met de ruimtelijke visie, en dus de ‘geplande’ context, zijn ze ook aanvaardbaar en laten ze gelijkaardige bouwrechten ontstaan bij de aanpalenden. Hierop afwijken (hoger bouwen) is mogelijk wanneer het grote percelen betreft of wanneer buren samenwerken in een grondcoalitie en er een project ontstaat over meerdere percelen. De kwaliteit en het onderzoek naar de maximale draagkracht moet dan worden aangetoond met een globale inrichtingsstudie voor het gehele bouwblok, met bijhorende MER-screening. Het bouwvolume en in het bijzonder het aantal bouwlagen zal immers worden beperkt door toepassing van art. 7 van de bouwcode en algemeen geldende normering (vb. Inzake brandveiligheid). Bijkomend zullen er in deze gevallen ook geen ongewenste scheimuuraanpassingen toegelaten worden. Hiermee wordt het beeld van de uniforme kroonlijsthoogte losgelaten, en vervangen door verspringende bouwhoogten. Dit komt niet alleen de verdichting ten goede, maar is ook een adequaat middel om het street-canyon effect tegen te gaan: turbulentie rond gebouwen zorgt voor afkoeling en het wegventileren van fijn stof. Eerder bij uitzondering kan een afwijking op het gewenste stedelijke gabariet zoals gedefinieerd onder §1 en §2 verdedigbaar zijn, wanneer op basis van een gebiedsgerichte ruimtelijke visie op een straat of omgeving het wenselijk/mogelijk is om er een morfologische transformatie te laten plaatsvinden. Hieromtrent wordt gewezen op de expertise van de stadsbouwmeester in het kader van dergelijke projecten en de wenselijkheid van de voorbespreking om tot een gedragen project te komen. Vaak gaat het dan over een atypisch grote verdichting van het stedelijk weefsel , bijvoorbeeld door hoogbouw. Of de locatie daarvoor geschikt is en het voorgenomen project daarin inpasbaar, wordt onderzocht aan de hand van deze criteria: Ontwikkelen in binnengebieden wordt ook binnen dit breder perspectief geplaatst, door het bouwpotentieel te koppelen aan het potentieel om een groene, volwaardig publiek toegankelijke ruimte te voorzien in het binnengebied. De ontwikkeling van een groene en volwaardig publieke ruimte wordt een voorwaarde om een project te kunnen realiseren in een binnengebied. Daarbij gelden ook randvoorwaarden t.a.v. omgevingsparameters (licht en bezonning, luchtkwaliteit, geluid, hittestress, ecologie, watergevoeligheid …). Dit vergt een grondig onderzoek naar de impact van de ontwikkeling op de omgevingskwaliteit en de toekomstige blootstelling van bewoners en gebruikers naar gezondheid. Artikel 7 Programmatorische draagkracht, stedelijke verweving van functies Een aantrekkelijke stad beschikt over een goed evenwicht tussen wonen, voorzieningen, bedrijven en groen. Deze functiemix draagt bij aan een goede sociale, economische en culturele dynamiek in de stad. Als die functies uitgebreid worden, of er nieuwe functies bijkomen, moet dat een verbetering zijn ten opzichte van het bestaande aanbod. Het mag niet voor conflicten tussen verschillende functies zorgen en het omvormen van functies mag niet voor tekorten zorgen. De leefbaarheid en veiligheid moeten gegarandeerd blijven en de hinder beperkt.
Een te grote mix van verschillende functies, de impact van één nieuwe functie of een te grote concentratie van één bepaalde functie kan voor conflicten en overlast zorgen, wat de stad wil voorkomen. Een functie kan bijvoorbeeld overlast veroorzaken door geluidsproductie, milieuhinder, parkeerdruk, het overmatig genereren van verkeer, laden en lossen en/of storende dag- of nachtactiviteiten, de afname van de beeldkwaliteit, privacy- en inkijkproblemen, en dergelijke meer. Actoren die nieuwe ontwikkelingen wensen, moeten ook rekening houden met de bestaande toestand. Ze moeten zelf investeren en communiceren om hun ontwikkeling leefbaar te maken en de combinatie met de bestaande toestand te garanderen. Als men bijvoorbeeld woningen wil bouwen in een gebied met nachtelijke uitbating, dan moeten de toekomstige bewoners en investeerders voldoende geïnformeerd worden over die bestaande, toestand om klachten te vermijden en is men verantwoordelijk om maatregelen te nemen om de leefbaarheid in combinatie met de nachtelijke uitbating te garanderen. Bij de beoordeling van de programmatorische draagkracht van een aanvraag, bv. de functie wonen, maar ook het aantal (bijkomende) woningen, wordt rekening gehouden met verschillende omgevingsparameters, waaronder:
Deze aftoetsing moet de draagkracht en leefbaarheid van het pand en de omgeving garanderen. De aard van de functies, de grootte ervan en de inrichting ervan in het gebouw worden hierop gescreend.
Om jonge gezinnen in de stad te houden, zet de stad in op voldoende onderwijs. De capaciteit van het aanwezige schoolaanbod moet behouden worden, en waar mogelijk en nodig verhogen. Bestaande scholen kunnen dus niet zomaar omgevormd worden tot andere functies. Voorwaarden voor het omvormen van een bestaande school naar een andere functie:
Gemotiveerd afwijken is mogelijk, bijvoorbeeld voor een publiek toegankelijke open ruimte, mits uit de motivatie blijkt dat dit verenigbaar is met de directe omgeving. Er moet daarnaast altijd een terrastoelating worden aangevraagd.
Het uitgangspunt voor laden en lossen van goederen is dat het op eigen terrein wordt opgelost in functie van de verkeerveiligheid en de leefbaarheid. Afwijkingen kunnen uiteraard gemotiveerd worden, bijvoorbeeld voor autovrije zones, winkelgebieden, kleine panden edm, waarbij wordt aangetoond dat de veiligheid op een andere manier kan worden gegarandeerd, bijvoorbeeld door tijdvensters of begeleiding. Voor een project bestaande uit meerdere gebouwen of exploitanten, die vervat zitten in hetzelfde masterplan, gebiedsontwikkeling edm, waarin wordt voorzien in een gedeelde oplossing kan bij een omgevingsvergunning voor één deelproject uiteraard afgeweken worden. Er moet dan worden gemotiveerd hoe de aanvraag zich inpast in de ruimere visie op het geheel. Artikel 8 Visuele en vormelijke inpassing
3m is gebaseerd op de vaak voorkomende breedte van wagens. Het kan dus dat voor welbepaalde functies (KMO, etc) grotere breedtes nodig zijn, in dat geval kan een afwijking gemotiveerd worden vanuit de specifieke context.
Gevels worden steeds beoordeeld op hun architecturale kwaliteit. Daarbij zijn materiaal- en beeldkwaliteit en erfgoedwaarde belangrijk Volgende elementen spelen daarin een rol:
Bij de inpassing in het straatbeeld zijn volgende elementen van belang:
Het wijzigen van het buitenschrijnwerk, de kleur en het materiaal van een gevel van een gebouw heeft een grote impact op de uiteindelijke beeldwaarde van het gebouw en de kwaliteit van de gevelafwerking. Het veranderen van buitenschrijnwerk mag de historische beeldwaarde van de gevels niet verstoren door zijn materiaalgebruik, maatvoering en/of indeling. Het louter vervangen van vergund schrijnwerk, het aanbrengen van dubbele beglazing met behoud van materiaalgebruik, raamindeling, en een gelijkaardige profieldikte, of normale onderhouds- en schilderwerken zijn niet vergunningsplichtig en dus nog steeds mogelijk. Wil je toch wijzigingen doorvoeren, dan kan dit door in een omgevingsvergunning een afwijking te motiveren op dit artikel, waarbij wordt aangetoond hoe het nieuwe gevelbeeld het straatbeeld en de architecturale kwaliteit van het gevelbeeld respecteren of opwaarderen. Bij het schilderen, pleisteren of kaleien van een voorgevel is het daarbij wenselijk elementen en decoraties die niet bedoeld waren om beschilderd, bepleisterd of gekaleid te worden, zoals natuursteen of arduinen plinten en dorpels, onbepleisterd, onbeschilderd en ongekaleid te behouden.
Een afwijking is mogelijk op basis van de beleidsrichtlijn niet-zaakgebonden lichtreclame in gevels van publieke en private gebouwen (24 november 2017).Vergunningen regelgeving
Dit is relevant om de levendigheid van Antwerpen hoog te houden. Het gaat dan om een detailhandel- of een reca-invulling, een ruimte voor dienstverlening, een school, een kantoor, een culturele instelling of een andere publiekstoegankelijke functie, maar geen woonruimte.
|

![a_6_straatgevel.png [image]](a_6_straatgevel.png)
